Vastgesteld 5 oktober 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 23 september 2021 voorgelegd aan regering. Bij brief van 5 oktober 2021 zijn ze door de Minister-President, Minister van Algemene Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Bosma
De adjunct-griffier van de commissie, Verhoev
Vraag 1
Wat is de regelgeving, inclusief de naleving, in zowel Nederland als
in andere EU-lidstaten en EU-instanties, bijvoorbeeld voor de Europese Commissie, omtrent openbaarheid van agenda’s van premiers, Ministers en eurocommissarissen en welke verschillen zijn er met de Nederlandse regelgeving op dit punt?
Antwoord op vraag 1
Agenda’s van bewindspersonen, inclusief die van de Minister President, worden in Nederland actief openbaar gemaakt via https://www.rijksoverheid.nl/actueel/agenda. Deze openbaarmaking is niet wettelijk geregeld, maar in een uitvoeringsregeling neergelegd.1
Voor leden van de Europese Commissie is de regelgeving omtrent openbaarheid van agenda’s vastgelegd in artikel 7 van besluit 2018/C 65/062 en besluit 2014/839/EU.3 In algemene zin geldt dat leden van de Commissie informatie openbaar maken over alle bijeenkomsten die zij en leden van hun kabinet met organisaties of als zelfstandige werkzame personen hebben gehouden over kwesties die verband houden met beleidsvorming en beleidsuitvoering in de Unie (Artikel 1 van besluit 2014/839/EU). Daar komt bij dat organisaties of als zelfstandig werkzame personen, waar leden van de Europese Commissie ontmoetingen mee hebben, ingeschreven dienen te zijn in het transparantieregister (artikel 7 van besluit 2018/C 65/06). Het transparantieregister is een database van organisaties die de besluitvorming en het beleid van EU-instellingen proberen te beïnvloeden en laat zien welke belangen er worden behartigd, door wie en met welk budget.4
Voor leden van het Europees Parlement geldt dat zij alle geplande bijeenkomsten met belangenvertegenwoordigers die onder de werkingssfeer van het transparantieregister vallen online dienen te publiceren. Voor rapporteurs, schaduw-rapporteurs en commissievoorzitters geldt daarbij dat alle geplande bijeenkomsten vóór elk verslag online gepubliceerd dienen te staan.5
Voor de Raad geldt dat ontmoetingen tussen belangenvertegenwoordigers en de secretaris-generaal en directeuren-generaal van het secretariaat-generaal van de Raad slechts plaats kunnen vinden als die belangenvertegenwoordigers ingeschreven staan in het transparantieregister (zie artikel 3.1 in besluit 5703/21)6. Daarnaast kunnen lidstaten vrijwillig besluiten om zich te committeren aan het voorwaardelijk maken van een ontmoeting/gesprek tussen belangenbehartigers en hun (plaatsvervangend) Permanente Vertegenwoordigers ten tijde van een EU voorzitterschap en zes maanden hieraan voorafgaand, aan opname van deze belangenbehartigers in het transparantieregister. 21 lidstaten, waaronder Nederland, hebben aangegeven dit te doen.
Vraag 2
Is het mogelijk een archieffunctie in te stellen van de agenda’s van de premier, dan wel van de Ministers? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 2
Er bestaat al een archieffunctie. De agenda-items van de huidige bewindslieden zijn terug te vinden op Rijksoverheid.nl. U gaat daarvoor naar www.rijksoverheid.nl, kiest bovenaan de pagina het tabblad «actueel» en klikt dan op «agenda». Op de pagina www.rijksoverheid.nl/actueel/agenda zijn verschillende filterfuncties aanwezig (bewindspersoon, type activiteit, periode en trefwoord) om te zoeken in de agenda.
Na afloop van de kabinetsperiode worden de agenda-items van de huidige bewindslieden verwijderd van rijksoverheid.nl. De agenda-items blijven echter, net als de rest van de inhoud van rijksoverheid.nl, altijd gearchiveerd beschikbaar op https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive
Deze agenda-items zijn terug te vinden door naar de volgende website te gaan: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive.
Deze archiefwebsite is nagenoeg identiek aan de website van rijksoverheid.nl. Zoekopdrachten dienen in het grijze zoekscherm ingevoerd te worden. Hierin is per dag te bekijken welke informatie op rijksoverheid.nl beschikbaar was. Voor de agenda-items kiest u eerst de datum. Daarna kunt u via achtereenvolgens de links «Actueel» en «Agenda» zien welke agenda-items op de door u gekozen datum op rijksoverheid.nl stonden.
Vraag 3
Hoe staat het met het normaliseren van het ambtenarenrecht en welke acties zijn het afgelopen jaar ondernomen om hier stappen in te zetten?
Antwoord op vraag 3
De Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) is op 1 januari 2020 in werking getreden. Voor de meeste ambtenaren (uitgezonderd zijn ambtenaren van defensie en politie) geldt daarmee al sinds 1 januari 2020 het private arbeidsrecht. Vanaf begin 2017 is door alle betrokken partijen veel werk verricht om ervoor te zorgen dat de overgang naar het private arbeidsrecht soepel per 1 januari 2020 is verlopen. Zo is bijvoorbeeld aanpassingswetgeving opgesteld. Ook de overheidswerkgevers en sociale partners hebben het nodige werk verricht, bijvoorbeeld door het afsluiten van privaatrechtelijke cao’s die de oude rechtspositieregelingen hebben vervangen.
Vraag 4
Wat is de exacte status van het «blauwe boek» en op welke wijze wordt naleving van de inhoud ervan bevorderd?
Antwoord op vraag 4
Het Handboek Bewindspersonen is een bundeling van praktische informatie die van belang is voor bewindspersonen, waaronder relevante wet- en regelgeving. Het handboek wordt iedere keer bij de formatie aan de kandidaat bewindspersonen overhandigd en is te vinden op internet.
Iedere bewindspersoon is zelf verantwoordelijk voor het naleven van wet- en regelgeving en legt daarover verantwoording af aan de Tweede Kamer.
Vraag 5
Welke inspanningen heeft de regering het afgelopen jaar verricht om te bevorderen dat 5 mei voor zoveel mogelijk mensen een vrije dag wordt, zoals de Kamer in een unaniem aangenomen motie (Kamerstuk 35 300 III, nr. 9) heeft uitgesproken?
Antwoord op vraag 5
Allereerst is de notie van belang dat het aan (decentrale) sociale partners is om afspraken te maken over het aanwijzen van nationale en erkende feestdagen als verplichte vrije dag. Het is aan hen om te bepalen welke afspraken zij in een cao willen opnemen over het al dan niet vrij zijn op die dagen. Tegen deze achtergrond heeft het kabinet naar aanleiding van genoemde motie de voorzitters van de Stichting van de Arbeid gevraagd om de oproep van het kabinet om van 5 mei een vrije dag voor iedereen te maken onder de aandacht van de leden van de werkgevers- en werknemersorganisaties te brengen. De oproep van het kabinet is gedaan in reactie op de voorstellen van de Staatscommlssie Parlementair Stelsel (Commissie Remkes). De Tweede Kamer heeft deze oproep gesteund met de motie van het lid Van ’t Wout c.s. van 16 oktober 2019 (Kamerstuk 35 300 III, nr. 7).
Op 28 april jl. heeft de Minister van BZK u, mede namens de Minister van SZW, laten weten dat de Stichting van de Arbeid op het verzoek is ingegaan en de oproep onder de aandacht van decentrale cao-partijen heeft gebracht.
Vraag 6
In hoeveel cao’s is inmiddels geregeld dat 5 mei een vrije dag is en in hoeveel cao's was dit drie jaar geleden geregeld?
Antwoord op vraag 6
In 2019 heeft het Ministerie van SZW een onderzoek gedaan naar de bepalingen over 5 mei in 98 cao’s. In 57% van de cao’s is opgenomen dat werknemers elke 5 jaar een vrije dag hebben op 5 mei. Dit betreft 39% van de werknemers. In 24% van de cao’s is geregeld dat werknemers jaarlijks vrij zijn op 5 mei (38% van de werknemers). In 19% van de cao’s staan geen vermeldingen over 5 mei (23% van de werknemers). Momenteel wordt een nieuwe inventarisatie gemaakt. De resultaten komen aan het einde van het lopende jaar of begin volgend jaar beschikbaar.
Vraag 7
Welke inspanningen gaat de regering komend jaar leveren om ervoor te zorgen dat 5 mei in steeds meer sectoren een vrije dag wordt?
Antwoord op vraag 7
Op dit moment zijn geen zijn aanvullende inspanningen voorzien. In haar rol als werkgever voor de sectoren Rijk, Defensie, Politie en Rechterlijke macht is de rijksoverheid reeds overeengekomen dat 5 mei jaarlijks een vrije dag is. Verder gaan in Nederland de sociale partners gezamenlijk over het al dan niet aanwijzen van nationale en erkende feestdagen als verplichte vrije dag.
Vraag 8
Hoeveel communicatiemedewerkers (in fte) houden zich bezig met communicatie met burgers?
Antwoord op vraag 8
Het hoofddoel van de communicatie van de rijksoverheid is te voldoen aan het recht van de inwoners van Nederland op communicatie met en informatie van de rijksoverheid en het ondersteunen van goed democratisch bestuur. Alle rijksambtenaren, en alle communicatiemedewerkers van de rijksoverheid in het bijzonder, dragen hieraan direct of indirect bij. Op rijksoverheid.nl vindt u een overzicht van het aantal fte (811,5 fte) dat op de directies Communicatie van de kerndepartementen werkzaam is.
Vraag 9
Hoeveel communicatiemedewerkers (in fte) houden zich bezig met communicatie tussen departement en Ministers/binnen departementen/tussen departementen of andere overheidsinstellingen?
Antwoord vraag 9
Vrijwel alle communicatiemedewerkers hebben – meestal vanuit hun eigen specifieke communicatiediscipline – contact met andere departementen en overheidsinstellingen. Zo is bijvoorbeeld afstemming nodig bij gezamenlijke werkbezoeken of departementoverstijgende publiekscampagnes. Ook kan interdepartementaal contact of contact met uitvoeringsorganisaties nodig zijn om te zorgen dat mensen die een vraag hebben goed geholpen worden bij de beantwoording van deze vraag.
Het structurele interdepartementale contact tussen departementen is geformaliseerd in de Voorlichtingsraad (VoRa), Commissie rijksoverheid Communicatie (CRC) en het woordvoerdersoverleg. Deze overlegorganen komen periodiek bijeen om actualiteiten en gezamenlijke communicatieopgaven te bespreken en kennis te delen. Op rijksoverheid.nl vindt u een overzicht van het aantal fte dat op de directies Communicatie van de kerndepartementen werkzaam is. Dit overzicht is uitgesplist naar de verschillende gangbare communicatiedisciplines.
Vraag 10
Waar wordt de externe inhuur voor ingezet binnen de Dienst Publiek en Communicatie (DPC)?
Antwoord vraag 10
De VoRa heeft enkele jaren geleden een vaste interne en een flexibele interne communicatiepool in het leven geroepen. De vaste interne communicatiepool zit in de formatie van DPC en de medewerkers uit deze pool worden op ministeries gedetacheerd. De flexibele interne communicatiepool is een virtuele pool van medewerkers van de verschillende ministeries. Beide pools bestaan uit communicatieprofessionals die al in ambtelijke dienst zijn van de rijksoverheid. Deze professionals worden gedetacheerd naar tijdelijke communicatieopdrachten elders binnen het Rijk. De pools fungeren primair als ontwikkelingsinstrument om (communicatie)medewerkers breder in te zetten, maar kunnen ook een bijdrage leveren aan het verminderen van de externe inhuur. De opgedane kennis en het opgebouwde netwerk blijven behouden voor de rijksoverheid en er is sprake van lagere kosten omdat detacheringen vanuit een vast dienstverband zonder winstoogmerk goedkoper zijn dan externe inhuur.
DPC heeft daarnaast namens de rijksoverheid contracten afgesloten met marktpartijen voor de externe inhuur van communicatieprofessionals. Het gaat hierbij om contracten met detacheringsbureaus voor de inhuur van (web)redactieprofessionals en voor communicatieprofessionals. Ook beheert DPC een raamovereenkomst externe communicatiepool met 19 externe woordvoerders. Ministeries gebruiken en ondertekenen de contracten zelf. Deze communicatieprofessionals kunnen snel worden ingezet voor kortere opdrachten. Denk hierbij aan inzet bij piek en ziek, de inzet voor tijdelijke vervanging, de inzet voor bepaalde expertise die – al dan niet tijdelijk – op een departement of binnen de rijksoverheid niet voorhanden is of bij piekbelasting zoals de coronacrisis die door de omvang en duur van de crisis meer tijdelijke communicatiecapaciteit vraagt.
Vraag 11
Welke organisaties gebruiken de term «klant» nog wel in externe uitingen, zoals bijvoorbeeld op websites?
Antwoord vraag 11
Uit een inventarisatie onder de grote uitvoeringsorganisaties blijkt dat het gebruik van het woord «klant» in de externe communicatie bij Rijkswaterstaat, Belastingdienst, Toeslagen, DUO, RVO, RDW, DJI, CJIB, CIZ, Justis, UWV, CBS, Douane, CBR en CAK niet (meer) gangbaar is. Mensen worden dus niet als klant aangesproken.
De meeste organisaties gebruiken extern andere termen, zoals student, gebruikers, kandidaten, veroordeelden, cliënten, toeslaggerechtigden etc. Een aantal organisaties gebruikt de term klant wel extern bijvoorbeeld voor een afdeling Klantenservice of Klantcontactcentrum, of als het gaat over strategische onderwerpen als klantgericht werken. Intern wordt de term klant bij veel organisaties wel gebruikt. Dit vanuit de optiek dat je als publieke dienstverlener klantgericht moet zijn en zo optimaal mogelijk tegemoet moet komen aan de behoeften van mensen. Ook werkt een aantal organisaties vanuit deze doelstelling met klantreizen, klantonderzoeken, klantpanels en klantbeloften.
Vraag 12
Welke concrete stappen worden genomen om blijvend aandacht te vragen om het gebruik van de term «klant» zoveel mogelijk te beperken en in hoeverre is hierover een concreet doel of streven afgesproken?
Antwoord vraag 12
De Minister-President heeft bij de begrotingsbehandeling 2021 op 7 oktober 2020 toegezegd te bevorderen dat de term «klant» zoveel mogelijk wordt vermeden in de overheidscommunicatie. Er is contact opgenomen met de Manifestgroep (het netwerk van 16 grote uitvoeringsorganisaties die samen optrekt t.b.v. betere dienstverlening aan burgers en bedrijven) om blijvend aandacht te vragen voor de wenselijkheid het gebruik van de term «klant» zoveel mogelijk te blijven vermijden. In de VoRa en CRC zal departementen worden gevraagd in contact te treden met de eigen uitvoeringsorganisaties om het gebruik van de term «klant» te blijven vermijden.