Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 oktober 2021
Naar aanleiding van de brief van 7 juli 2021 aan uw Kamer1 stuur ik u hierbij het draaiboek2 waarin de noodzakelijke activiteiten voor het vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel staan beschreven. Hiermee geef ik invulling aan de motie van het lid Stoffer c.s.3 4 Daarnaast informeer ik u over de relatie tussen de herziening van de Eurovignetrichtlijn en de tunnel.
Draaiboek
Het draaiboek is gezamenlijk met de provincie Zeeland opgesteld. De samenwerking met de provincie is open en constructief verlopen, waardoor er in korte tijd veel is bereikt. Met de gedeputeerde Infrastructuur en Mobiliteit van Zeeland, de heer Van der Maas, is het draaiboek vastgesteld op 14 oktober 2021.
Financiën
Het draaiboek hanteert als uitgangspunt één van de scenario’s uit het onderzoek van Rebel Group van maart 2021 waarin de tunnel vanaf 2022 geheel tolvrij zal zijn en waarbij dekking van het Rijk afkomstig is.
Uitgaande van de peildatum van 1 januari 2022 is er voor het compenseren voor de tolinkomsten ongeveer € 340 miljoen (exclusief btw) nodig. Voor ieder jaar dat de tunnel later dan 2022 tolvrij wordt gemaakt, is dit ongeveer € 30 miljoen (exclusief btw) minder. Om de tunnel vervroegd tolvrij te maken, is daarnaast financiële dekking nodig om de mogelijke neveneffecten van dit besluit, zoals een eventuele toename van de stikstofdepositie, te beheersen. Het exact benodigde bedrag dient daarom te worden berekend op het moment dat het besluit tot vervroegd tolvrij maken van de tunnel genomen wordt.
In de brief van 7 juli 2021 is reeds aangegeven dat er een groot tekort is aan budget voor infrastructurele projecten, zowel voor aanleg als voor beheer en onderhoud. Besluitvorming over het al dan niet vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel en de dekking daarvan is dan ook aan een volgend kabinet.
Procedure
In het draaiboek zijn de financiële/fiscale, juridische en personele/organisatorische aspecten van het vervroegd tolvrij maken van de Westerscheldetunnel nagegaan en zijn de te ondernemen acties in kaart gebracht. Indien het besluit tot het vervroegd tolvrij maken inclusief de dekking zou worden genomen door een toekomstig kabinet, dan kan de tunnel in principe binnen een periode van één tot drie jaar tolvrij zijn.
Uit het draaiboek blijkt dat het wegnemen van de tolheffing naar verwachting zal leiden tot een toename van het verkeer op het traject van de Westerscheldetunnel en tot gewijzigde verkeersstromen op omliggende (hoofd-)wegen. Aan de hand van een verkeersmodel dienen de effecten op het betreffende verkeersnetwerk in kaart te worden gebracht. Afhankelijk van de uitkomsten van dit verkeersmodel dienen mogelijk maatregelen te worden getroffen op het gebied van milieu (stikstofdepositie, luchtkwaliteit, geluidshinder) en verkeersveiligheid. Pas hierna kan de tunnel tolvrij worden.
De provincie zal initiatief nemen om de eerste stappen uit het draaiboek op te pakken, namelijk het uitvoeren van een verkeersonderzoek en milieuonderzoek.
Als alle benodigde stappen zijn doorlopen, kan een ministeriële regeling het tarief in de «Vaststellingsregeling eerste referentietarief N.V. Westerscheldetunnel» op nihil (€ 0,00) stellen. De Tunnelwet Westerschelde blijft daarbij van kracht.
Relatie met de herziening van de Eurovignetrichtlijn
Volledigheidshalve informeer ik u dat er inzake de herziening van de Eurovignetrichtlijn deze zomer een politiek akkoord is bereikt tussen de Europese Commissie, het Europees parlement en de Raad. De keuze of wegbeprijzing wordt ingevoerd is en blijft aan de lidstaat. Als een lidstaat besluit tot invoering van wegbeprijzing, geeft de herziene richtlijn een kader voor alle voertuigen en voor alle tolsystemen en gebruiksheffingen voor wegverkeer, waaronder de Westerscheldetunnel en de Kiltunnel.
Terwijl de richtlijn verder wordt afgerond en vaststelling volgens de laatste informatie het eerste kwartaal 2022 wordt verwacht, wordt het akkoord bestudeerd en worden de eventuele gevolgen voor de Westerscheldetunnel in kaart gebracht. Implementatie daarvan dient binnen twee jaar na vaststelling en publicatie te worden afgerond. Uiteraard staat een goede afstemming met de betrokken stakeholders nu reeds, maar ook bij de verdere implementatie, centraal.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Visser