Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 13 september 2021 en het nader rapport d.d. 20 september 2021, aangeboden aan de Koning door de minister van Financiën, mede namens de minister van Defensie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissieve van 3 september 2021, no. 2021001635, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Defensie, mede namens de Minister van Financiën, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot vaststelling van de begrotingsstaat van het Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) voor het jaar 2022, met memorie van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Blijkens de mededelingen van de Directeur van Uw Kabinet machtigde Uwe Majesteit de afdeling Advisering van de Raad van State haar adviezen inzake de voorstellen van Wet tot vaststelling van de begrotingsstaten 2022 rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Het betreft de mededelingen van 3 september 2021.
Blijkens de adviezen van 13 september 2021, nummers:
W01.21.0236/I |
de Koning (I); |
W04.21.0238/I |
Staten Generaal (IIA); |
W04.21.0239/I |
Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad (IIB); |
W01.21.0237/I |
Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), het Kabinet van de Koning (IIIB); de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) |
W04.21.0240/I |
Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H); |
W02.21.0241/II |
Ministerie van Buitenlandse Zaken (V); |
W16.21.0242/II |
Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI); |
W04.21.0243/I |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII); |
W05.21.0244/I |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII); |
W06.21.0245/III |
Ministerie van Financiën (IXB) en Nationale Schuld (IXA); |
W07.21.0246/II |
Ministerie van Defensie (X); |
W17.21.0247/IV |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII); |
W18.21.0248/IV |
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) |
W11.21.0249/IV |
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F); |
W12.21.0250/III |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV); |
W13.21.0251/III |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI); |
W02.21.0252/II |
Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII); |
W18.21.0253/IV |
Nationaal Groeifonds (XIX); |
W17.21.0254/IV |
Mobiliteitsfonds (A); |
W04.21.0255/I |
Gemeentefonds (B); |
W04.21.0256/I |
Provinciefonds (C); |
W17.21.0258/IV |
Deltafonds (J); en |
W07.21.0257/II |
Defensiematerieelbegrotingsfonds (K) |
kan de Afdeling zich verenigen met de daarin voorgedragen voorstellen van Wet inzake de vaststelling van de begrotingsstaten 2022 (zgn. blanco adviezen).
Inmiddels is het noodzakelijk gebleken in een aantal begrotingen een wijziging aan te brengen. Ik verwijs Uwe Majesteit daarvoor naar de bijlagen bij dit Nader Rapport.
Ten behoeve van de afdeling Advisering van de Raad van State doe ik Uwe Majesteit een afschrift toekomen van dit Nader Rapport en van de daarbij behorende bijlagen1.
Overeenkomstig de door U verleende machtiging van 6 maart 1992, nr. 92.002038, zal de ondergetekende de begrotingsstukken voor het jaar 2022 op de derde dinsdag van september bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal indienen.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra