Vastgesteld 22 juni 2021
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 27 mei 2021 voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Bij brief van 18 juni 2021 zijn ze door de Minister van Economische Zaken en Klimaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Azarkan
De adjunct-griffier van de commissie, Reinders
1
Kan voor elk van de onder artikel 2 genoemde steunpakketten in tabelvorm worden weergeven hoeveel uitgaven en verplichtingen er waren geraamd en voor welk bedrag daadwerkelijk is gerealiseerd in 2020?
Antwoord
In onderstaande tabel treft u aan per onderdeel van het steunpakket de raming en realisatie voor zowel de verplichtingen als uitgaven. Als raming is genomen het budget in de 2e suppletoire begroting 2020. Uw Kamer is over de overschrijding van het verplichtingenbudget voor de TVL geïnformeerd in de brief Begrotingswijzigingen ten opzichte van de 2e suppletoire begroting 2020 van het Ministerie van EZK van 11 december 2020.1 In deze brief is ook melding gemaakt van geraamde stortingen in de begrotingsreserves van de garantieregelingen, waarbij de daadwerkelijke stortingen afhankelijk zijn van de gerealiseerde premie-ontvangsten en schade-uitgaven.
2
Kan worden aangeven waarom er in 2020 minder verplichtingen zijn aangegaan voor de Seed Capital regeling?
Antwoord
Voor de Seed Capital-regeling is jaarlijks structureel 32 miljoen euro beschikbaar. Tijdens de coronacrisis is de regeling geïntensiveerd met 20 miljoen euro. Hiermee werd in 2020 52 miljoen euro voor de Seed Capital-regeling gepubliceerd en verplicht. Daarnaast werd voor de Seed Business Angel-faciliteit 10 miljoen euro opengesteld. In verband met onder andere de eindejaarsmarge 2019 was het totaal beschikbare verplichtingenbudget voor de Seed-regeling daarmee als geheel in 2020 68,7 miljoen euro. Hiervan is 6,7 miljoen euro niet gepubliceerd. Van de Seed Business Angels werd 4,4 miljoen euro niet benut. Het beperkte gebruik van de Seed Business Angel-regeling is te wijten aan de relatieve onbekendheid van de regeling in de beginjaren. Dit is ook geconstateerd in een recent onderzoek naar de vroege fase durfkapitaalmarkt, door onderzoeksbureau KplusV.2 Momenteel werkt de Staatssecretaris daarom aan een intensivering van de communicatie over de Seed Business Angel-regeling. Daarnaast wordt de Seed Business Angel-regeling aangepast om deze beter aan te laten sluiten bij de manier waarop business angels investeren. Zo zal de regeling vanaf 1 juli 2021 opengesteld worden voor twee en meer business angels zodat kennisdeling tussen ervaren en beginnende informele investeerders gestimuleerd wordt.
3
In hoeverre is de verwachting dat de middelen bestemd voor startups/midden- en kleinbedrijf in 2021 alsnog tot uitputting zullen komen?
Antwoord
De middelen voor startups/mkb zijn bestemd voor het Mkb-actieplan voor de regeling MKB-!dee en Digitalisering van het mkb waaronder de regeling MKB-werkplaatsen. De niet benutte middelen in 2020 zijn toegevoegd aan 2021. Naar verwachting wordt dit budget benut voor de openstelling van de regeling MKB-!dee in 2021 en voor de verplichtingen die in 2021 en mogelijk 2022 zullen worden aangegaan voor digitalisering van het mkb. De kasuitgaven van deze verplichtingen kennen een langere horizon, tot in 2023.
4
In hoeverre worden de middelen die voor de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) in 2020 niet tot uitputting zijn gekomen in 2021 alsnog voor de ROM’s aangewend?
Antwoord
De middelen voor de Coronaoverbruggingsleningen (COL) komen in 2021 nagenoeg volledig tot besteding. De verwachting is dat de middelen voor de fondsversterking ROM’s ook in 2021 volledig tot besteding zullen komen. Eén en ander is onder meer afhankelijk van de afstemming met regionale partijen en het doorlopen van de voorhangprocedure indien die conform de Comptabiliteitswet vereist is. De kapitaalstortingen voor de nieuw opgerichte ROM Flevoland3 (4 miljoen euro) en Investeringsfonds Zeeland (5 miljoen euro) zijn inmiddels gerealiseerd.
5
Wat betekent de onderuitputting op fundamenteel toegepast onderzoek en de Toekomstfondskrediet OnderzoeksFaciliteiten (TOF) voor het ambitieniveau op het gebied van toegepast onderzoek?
Antwoord
De lagere liquiditeitsbehoefte bij projecten in kader van de regeling Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten (TOF) wordt veroorzaakt door vertraging in de uitvoering of herziening van in het verleden gehonoreerde projecten, bijvoorbeeld als gevolg van vertraagde bouwvergunningen of veranderde marktomstandigheden. De ambitie om de gehonoreerde projecten binnen het toegepast onderzoek te realiseren blijft onverminderd hoog. Daarnaast bleef de buffer onbenut die is ingesteld om niet volledig revolverende projecten te compenseren, wat daardoor een onderdeel is van de onderuitputting.
6
Kan worden toegelicht welke impact het op de gestelde klimaatdoelen zal hebben dat er voor een bedrag van 1.232,6 miljoen euro minder aan verplichtingen aangegaan is?
Antwoord
Op artikel 4 is ten opzichte van de Najaarsnota in 2020 voor 1.232,6 miljoen euro minder aan verplichtingen aangegaan. De voornaamste oorzaak van deze afwijking liggen bij de SDE++ en de maatregelen voor CO2-reductie.
Voor de SDE++ is in 2020 voor een bedrag van 810,2 miljoen euro minder verplichtingen aangegaan, vooral doordat een groter deel van de verplichtingen voor de Najaarsronde 2020 in begin 2021 is verplicht. De openstellingsperiode van de SDE++ liep van 24 november 2020 tot 17 december 2020, daarna dienden de aanvragen nog beoordeeld te worden door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Hierdoor was het lastig vooraf in te schatten welk deel van de aanvragen door RVO nog eind 2020 beschikt konden worden en welke begin 2021 een beschikking zouden krijgen. Voor het behalen van de klimaatdoelen is het verschil tussen een beschikking SDE++ afgeven eind 2020 of begin 2021 nihil.
Voor de maatregelen voor CO2-reductie die vanuit artikel 4 zijn bekostigd is 238,8 miljoen euro minder verplicht, omdat het afgeven van een beschikking voor het vrijwillig sluiten van een kolencentrale niet in 2020 kon worden afgerond. Hierdoor is het gehele bedrag niet verplicht. Op dit moment wordt beoordeeld of deze aanvraag voldoet aan de voorwaarden die in de call for proposals zijn gesteld. Het kabinet kan hier nog niet op vooruitlopen, omdat de beoordeling van het voorstel nog loopt. De Staatssecretaris van EZK – Klimaat en energie verwacht uw Kamer hierover vóór de zomer verder te kunnen informeren. De daadwerkelijke financiële gevolgen van de subsidie zullen duidelijk zijn na afronding van de beoordeling, maar zullen in elk geval niet hoger zijn dan het reeds toegekende verplichtingenbudget.
De vertraging in de vrijwillige sluiting van Power Plant Rotterdam kan wel gevolgen voor de CO2-reductie in 2021 hebben. De centrale heeft echter het grootste deel van 2021 wegens een technisch mankement stil gestaan, waardoor de vertraging tot beperkte verminderde CO2-reductie heeft geleid.
7
Wat is het effect van het feit dat voor de SDE+ voor 810,2 miljoen euro minder verplichtingen zijn aangegaan? Worden deze ingehaald in 2021 of schuiven hiermee toekomstige SDE-uitgaven ook verder op en vertragen we daarmee de energietransitie? Ontbreken specifieke technieken in deze regeling waardoor er sprake is van onderuitputting?
Antwoord
Op 14 januari heb ik de Kamer geïnformeerd over de eerste resultaten van de Najaarsronde 2020 van de SDE++4. Voor de ronde was een openstellingsbudget van 5 miljard euro beschikbaar. Gedurende de openstelling zijn 4.112 subsidieaanvragen ingediend, met een budgetclaim van in totaal bijna 6,4 miljard euro. De regeling was dus ruim overtekend. De onderuitputting van de begroting wordt dus veroorzaakt door het overschrijden van de jaargrens en niet door het ontbreken van specifieke technieken in de regeling.
Voor de SDE++ is in 2020 voor een bedrag van 810,2 miljoen euro minder verplichtingen aangegaan, vooral doordat een groter deel van de verplichtingen dan voorzien voor de Najaarsronde 2020 in begin 2021 is verplicht. In verband met de coronacrisis is besloten om de openstelling acht weken uit te stellen. De openstellingsperiode van de SDE++ liep hierdoor van 24 november 2020 tot 17 december 2020. Daarna moesten de aanvragen nog beoordeeld te worden door RVO. Hierdoor was het lastig vooraf in te schatten welk deel van de aanvragen door RVO nog eind 2020 beschikt konden worden en welke begin 2021 een beschikking zouden krijgen. Voor het behalen van de klimaatdoelen is het verschil tussen een SDE++ beschikking afgeven eind 2020 of begin 2021 nihil.
8
Wat is het effect van het niet verlenen van garantieverplichtingen in 2020 rondom aardwarmte en waar komt dit door?
Antwoord
Het niet verlenen van garantieverplichtingen in 2020 komt doordat er geen aanvragen zijn ingediend. Dit kan verschillende redenen hebben. Onder andere omdat er in 2020 weinig nieuwe geothermie initiatieven naar voren zijn gekomen. Nieuw beoogde initiatieven kunnen bijvoorbeeld de vergunningen of SDE++ beschikking nog niet binnen hebben. Dit is wel belangrijk, aangezien projecten binnen een jaar na verstrekking van een garantiebeschikking van start moeten gaan. Daarnaast speelt dat in bekende gebieden, operators bij een vervolgproject in de buurt van eerder geslaagde putten sneller geneigd zijn zelf het risico te nemen, terwijl er voor de minder bekende gebieden met de huidige garantieregeling met 10% risicoprofiel, nog geen commercieel project mogelijk is. Voor een beperkt aantal gevallen kan een commerciële verzekeraar een alternatief bieden. Dit wordt geïllustreerd door de in 2020 nieuw geplaatste geothermiesystemen, waarvan er één met de garantieregeling, één met een private verzekering en één zelf het risico heeft afgedekt.
9
Kan worden toegelicht wat de verwachte ontwikkeling van de reserve is en hoe de regering voornemens is hiermee om te gaan?
Antwoord
In de EZK-begroting 20215 is in tabel 27 (pag. 114) aangegeven hoe de reserve duurzame energie zich naar verwachting de komende jaren gaat ontwikkelen. Indien er tekorten op de uitfinanciering van de klimaatregelingen (SDE, SDE+, SDE++, HER, ISDE) ontstaan, zal er geld aan de reserve onttrokken worden. In het tegenovergestelde geval, als er geld overblijft op deze regelingen ten opzichte van wat er op de begroting beschikbaar is, dan zullen de overgebleven gelden in de reserve duurzame energie gestort worden.
10
Wat is de oorzaak dat het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) 118,3 miljoen euro minder heeft uitgegeven aan de waardedalingsvergoedingen dan bij najaarsnota geraamd?
Antwoord
Het IMG is op 1 september 2020 begonnen met de uitvoering van de waardedalingsregeling. Tijdens de uitvoering in het laatste kwartaal bleek, mede doordat het IMG later dan gepland begon, dat een gedeelte van het beschikbare budget in 2021 tot uitbetaling zou komen. In de 1e suppletoire begroting 20216 is de raming voor waardedaling naar boven bijgesteld naar 515 miljoen euro.
11
Waarom is in tegenstelling tot wat bij Najaarsnota werd verwacht het IMG in 2020 niet gestart met de regeling voor immateriële schade?
Antwoord
Het IMG is een jonge organisatie die sinds zijn oprichting een indrukwekkende prestatie heeft neergezet: wekelijks handelt het IMG circa 1.000 schademeldingen af en inmiddels hebben nagenoeg alle bewoners van het aardbevingsgebied die daar recht op hebben een vergoeding voor schade door waardedaling ontvangen van het IMG. Het aantal meldingen van fysieke schade bleef in 2020 onverminderd hoog7. Met name die laatste schadevorm, schade door waardedaling, heeft in 2020 veel van de organisatie gevergd. Deze factoren bij elkaar hebben ervoor gezorgd dat het uitwerken van de werkwijze voor immateriële schade vertraging opgelopen heeft. Daar kwam bij dat er, gezien het unieke karakter van de regeling, in Nederland geen regeling of werkwijze bekend was die als voorbeeld kon dienen voor de regeling waar het IMG aan werkt. De uitwerking is complex en behoeft veel aandacht omdat de vergoedingssystematiek zo veel mogelijk rekening dient te houden met de persoonlijke omstandigheden van de individuele bewoner én tegelijkertijd niet te belastend voor de bewoners moet zijn. Op 1 juni jl. heeft het IMG aangekondigd8 dat een eerste groep van honderd huishoudens vanaf dat moment een aanvraag voor vergoeding van immateriële schade kan indienen. Het IMG start de uitvoering gefaseerd om zo verdere openstelling voor mogelijk tienduizenden Groningers zo goed mogelijk voor te bereiden. De volledige openstelling wordt later dit jaar verwacht.
12
Is het deel van het budget van 5 miljoen euro voor de regeling immateriële schade dat in 2020 niet is uitgegeven voor 2021 beschikbaar en is het geld in 2021 dan voldoende?
Antwoord
Het IMG heeft in 2021 ruimte om voor 100 miljoen euro uit te keren voor schadevergoedingen voor immateriële schade en 4,8 miljoen euro aan uitvoeringskosten. De financiële ruimte die het IMG krijgt is gebaseerd op ramingen die volgen uit de schadevergoedingen die het IMG uitkeert op basis van de Tijdelijke Wet Groningen. De aannames onderliggend aan de raming kunnen in de praktijk anders uitpakken. Als hierdoor de ruimte voor schadevergoedingen gedurende het jaar ontoereikend is, dan wordt het beschikbare bedrag aangepast.
13
Welke taken voert de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland uit voor specifiek Groningen en waardoor is het bedrag 20,4 miljoen euro hoger dan geraamd?
Antwoord
Als zelfstandig bestuursorgaan sloot het IMG per 1 juli 2020 met RVO een convenant af voor het leveren van ondersteunende dienstverlening. De uitvoeringskosten die hiermee gemoeid zijn waren in 2020 hoger omdat het aantal afgehandelde schademeldingen ook hoger was dan eerder geraamd. Dit komt voornamelijk doordat er meer schade-experts ingehuurd moesten worden om de schademeldingen te beoordelen.
14
Heeft de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) de bijdragen die niet in 2020 zijn betaald in 2021 inmiddels volledig voldaan?
Antwoord
Alle kosten voor de schadeafhandeling die het ministerie bij NAM in rekening heeft gebracht zijn door NAM voldaan. De doorbelasting van de kosten voor de versterkingsoperatie worden in het jaarverslag het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) verantwoord. NAM heeft de betaling van de factuur met betrekking tot versterken over het derde kwartaal opgeschort, zoals ik uw Kamer 31 maart jl. heb gemeld9. Op 26 mei jl. heeft NAM gemeld ook de betaling van de factuur voor versterken over het vierde kwartaal op te schorten. De Minister van BZK is hierover met NAM in gesprek.