Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2021
Op 24 maart jl. heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (hierna: OvV) zijn onderzoek naar de aanpak van stalbranden gepubliceerd. De conclusies van de OvV waren stevig. Het onderzoek laat zien dat de aanpak van stalbranden niet heeft geleid tot de gewenste resultaten. Het aantal stalbranden is tussen 2012 en 2020 niet afgenomen en het aantal dieren dat jaarlijks bij een stalbrand om het leven komt is volgens de OvV zelfs toegenomen.
Zoals ik ook in mijn eerste reactie op het onderzoek heb aangegeven1, onderschrijf ik de conclusies en aanbevelingen van de OvV. Iedere stalbrand is verschrikkelijk en ik vind het van groot belang dat het aantal stalbranden fors wordt teruggedrongen. Daarom is een betere aanpak ter voorkoming van stalbranden nodig. In deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over de stappen die ik de komende jaren zet om tot een nieuwe en betere aanpak te komen. Mijn reactie op de aanbevelingen aan de OvV vindt u in de bijlage bij deze brief2. Daarnaast vindt u ook de voortgangsrapportage van het Actieplan «Brandveilige Veestallen» van 2020 in de bijlage van deze brief3.
Aan de hand van het onderzoek van de OvV kom ik met een aangescherpte aanpak om het aantal stalbranden terug te brengen en het aantal dodelijke dierlijke slachtoffers dat daarbij valt snel te verkleinen. We stellen hierin een ambitieus doel, zoals de OvV ook aanbevolen heeft. Het streefdoel is een halvering van het aantal dodelijke stalbranden en dodelijke dierlijke slachtoffers per sector in 2026.4 Hoewel de oorzaken van stalbranden tot op heden nog niet volledig inzichtelijk zijn, acht ik deze ambitie realistisch. De aanpak richt zich namelijk onder meer op het minimaliseren van het risico op brand door elektra wat een belangrijke oorzaak is van brand.5 Als de risico’s die samenhangen met elektra drastisch worden ingeperkt komt het streefdoel per 2026 in beeld. Mocht blijken dat de genomen maatregelen niet het gewenste effect hebben of wanneer meer inzicht over stalbranden hierom vraagt zullen tussentijds aanvullende maatregelen worden genomen om de risico’s verder te minimaliseren en het doel te behalen. Uiteraard is het doel van mijn beleid het aantal stalbranden te minimaliseren en uiteindelijk helemaal te voorkomen. Daar streven we naar, maar tegelijkertijd is helaas nooit uit te sluiten dat zich een calamiteit voordoet. De voortgang wordt gemonitord en uw Kamer wordt hier jaarlijks over geïnformeerd.
Afgelopen maanden is er overleg geweest met verschillende partijen zoals verzekeraars en LTO om tot een goede set aan maatregelen te komen. Hieronder neem ik uw Kamer mee in de maatregelen die ik voornemens ben te treffen en de stappen die tot dusver zijn gezet, en nog gezet worden om het aantal stalbranden te verminderen.
Wet- en regelgeving
In lijn met de aanbevelingen van de OvV worden hogere brandveiligheidseisen gesteld aan grotere veehouderijen.6 Wanneer branden uitbreken bij een veestal met grote brandcompartimenten, is het risico op veel dierlijke slachtoffers groot. Dat risico moet verkleind worden. Het is daarom van belang dat er een norm wordt gesteld voor het aantal dieren dat in een brandcompartiment mag staan. Deze norm moet worden uitgewerkt in samenhang met andere relevante aspecten daarbij zoals de bedrijfsvoering op de veehouderij, dierenwelzijn en diergezondheid. Dit kan eveneens worden betrokken bij de omgang met het amendement op de Wet dieren van het lid Vestering7 over huisvesting waarvan ik momenteel werk aan de juridische analyse en de impactanalyse. In dit kader zal ik samen met mijn collega van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ook de mogelijkheid bekijken om een maximum grens te stellen aan de grootte van brandcompartimenten in nieuw te bouwen en te verbouwen veestallen.
Om te zorgen dat het risico op brand door slecht onderhouden elektra of slecht gelegde zonnestroominstallaties geminimaliseerd wordt ga ik regelgeving in procedure brengen die verplicht tot elektrakeuringen van inpandige elektra en zonnestroominstallaties volgens de beste beschikbare norm.8 Slecht geïnstalleerde of slecht onderhouden elektrische installaties en elektrisch materieel vormen een risico voor de brandveiligheid van stallen, bijvoorbeeld door het ontstaan van kortsluiting, oververhitting of spontane ontbranding van stof. Daarom bevat de aangekondigde ontwerpregelgeving een plicht tot jaarlijkse visuele keuring voor alle veehouderijen, waarbij onder andere gekeken wordt naar het onderhoud van elektra. Deze jaarlijkse keuring geeft zicht op de grootste risico’s en draagt bij aan bewustwording hiervan. Daarnaast ben ik voornemens voor de grote veehouderijen een uitgebreide elektrakeuring iedere drie jaar te verplichten, voor de overige veehouderijen iedere vijf jaar. Uiterlijk in 2028 zijn alle veehouderijen op de bovengenoemde aspecten gecontroleerd, en alle grote veehouderrijen in 2026 uitgaande dat wetgeving in 2023 gerealiseerd is. Ook gaan we in gesprek met de verantwoordelijke partijen om tot een oplossing te komen om het ondeugdelijk leggen van zonnestroominstallaties tegen te gaan, omdat de consequenties nu vaak onterecht bij veehouders worden gelegd.
Als er toch een brand ontstaat in de technische ruimte van veestallen, is het belangrijk zo goed als mogelijk te voorkomen dat de brand overslaat op de dierverblijven. Daarom ben ik voornemens om compartimentering van de technische ruimte(s) met tenminste 60-minuten brandwerend materiaal en mogelijk een preventief branddetectiesysteem verplicht te stellen voor de bestaande stallen van grotere veehouderijen. Dit is een schadebeperkende maatregel, die ervoor zorgt dat de brand zich minder snel verplaatst naar de dierverblijven en er hierdoor een grotere kans is de brand tijdig te bedwingen. Om deze maatregel verder vorm te geven onderzoek ik op dit moment de financiële gevolgen, uitvoerbaarheid en eventuele ongewenste neveneffecten, bijvoorbeeld voor het stalklimaat. Ik verwacht uw Kamer eind van dit jaar over de uitkomsten daarvan te kunnen informeren en mee te kunnen nemen in het tijdspad van het bijbehorende regelgevingstraject.
Ook stelt de OvV dat er hogere eisen gesteld moet worden aan ondernemers ten aanzien van veiligheidsmanagement naar mate de schaal van de onderneming, de mate van technologisering en de risico’s die zich kunnen voordoen toenemen. Daarom ga ik regelgeving in procedure brengen die voorziet in een verplichting om een (brand)veiligheidsmanagement cursus te volgen voor grote veehouderijen. In 2024 dient op iedere grote veehouderij iemand werkzaam te zijn die deze cursus gevolgd heeft. Bij deze cursus staan omgang met brandrisico’s, orde en netheid van het pand, en onderhoud van technische apparatuur centraal.
Op 21 april jl. is door uw Kamer een amendement van het lid Vestering (PvdD)9 aangenomen, dat in de Wet dieren een grondslag creëert om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur brandveiligheidsbepalingen vast te stellen. Dit was tevens een aanbeveling van de OvV en biedt de mogelijkheid om op grond van de Wet Dieren verplichtingen te stellen ten aanzien van brandveiligheid. In het kader van deze grondslag zullen de hierboven aangekondigde verplichtingen nader worden uitgewerkt.
Innovaties en onderzoek
Sinds een aantal jaar zet ik onder andere via de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (Sbv) in op het stimuleren van stalinnovaties, met als doel om verschillende problemen aan te pakken. Het uitgangspunt is brongerichte en integrale emissiereductie. Brandveiligheid is hierbij een belangrijk aspect. In dat kader wordt momenteel gewerkt aan de invulling van de motie van voormalig lid Futselaar10 om het verbeteren van dierenwelzijn en de brandveiligheid van stallen als harde voorwaarde te stellen om in aanmerking te komen voor subsidie bij de Sbv. Het streven is om de Sbv-innovatiemodule te publiceren en open te stellen in het vierde kwartaal van 2021.
Daarnaast laat ik in kaart brengen welke technologische innovaties en bedrijfsmatige ontwikkelingen de stalbrandveiligheid kunnen verslechteren, en welke eventuele beheersmaatregelen hier tegenover zouden moeten staan. Een door de OvV genoemd voorbeeld is bijvoorbeeld de luchtwasser, die een grote rol speelt bij de verspreiding van brand. Daarom wordt per 1 januari 2022 de luchtwasser voor alle diercategorieën uitgesloten van fiscaal voordeel binnen de regelingen MIA/Vamil. Hiermee wordt uitvoering gegeven van de motie van de Partij voor de Dieren.11 waarin de regering wordt verzocht luchtwassers te schrappen uit de Maatlat Duurzame Veehouderij.
Ook kijk ik welke (wettelijke) eisen innovaties en ontwikkelingen stimuleren die brandveiligheid kunnen verslechteren om dit gericht tegen te kunnen gaan. Dit gebeurt in overleg met LTO en het Verbond van Verzekeraars, aan wie de aanbeveling tevens is gericht. Ook onderzoek ik hoe de overlevingskans van dieren bij brand vergroot kan worden. Dit onderzoek is belangrijk, omdat het inzicht kan bieden in mogelijke maatregelen die het aantal dodelijke dierlijke slachtoffers, wanneer er tóch brand uitbreekt, nog verder kan verkleinen. Dit onderzoek start dit jaar. Op basis hiervan zal ik waar nodig aanvullende maatregelen nemen.
Actieplan «Brandveilige veestallen»
Als laatste wil ik uw Kamer informeren over de nieuwe sturing van het Actieplan «Brandveilige veestallen». De Stuurgroep van het Actieplan heeft mij per brief laten weten de Stuurgroep op te heffen, vanwege hun beperkte doorzettingsmacht (zie bijlage). De acties in het Actieplan die geen onderdeel zijn van de bovengenoemde maatregelen zullen wel doorgang vinden, middels nieuw ingerichte werkgroepen. De nauwe contacten tussen de partijen van het Actieplan en de overheid worden door de partijen als zeer waardevol ervaren. Dit contact zal in een nieuw overlegorgaan voortgang vinden. Ik neem de regie en de eerste verantwoordelijkheid in de aanpak van stalbranden, en blijf in overleg met de relevante partners om tot de meest optimale aanpak te komen.
In deze brief heb ik de hoofdlijnen voor een aangescherpte aanpak van stalbranden uiteengezet. Met de nadere uitwerking zijn we al volop bezig en dit moet grondig gebeuren. De genoemde maatregelen werk ik de komende tijd verder uit. Ik zal uw Kamer hierover begin volgend jaar nader informeren.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten