Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 juli 2022
Met het Nationaal Groeifonds investeert het kabinet in het duurzaam verdienvermogen van Nederland met investeringen in kennisontwikkeling en in onderzoek, ontwikkeling en innovatie. De komende decennia blijft economische groei, op een duurzame wijze, nodig om publieke investeringen te kunnen blijven betalen in onder meer de grote maatschappelijke transities en meer koopkracht mogelijk te maken. De afgelopen twee jaar is inmiddels ongeveer 8 miljard euro vrijgemaakt voor investeringsvoorstellen. Dit zijn allemaal grootschalige en veelbelovende projecten op het gebied van onder meer onderwijs, leven lang ontwikkelen, sleuteltechnologieën, zorg en duurzame mobiliteit en energie, waarmee we investeren in een duurzame economie van de toekomst.
Tegelijkertijd heeft het kabinet, mede op verzoek van de Tweede Kamer, gewerkt aan het verder wettelijk verankeren van het Nationaal Groeifonds. Op 21 juni jl. heeft de Eerste Kamer de Tijdelijke Wet Nationaal Groeifonds (Kamerstuk 35 976) (verder: de wet) aangenomen (Handelingen I 2021/22, nr. 34, item 5). Deze wet is op 1 juli jl. gepubliceerd in het Staatsblad1 en zal op 1 augustus aanstaande in werking treden. Daarmee start een nieuwe fase van het Nationaal Groeifonds. Op de eerste plaats verandert het Nationaal Groeifonds hiermee in een begrotingsfonds. Op de tweede plaats kunnen bedrijven en kennisinstelling en andere partijen op basis van deze wet en de bijbehorende subsidieregeling vanaf de derde ronde rechtstreeks aanvragen indienen.
In deze brief lichten wij deze ontwikkelingen nader toe, gaan we in op de start van de derde ronde en informeren we u over de stand van zaken ten aanzien van een aantal moties en toezeggingen. Tot slot gaan we in op een aantal vervolgbesluiten naar aanleiding van de ingediende voorstellen in de tweede ronde.
Wet- en regelgeving
Met de wet wordt het Nationaal Groeifonds ingesteld als een begrotingsfonds, waarmee de ontvangsten en uitgaven van het fonds afzonderlijk op de Rijksbegroting worden beheerd. Met Prinsjesdag zal het kabinet voor het eerst een begroting, voor het jaar 2023, indienen op basis van de wet.
De wet biedt daarnaast de grondslag voor een subsidieregeling, waarmee bedrijven, kennisinstellingen en andere organisaties vanaf de derde indieningsronde rechtstreeks investeringsvoorstellen kunnen indienen voor het Nationaal Groeifonds (subsidieroute). Daarmee wordt het mogelijk gemaakt dat iedere partij een voorstel dat aantoonbaar bijdraagt aan het vergroten van het duurzame verdienvermogen rechtstreeks kan indienen bij het Nationaal Groeifonds. De voorwaarden en procedure van de subsidieroute zijn uitgewerkt in de subsidieregeling Nationaal Groeifonds. Deze wordt binnenkort gepubliceerd en zal op 1 januari 2023 in werking treden. Er dient nog wel een evaluatieplan te worden ingediend bij de Europese Commissie in verband met het voldoen aan de staatssteunregels. De gesprekken hierover met de Europese Commissie lopen.
Daarnaast kunnen in de derde ronde, net als in de eerste twee ronden, vanuit het fonds bijdragen worden gedaan aan investeringsvoorstellen van departementen. Deze departementale route is bedoeld voor voorstellen die een departement zelf uitvoert of voor voorstellen die in opdracht van een departement worden uitgevoerd via aanbesteding of via een regeling bij bijvoorbeeld RVO of NWO. Activiteiten van veldpartijen kunnen onderdeel zijn van een departementaal voorstel als zij noodzakelijk zijn voor en onlosmakelijk verbonden zijn met activiteiten die het departement zelf uitvoert of laat uitvoeren.
De voorwaarden van de departementale route zijn vastgelegd in bestuurlijke afspraken, die als bijlage bij deze brief zijn gevoegd. Dit betreft afspraken die in het kabinet zijn gemaakt over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder departementen voorstellen kunnen indienen bij het Nationaal Groeifonds. De voorwaarden en procedure zijn voor de beide routes zoveel als mogelijk gelijk aan die van de subsidieregeling.
De Adviescommissie Nationaal Groeifonds (hierna: de adviescommissie) zal zowel adviseren over de investeringsvoorstellen in de subsidieroute als in de departementale route. De wet bevat een grondslag voor nadere regels over de taak van de adviescommissie, de onafhankelijkheid van de leden van de adviescommissie en het afleggen van verantwoording door de adviescommissie. Deze zijn nader uitgewerkt in de Regeling adviescommissie Nationaal Groeifonds, welke binnenkort gepubliceerd wordt, die ook op 1 augustus in werking treedt. Deze regeling vervangt het huidige instellingsbesluit.2
Met betrekking tot de omgang met de persoonlijke belangen van leden van de adviescommissie zijn voorwaarden opgenomen in de bovengenoemde regeling, en is bepaald dat deze voorwaarden nader worden vastgelegd in een door de adviescommissie op te stellen en openbaar te maken reglement. Het bestaande reglement3 zal hiervoor worden geactualiseerd.
Met de regeling en het reglement wordt voorzien in een bestendige inbedding van de rol van de adviescommissie en wordt de onafhankelijkheid van de commissie geborgd.
Derde ronde
De communicatie over de derde indieningsronde van het Nationaal Groeifonds is in juni van start gegaan. Zoals aangegeven zal de derde ronde bestaan uit een subsidieroute en een departementale route.
Vanaf juni van dit jaar is gestart met voorlichting voor belangstellende partijen op de websites van het Nationaal Groeifonds en van RVO. Er zijn bijvoorbeeld twee webinars georganiseerd waaraan in totaal ruim 400 partijen hebben deelgenomen. Via diverse communicatiekanalen worden belangstellenden verder geïnformeerd en voorgelicht.
Om te komen tot de best mogelijke aanvraag zal RVO voor belangstellenden een zogenaamde quickscan faciliteit openstellen. Hierbij geeft RVO feedback op de hoofdlijnen van een voorgenomen aanvraag. De quickscan heeft veel waarde als deze in een vroegtijdig stadium wordt gebruikt omdat er zo voor de potentiële aanvrager inzicht ontstaat of de voorgenomen activiteiten passen binnen het Nationaal Groeifonds en deze subsidieregeling, in de kwaliteit van het plan en wat er nodig is om te komen tot een aanvraag die aan de regeling voldoet. De quickscan is niet verplicht, maar wordt sterk aangeraden. De praktijk laat zien dat een aanvraag voor het Nationaal Groeifonds veel tijd en kosten met zich meebrengt. Een vroegtijdig moment waarin over voortzetting van de planontwikkeling kan worden besloten, kan teleurstelling voorkomen. Niemand heeft er belang bij dat aan voorstellen wordt gewerkt die niet kansrijk zijn.
In september van dit jaar wordt een vervolgevenement georganiseerd waarbij partijen die bezig zijn met het opstellen van een voorstel gericht worden voorgelicht over de verschillende elementen van een aanvraag.
Aanvragen kunnen vanaf begin januari tot en met 3 februari 2023 worden ingediend bij RVO. RVO toetst of de voorstellen volledig zijn en of deze aan de regeling voldoen. Vervolgens worden de voorstellen voorgelegd aan de adviescommissie. De adviescommissie beoordeelt voorstellen op hun bijdrage aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen op basis van een analysekader, dat voor de derde indieningsronde is geactualiseerd.4 De adviescommissie beoordeelt de voorstellen aan de hand van vier criteria: de bijdrage aan het duurzaam verdienvermogen, de strategische onderbouwing van het voorstel, de kwaliteit van het plan en de samenwerking en governance in het voorstel. De adviescommissie zal gevraagd worden voor de zomer van 2023 haar advies uit te brengen.
Voor de derde ronde is ongeveer 4 miljard euro beschikbaar. Dit bedrag is voorlopig indicatief gelijk verdeeld over beide pijlers – kennisontwikkeling en onderzoek, ontwikkeling en innovatie – en over de subsidieroute en de departementale route. Er is dus 2 miljard euro per pijler beschikbaar en binnen elke pijler is dat 1 miljard euro voor de subsidieroute en 1 miljard voor de departementale route. In de begroting van het Nationaal Groeifonds voor 2023, die op Prinsjesdag aan het parlement wordt aangeboden, worden deze bedragen definitief vastgesteld. Mogelijk wordt deze indicatieve verdeling nog bijgesteld als de belangstelling voor het fonds, onder meer blijkende uit de tot dan toe uitgevoerde quick-scans, daar aanleiding toe geeft. Het zal uiteindelijk van de kwaliteit van de ingediende voorstellen afhangen of deze budgetten ook toegekend gaan worden.
Moties en toezeggingen
Er zal in lijn met de moties van de leden Graus5 en Heinen c.s.6 extra aandacht worden besteed aan het betrekken van het mkb bij het Nationaal Groeifonds. Er wordt in de communicatie specifiek aandacht aan deze doelgroep besteed, want het is van belang dat het mkb goed wordt aangehaakt op het Nationaal Groeifonds. De quick-scan procedure biedt een laagdrempelige mogelijkheid om feedback van RVO te verkrijgen op de hoofdlijnen van een voorgenomen aanvraag. Verder wordt in de voorlichting en contacten met belangstellende consortia gewezen op het belang van het betrekken van het mkb. Ook kunnen de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) ondersteuning bieden aan het mkb om tot goede voorstellen te komen.
Zoals toegezegd aan uw Kamer is gekeken of de generatietoets ingezet kan worden bij het Nationaal Groeifonds.7 Doel van de generatietoets is om te analyseren hoe kabinetsbeleid uitpakt voor de verschillende generaties. In de afgelopen maanden is hier een pilot voor uitgevoerd op basis van eerder ingediende voorstellen. Deze pilot is uitgevoerd door het onderzoeksbureau dat de generatietoets heeft helpen ontwikkelen. Het rapport van deze pilot is te vinden in bijlage 2. Het blijkt dat het volledig toepassen van de generatietoets niet mogelijk is. Deze is te uitgebreid en daarmee niet goed toepasbaar voor investeringsvoorstellen. Dit heeft er mede mee te maken dat de generatietoets primair voor wetgeving is ontwikkeld. Er is een vereenvoudigde versie van de generatietoets opgesteld die in de derde ronde van het Nationaal Groeifonds zal worden toegepast. De adviescommissie gebruikt de input die daaruit komt bij de beoordeling van de voorstellen. Het doel van het Nationaal Groeifonds is immers het versterken van het duurzaam verdienvermogen met oog voor huidige en toekomstige generaties. Na afloop van de derde ronde zal de inzet van de generatietoets opnieuw tegen het licht worden gehouden.
In het coalitieakkoord is opgenomen dat het Nationaal Groeifonds wordt opengesteld voor het hele Koninkrijk, evenals de SDE++ en de garantieregelingen van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Zoals toegezegd op 22 maart 2022 in het Wetgevingsoverleg over het Nationaal Groeifonds informeren wij u over de stand van zaken met betrekking tot het Nationaal Groeifonds. Op dit moment wordt nog bezien hoe we dit het beste kunnen vormgeven. De Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds is op het land Nederland van toepassing en niet op de overige landen van het Koninkrijk. Dit betekent dat de toepassing van het Nationaal Groeifonds in de andere landen van het Koninkrijk op een andere manier geregeld moet worden, mogelijk met een Rijkswet. Dat wordt op dit moment nog onderzocht. U wordt hier in het najaar nader over geïnformeerd. Zoals al aangegeven in het wetgevingsoverleg van 21 maart jl. zal dit nog niet van toepassing zijn op de derde ronde.
Naar aanleiding van de motie Amhaouch8 is in het analysekader van de adviescommissie opgenomen dat strategische autonomie een rol kan spelen bij projecten van het Nationaal Groeifonds. Bij de beoordeling van projecten kijkt de adviescommissie hier naar als dit relevant is voor hoe een voorstel zich verhoudt tot de Europese en/of mondiale context. In de communicatie rondom het Nationaal Groeifonds zal als onderdeel van het thema internationalisering aandacht worden besteed aan strategische autonomie.
Tot slot hebben we in de brief van 28 maart jl. aan de Tweede Kamer9 en in antwoord op vragen van de Eerste Kamer10 toegezegd het parlement te informeren over hoe met de actualisatie van de efficiënte CO2-prijs zal worden omgegaan bij de beoordeling van voorstellen in de derde ronde. Destijds is toegezegd dit vóór de zomer te doen. Dat lukt helaas niet. Dit komt doordat deze kwestie breder speelt dan alleen in het Nationaal Groeifonds. Het heeft dan ook onze voorkeur om deze kwestie rijksbreed op te pakken. Dat kost echter meer tijd omdat er dan breder naar de implicaties hiervan gekeken moet worden en omdat er naast overleg met CPB en PBL ook overleg nodig is met andere departementen en collega bewindslieden binnen het kabinet. Onze verwachting is dat wij u na het zomerreces kunnen informeren over de uitkomsten hiervan. Er resteert dan nog voldoende tijd om dit bij de derde ronde mee te kunnen nemen.
Vervolgstappen projecten eerste en tweede ronde
Op 14 april jl. informeerden wij u over de uitkomst van de tweede ronde van het Nationaal Groeifonds (Kamerstuk 35 925 XIX, nr. 12). Een aantal voorstellen kreeg daarbij een voorwaardelijke toekenning. Dat betekent dat deze toekenning pas definitief wordt indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Een aantal indienende departementen heeft inmiddels deze voorwaarden ingevuld en dit voorgelegd aan de adviescommissie. Dit geldt ook voor een project uit de eerste ronde. De adviescommissie heeft ons geadviseerd dat voor onderstaande projecten aan de voorwaarden is voldaan en dat daarmee de volgende voorwaardelijke toekenningen kunnen worden omgezet in een definitieve toekenning.
• Project NXTGEN HIGH TECH: project heeft aan de voorwaarden voldaan om een budgetreductie en sterkere funnelsturing gedurende looptijd door te voeren, passende governance structuur uit te werken, openheid naar nieuwkomers te verbeteren, en «blended finance» kansen in kaart te brengen. Dit betekent dat de voorwaardelijke toekenning van 450 miljoen euro kan worden omgezet in een definitieve toekenning.
• Project Circulaire Plastics: project heeft aan de voorwaarden voldaan om een budgetreductie door te voeren, passende governance structuur uit te werken, internationale samenwerkingen te concretiseren en «blended finance» kansen in kaart te brengen. Omdat enkele projectonderdelen mogelijk kansrijk zijn voor marktfinanciering via Invest-NL, en dit tot budgetreducties kan leiden in latere fases, wordt alleen de eerste fase omgezet. Dit betekent dat een voorwaardelijke toekenning van 124 miljoen euro kan worden omgezet in een definitieve toekenning. Fase twee en drie blijven voorwaardelijk toegekend (96 miljoen euro).
• Project Einstein Telescope: project heeft aan de voorwaarden voldaan om een verder uitgewerkte valorisatiestrategie en Nationale monitoring en evaluatie op te stellen. Dit betekent dat de voorwaardelijke toekenning van 42 miljoen euro kan worden omgezet in een definitieve toekenning. De reservering van 870 miljoen euro blijft staan in afwachting van de uitkomst van het bid dat komende jaren in Europa zal worden ingediend.
• Project PharmaNL: de indieners hebben aan de voorwaarden voldaan om het consortium open te stellen voor andere clusters en de onderbouwing van de cofinanciering toe te lichten. Dit betekent dat de voorwaardelijke toekenning kan worden omgezet naar een toekenning van 78,8 miljoen euro.
• Project NieuweWarmteNU!: project heeft aan de voorwaarde voldaan om het aantal warmtenetprojecten terug te brengen tot een selectie van projecten met de grootste leer- en vliegwieleffecten. Dit betekent dat de voorwaardelijke toekenning van 200 miljoen euro kan worden omgezet in een definitieve toekenning.
• Project Leeroverzicht & Skills: dit voorstel uit de eerste ronde heeft voldaan aan de voorwaarden om een gedetailleerd projectplan op te stellen, een plan voor de verkenning van de haalbaarheid uitbreiding digitaal scholingsoverzicht met andere opleidingsniveaus dan mbo en het private scholingsaanbod te ontwikkelen, per fase duidelijke evaluatiemomenten in te bouwen en jaarlijks te rapporteren over de voortgang en resultaten. Dit betekent dat de voorwaardelijke toekenning van 44,7 miljoen euro kan worden omgezet in een definitieve toekenning.
Wij nemen dit advies over. Dit besluit zal verwerkt worden in de ontwerpbegroting van het Nationaal Groeifonds voor het jaar 2023.
Afsluitend
De eerste twee rondes van het Nationaal Groeifonds hebben laten zien hoeveel potentie er in de Nederlandse samenleving aanwezig is om te investeren in een duurzame economie.
Met de wet voor het Nationaal Groeifonds en de subsidieregeling waarmee partijen rechtstreeks aanvragen kunnen indienen in de derde ronde bieden we Nederland de mogelijkheid de komende jaren met nog meer goede voorstellen te komen om te investeren in de economie van de toekomst en daarmee in de welvaart van huidige en toekomstige generaties.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens
De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag