Voorgesteld 18 november 2021
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in Noord-Korea fundamentele mensenrechten op grote schaal en op grove wijze geschonden worden, onder meer in de vorm van arbitraire detentie, marteling en slavenarbeid;
verzoekt de regering zich in internationaal verband te blijven inspannen om dit onrecht tegen te gaan, en daarbij in Europees verband te verkennen welke mogelijkheden er zijn om de verantwoordelijken voor deze mensenrechtenschendingen meer onder druk te zetten dan wel ter verantwoording te roepen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Van der Staaij
Ceder