Gepubliceerd: 15 oktober 2021
Indiener(s): René Peters (CDA)
Onderwerpen: begroting financiën
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35902-3.html
ID: 35902-3

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 18 oktober 2021

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 30 september 2021 voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Bij brief van 15 oktober 2021 zijn ze door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De fungerend voorzitter van de commissie, Peters

Adjunct-griffer van de commissie, Van den Broek

Vraag 1

Klopt het dat een eenmanszaak na een persoonlijke storting van gelden de Bijstand voor zelfstandigen (Bbz) moet terugbetalen, terwijl dit in het geval van de Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (NOW)-regeling niet meegerekend is?

Antwoord 1

Voorafgaande aan de beantwoording van deze vraag is het van belang te benadrukken dat het Bbz en de NOW twee zeer verschillende regelingen met een andere doelstelling zijn. Het Bbz is een structurele vangnetregeling met als doel om zelfstandigen met een tijdelijk financieel probleem door bijstandsverlening tijdelijk tegemoet te komen. De NOW daarentegen is een crisismaatregel en heeft als doel om in tijden van acute en zware terugval in de omzet voor werkgevers mogelijk te maken om hun werknemers zoveel mogelijk in dienst te houden. Het is dus lastig om twee regelingen met een verschillende doelstelling met elkaar te vergelijken.

Wat betreft de vraag over de persoonlijke storting: wij verstaan in deze onder persoonlijke storting een mutatie van privé naar zakelijk vermogen. Een persoonlijke storting wordt bij het Bbz niet tot het inkomen gerekend en heeft dus ook geen gevolgen voor de hoogte van de Bbz-uitkering.

Bij de NOW sluit het omzetbegrip primair aan bij het jaarrekeningenrecht. Daar is opgenomen dat omzet bestaat uit de inkomsten die toe te rekenen zijn aan de reguliere activiteiten van de onderneming. Een persoonlijke storting van de eigenaar wordt voor de NOW niet als omzet beschouwd.

Vraag 2

Is de Minister het eens dat zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers), doordat wegens een persoonlijke storting van gelden de Bbz moet worden terugbetaald, onevenredig hard geraakt worden door de gevolgen van corona, en de steunmaatregelen ongelijkheid vergroten?

Antwoord 2

Nee, Een persoonlijke storting wordt bij het Bbz niet tot het inkomen gerekend en heeft dus ook geen gevolgen voor de hoogte van de Bbz-uitkering. (zie ook de beantwoording op vraag 1).

Vraag 3

Kan de Minister onderbouwen waarom met de terugbetalingsplicht in twee verschillende regelingen, de NOW en Bbz, die hetzelfde doel dienen verschillend mee wordt omgegaan?

Antwoord 3

Zoals aangegeven bij vraag 1 hebben de NOW en het Bbz een verschillend doel. Verder wordt een persoonlijke storting bij het Bbz niet tot het inkomen gerekend en heeft dus ook geen gevolgen voor de hoogte van de Bbz-uitkering.

Vraag 4

Kan een volledig overzicht gegeven worden van alle middelen en instrumenten, corona gerelateerd en niet corona gerelateerd, die in 2021 en 2022 beschikbaar zijn of beschikbaar komen voor re-integratie en (om)scholing, om mensen te begeleiden van werk(loosheid) naar werk, en vanuit overschot- naar tekortsectoren?

Antwoord 4

Hieronder een overzicht van de middelen en instrumenten die beschikbaar zijn voor re-integratie, (om)scholing en begeleiding van werk(loosheid) naar werk. Het overzicht is opgesplitst in vier domeinen; gemeente, UWV, arbeidsmarktregio’s en overige scholingsregeling in het kader van Leven lang Ontwikkelen. Dit overzicht is beperkt tot de middelen die via SZW beschikbaar worden gesteld.

Gemeenten

In 2021 is er circa € 2,68 miljard beschikbaar voor re-integratie vanuit de Participatiewet, in 2022 bedraagt dit circa € 2,53 miljard. Deze bedragen zijn inclusief coronasteun en herstel. Gemeenten ontvangen deze middelen om mensen te begeleiden en ondersteunen naar werk, zowel voor de klassieke doelgroep (mensen die voorheen onder de wet werk en bijstand vielen) (respectievelijk € 706 en € 644 miljoen), als voor de nieuwe doelgroepen onder de Participatiewet (respectievelijk € 157 en € 172 miljoen). En voor de bekostiging van de loonkosten in de Wsw (respectievelijk € 1.816 en € 1.717 miljoen).

Aanvullend ontvangen gemeenten ook middelen voor de uitvoering van re-integratie. Deze middelen zijn onderdeel van het cluster Inkomen en Participatie in de algemene uitkering van het Gemeentefonds. In totaal is € 1,61 miljard in 2021 en € 1,66 miljard in 2022 beschikbaar in het subcluster voor apparaatskosten inkomen en participatie, er wordt geen nader onderscheid gemaakt tussen de taken voor inkomensdienstverlening en de taken op het gebied van re-integratie en participatie.

Vanwege de coronacrisis is er in 2021 € 140 miljoen extra uitgetrokken voor gemeenten om de re-integratie dienstverlening op peil te houden en een aanvullende impuls te geven. In 2022 bedraagt dit € 60 miljoen. Daarnaast zijn er middelen beschikbaar gesteld voor SW-bedrijven om schade door corona-maatregelen te compenseren. Voor 1 januari tot 1 juli 2021 gaat dit om € 35 miljoen.

UWV

UWV ontvangt volume afhankelijke budgetten voor het bieden van zowel digitale als persoonlijke dienstverlening aan werkzoekenden. Daarnaast UWV ontvangt jaarlijks een taakstellend re-integratiebudget voor het inkopen van re-integratiedienstverlening en werkvoorzieningen voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten inclusief Wajongers (€ 209 mln in 2021 en € 214 mln in 2022). Voor het scholingsexperiment WGA gerechtigden is in 2021 € 9,5 miljoen en in 2022 € 8,7 miljoen beschikbaar. Tot en met 2021 is het scholingsbudget WW beschikbaar (€ 26 mln in 2021). Met dit budget heeft UWV de mogelijkheid om werklozen in de WW met een hoge kans op langdurige werkloosheid beter te begeleiden naar beroepen waar veel vraag naar is.

Arbeidsmarktregio’s

In de arbeidsmarktregio’s zijn verschillende middelen voor het begeleiding en scholing van werk(loosheid) naar werk. In iedere regio is een Leerwerkloket. Het Leerwerkloket helpt en adviseert werkenden, werkzoekenden, scholieren en werkgevers op het gebied van leren en werken vanuit de visie Leven Lang Ontwikkelen. Elk Leerwerkloket is een onafhankelijk samenwerkingsverband tussen gemeenten, roc’s en UWV. Voor de leerwerkloketten is in zowel 2021 als 2022 € 7,4 mln beschikbaar.

Als onderdeel van het aanvullend sociaal pakket is € 195 miljoen beschikbaar gesteld voor de periode 2020 t/m 2022 voor crisisdienstverlening. Het doel van de crisisdienstverlening is dat mensen die door COVID-19 hun baan dreigen te verliezen of recent hebben verloren, zo veel mogelijk direct naar nieuw werk gaan en dat zij daarbij waar nodig gericht worden geholpen. In regionale mobiliteitsteams zitten werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en UWV. Zij werken nauw samen met onderwijsinstellingen en het samenwerkingsverband beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB). De middelen zijn deels voor de personele inzet van de regionale mobiliteitsteams en deels voor de inzet van aanvullende dienstverlening, waarmee scholing en re-integratie kan worden ingekocht. Specifiek voor de doelgroep banenafspraak is een extra impuls beschikbaar van € 36 miljoen. Met deze middelen kan extra begeleiding op de werkplek, begeleiding naar nieuwe werk of een Werkfit traject worden geboden. Ook vanuit het aanvullend sociaal pakket is de regeling MBO-praktijkleren opgezet, hiervoor is € 63 miljoen beschikbaar. Bij scholing via praktijkleren in het mbo gaat het altijd om een combinatie van werken en het doen van een mbo-opleiding of een deel daarvan (een leerbaan). Budget bestaat uit het opleidingsdeel dat via de regionale mobiliteitsteams beschikbaar is gesteld en een subsidieregeling voor werkgevers.

Middelen in het kader van Leven lang ontwikkelen

In het kader van de coronacrisis is de regeling Nederland leert door in het leven geroepen. Inzet is op het behoud van werk of de overgang naar nieuw werk voor mensen die als gevolg van de coronacrisis in de problemen zijn gekomen, middels ontwikkeladvies, scholing en sectoraal maatwerk. In 2021 is hiervoor circa € 119 miljoen beschikbaar en in 2022 circa € 53 miljoen (waarvan circa € 26 miljoen specifiek voor de scholingsregeling).

In 2022 gaat middels Stimulering Arbeidsmarktpositie (STAP) de uitgavenregeling ter vervanging van de fiscale aftrek scholingsuitgaven van start ten behoeve van scholing en scholingsadviezen. Met het STAP-budget kan iedereen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt tot € 1.000 subsidie aanvragen via het UWV voor het bekostigen van scholingsactiviteiten. Hier is in 2022 circa € 180 miljoen voor beschikbaar (exclusief uitvoeringskosten).

Vraag 5

Op welk aantal zelfstandigen, dat door het stopzetten van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) en de tijdelijke wijzigingen van het Bbz recht heeft op een Bbz-uitkering, is de verlaging met – € 7,4 miljoen voor de tijdelijke transitie Bbz geraamd?

Antwoord 5

Er is geen eenduidig beeld van de instroom van zelfstandigen in het Bbz na 1 oktober 2021. Er bestaan sterke verschillen tussen gemeenten in wat zij verwachten qua aanvragen voor het Bbz per oktober. Veel gemeenten verwachten in de laatste drie maanden van 2021 een vier keer zo grote instroom als in een normaal jaar. In 2019 zijn ruim 4.000 zelfstandigen het Bbz ingestroomd.

Vraag 6

Wat is het «reeds ingezette (gemeentelijke) beleid tot eind 2022» waarvoor de gereserveerde middelen voor 2022 voor de bijzondere bijstand (€ 15 miljoen), het gemeentelijk schuldenbeleid (€ 30 miljoen) en de crisisdienstverlening via de regionale mobiliteitsteams (RMT’s) (€ 75 miljoen) worden ingezet?

Antwoord 6

Gemeenten ontvangen via het gemeentefonds extra middelen in 2020, 2021 en 2022 voor het gemeentelijk schuldenbeleid en de bijzondere bijstand. Deze middelen zijn bestemd om mensen van dichtbij te ondersteunen in het geval van armoede en problematische schulden. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) geeft aan dat gemeenten de middelen vooral inzetten op het in beeld krijgen en bereiken van mensen met geldproblemen. In 2022 zetten gemeenten deze inzet door. Voor gemeentelijk schuldenbeleid is er in 2022 30 miljoen beschikbaar en voor Bijzonder Bijstand 15 miljoen.

Crisisdienstverlening heeft als doel om mensen die door COVID-19 hun baan dreigen te verliezen of recent hebben verloren, zo veel mogelijk direct naar nieuw werk gaan en dat zij daarbij waar nodig gericht worden geholpen. In regionale mobiliteitsteams zitten werkgeversorganisaties, vakbonden, gemeenten en UWV. Zij werken nauw samen met onderwijsinstellingen en het samenwerkingsverband beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB). Voor de crisisdienstverlening komt in 2022 € 75 miljoen beschikbaar. Dit gaat naar het ontschot budget (€ 39 miljoen) en de personele inzet in de RMT’s (€ 36 miljoen), conform de aanpak die in 2021 is gestart en doorloopt tot eind 2022.

Vraag 7

In hoeverre is de 35 miljoen euro tegemoetkoming Sociale Werkvoorziening (SW)-bedrijven voldoende voor SW-bedrijven om overeind te blijven?

Antwoord 7

De verantwoordelijkheid voor het aan het werk houden van mensen met een Wsw-indicatie ligt bij gemeenten. Zij ontvangen daarvoor een bijdrage van het Rijk, naast de inkomsten die de sw-bedrijven zelf genereren en de gemeentelijke bijdragen. Hoe deze taak wordt ingevuld en de rol van SW-bedrijven hierin valt binnen de beleidsvrijheid van gemeenten en mag iedere gemeente zelf invullen.

Als tegemoetkoming voor de schade door corona-maatregelen heeft het kabinet besloten om in de periode 1 januari tot 1 juli 2021 € 35 miljoen beschikbaar te stellen aan sw-bedrijven. Dit bedrag is tot stand is gekomen op basis van gegevens van Cedris over de maanden januari en februari van 2021. Daarnaast is een bedrag van € 10 miljoen gereserveerd voor een eventuele aanvullende tegemoetkoming voor de periode 1 juli tot 1 oktober 2021. Het kabinet houdt een vinger aan de pols om te kijken of de financiële situatie n.a.v. de coronamaatregelen aanleiding geeft om ook (een deel van) het bedrag voor het derde kwartaal beschikbaar te stellen.