Kamerstuk 35925-XIV-89

Lijst van vragen en antwoorden over de aanpak van stalbranden (Kamerstuk 35925-XIV-7)

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2022

Gepubliceerd: 10 december 2021
Indiener(s): Attje Kuiken (PvdA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35925-XIV-89.html
ID: 35925-XIV-89

Nr. 89 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 december 2021

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over de brief van 8 oktober 2021 inzake de aanpak van stalbranden (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 7).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 december 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Kuiken

De adjunct-griffier van de commissie, Nouse

1

Hoe denkt u uw doelstelling te bereiken en hoe weet u dat de voorgenomen wettelijke maatregelen effectief zijn, als in de helft van de gevallen van brand de oorzaak niet bekend is of niet onderzocht wordt, zoals blijkt uit het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV)?

Antwoord

Zoals in mijn Kamerbrief van 8 oktober jl.1 is beschreven verwacht ik halvering van het aantal dodelijke stalbranden en aantal dierlijke slachtoffers per sector in 2026. Ik wil deze doelstelling bereiken door het uitvoeren van alle maatregelen die ik in die brief heb aangekondigd. Bij de branden waarvan de oorzaak wél bekend is, blijken de grootste veroorzakers slechte elektra en werkzaamheden in de stal. Om deze reden zijn aantal van de maatregelen richten zich specifiek op het risico van ontstaan van een brand door slechte elektra of menselijk handelen in de stal, zoals de OvV mij ook heeft aanbevolen. Met name door het verplicht stellen van de elektrakeuringen en de (brand)veiligheidscursus zal het risico op branden ten gevolge van slechte elektra of menselijk handelen verkleinen. Tevens zal de verplichting tot compartimentering van de technische ruimte het risico op overslaan van de een brand in de technische ruimte naar de dierverblijven sterk reduceren.

Het is inderdaad belangrijk om meer oorzaken van stalbranden in kaart te krijgen. Hiervoor heb ik een werkgroep ingericht met het Verbond van Verzekeraars en de Brandweer. Uiteraard wordt de effectiviteit van de maatregelen gemonitord en wordt de Kamer zoals toegezegd hier jaarlijks over geïnformeerd. Mocht blijken dat de genomen maatregelen niet het gewenste effect hebben of wanneer meer inzicht over stalbranden hierom vraagt zullen tussentijds aanvullende maatregelen worden genomen om de risico’s verder te minimaliseren en het doel te behalen.

2

Hoe gaat u ervoor zorgen dat het aantal brandonderzoeken wordt verhoogd, aangezien er uit het rapport van de OVV blijkt dat maar 30% van de branden wordt onderzocht?

3

Wat is uw inzet om achterliggende oorzaken bij een brand te onderzoeken, aangezien uit het rapport van de OVV blijkt dat de achterliggende oorzaak vaak niet wordt onderzocht?

Antwoord 2 en 3

Het is belangrijk om een beter beeld te krijgen van de oorzaken van stalbranden. Een eerste goede stap is hiertoe gezet met de Risicomonitor Stalbranden2 van het Verbond voor Verzekeraars. De risicomonitor is een dashboard dat inzicht geeft in het aantal stalbranden, waarbij o.a. gekeken wordt naar de plaats van de stalbranden, de meest voorkomende oorzaken en de kans dat een stalbrand ontstaat. Ik vind dat er daarnaast meer nodig is. Daarom heb ik een werkgroep ingericht met o.a. het Verbond voor Verzekeraars en Brandweer NL om te komen tot een verhoging van het aantal brandonderzoeken vanaf 2022 en daarmee tot meer inzicht in de oorzaken van stalbranden.

4

Kunt u inzicht geven in de brandveiligheidseisen voor bestaande respectievelijk nieuwe stallen in Duitsland en België in vergelijking met die in Nederland?

Antwoord

Deze informatie heb ik helaas niet op korte termijn voor handen. Ik zal dit in kaart brengen en meenemen in de voortgangsbrief stalbranden.

5

Kijkt u ook naar aanpassing van de regelgeving voor knaagdierbestrijding zodat veehouders voldoende ruimte krijgen/houden voor effectieve knaagdierbestrijding?

Antwoord

Nee, ik ben niet voornemens aanvullende regelgeving ten aanzien van knaagdierbeheersing in te voeren. Zoals aan uw Kamer gemeld, is er een aanscherping voorzien van de door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voorgeschreven IPM verplichting voor de toepassing van rodenticiden (ratten- en muizengif), die een groot risico vormen voor roofvogels en kleine zoogdieren, per 1 januari 20233. Zoals gemeld in mijn Kamerbrief van 27 augustus jl.4 hebben de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en ik, in overleg met verschillende partijen en aanbieders, de ontwikkeling van een sectorspecifieke cursus knaagdierbeheersing gefaciliteerd om de cursus toegankelijker te maken voor agrariërs.

6

Is de veronderstelling juist dat het aantal stalbranden met veel dierlijke slachtoffers in 2021 tot nu toe heel beperkt is (zeven of minder)?

Antwoord

Uit de cijfers van het Verbond van Verzekeraars zijn er tot nu toe in 2021 ongeveer 12 branden geweest met dodelijke dierlijke slachtoffers. De cijfers omtrent stalbranden worden na afloop van het jaar gecontroleerd voordat deze gepubliceerd worden in de Risicomonitor Stalbranden5.

7

Hoe bent u gekomen tot uw streefdoel van een halvering van het aantal dodelijke stalbranden en dodelijke dierlijke slachtoffers per sector in 2026 (ten opzichte van 2020)?

Antwoord

De OvV heeft mij aanbevolen een ambitieuze doelstelling te stellen om het aantal stalbranden substantieel en structureel te reduceren. Zoals ook aangegeven in de beantwoording van vraag 1, kent ongeveer de helft van het aantal stalbranden zijn oorzaak in slechte elektra en werkzaamheden. Om deze reden richten een aantal van de maatregelen zich specifiek op het risico van ontstaan van een brand door slechte elektra of menselijk handelen in de stal. Aanvullend op die maatregelen worden nog extra maatregelen genomen die ook bij gaan dragen aan vermindering van het risico. Met deze maatregelen acht ik een halvering dan ook haalbaar. Ik acht de halvering haalbaar per 2026, met het oog op de verplichte elektrakeuringen die jaarlijks en drie-en vijfjaarlijks uitgevoerd worden en de aanvullende maatregelen die ik neem.

8

Wanneer verwacht u te komen met een norm voor een maximumaantal dieren per brandcompartiment? Welke aspecten of welke criteria worden meegenomen in het vaststellen van deze norm en welke partijen zijn hierbij betrokken?

Antwoord

Ik ben voornemens een maximum norm te stellen aan het aantal dieren per brandcompartiment, zoals de OvV mij heeft aanbevolen. Deze norm moet nog worden uitgewerkt in samenhang met andere relevante aspecten daarbij zoals de bedrijfsvoering op de veehouderij, financiële aspecten, dierenwelzijn en diergezondheid. Dit kan eveneens worden betrokken bij de omgang met het amendement op de Wet dieren van het lid Vestering over huisvesting waarvan ik momenteel werk aan de juridische analyse en de impactanalyse. Hoe deze maximumnorm er precies uit kan gaan zien, voor wie deze gaat gelden, welke aspecten en criteria hierbij worden meegenomen wordt momenteel nog onderzocht. Hierbij is oog voor de financiële consequenties voor veehouders. Het is een complex vraagstuk dat om een gedegen uitwerking vraagt. Uiteraard zullen waar nodig andere partijen, zoals de sector, betrokken worden. Uw Kamer wordt hiervan op de hoogte gehouden in de voortgangsbrief stalbranden.

9

Op welke termijn verwacht u te komen met een voorstel voor een algemene maatregel van bestuur met daarin verplichtingen ten aanzien van brandveiligheid?

Antwoord

Ik ben voornemens eind 2022 de voorhangprocedure bij uw Kamer te starten.

10

Kunt u een totaaloverzicht geven van het aantal stalbranden met en zonder dierlijke slachtoffers sinds 2000, met daarbij het aantal dierlijke slachtoffers uitgesplitst per diersoort?

Antwoord

De cijfers over het aantal stalbranden zijn te vinden in onderstaande tabel en afkomstig uit de openbare Risicomonitor Stalbranden van het Verbond van Verzekeraars6. Er zijn enkel cijfers beschikbaar vanaf 2014. Tussen haakjes zijn onder branden het aantal dodelijke stalbranden aangegeven van het totale aantal branden dat jaar. Totaal zijn er van de 301 stalbranden, 140 geweest met dodelijke dierlijke afloop.

11

Worden pasgeboren dieren meegeteld bij het aantal dierlijke slachtoffers bij stalbranden? Zo nee, wat is hiervoor de reden en vanaf welke leeftijd worden zij wel meegeteld?

Antwoord

Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen pasgeboren dierlijke slachtoffers of oudere dieren. Wanneer de jonge dieren bekend waren bij de veehouder zijn deze slachtoffers onderdeel van het totale aantal dodelijke dierlijke slachtoffers.

Jaar

Branden

Varkens

Pluimvee

Geiten

Runderen

Paarden

Schapen

Totaal aantal dieren

2014

32 (13)

5.770

29.000

600

34

35.404

2015

35 (13)

4.005

129.000

95

133.100

2016

37 (23)

14.488

153.000

426

5

11

167.930

2017

49 (25)

34.532

196.000

366

8

230.906

2018

48 (22)

7.300

114.000

157

812

122.269

2019

46 (18)

5.030

170.400

102

2

175.537

2020

54 (26)

1.780

106.900

1

61

10

42

108.794

Totaal

301

68.900

898.300

758

1.166

17

61

973.940

12

Hoeveel stalbranden zijn er geweest in 2017, 2018, 2019 en 2020 bij varkensstallen met uitloop en hoeveel slachtoffers zijn daarbij gevallen?

13

Hoeveel stalbranden zijn er geweest in 2017, 2018, 2019 en 2020 bij pluimveestallen met uitloop en hoeveel slachtoffers zijn daarbij gevallen?

14

Hoeveel branden zijn er geweest in 2017, 2018, 2019 en 2020 op terreinen met buitenvarkens en hoeveel slachtoffers zijn daarbij bij benadering gevallen?

Antwoord 12, 13 en 14

Er is geen aparte data beschikbaar over stalbranden bij stallen met buitenterreinen of uitloop. In de werkgroep die gaat werken aan de data en het onderzoek naar oorzaken van stalbranden met het Verbond voor Verzekeraars en de Brandweer bezie ik waar de data verder verfijnd kunnen worden, waaronder informatie over type stallen.

15

Hoeveel stalbranden hebben plaatsgevonden in totaal in 2020 en hoeveel slachtoffers zijn daarbij gevallen? Zijn die cijfers ook al bekend met betrekking tot de eerste helft van 2021? Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van de stalbranden in 2020 en 2021?

Antwoord

Zoals ik heb aangegeven in de beantwoording van vraag 6 en 10 hebben op basis van de daar genoemde gegevens 54 stalbranden plaatsgevonden in 2020 en hebben tot nu toe 12 stalbranden plaatsgevonden in 2021. Data over de oorzaken van de stalbranden voor 2021 zijn nog niet beschikbaar. De oorzaken van stalbranden in 2020 zijn:

 

2020

Elektra

9

Werkzaamheden

11

Blikseminslag

3

Haard/kachel

2

Werktuigen

1

Broei

3

Onbekend

25

Totaal

54

16

Is het bekend hoeveel dieren die een stalbrand hebben overleefd in de afgelopen vijf jaar alsnog zijn afgemaakt om redenen als opgelopen verwondingen, te dure dierenartskosten, ongeschiktheid voor consumptie? Zo ja, om hoeveel dieren per reden gaat het?

Antwoord

Deze informatie heb ik niet beschikbaar.

17

Kunt u bevestigen dat er geen sluitend bewijs is dat knaagdieren een belangrijke veroorzaker zijn van stalbranden?

Antwoord

Dat klopt. Zie ook mijn eerdere beantwoording van de vragen van lid Lodders (VVD) hierover.7

18

Welke machines en elektrische installaties in stallen veroorzaken het vaakst brand?

Antwoord

Dit is niet bekend. In mijn Kamerbrief van 8 oktober jl. (Kamerstuk 35 925 XIV, nr. 7) heb ik aangekondigd een onderzoek uit te laten voeren naar welke technologische innovaties en bedrijfsmatige ontwikkelingen de stalbrandveiligheid kunnen verslechteren, en welke eventuele beheersmaatregelen hier tegenover zouden moeten staan.

19

Wordt elke nieuw te bouwen stal gecontroleerd op brandveiligheid? Zo ja, wie is hiervoor verantwoordelijk en in welke fase van de bouw gebeurt dit?

Antwoord

Een gemeente ziet er als bevoegd gezag tijdens de vergunningverlening op toe dat een gebouw, zoals een veestal, voldoet aan de brandveiligheidseisen. De gemeente kan er daarna ook op toezien dat gebouwen voldoen aan de brandveiligheidseisen.

20

Wordt tijdens het proces van vergunningverlening voorafgaand aan de bouw van een nieuwe stal advies ingewonnen van de brandweer? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

De gemeenten zijn hier het bevoegd gezag. Het is aan de afzonderlijke gemeente om eventueel advies in te winnen van de brandweer.

21

Kunt u bevestigen dat het verplicht stellen van evacuatiemogelijkheden voor dieren de kans vergroot dat dieren een stalbrand overleven?

Antwoord

Dat kan ik op dit moment niet bevestigen. In 2022 wordt onderzoek gedaan naar het vergroten van de overlevingskans van dieren bij brand, waarbij evacuatiemogelijkheden worden meegenomen.

22

Kunt u uiteenzetten hoeveel stalbranden er in 2016, 2017, 2018, 2019 en 2020 zijn ontstaan in stallen die zijn gebouwd vóór de aanscherping van het Bouwbesluit in 2014 en hoeveel in stallen die hierna zijn gebouwd of verbouwd?

Antwoord

Bij de registratie van stalbranden is het bouwjaar van de betreffende stal niet meegenomen. De gevraagde informatie kan daarom niet gegeven worden. Deze informatie is echter wel van belang. Daarom zal het Verbond van Verzekeraars, die alle data rondom stalbranden verzameld en publiceert in de Risicomonitor, voortaan waar mogelijk ook het bouwjaar proberen te achterhalen van de betreffende stal. Er wordt niet centraal bijgehouden hoeveel stallen er gebouwd worden. Wel wordt bijgehouden hoeveel vergunningen er verleend worden. Uit cijfers van het CBS8 blijkt dat er van 2015 t/m 2020 1611 vergunningen verleend zijn voor oprichten nieuwbouw (gefilterd op veestallen). Daarnaast registreert het CBS bouwvergunningen voor «overige werkzaamheden». Het is echter niet te herleiden wát hier precies is vergund en deze informatie geeft daardoor geen redelijk beeld van relevante verbouwingen aan de stal.

23

Hoeveel onderzoeken, analyses en evaluaties zijn er sinds 2008 uitgevoerd op het gebied van brandveiligheid in stallen en welke zijn dat?

Antwoord

Er is geen centrale registratie van aantallen onderzoeken, analyses en evaluaties met betrekking tot het onderwerp stalbranden. Onderzoeken, analyses en evaluaties op het gebied van brandveiligheid in stallen die in opdracht van mijn ministerie zijn uitgevoerd zijn met uw Kamer gedeeld. Ik verwijs u dan ook naar mijn Kamerstukken die ik en mijn ambtsvoorgangers over dit onderwerp sinds 2008 aan uw Kamer hebben gestuurd.

24

Bij hoeveel van de stalbranden in de afgelopen tien jaar was er sprake van onvoldoende beschikbaarheid van bluswater of onvoldoende toegang tot bluswater?

Antwoord

Deze informatie is op korte termijn niet te ontsluiten. Ik zal uw Kamer hierover informeren in de volgende voortgangsbrief die ik begin 2022 aan uw Kamer zal sturen.

25

Hoe vaak is de brandweer in 2020 en 2021 ingeschakeld om dieren uit mestputten te redden? Hoeveel dieren zijn hierbij om het leven gekomen? Hoeveel mensen zijn er omgekomen of in nood geweest door een val in een mestput?

Antwoord

Deze informatie is op korte termijn niet te ontsluiten. Ik zal uw Kamer hierover informeren in een volgende voortgangsbrief die ik begin 2022 aan uw Kamer zal sturen.

26

Hoe zijn de grenzen die in de voetnoot van de kamerbrief zijn aangegeven om te bepalen of een veehouderij een «grote» veehouderij is, tot stand gekomen?

Antwoord

Deze zijn gebaseerd op de inkaderingen van de Veehouderij Structuur 2017 uitgevoerd door Wageningen Environmental Research in 2019.

27

Waarom bestempelt u een beneden gemiddeld bedrijf (100 melkkoeien) als een groot bedrijf?

Antwoord

Dit volgt uit de verdeling van de Veehouderij Structuur 2017. Tijdens de nu lopende uitwerking van de maatregelen die ik in mijn brief van 8 oktober jl. heb aangekondigd is gebleken dat het beter is de definitie van grote veehouderijen voor melkveehouderijen aan te passen van 100 naar 175 melkkoeien. Dit betekent dat ik voornemens ben de aangekondigde relevante maatregelen zoals beschreven in mijn brief van 8 oktober jl. van toepassing te laten zijn voor melkveehouderijen met meer dan 175 melkkoeien.

28

Is er voldoende personeel beschikbaar met technische expertise om de elektrakeuringen en de jaarlijkse visuele inspectie uit te kunnen voeren?

Antwoord

De genoemde maatregelen worden op dit moment uitgewerkt. Uiteraard zal ik in het kader van uitvoerbaarheid rekening houden met de benodigde capaciteit. Ik betrek relevante partijen, onder andere uit de veiligheidsinspectiebranche, bij de nadere uitwerking van deze maatregel.

29

Is het niet slimmer om te kiezen voor een langjarig gemiddelde als referentiedatum omdat het aantal slachtoffers en stalbranden nogal fluctueert?

Antwoord

Die mening deel ik niet. Ik geloof dat het van belang is het aantal stalbranden op korte termijn te halveren. Een concreet startjaar ligt hierbij voor de hand. Daarom is gekozen voor het meest recente afgeronde jaar: 2020.

30

Is de norm voor een maximumaantal dieren per brandcompartiment bedoeld voor nieuwe stallen?

Antwoord

Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 8.

31

Als de norm voor een maximumaantal dieren per brandcompartiment ook zou gaan gelden voor bestaande stallen, wordt dan gekeken naar compensatie?

Antwoord

Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 8.

32

Waarom kiest u ervoor om in sectoren die zelden getroffen worden door brand zoveel bedrijven te bestempelen als groot bedrijf en dus op te zadelen met extra maatregelen?

33

Waarom kiest u ervoor om alle sectoren gelijk te behandelen terwijl sectoren als melkvee of geiten zelden getroffen worden door stalbranden en nauwelijks slachtoffers kennen?

Antwoord 32 en 33

In lijn met de aanbevelingen van de OvV worden er hogere brandveiligheidseisen gesteld aan grotere veehouderijen. Wanneer brand uitbreekt bij een veestal met grote brandcompartimenten, is het risico op veel dierlijke slachtoffers groot. Het feit dat er in bepaalde sectoren relatief minder stalbranden plaatsvinden betekent niet dat er helemaal geen risico’s op het ontstaan van brand zijn. Daarom is het ook van belang het risico te verkleinen van alle sectoren.

34

Welke kansen ziet u om naast jaarlijkse, driejaarlijkse of vijfjaarlijkse elektrakeuringen ook gebruik te maken van het toepassen van geavanceerde apparatuur (langdurige metingen) om stalbranden te voorkomen?

Antwoord

Mijn aangekondigde maatregelen ten aanzien van de elektrakeuringen volgen uit de aanbevelingen van de OvV. Uiteraard zal ik technische ontwikkelingen blijven volgen en deze in acht nemen bij de uitwerking van de verplichte elektrakeuringen. Het gaat er uiteindelijk om dat de risico’s op brand door elektra gemitigeerd worden op een zo effectief mogelijk manier.

35

Bent u bekend met recente ontwikkelingen die het mogelijk maken om met een geavanceerd apparaat in de meterkast afwijkingen in de gehele elektrische installatie van een agrarisch bedrijf en de aangesloten apparatuur te registreren en om hierop te alarmeren, waardoor mogelijk tot 80% van de stalbranden is te voorkomen? Welke kansen ziet u om bestaande pilots met deze techniek breder uit te rollen?

Antwoord

Bij de maatregelen die ik in mijn brief van 8 oktober jl. heb aangekondigd heb ik me gebaseerd op de aanbevelingen van de OvV. Dat neemt niet weg dat ik daarnaast de (technische) ontwikkelingen die een goede bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van stalbranden blijf volgen. Onder leiding van LNV een zogenoemd afstemmingsoverleg ingericht om de samenwerking tussen betrokken partijen vorm te geven. Onderdeel van dat afstemmingsoverleg is een werkgroep dat zich bezig houdt met innovaties en ontwikkelingen in de markt. Hier kan ook besproken worden eventuele pilots vorm te geven die kunnen bijdragen aan het voorkomen van stalbrand. De genoemde techniek klinkt zeker interessant en wanneer er een verzoek bij de werkgroep wordt ingediend zal bekeken worden of een pilot hierbij zinvol is en kan bijdragen aan een bredere uitrol. Dit is mede afhankelijk van de ontwikkelingsfase van de techniek.