Ontvangen 6 juli 2021
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
De begrotingsstaat wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 01 Primair onderwijs worden het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag verhoogd met € 850.000 (x € 1.000).
Met dit amendement wordt beoogd de loonkloof tussen het primair onderwijs en voortgezet onderwijs te dichten. Al jaren voeren docenten in het primair onderwijs actie voor minder werkdruk en een eerlijk salaris. Maar ondanks enkele stakingen en een toenemend lerarentekort weigert het demissionaire kabinet de loonkloof tussen primair en voortgezet onderwijs te dichten. Terwijl het kabinet demissionair is en de formatie van een nieuw kabinet gaande is, blijft de werkdruk in het onderwijs onverminderd hoog en rijst het lerarentekort nog steeds de pan uit. Door de coronacrisis wordt de noodzaak voor een oplossing voor het lerarentekort nog eens extra benadrukt. Om het beroep van docent – in zowel primair als voortgezet onderwijs – aantrekkelijker te maken, regelt dit amendement het dichten van de loonkloof. Volgens berekeningen van het kabinet kost dit jaarlijks 850 miljoen euro. Met dit amendement regelen we het dichten van de loonkloof eenmalig in 2021. Vanaf 2022 beogen de indieners de loonkloof structureel te dichten door de bankenbelasting te verhogen. Met dit amendement draagt de financiële sector bij aan een hoogwaardige kenniseconomie, waar ook zij van profiteren. Het maatschappelijk belang van een goed functionerende onderwijssector, inclusief aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden voor het personeel dat hiervoor kiest, maakt het volgens de indieners gerechtvaardigd om de financiële sector een extra bijdrage op te leggen. Het kabinet dient deze belastingverhoging mee te nemen in het Belastingplan.
Kwint Alkaya