Vastgesteld 25 juni 2021
De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 10 juni 2021 voorgelegd aan de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 24 juni 2021 zijn ze door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Paternotte
De griffier van de commissie, De Lange
Vraag 1:
Wat zijn de gevolgen van het schuiven met de budgetten voor de Kustwacht in de volgende jaren?
Antwoord:
De budgetten van de Kustwacht voor hun inzet in het Caribisch gebied staan op de begroting van Koninkrijksrelaties en worden volgens afspraak gedurende het jaar naar Defensie overgeboekt. De genoemde kasschuif vindt plaats vanuit het budget van incidentele middelen onder het protocol versterking grenstoezicht, zodat de Kustwacht genoeg middelen krijgt om op termijn 24/7 inzetbaar te zijn. Deze beleidswijziging wordt breed gesteund door de ministeries en organisaties betrokken bij de maatregel uit het Landspakket over het protocol. Door de mutatie zijn er minder financiële middelen beschikbaar voor investeringen (in bijvoorbeeld materieel). De prioritering van investeringen gebeurt nu met de uitwerking van het protocol in de plannen van aanpak die per Caribisch Land worden opgesteld.
Vraag 2:
Welke maatregelen gericht op het versterken van de rechtsstaat voert het Ministerie van Defensie uit op Curaçao, Aruba en Sint Maarten?
Antwoord:
Defensie participeert als beheerder en budgethouder van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en Kustwacht Caribisch gebied binnen de maatregel die toeziet op de versterking van het grenstoezicht van de Landen. De plannen van aanpak worden thans opgesteld. De Kustwacht Caribisch gebied heeft middelen toegekend gekregen waarmee zij de komende jaren in staat zal worden gesteld om meer personeel aan te trekken teneinde 24/7 de operationele taken te kunnen uitoefenen. De KMar heeft middelen toegekend gekregen om de grensdiensten van de landen te ondersteunen met capaciteit en expertise ter versterking van het grenstoezicht aldaar.
Voor het Ministerie van Defensie is er structureel € 2 mln. bestemd om de Curaçaose en Arubaanse Militie van Defensie te professionaliseren en om te investeren in het Sociaal Vormings Traject (SVT) op Curaçao en Aruba. Met het SVT wordt door Defensie met medewerking van de Landen beoogd om kansarme jongeren met weinig toekomstperspectief een betere start en voorbereiding op de arbeidsmarkt te bieden.
Vraag 3:
Is er al bekend hoe het geld voor steunverlening bedrijven Curaçao (20 miljoen euro) wordt ingezet?
Antwoord:
Op verzoek van en in samenwerking met de overheid van Curaçao vinden twee onderzoeken plaats: 1. Onderzoek individuele steunverlening bedrijven op basis van het door het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat opgestelde Afwegingskader voor individuele steunverlening. 2. Verkenning toepassing en juridische vormgeving garantie-instrument voor het verlenen van krediet aan het midden- en kleinbedrijf op Curaçao. Na afronding van de onderzoeken wordt besloten over de inzet van de middelen voor steunverlening bedrijven Curaçao. De € 20 mln. is wel afhankelijk van het akkoord van de nieuwe regering van Curaçao met de voorwaarden voor het totale steunpakket (hervormingsmaatregelen landspakket en oprichting COHO).
Vraag 4:
Waarvoor was de 8,3 miljoen euro aan middelen voor de wederopbouw Sint Maarten die in 2020 niet tot besteding is gekomen bedoeld, voor welke projecten?
Antwoord:
Circa € 8,3 mln. aan wederopbouw middelen is in 2020 niet tot besteding gekomen als gevolg van vertraging van diverse projecten. Dit is deels veroorzaakt door de Covid-19 pandemie. Bij de eerste suppletoire begroting is € 4,3 mln. op de begroting 2021 geplaatst en is er € 4 mln. naar 2022 doorgeschoven. Een aantal van de projecten dat vertraging heeft opgelopen en in het verleden zijn verplicht, leiden tot uitgaven in 2022. Het betreft de ondersteuning van de Royal Schiphol Group aan het vliegveld op Sint Maarten, het op verzoek van de Kamer verlengen van de beleidsdoorlichting van artikel 8 met 1 jaar (Kamerstuk 33 189, nr. 13), de reparatie aan de zeekabel, de stabilisering van de klif Sint Eustatius, eventuele herstelkosten aan de gevangenis op Sint Maarten, stormwaterpompen voor Sint Maarten, de dompelpomp ten behoeve van de brandweer Sint Maarten en training van het ambulancepersoneel.
Vraag 5:
Hoeveel van de wederopbouwmiddelen (Sint Maarten) is al uitgegeven en waar aan en wat waren de resultaten? Hoeveel is er nog over en welk deel is al gereserveerd en waarvoor? Wordt nagedacht over een andere besteding van het overgebleven deel?
Antwoord:
Momenteel zijn in totaal tien projecten in uitvoering en een project is in voorbereiding met een totale omvang van USD 419 mln. Op www.sintmaartenrecovery.org staat de actuele stand van zaken weergegeven: namelijk hoeveel gereserveerd is en hoeveel daarvan al is overgemaakt per project. Eind 2020 heeft Nederland de derde tranche à € 90 mln. in het trustfonds gestort om de voortgang in de uitvoering te borgen. Daarmee heeft Nederland in totaal € 352 mln. in het trustfonds gestort, daarnaast resteert nog € 101,1 mln. (Kamerstuk 34 773, nr. 22). Een vierde (en laatste) tranche (€ 101 mln.) wordt naar verwachting in het najaar van 2021 aan de Wereldbank overgemaakt. Voor een overzicht van de resultaten verwijs ik naar de rapporten van de Wereldbank. Voor het Annual Report 2021 verwijs ik naar mijn brief van 11 juni 2021 (Kamerstuk 34 773, nr. 23).
Vraag 6:
Worden de wederopbouwmiddelen gebruikt om de energietransitie op de eilanden te bewerkstelligen? Zo ja, hoeveel is er uitgegeven aan de energietransitie en met welke resultaten, graag uitgesplitst per eiland? Hoeveel is er geserveerd?
Antwoord:
Het doel van de wederopbouw middelen van de Nederlandse overheid is het bevorderen dat de basisvoorzieningen (inclusief infrastructuur) voor de burgers in Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba minimaal weer op het niveau van voor de orkanen Irma en Maria komen. De energietransitie is geen doel an sich al kunnen duurzaamheidsprojecten onderdeel zijn van de wederopbouw. Voor Sint Maarten is dit vooralsnog niet het geval geweest en ook voor Saba en Sint Eustatius zijn de wederopbouwmiddelen niet ingezet voor de energietransitie. Wel is bijgedragen aan het herstel van schade van het energienetwerk.
Vraag 7:
Welke activiteiten worden er vanuit de begroting BZK (VII) uitgevoerd voor de uitwerking van het kabinetsstandpunt IBO Koninkrijksrelaties?
Antwoord:
In opvolging van de kabinetsreactie op de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Koninkrijksrelaties (Kamerstukken II 2019/20, 35 300 IV, nr. 11), worden de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (WolBES) en de Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Wet FinBES) opnieuw tegen het licht gehouden. Zo wordt onder meer de positie van de Rijksvertegenwoordiger in lijn met het advies van de Raad van State tegen het licht gehouden en zal gekeken worden naar de mogelijkheden om verschillende modellen van bestuurlijk en financieel toezicht te introduceren. Voor de uitwerking van voorstellen hoe invulling te geven aan deze aanbevelingen is extra juridische en wetgevingscapaciteit benodigd, die elders binnen het departement gevonden is. Om de uitgaven hiervoor op de juiste manier te verantwoorden worden daarom middelen overgeheveld van de begroting Koninkrijksrelaties (IV) naar de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII).
Vraag 8:
Waarvoor is de extra vrije uitkering van Saba bedoeld?
Antwoord:
De aanvulling op de vrije uitkering is vrij besteedbaar en is bedoeld om op korte termijn verlichting te brengen in de financiële situatie van het openbaar lichaam Saba. Saba beschikt (in tegenstelling tot Bonaire en Sint Eustatius) over weinig liquiditeiten en moet daardoor steeds vaker incidentele middelen inzetten om structurele kosten te dekken. Op de langere termijn moet via de uitwerking van de adviezen uit het Raad van State onderzoek en het Interdepartementaal Beleidsonderzoek toegewerkt worden naar een structurele oplossing. Het zal aan een volgend kabinet zijn om daar een besluit over te nemen. Voor deze kortetermijnoplossing is bewust gekozen voor een eenmalige aanvulling op de vrije uitkering in plaats van een bijzondere uitkering, omdat Saba de afgelopen jaren heeft laten zien het financieel beheer en de rechtmatige besteding van middelen op orde te hebben.