De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2020 wijzigingen aan te brengen in:
1. de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat;
2. de begrotingsstaat inzake de agentschappen van dit ministerie;
De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, B. van ’t Wout
De beleidsmatige mutaties en technische mutaties groter of gelijk aan de ondergrenzen in onderstaande staffel worden op het niveau van de financiële instrumenten (en eventueel artikelonderdeel) toegelicht.
Omvang begrotingsartikel (stand ontwerp-begroting) in € miljoen | Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen) | Technische mutaties (ondergrens in € miljoen) |
---|---|---|
< 50 | 1 | 2 |
=> 50 en < 200 | 2 | 4 |
=> 200 < 1000 | 5 | 10 |
=> 1000 | 10 | 20 |
In sommige gevallen, waar politiek relevant, worden ook posten toegelicht beneden deze ondergrenzen.
Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2020 € 3,6 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 4,7 mln minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 4,0 mln hoger dan begroot bij Najaarsnota.
Verplichtingen
Verplichtingenmutaties groter dan € 2 mln:
– De onderuitputting was met name bij Kennis Informatie Cyber (€ 2,5 mln). In 2020 zijn o.a. door TNO, NWO en Cyberveilig Nederland verkenningen verricht en is advies uitgebracht door een vijftal kwartiermakers uit het veld over de vormgeving van het platform. Aangezien de inderdepartementale besluitvorming pas eind 2020 is afgerond is een aanzienlijk deel van de middelen niet benut.
Uitgaven
Uitgavenmutaties groter dan € 2 mln:
– De onderuitputting was met name bij Kennis Informatie Cyber (€ 2,9 mln). In 2020 zijn o.a. door TNO, NWO en Cyberveilig Nederland verkenningen verricht en is advies uitgebracht door een vijftal kwartiermakers uit het veld over de vormgeving van het platform. Aangezien de inderdepartementale besluitvorming pas eind 2020 is afgerond is een aanzienlijk deel van de middelen niet benut.
Ontvangsten
Ontvangstenmutaties groter dan € 2 mln:
– Het betreft ontvangsten uit boetes van ACM, deze inkomsten zijn van te voren niet exact vast te stellen. De boete-ontvangsten van ACM zijn niet taakstellend. Daarbij geldt dat het aanspannen van een gerechtelijke procedure de betalingsverplichting niet opschort. Afhankelijk van de gerechtelijke uitspraak bij beroep of hoger beroep zal de ACM mogelijk een deel van de in 2020 ontvangen bedragen in een komend jaar moeten terugbetalen.
De ACM kan i.v.m. vertrouwelijkheid geen uitspraken doen over de betaling door een partij in individuele zaken. De opgelegde boetes worden ook niet altijd openbaar gemaakt, als een uitspraak van de rechter dit verhinderd bijvoorbeeld.
Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2019 € 176 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 10,1 mld minder aan verplichtingen aangegaan.
Verplichtingen
Verplichtingenmutaties groter dan € 10 mln:
– De onderbenutting op de diverse garantieregelingen was ca. € 10,6 mld. Dit betreft in het bijzonder de volgende regelingen: BMKB ‒ € 672 mln; Groeifaciliteit ‒ € 83 mln; Garantie Ondernemingsfinanciering en GO-C samen ‒ € 9,2 mld en de garantieregeling Klein Krediet Corona ‒ € 676 mln. Daarnaast werd er ca. € 30 mln meer afgestort in de begrotingsreserves dan geraamd in de 2e suppletoire begroting. Dit betrof in het bijzonder de hoger dan geraamde storting in begrotingsreserve BMKB (€ 24,5 mln).
– De verplichtingen voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL) zijn € 557,4 mln hoger dan in de 2e suppletoire begroting was geraamd. Het verplichtingenbudget voor de TVL van € 1,2 mld was gebaseerd op het door de ondernemers in de subsidieaanvraag geraamde omzetverlies. Het administratief vast te leggen verplichtingenbedrag is € 557,4 mln hoger uitvallen, omdat bij de vastgelegde verplichtingen rekening moet worden gehouden met de eventuele maximale subsidieverlening bij 100% omzetverlies.
– De verplichtingen voor de TVL Caribisch Nederland zijn € 7,7 mln lager dan in de 2e suppletoire begroting was geraamd. Dit is enerzijds het gevolg van minder omzetverlies dan verwacht en anders doordat de uitvoerende unit de kosten voor de TVL voor het vierde kwartaal van 2020 grotendeels pas in 2021 doorbelast aan EZK.
– De lagere realisatie van verplichtingen (€ -10,6 mln) in het kader van de Urgendamaatregelen industrie heeft volledig betrekking op de regeling Versnelde Klimaat Investeringen Industrie (VEKI). Mede als gevolg van de Coronaproblematiek valt het beroep op de regeling voor versnelde investeringen tegen. De korte realisatietermijn die voor het grootste deel van 2020 in het kader van Urgenda voor projecten binnen de VEKI gold speelt ook een rol bij deze onderuitputting.
Uitgaven
Uitgavenmutaties groter dan € 10 mln:
– Voor de Tegemoetkoming Vaste Lasten is € 150,3 mln minder uitgegeven dan geraamd doordat het omzetverlies in het najaar van 2020 lager is geweest dan geraamd. Minder bedrijven kwamen hierdoor boven de omzetdervingsdrempel van 30% en bedrijven die hebben aangevraagd kregen een lager voorschotbedrag.
– Voor de TVL Caribisch Nederland is € 7,7 mln minder uitgegeven dan geraamd. Dit is enerzijds het gevolg van minder omzetverlies dan verwacht en anderzijds doordat de uitvoerende unit de kosten voor de TVL voor het vierde kwartaal van 2020 grotendeels pas in 2021 doorbelast aan EZK.
– De schadedeclaraties voor de BMKB vielen lager uit dan de raming in de begroting vanwege het lage aantal faillissementen (- € 20 mln), daarnaast werd de kasbuffer van € 203 mln voor het coronaluik in de BMKB niet ingezet voor schadeuitgaven. In totaal kon daardoor € 229,6 mln (€ 227,5 mln meer dan de raming, inclusief de kasbuffer voor het coronaluik in de BMKB) afgestort worden in de begrotingsreserve BMKB. Dit is het saldo van de kasbuffer op de begroting, de ontvangen premies en de schadeuitgaven.
– Ook voor de Groeifaciliteit (GF) en de Garantieondernemingsfinanciering (GO) werden in beperkte omvang schades gedeclareerd waardoor respectievelijk € 3,5 mln en € 84,8 mln minder schade-uitgaven werden gedaan dan geraamd.
– Voor de Groeifacilteit werd € 0,9 mln afgestort in de begrotingsreserve
– Daarnaast werd voor de GO-C de kasbuffer van € 100 mln vooralsnog niet aangesproken. Hierdoor werd voor de GO en de GO-C samen € 178,4 mln gestort in de begrotingsreserve.
– Voor de garantieregeling Klein Krediet Corona werd de kasbuffer vooralsnog niet aangesproken. Samen met de ontvangen garantiepremies werd in totaal € 164,8 mln in de begrotingsreserve gestort.
– Voor de garanties MKB-financiering werd € 0,5 mln gestort in de begrotingsreserve.
Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2019 € 207,5 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 122,8 mln minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 2,2 mln lager dan begroot bij Najaarsnota.
Verplichtingen
Verplichtingenmutaties groter dan € 2 mln:
– Voor de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen is € 84 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan begroot. Dit komt doordat de fondsversterking van de ROM’s van € 75 mln niet in 2020 gerealiseerd kon worden. Dit zal alsnog in 2021 plaatsvinden. Daarnaast zijn de kapitaalstortingen in de ROM Flevoland (€ 4 mln) en Investeringsfonds Zeeland (€ 5 mln) doorgeschoven naar 2021.
– Voor de Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek is € 2,4 mln minder aan verplichtingen gerealiseerd. Dit betreft de niet aangewende buffer die beschikbaar is voor niet volledig revolverende investeringen in het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds.
– De committering aan REGMED (€ 10 mln) kon niet in 2020 worden gerealiseerd. Samen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt hier in 2021 verder vorm aan gegeven.
– Voor de Seed Capital regeling werd € 11,1 mln minder aan verplichtingen aangegaan dan de raming. Dit hield onder andere verband met de openstelling in 2020 die in totaal voor de Seed Capital regeling en de Seed Business Angels € 62 mln bedroeg. Hiervan werd het opengestelde budget voor de Seed Business Angels niet geheel benut. De resterende middelen schuiven door naar 2021.
– De middelen Startups/MKB zijn gereserveerd voor het MKB-actieplan. Deze middelen kwamen niet tot besteding (- € 12,4 mln) omdat geplande openstellingen van de regelingen MKB-!idee en MKB-werkplaatsen vanwege de coronacrisis werden doorgeschoven naar 2021.
Uitgaven
Uitgavenmutaties groter dan € 2 mln:
– Voor het Dutch Venture Initiative is € 21,2 mln minder uitgegeven dan de raming. De omvang en het moment van de uitgaven in het kader van het Dutch Venture Initiative worden bepaald door de investeringen en terugontvangsten van de fondsen bij hun portfolio-bedrijven. Deze investeringen en ontvangsten fluctueren in aantal en omvang. Vooraf zijn deze fluctuaties niet precies te ramen.
– Voor de Regionale Ontwikkelingsmaaschappijen is € 100,4 mln minder uitgegeven dan geraamd. De reden hiervoor is dat de fondsversterking van de ROM’s van € 75 mln niet in 2020 kon worden gerealiseerd. Daarnaast zijn de kapitaalstorting in de ROM Flevoland (€ 4 mln) en Investeringsfonds Zeeland (€ 5 mln) doorgeschoven naar 2021 en werd er door de ROM’s € 15,4 mln van de beschikbare middelen voor de Coronaoverbruggingsleningen niet opgevraagd. Deze middelen schuiven door naar 2021.
– Voor de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek werd de beschikbare buffer niet aangewend (- € 2,4 mln) en werd er € 2,5 mln minder uitgegeven in het kader van de regeling Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten (TOF) vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte.
– Voor de regeling Thematische Technology Transfer (leningendeel) werd € 2,4 mln minder uitgegeven vanwege een lagere liquiditeitsbehoefte van de TTT-fondsen.
– De committering aan REGMED kon niet in 2020 worden gerealiseerd waardoor ook het kasbudget van € 10 mln niet werd aangewend.
– Voor het Innovatiekrediet is € 4,6 mln minder uitgegeven dan geraamd. De kasuitgaven op het Innovatiekrediet fluctueren jaarlijks door individuele uitbetalingsafspraken met bedrijven op basis van afgesproken mijlpalen.
– Voor de Seed Capital regeling werd € 46,4 minder uitgegeven dan geraamd. De uitfinanciering van de verplichtingen van de Seed Capital regeling vindt plaats op basis van liquiditeitsbehoefte van de Seedfondsen. Dit kan van jaar op jaar fluctueren. Daarnaast was het vanwege het Rijksbrede begrotingskader niet mogelijk het kasbudget meerjarig in de tijd te spreiden op basis van het verwachte ritme van kasuitfinanciering.
– De middelen voor Startups/MKB (MKB-actieplan) van in totaal € 12,9 mln kwamen niet tot besteding omdat geplande openstellingen van de regelingen MKB-!idee en MKB-werkplaatsen vanwege de coronacrisis werden doorgeschoven naar 2021.
Ontvangsten
Ontvangstenmutaties groter dan € 2 mln:
– Er is € 17,9 mln ontvangen van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen in het kader van de Corona Overbruggingslening (COL). Dit betreft middelen die in 2021 opnieuw beschikbaar komen voor de COL via de ROM’s.
– De ontvangsten voor het Fund of Funds / Dutch Venture Initiative van € 11,9 mln zijn niet in 2020 gerealiseerd. Naar verwachting zullen in 2021 de eerste ontvangsten op de EZK-begroting worden gerealiseerd.
– Als gevolg van de coronacrisis is voor het Innovatiekrediet aan ondernemingen de mogelijkheid van uitstel van aflossing en rentebetaling verleend, waardoor er € 8,5 mln minder ontvangsten gerealiseerd zijn.
Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2020 € 13,1 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 1.232,6 mln minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 131,1 mln hoger dan begroot bij Najaarsnota.
Verplichtingen
De verplichtingenmutaties groter dan € 5 mln:
De lagere realisatie op het verplichtingenbudget is veroorzaakt doordat:
– Voor de SDE+ zijn in 2020 voor een bedrag an € 810,2 mln minder verplichtingen aangegaan, vooral doordat een groter deel van de verplichtingen voor de Najaarsronde 2020 pas in 2021 verplicht zal worden.
– Voor de garantieregeling aardwarmte zijn in 2020 geen garantieverplichtingen afgegeven, zodat het garantieplafond van € 66,6 mln in zijn geheel niet benut is.
– Voor de HER+ is voor een bedrag van € 38,1 mln minder verplichtingen aangegaan dan bij Najaarsnota gepland, vooral omdat er voor de eerste openstelling van 2020 veel minder aanvragen zijn gehonoreerd dan ingediend en van de tweede openstelling van 2020 slechts een klein deel in 2020 is verplicht.
– Voor de Demonstratieregeling Energie en Klimaatinnovatie (DEI+) is voor een bedrag van € 26,0 mln minder verplichtingen aangegaan dan bij Najaarsnota gepland, omdat een groot aantal aanvragen voor de openstelling 2020 pas in 2021 verplicht zullen worden. In de raming voor de Najaarsnota werd nog rekening gehouden met volledige budgetuitputting in 2020, hoewel er toen al onzekerheid bestond over nekele grote projecten. De beoordeling van deze grote projecten duurde langer dan verwacht, wat geleid heeft tot een lagere budgetuitputting dan geraamd.
– Voor de ISDE zijn in 2020 voor een bedrag van € 35,0 mln minder verplichtingen aangegaan. Dit komt voornamelijk omdat alle beschikkingen die betrekking hadden op het MKB-deel van de (SDE-openstelling 2020 pas in 2021 verplicht zouden worden.
– Aan de maatregelen voor CO2-reductie die vanuit artikel 4 zijn bekostigd is € 238,8 mln minder verplicht, omdat het afgeven van een beschikking voor het sluiten van een kolencentrale niet in 2020 kon worden afgerond. Hierrdoor is het gehele bedrag niet verplicht. Dit zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2021 gebeuren.
Tegenover deze lagere realisatie is sprake van een hogere verplichtingenrealisatie bij:
– De storting van niet-benutte middelen duurzame energieproductie (MEP, SDE, SDE+, ISDE, HER) in begrotingsreserve duurzame energie (€ 31,8 mln).
Uitgaven
De uitgavenmutaties groter dan € 5 mln:
De lagere realisatie op het uitgavenbudget heeft vooral de volgende oorzaken:
– Op het geheel van de subsidiecategorieën die onder de SDE en SDE+ vallen is in 2020 € 13,7 mln minder uitgegeven dan bij Najaarsnota was verwacht. Het overgebleven budget is in de reserve duurzame energie gestort (zie bij hogere realisatie).
– Bij de in 2020 afgegeven beschikkingen voor de ISDE is sprake van vertraging in de uitbetaling van voorschotten, waardoor de realisatie circa € 18,6 mln lager is uitgevallen dan bij Najaarsnota gepland. Het overgebleven budget is in de reserve duurzame energie gestort (zie bij hogere realisatie). Het niet-uitgekeerde bedrag zal naar verwachting in 2021 alsnog uitbetaald worden.
– Bij het onderdeel Onderzoek & opdrachten is € 5,5 mln minder uitgegeven dan bij Najaarsnota geraamd, vooral omdat een schikking met een energieleverancier voor nadeelcompensatie lager is uitgevallen dan eerder verwacht.
Tegenover de lagere uitgavenrealisatie staat vooral de hogere realisatie bij de storting in de begrotingsreserve duurzame energie. Bij Najaarsnota werd nog verwacht dat er in totaal € 1.221,9 mln in de reserve duurzame energie gestort zou worden aan onbenut gebleven begrotingsmiddelen voor de MEP, SDE, SDE+ (inclusief flankerend beleid en TenneT/aanleg net op zee), ISDE en HER+. Vooral door additionele onderuitputting op de SDE/SDE+ en de ISDE valt de storting € 31,8 mln hoger uit en komt uit op een bedrag van € 1.253,7 mln.
Ontvangsten
De ontvangstenmutaties groter dan € 5 mln:
– De inkomsten uit de opslag duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) zijn € 131,3 mln (5,4%) hoger dan geraamd. Onderliggend zijn er twee tegengestelde effecten. In 2020 is er voor het eerst een lastenverdeling van 1/3 huishoudens en 2/3 bedrijven toegepast bij de ODE. Voorheen was de verdeling 1/2 huishoudens en 1/2 bedrijven. Om deze nieuwe lastenverdeling te realiseren is de heffingskorting in de energiebelasting (op elektriciteit) opgehoogd. Bij de geraamde ODE opbrengst van € 2.411 mln is rekening gehouden met het «ODE»-deel van de heffingskorting. De heffingskorting is echter volledig ten laste van de energiebelasting (op elektriciteit) en niet gedeeltelijk ten laste van de ODE gebracht. Hierdoor zijn de ODE-ontvangsten hoger dan geraamd en valt de opbrengst van de energiebelasting over 2020 lager uit.
Daarnaast is er door de Coronapandemie naar verwachting minder elektriciteit en gas verbruikt dan geraamd, hierdoor daalt de ODE-opbrengst. Per saldo is het resultaat van deze twee tegengestelde effecten dat de gerealiseerde ODE opbrengst € 133,9 mln hoger is dan geraamd.
Op dit artikel is ten opzichte van de Najaarsnota in 2020 € 120,1 mln minder uitgegeven dan begroot en is voor een bedrag van € 111,4 mln minder aan verplichtingen aangegaan. De ontvangsten zijn € 307,8 mln lager dan begroot bij Najaarsnota.
Verplichtingen en Uitgaven
De mutaties groter dan € 2 mln:
– Bij de regeling verduurzamingsopgave uit aardgasbaten is € 2,5 mln minder uitgegeven dan geraamd bij Najaarsnota omdat er door Samenwerkingsverband Noord Nederland (SNN) aan het einde van 2020 in tegenstelling tot de verwachting geen apparaatskosten meer in rekening zijn gebracht.
– Aan schadevergoedingen is € 2,5 mln minder uitgekeerd door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) dan bij Najaarsnota werd geraamd omdat de uitgaven van het IMG lager zijn uitgevallen dan in de IMG-begroting is opgenomen.
– Door het IMG is € 118,3 mln minder uitgegeven aan waardedalingsvergoedingen dan bij Najaarsnota geraamd.
– In tegenstelling tot wat bij Najaarsnota werd verwacht is het IMG in 2020 niet gestart met de regeling voor immateriële schade. Hierdoor is het budget van € 5 mln voor 2020 niet uitgegeven.
– Het voor BTW-compensatie geraamde budget van € 11,8 mln is niet gerealiseerd als uitgave omdat voor dit bedrag een verrekening heeft plaatsgevonden met het aan de NAM gedeclareerde bedrag.
– Er is € 20,4 mln meer uitgegeven aan uitvoeringskosten RVO.nl naar aanleiding van de aan het einde van 2020 ingediende aangepaste begroting. Deze extra kosten worden ook via een heffing in rekening gebracht bij de NAM.
Ontvangsten
De ontvangstenmutaties groter dan € 2 mln:
– De bijdrage van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM) voor uitgekeerde schadevergoedingen valt € 158,4 mln lager uit dan begroot. Dit komt doordat de NAM de schadevergoedingen die in het 3e en 4e kwartaal zijn uitgekeerd pas in 2021 vergoedt.
– De ontvangsten van de NAM voor de uitvoeringskosten van de schade-afhandeling valt € 51,8 mln lager uit dan begroot. Dit komt omdat de NAM de uitvoeringskosten over het 3e en 4e kwartaal pas in 2021 vergoedt.
– De gerealiseerde vergoeding voor de waardedalingen in Groningen blijft € 97,8 mln achter bij de raming. Dit komt omdat de waardedalingsvergoedingen in het vierde kwartaal van 2020 vielen. Het Ministerie van EZK financiert de kosten voor waardedaling en brengt deze per kwartaal achteraf in rekening bij de NAM.
– De geraamde vergoeding van € 5 mln voor immateriële schade is niet gerealiseerd. In tegenstelling tot wat bij Najaarsnota werd verwacht is het IMG in 2020 niet gestart met de regeling voor immateriële schade.
– Er is € 4,8 mln meer ontvangen op de inkomsten uit de Mijnbouwwet dan geraamd. Vanwege onder meer de lage gasprijs waren de geraamde ontvangsten bij Najaarsnota omlaag bijgesteld. Er zijn uiteindelijk meer ontvangsten binnengekomen dan bij Najaarsnota verwacht.
Toelichting op de verplichtingen en uitgaven
Personele uitgaven
Er is in 2020 € 4,1 mln meer uitgegeven dan geraamd. Dit verschil wordt met name verklaard door:
– Bij de personele HGIS-budgetten is er (€ 1,1 mln) meer uitgegeven dan begroot.
– Bij het kerndepartement is er (€ 5,8 mln) meer uitgegeven door o.a. verhoging van lonen van rijksambtenaren, thuiswerkvergoeding, extra personeel.
– Er is (€ 1,4 mln) minder gebruik gemaakt van sociale voorzieningen.
– Er is (€ 1,3 mln) minder uitgegeven dan begroot bij overige personele uitgaven.
Materiële uitgaven
Er is in 2020 € 15,6 mln minder uitgegeven dan geraamd. Dit verschil wordt met name verklaard door:
– Bij het kerndepartement is er (€ 8,2 mln) minder uitgegeven dan verwacht door o.a. het thuiswerken. Vanaf het tweede kwartaal wordt er weinig tot geen gebruik gemaakt van de middelen die beschikbaar waren gesteld voor het personeel.
– Bij het materiële budget van de buitendiensten wordt er (€ 3,5 mln) minder uitgegeven dan verwacht door o.a. het thuiswerken. Vanaf het tweede kwartaal wordt er weinig tot geen gebruik gemaakt van de middelen die beschikbaar waren gesteld voor het personeel.
– Bij het materiële budget aan bijdrage DICTU wordt er (€ 3,7 mln) minder uitgegeven dan verwacht door o.a. een terugbetaling van een deel van de dienstverleningsovereenkomst 2019.
Ontvangsten
Er zijn in 2020 meer ontvangsten gerealiseerd dan verwacht. Dit komt voornamelijk doordat de toezichtskosten zijn gestegen voor warmte, elektriciteit en gas.
Toelichting
Op artikel 41 Nog onverdeeld worden geen uitgaven gedaan. Bij de 2e suppletoire begroting 2020 is de loon- en prijsbijstelling toebedeeld aan de relevante artikelen.