Vastgesteld 17 september 2021
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor volksverzekeringen en de Wet inkomstenbelasting 2001 tot intrekking van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) en hebben een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben begrip voor de keuze om met het voorliggende wetsvoorstel de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) in te trekken. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot intrekking van de BIK en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot intrekking van de BIK. In het algemeen willen deze leden opmerken dat zij de gang van zaken rondom intrekking van de BIK en de alternatieve aanwending van 2 miljard euro als korting op de Awf-premie bijzonder vinden. Deze alternatieve aanwending wordt door een ministeriële regeling reeds per 1 augustus 2021 uitgevoerd, zonder dat de Kamer bij de besluitvorming hierover betrokken is geweest of hiermee formeel heeft ingestemd, dit nog afgezien van het feit dat de alternatieve aanwending en marge van het wetgevingsoverleg over de slotwet van het Ministerie van Financiën zeer kort is besproken. Deze leden vragen of de regering kan aangeven waarom voor een dergelijke procedure is gekozen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel waarmee de BIK wordt ingetrokken. De leden van de SP-fractie zijn nooit overtuigd geweest van de noodzaak van de BIK. Deze leden zijn van mening dat wanneer de regering wil dat er investeringen worden gedaan waar de Nederlandse economie van profiteert, daar veel betere manieren voor zijn.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat de regering maandenlang het bedrijfsleven een korting op investeringen heeft beloofd, terwijl het onderzoek naar de houdbaarheid ervan kennelijk niet grondig genoeg is gedaan. Deze leden vragen de regering hoe de regering oordeelt over deze gang van zaken.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. In zijn algemeenheid merken deze leden op dat zij, los van het gegeven dat de BIK zelf een ondoeltreffende en ondoelmatige maatregel was met een groot budgettair beslag, het beleids- en beslisproces rond inwerkingtreding en vervolgens terugtrekking van de BIK zeer slordig vinden. Deze leden vinden dit afdoen aan de rol van de overheid als betrouwbare partner van burgers en het bedrijfsleven.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot intrekking van de BIK. Deze leden ondersteunen het intrekken van de als onderdeel van het Belastingplan 2021 ingevoerde BIK. Deze leden hebben hierover enkele algemene aanvullende vragen.
De leden van de Volt-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden volgen de overwegingen van de regering en begrijpen de keuze die de regering maakt om de BIK te laten vervallen. Toch wensen deze leden te benadrukken dat er voldoende recht moet worden gedaan aan de verwachtingen bij die ondernemers door het oorspronkelijke plan zijn gewekt. Tevens wensen deze leden te benadrukken dat het vrijgekomen budget ingezet moet worden voor lastenverlichting voor ondernemers en dan met name ondernemers in het midden- en kleinbedrijf, zoals ook deels gebeurd is middels de verlaging van de Awf-premie. Mede in dat licht hebben de leden van de SGP-fractie enkele vragen.
De leden van de Groep Van Haga hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie vragen welke analyse de regering heeft gemaakt naar aanleiding van het advies van de Raad van State over het voorliggende wetsvoorstel.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven of er een spoedwetgevingstraject mogelijk was geweest, zodat de Kamer zich over de alternatieve aanwending had kunnen uitspreken of in ieder geval ermee had in kunnen stemmen. Kan de regering aangeven welke lessen zijn getrokken uit het rommelige verloop rondom de invoering van de BIK, waaronder de verkeerde inschattingen van het risico op staatssteun, de noodzaak tot intrekking en de vervolgens plotselinge alternatieve aanwending? Kan de regering toezeggen dat de regering in de toekomst nog zorgvuldiger zal omgaan met de adviezen van de Raad van State, in het bijzonder met betrekking tot staatssteunrisico’s bij het indienen van wetgeving bij de Kamer en daarop ook eerder zal handelen?
Kan de regering aangeven of, mocht een dergelijke gang van zaken zich in de toekomst nog een keer voordoen, daarin ook anders met de Kamer kan worden omgegaan? Is de regering van mening dat met deze gang van zaken recht is gedaan aan een zorgvuldig wetgevingsproces?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat de BIK in het leven geroepen was om het grote bedrijfsleven te spekken. Eerder werd hiertoe voorgesteld de dividendbelasting af te schaffen. Nadat dit slecht onderbouwde voorstel het niet haalde moest de vennootschapsbelasting worden verlaagd. Dit voorstel kon niet op een meerderheid rekenen, waarop de BIK werd geïntroduceerd. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt ook de BIK afgeschoten. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom het bedrijfsleven zo nodig twee miljard belastingverlaging moet worden gegeven, terwijl keer op keer is gebleken dat hier geen goede redenen voor zijn en dat dit niet op draagvlak kan rekenen.
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering voorts hoe het mogelijk is dat het wetgevingstraject zo ongelooflijk onzorgvuldig plaats kon vinden. Waarom werd de BIK pas per nota van wijziging aan het Belastingplan toegevoegd? Hoe kon het dat een fiscale regeling van 2 miljard euro op Prinsjesdag 2021 nog niet klaar was? Hoe is het mogelijk dat er geen toetsing aan Europees recht heeft plaatsgevonden?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat per ministeriële regeling de Awf-premies zijn verlaagd, terwijl de voorliggende wetgeving nog onder parlementaire behandeling is. Waarom is voor deze volgorde gekozen? Wat zijn de gevolgen indien de voorliggende wetgeving geen meerderheid behaalt? Waarom is niet gewacht met het verlagen van de Awf-premies totdat de BIK definitief is afgeschaft? Deelt de regering de mening van deze leden dat dit geen blijk geeft van een prudente omgang met de overheidsfinanciën?
De leden van de PvdA-fractie vragen de regering voorts waarom ter compensatie is gekozen voor het verlagen van de Awf-premies. Waarom is er niet voor gekozen geen belastingverlaging voor het bedrijfsleven door te voeren? Deelt de regering de mening van deze leden dat beleidsstabiliteit een belangrijke randvoorwaarde is voor succesvol ondernemerschap? In hoeverre acht de regering het wisselen tussen het afschaffen van de dividendbelasting, het verlagen van de vennootschapsbelasting, de BIK en het verlagen van de Awf-premie stabiel overheidsbeleid?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een tijdpad voorafgaand aan Prinsjesdag 2021 inzake het besluitvormingsproces om de BIK te schetsen. Deze leden verzoeken de volgende vragen daarbij te betrekken. Wanneer is de regering door ambtenaren en maatschappelijke organisaties op het idee gebracht de investeringskorting toe te passen? Wanneer is er binnen het kabinet een knoop doorgehakt over wat met het potje van 4 miljard euro te doen? Wanneer is vervolgens het eerste contact met de Europese Commissie gelegd? Wanneer heeft de Europese Commissie duidelijk gemaakt dat er mogelijk staatssteunrisico’s zijn?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om in te gaan op het tijdpad inzake het besluitvormingsproces om de BIK met terugwerkende kracht in te trekken. Deze leden verzoeken de volgende vragen daarbij te betrekken. Wanneer heeft de regering dit besloten? Wanneer heeft de regering vervolgens de Kamer hierover ingelicht? En wanneer heeft de regering besloten en de Kamer ingelicht om het vrijgekomen budgettaire beslag alternatief in te zetten voor de verlaging van de werkgeverspremies? Klopt het dat de Kamer minder dan twee weken de tijd heeft gehad om een wijziging in te dienen? Is de regering van mening dat dit voldoende is in het licht van de huidige discussie over macht en tegenmacht en de inmiddels demissionaire status van het kabinet?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering te reflecteren op welke lessen zijn geleerd voor wat betreft het uit voorzorg intrekken van de BIK. Deze leden vragen de regering daarbij in te gaan op de lessen op beleidsinhoudelijk gebied en de lessen op het gebied van procedure en uitvoering.
De leden van de Groep Van Haga verzoeken de regering om meer inzicht te geven in de invloeden van het voorliggende wetsvoorstel op innovatie. Deze leden vragen aan de regering wat de gevolgen zijn voor innovatie. Met de BIK worden immers innovaties en investeringen gestimuleerd. In hoeverre is dit het geval bij de verlaging van de premie voor het Awf?
De leden van de Groep Van Haga vragen voorts aan de regering of alle ondernemers dezelfde korting krijgen op het Awf. Deze leden wijzen erop dat in tegenstelling tot de BIK een korting in het kader van het Awf los staat van de hoogte van het investeringsbedrag.
De leden van de SGP-fractie roepen in herinnering dat het oorspronkelijke doel van de BIK het op peil houden van de investeringen was, die door de coronacrisis zijn gedaald. Door intrekking van het wetsvoorstel wordt dit doel niet meer behaald. Ook door de alternatieve invulling van de middelen lijkt dit doel niet te worden behaald, zoals ook blijkt uit de CPB-notitie «Analyse verwachte effecten Baangerelateerde Investeringskorting en alternatieven»1. Deelt de regering deze analyse en waarom is het beoogde doel van de BIK nu niet meer relevant, mede gezien de keuze die gemaakt is om de financiële middelen van de BIK in te zetten voor een maatregel die vrijwel geen effect heeft op investeringen, zoals ook uit de genoemde CPB-notitie blijkt?
De leden van de SP-fractie vragen de regering of de conjuncturele economische omstandigheden of de structurele economische omstandigheden op dit moment aanleiding geven om het geld dat wordt bespaard door de BIK terug te trekken aan te wenden voor lastenverlichting voor het bedrijfsleven. Wat beoogt de regering hiermee te bereiken? Welk probleem moet worden opgelost? Deze leden vragen de regering om een inschatting te geven van het aantal extra banen dat deze maatregel zou moeten opleveren. Vormt de lastendruk voor bedrijven op dit moment een belemmering voor economische groei?
De leden van de SP-fractie vragen tot slot om een vergelijking van de economische kosten en baten van deze alternatieve aanwending van de BIK, ten opzichte van maatregelen die de koopkracht van lage- en middeninkomens zou verbeteren. Zou de twee miljard euro niet beter besteed zijn aan bijvoorbeeld hogere lonen in de publieke sector? Hoe heeft de regering deze afweging gemaakt?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering indachtig artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet te beschrijven wat de precieze doelstelling was van de BIK, wat de precieze doelstelling is van de premieverlaging in het kader van de Awf en of deze doelen precies overeenkomen of op bepaalde relevante aspecten verschillen.
Deze leden vragen voorts een analyse van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de ingezette premieverlaging voor werkgevers. Deze leden vragen er specifiek naar of de regering kan inschatten wat hiervan de arbeidsmarkteffecten zijn. Deze leden vragen bovendien of de regering kan toelichten waarom de inzet van deze 3,7 miljard euro de meest doelmatige is ten opzichte van het bereiken van maximale arbeidsmarkteffecten.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering ten aanzien van de met de voorliggende wetswijziging vrijgekomen BIK-gelden hoe deze intrekking zich verhoudt tot de alternatieve aanwending in de vorm van een verlaging van de Awf-premie en hoe een dergelijke verlaging dezelfde doelen zou dienen.
De leden van de Groep Van Haga vragen de regering welke alternatieven zijn onderzocht als vervanging voor de BIK. Deze leden vragen de regering in het bijzonder wat het doorslaggevende punt is geweest om te kiezen voor de Awf-optie.
De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering er niet voor gekozen heeft om een deel van het gebudgetteerde bedrag van de BIK (deels) in te zetten voor het verhogen van investeringsaftrekken mede gezien het gemeenschappelijke doel, het fiscaal aantrekkelijker maken van investeringen, van zowel de BIK als de investeringsaftrekken.
De leden van de D66-fractie lezen dat Europese wetgeving naar verwachting een belemmering vormt voor een succesvol beroep op zogenaamd «opgewekt vertrouwen». Deze leden vragen of er een nationale route mogelijk is voor ondernemers om succesvol een beroep te doen op «opgewekt vertrouwen». Hoe kansrijk is die route?
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat het met terugwerkende kracht intrekken van de BIK mogelijk consequenties heeft voor bedrijven die reeds investeringsverplichtingen zijn aangegaan. Deze leden vragen de regering of zij heeft onderzocht of er bedrijven in het mkb-segment zijn die hierdoor mogelijk in problemen komen en of de regering tracht deze problemen te voorkomen dan wel te helpen oplossen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering inzicht kan geven in hoeveel investeringen (zowel aantal ondernemers als totale investeringssom) er sinds 1 januari 2021 gedaan zijn door ondernemers, die deze investeringen deden wegens de verwachting recht te hebben op de BIK.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen informatief of de regering kan toelichten hoe een proces van eventuele terugbetaling van de BIK in zijn werk zou gaan. Wie zou het uiteindelijke bedrag ontvangen? Zouden ondernemers gecompenseerd kunnen worden wegens onbehoorlijk bestuur of is dit tegen bepaalde regels in? Op welke wijze komt het rentebedrag tot stand?
De leden van de Volt-fractie zijn van mening dat het juridisch onhoudbaar is dat bedrijven die een BIK-aanvraag hebben ingediend tussen 1 januari 2021 tot aan het moment van de BIK hun tegemoetkoming niet (deels) krijgen. De wet stond immers in het Staatsblad gepubliceerd en de bedrijven hebben investeringen gedaan. Dat is in de ogen van deze leden dan toch echt een verplichting. Heeft de regering hierover advies gevraagd aan de Landsadvocaat?
De leden van de Groep Van Haga vragen de regering of ondernemers het bedrag terug moeten betalen dat al op mindering is verkregen op de loonheffing. Of wordt dit bedrag verrekend met de toekomstige loonheffing? Deze leden vragen de regering voorts om toe te lichten hoe het zit met de conversie naar de Awf-korting voor de bedrijven die al een mindering hebben toegebracht aan hun afdracht loonheffing indien bedrijven de korting moeten terugbetalen.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering inzicht heeft in het aantal aanvragen voor de BIK-regeling, die nu moeten worden teruggedraaid. Hoeveel ondernemers hebben de BIK aangevraagd en welk investeringsbedrag is met die aanvragen gemoeid?
Deze leden vragen tevens welke mogelijkheden zijn onderzocht om ondernemers tegemoet te komen die reeds investeringen hebben gedaan en daarbij een beroep hebben gedaan of wilden doen op de BIK. Tevens vragen deze leden waarom niet voor een vorm van compensatie voor deze groep ondernemers is gekozen.
De leden van de PVV-fractie vragen te regering om aan te geven waarom het vrijgekomen budget voor 2022 gesteld wordt op 1,7 miljard euro, terwijl overeenkomstig het Belastingplan 20212 structureel 2 miljard euro was opgenomen. Kan de regering aangeven waaraan de resterende 300 miljoen euro aan budgettaire ruimte voor 2022 reeds is uitgegeven?
De leden van de PVV-fractie constateren dat het demissionaire kabinet het nog vrij te vallen bedrag in 2021 reeds heeft benut om de Awf-premies te verlagen middels een ministeriële regeling.3
Kan de regering aan deze leden toelichten op grond waarvan het demissionaire kabinet zich eenzijdig gerechtigd voelt om 2 miljard euro nog niet vrijgevallen budget reeds op voorhand, zonder instemming van de Tweede Kamer en zonder (incidentele) suppletoire begroting te benutten voor aanwending van het verlagen van de Awf-premie?
De leden van de CDA-fractie lezen dat door intrekking van de BIK voor 2021 2 miljard euro zal vrijvallen en voor 2022 1,7 miljard euro. In de regeling voor de Awf-premie vermindering gepubliceerd door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is opgenomen dat de Awf-premie van toepassing is van 1 augustus tot en met 31 december 2021. De leden van de CDA-fractie vragen de regering of het klopt dat deze korting in 2021 in totaal 2 miljard euro zal bedragen. Kan de regering een inschatting geven van de gemiddelde korting die een bedrijf ontvangt, en daarmee wat gemiddeld de extra ruimte is voor investeringen is in 2021? Kan de regering aangeven wanneer er duidelijkheid volgt over de aanwending van de gereserveerde middelen voor 2022?
De leden van de PvdA-fractie vragen om een uitsplitsing van wat er nu precies gebeurt met de middelen die bestemd waren voor de BIK. Voorts vragen deze leden waarom de regering zelf heeft besloten deze middelen te gebruiken voor het verlagen van Awf-premies en waarom deze niet zijn gebruikt om bijvoorbeeld de problemen met betrekking tot de volkshuisvesting op te lossen of als koopkrachtimpuls voor gewone mensen in te zetten.
De leden van de PvdA-fractie vragen voorts hoe het kan dat de uitvoeringskosten van de BIK zo ontzettend hoog waren. Was dat op zichzelf niet al voldoende geweest om de BIK niet meer te overwegen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen informatief of de regering kan toelichten waarom het budgettaire beslag van het alternatief aanwenden van de BIK-gelden in het tweede jaar 1,7 miljard euro en niet 2 miljard euro is en wat de bestemming is van het bedrag van 300 miljoen euro, aangezien er in eerste instantie 4 miljard euro incidenteel is gereserveerd.
Deze leden vragen voorts hoe de verlaging van de werkgeverspremies precies budgettair is neergeslagen bij de fondsen die de premies innen en uitkeringen uitkeren. Kan de regering uiteenzetten wat het budgettaire effect is van de verlaging van de premies op de budgettaire balans van deze fondsen? Is er voorafgaand aan het besluit tot verlaging van de werkgeverspremies overleg geweest met het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de budgettaire effecten van de verlaging van de premie en wat dit doet met de financiële degelijkheid van de fondsen?
De leden van de Volt-fractie vragen de regering hoeveel bedrijven tot 28 mei 2021 een aanvraag hebben ingediend en voor welk investeringsbedrag en daaraan gekoppeld welk bedrag aan fiscale tegemoetkoming op basis van de BIK-regels. Deze leden wijzen erop dat de regels immers 2,4 procent – 3,0 procent korting inhielden op investeringen met budget van 2 miljard euro voor 2021 en 2 miljard euro voor 2022 en de regering kondigde de intrekking van de BIK aan op 28 mei 2021.
De leden van de Groep Van Haga vragen de regering of de verdeling van het budget bij de Awf-korting gelijk is als bij de BIK.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het budget voor de BIK van 2 miljard euro in 2021 en 1,7 miljard euro in 2022 op een andere wijze kan worden besteed. Het begrote bedrag van 2 miljard euro is inmiddels besteed aan de verlaging van de Awf-premie. Hoe wordt het begrote bedrag van 1,7 miljard euro besteed en hoe wordt geborgd dat dit bedrag ten goede komt aan ondernemers?
De leden van de D66-fractie vragen welke gevolgen het afschaffen van de BIK heeft voor bedrijfsinvestering. Deze leden vragen tevens of er bedrijven in de financiële problemen kunnen komen als gevolg van het afschaffen van de BIK.
Deze leden vragen voorts wat de omvang is van de hoeveelheid investeringen die al was gedaan en die mogelijk in aanmerking zouden komen voor de BIK van 1 januari tot de datum waarop bekend werd dat de BIK geen doorgang zou vinden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat bedrijven zich in het kader van de staatssteunregels niet kunnen beroepen op een gerechtvaardigde verwachtingen dat zij aanspraak zouden kunnen maken op de BIK, terwijl in de wetgeving wel was opgenomen dat investeringen in 2021 kwalificeren voor de BIK. Kan de regering nader toelichten in hoeverre zij deze visie ondersteunt, die er geen rekening mee houdt dat ondernemers eventueel al investeringen hebben gedaan waarvoor zij op de BIK hadden gerekend?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe het bedrijfsleven heeft gereageerd op de intrekking van de BIK.
De leden van de Groep Van Haga verzoeken de regering om meer inzicht te geven in de invloeden van het voorliggende wetsvoorstel op de financiële gevolgen voor bedrijven en de kosten veroorzaakt door regeldruk. Deze leden vragen de regering voorts in hoeverre het voordeel voor de werkgever doorwerkt naar de werknemer in het geval van korting in het kader van het Awf.
De leden van de SGP-fractie merken op dat tijdens de behandeling van het wetsvoorstel strekkende tot invoering van de BIK middels een amendement (Kamerstuk 35 572, nr. 51) is besloten de BIK-gelden meer ten goede te laten komen aan het mkb. Door de intrekking van het voorliggende wetsvoorstel wordt deze relatieve bevoordeling van het mkb ten opzichte van het grootbedrijf ongedaan gemaakt. Is de regering van mening dat nog steeds geldt dat het beschikbare budget met name ten goede moet komen aan het mkb en op welke wijze is dit geborgd middels de alternatieve invulling?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan expliciteren waarom de Europese Commissie van oordeel is dat de BIK ongeoorloofde staatssteun kan opleveren. Voorts vragen de leden van de VVD-fractie de regering of de regering kan toelichten of onderzoeken hoe vaak het voorkomt dat de Europese Commissie vooraf een harde garantie afgeeft dat een wetsvoorstel als geoorloofde staatssteun kan worden beschouwd en het bij de Europese Commissie niet tot staatssteunbezwaren zal leiden.
De leden van de D66-fractie vragen of er een EU-rechtelijke analyse heeft plaatsgevonden tijdens het wetgevingsproces en zo ja, of er een gedetailleerde beschrijving kan worden gegeven van die analyse. Deze leden vragen tevens hoe die analyse is gewogen en welke weging daaraan tijdens het wetgevingsproces is gegeven. De leden van de D66-fractie vragen voorts in hoeverre de analyse van de Europese Commissie overeenstemt met de EU-rechtelijke analyse die tijdens het wetgevingsproces is gemaakt. Wat zijn de grootste verschillen en overeenkomsten.
De van de D66-fractie vragen waarom werd verondersteld dat de Europese Commissie de BIK als regeling als zodanig niet zou toetsen. Deze leden vragen of er voorbeelden zijn waarbij de Europese Commissie alleen een subonderdeel van een regeling heeft getoetst en niet de regeling als geheel.
Deze leden vragen voorts op basis van welke analyse de Europese Commissie tot de inschatting is gekomen dat de BIK mogelijk ongeoorloofde staatssteun zou zijn. Deze leden vragen of op deze laatste vraag in detail antwoord kan worden gegeven. Deze leden vragen bovendien of dit is gelegen in het feit dat de aftrek alleen wordt toegestaan voor investeringen. Deze leden vragen tot slot hoe dat zich zou verhouden met de superaftrek die is opgenomen in de CCCTB-conceptrichtlijn (Common Consolidated Corporate Tax Base-richtlijn)4.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom in eerste instantie alleen advies van de Europese Commissie werd gevraagd ten aanzien van de fiscale-eenheidsaspecten van de BIK. Op welke wijze werd duidelijk dat de Europese Commissie moeite had met de BIK als geheel? Hoe kan het dat dit voor de regering als verrassing kwam? Waarom is niet meteen het gehele voorstel aan de Europese Commissie voorgelegd? In hoeverre heeft de regering open kaart gespeeld?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er voorafgaand aan Prinsjesdag 2021, formeel dan wel informeel, contact is geweest met de Europese Commissie over staatssteunaspecten. Zo ja, is hier toen al vanuit de Europese Commissie een signaal ontvangen inzake mogelijke staatssteunrisico’s? Zo nee, waarom niet? Is het gebruikelijk om geen contact te hebben met de Europese Commissie voorafgaand aan de presentatie van een besluit met een dergelijk groot budgettair beslag?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen er of er voorafgaand aan Prinsjesdag 2021 op ambtelijk niveau dan wel uit het maatschappelijk middenveld op enige formele dan wel informele wijze is gewaarschuwd voor mogelijke staatssteunrisico’s bij inwerkingtreding van de BIK. Zo ja, zijn hier notities of memo’s van en kunnen deze in het kader van de open, nieuwe bestuurscultuur aan de Kamer worden toegezonden? Zo nee, waarom is een quickscan op mogelijke staatssteunrisico’s geen onderdeel van beleidsvorming zoals bij de BIK?
Deze leden vragen de regering waarop de regering baseerde dat er bij de BIK in huidige vorm geen ongeoorloofd staatssteunrisico was. Heeft de regering specifiek naar het perspectief van de fiscale eenheid gekeken? Zo ja, waarom is geconcludeerd dat dit niet tot staatssteunrisico’s leidde? Daarnaast vragen deze leden hoe dit zich inhoudelijk-argumentatief verhoudt tot de argumentatie van de Europese Commissie.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering het eens is met de stelling dat de slordigheid van het beleidsproces omtrent de inwerkingtreding en terugtrekking van de BIK toonbeeld is van onbetrouwbaar bestuur. Kan de regering dit toelichten?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of de regering van plan is op ambtelijk niveau, eventueel in samenwerking met de Europese Commissie, alsnog uit te zoeken of er sprake is van ongeoorloofde staatssteun in een regeling zoals de BIK, om uit dit studeren toekomstige juridische en beleidslessen te trekken. Deze leden vragen wat hierbij de overwegingen van de regering zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat aanpassing van de BIK aan het Tijdelijk Staatssteunkader te grote aanpassingen zou vergen. Zij vragen de regering in te gaan op de vraag hoe de BIK inhoudelijk gezien aangepast zou moeten worden om binnen het Tijdelijk Staatssteunkader te passen. Hoe zou de BIK er in dat geval uitzien?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven waaraan en hoe de reeds uitgegeven uitvoeringskosten van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), respectievelijk de Belastingdienst, reeds zijn besteed.
De leden van de CDA-fractie constateren dat bij de uitvoeringskosten van het wetsvoorstel tot intrekking van de BIK wordt genoemd dat er wordt uitgegaan van een extra inspanning voor handhaving van 1,5 fte. Deze leden vragen of de regering kan toelichten wat deze extra 1,5 fte inhoudt.
Ook lezen deze leden dat de uitvoeringskosten van de regeling 190.000 euro zijn. Deze leden lezen in de wet tot intrekking van de BIK dat voor de uitvoering van de BIK 55,3 miljoen euro voor de RVO en 9,1 miljoen euro voor de Belastingdienst was gereserveerd. Wat gebeurt er met de middelen die in 2021 voor de uitvoering waren gereserveerd, boven de reeds gemaakte kosten en de uitvoeringskosten voor de Awf-premie korting?
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar het totaalbedrag aan uitgaven die reeds door de overheid, door de RVO en door de Belastingdienst zijn gedaan inzake de BIK. Deze leden vragen de regering een oordeel te geven over deze verspilling.
De leden van de Volt-fractie vragen wat er gebeurt met het overgebleven budget voor de uitvoering bij de RVO en de Belastingdienst. Gaat dat budget terug naar de centrale kas van de Minister van Financiën nu het niet zal worden gebruikt? Zou de Belastingdienst dit geld niet ook kunnen gebruiken voor de uitvoeringsproblemen die daar nu spelen?
De leden van de Groep Van Haga zijn zich ervan bewust dat de kosten van de uitvoering zijn gecorreleerd aan de regeldruk en vragen daarom hoe de uitvoeringskosten van de Awf zich verhouden ten opzichte van de uitvoeringskosten van de BIK.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering om toe te lichten hoe de ontwikkeling van lasten voor bedrijven van 2018 tot en met 2021 eruitziet.
Voorts vragen deze leden of de regering kan aangeven hoe de loonkosten per uur in Nederland zich verhouden tot de loonkosten per uur in de eurozone.
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie aan de regering een toelichting wat de ontwikkeling van de loonkosten in Nederland is sinds 2015.