Voorgesteld tijdens het Wetgevingsoverleg van 17 juni 2021
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat de kritische rassentheorie zich nauwelijks kan beroepen op een wetenschappelijke basis, geen bijdrage levert aan de wetenschap en het wetenschappelijk klimaat, maar juist een zeer activistische agenda voert die de gemeenschap, in het bijzonder de onderwijsgemeenschap, verdeelt, groepen tegen elkaar opzet op basis van gegeven, onveranderbare kenmerken als huidskleur en afkomst en daarmee een maatschappelijk ontwrichtende werking heeft;
spreekt uit dat de kritische rassentheorie, met de daarbij behorende identiteits- en cancelcultuur, geen plaats mag hebben in curricula, wetenschapsbeleid en personeelsbeleid op universiteiten, hogescholen, het mbo en in het funderend onderwijs;
verzoekt de regering, om met de VSNU, de Vereniging Hogescholen en de PO-Raad, VO-raad en MBO Raad in gesprek te gaan om dit te bewerkstelligen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Beertema