Ontvangen 30 november 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet van de departementale begrotingsstaat worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 360.000 (x € 1.000).
Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en het Centraal Planbureau (CPB) hebben in juni 2020 naar buiten gebracht dat de armoede in Nederland een kwart zal toenemen door het huidige beleid. Dit wordt veroorzaakt door de jaarlijkse verlaging van de bijstand, zoals geregeld in de wijzigingswet die gaat over de geleidelijke afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon (Kamerstukken II 2010/11, 32 777, nr. 2). De gevolgen worden vooral zichtbaar na 2021. Omdat de gevolgen van deze wetswijziging buitensporig blijken te zijn, wil de indiener de verlaging van de bijstand (de afbouw van de dubbele heffingskorting in het referentieminimumloon) terugdraaien. Dit amendement regelt de budgettaire middelen hiervoor. De wetswijziging die hiervoor nodig is kan via een spoedwet worden geregeld, waardoor invoering per 1 juli 2022 mogelijk wordt. De kosten in 2022 bedragen, vanwege de invoering halverwege het jaar € 360 miljoen. Dit wordt voor 2022 betaald uit algemene middelen. De kosten in 2027 bedragen € 1,25 miljard. De jaarlijkse kosten van het terugdraaien van de afbouw nemen naar schatting na 2027 elk jaar met ongeveer € 125 miljoen toe. Vanaf 2035 zijn de kosten structureel. De dekking voor de structurele kosten wordt gevonden in een taakstellende verhoging van de vermogensrendementsheffing vanaf € 1 miljoen. Deze kan per 1 januari 2023 worden ingevoerd. Als de jaarlijkse verlaging van de bijstand vanaf 2021 wordt teruggedraaid, dan neemt de toekomstige kans op armoede voor personen in de bijstand met bijna de helft af. Daarmee is dit een uiterst doeltreffende wijze van armoedebestrijding.
Van Kent