Vastgesteld 10 juni 2021
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 19 mei 2021 inzake het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2020 bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Kamerstuk 35 830 VII, nr. 2).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 8 juni 2021. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Martin Bosma
De griffier van de commissie, Roovers
1
Vraag:
Op welke wijze geeft u invulling aan de advisering van de Rekenkamer om de PAW ook ten gunste te laten zijn aan wijken die niet in het programma meedoen?
Antwoord:
Het Programma Aardgasvrije Wijken (PAW) doet kennis en leerervaringen op middels proeftuinen bij gemeenten. Inmiddels zijn dit 46 proeftuinen. De kennis en leerervaringen worden beschikbaar gesteld aan alle gemeenten onder andere middels de jaarlijkse monitor, het kennis- en leerprogramma, de nieuwsbrief en de website www.aardgasvrijewijken.nl.
Overigens doet de Rekenkamer de aanbeveling om breder te kijken dan alleen naar de door BZK bekostigde projecten en de gemeentebesturen, maar ook naar andere projecten waar partijen buiten gemeenten gebouwen aardgasvrij maken en deze partijen te betrekken.
Op dit moment richt het PAW zich op de proeftuinen omdat deze zo zijn ingericht dat maximaal geleerd kan worden. Eventuele verbreding van de scope van het PAW is aan een nieuw kabinet.
2
Vraag:
Op welke manier kunt u invulling geven aan het advies van de Rekenkamer om de samenhang tussen PAW en ander rijksbeleid om de gebouwde omgeving aardgasvrij te maken te verbeteren
Antwoord:
Via een beleidsspoor worden knelpunten die in de proeftuinen worden geconstateerd geagendeerd bij het beleid. Dit is uitgewerkt in het programmaplan PAW dat op 13 april 2021 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstuk 32 847, nr. 739). Daarnaast wordt ook de verbinding met het Uitvoeringsoverleg klimaatakkoord gebouwde omgeving versterkt door twee maal per jaar de leerervaringen en knelpunten te bespreken.
Nadere afspraken over de samenwerking worden uitgewerkt in samenspraak met (de voorzitter van) het Uitvoeringsoverleg, mede in relatie tot de uitwerking van de reflectie «één jaar Klimaatakkoord» en de formatie van het nieuwe kabinet in 2021.
3
Vraag:
Het Rijksbrede IT-beheer wordt door de Algemene Rekenkamer al diverse jaren als onvolkomenheid beoordeeld. Welke concrete stappen gaat u nemen om de kwaliteit van het IT-beheer op te schroeven? Welke rol is hierin weggelegd voor de uitvoeringsorganisatie SSC-ICT?
Antwoord:
Voor Rijksbreed IT-beheer geldt dat CIO Rijk de huidige werkwijze stapsgewijs versterkt. Op tactisch en operationeel niveau dienen kaders als GITC, BIO of IDWOR nageleefd te worden. Daarnaast wordt in de doorontwikkeling van het Rijks ICT-dashboard gekeken naar kaders en instrumenten om kwaliteit van dienstverlening en IT-beheer beter vergelijkbaar te maken. Met het Besluit CIO-stelsel wordt opdrachtgeverschap en verantwoording structureel verbeterd. Assurance rapportages gaan bijdragen aan de kwaliteitsverbetering. Afgelopen jaar is een vernieuwd hulpaanbod gedaan voor verbeterde implementatie van de kaders door CIO Rijk.
Shared Service Organisaties, zoals SSC-ICT, geven gevolg aan de uitkomsten van het ADR onderzoek naar SSO’s1. Deze SSO’s zullen samen met hun opdrachtgevers, de vakministers, inzetten op verbeterde naleving van de bestaande kaders waarmee IT-beheer en verantwoording daarover inzichtelijk wordt.
4
Vraag:
Welke stappen heeft de Minister gezet in het verbeteren van het contractenbeheer van Logius en welke concrete verdere stappen gaat de Minister zetten om het centraal inzicht in lopende contracten te verbeteren en dit soort onrechtmatigheden in de toekomst te voorkomen?
Antwoord:
In 2020 heeft Logius samen met het kerndepartement gewerkt in de taskforce verwervingskalender. Hierdoor is goed zicht ontstaan op het contractenlandschap en de potentiële aanbestedingen. In 2021 zet Logius in op het verder ontwikkelen van het contractmanagement. Ze gaat op inzichtelijke wijze de verwervingskalender en het overzicht van de contactpersonen m.b.t. alle relevante contracten voor heel Logius, intern centraal publiceren. Tevens is Logius gestart met het opzetten van een uniforme dossierstructuur voor contracten. In het kader van de vervanging van DigiInkoop zal het nieuwe softwarepakket ruimte bieden voor een geautomatiseerd contractregister.
5
Vraag:
De opbouw van de interne beheersing is nog niet op het gewenste niveau: wanneer is dit wel het geval? Wat moet daarvoor nog gebeuren? Welke risico’s brengt dit met zich mee?
Antwoord:
Er wordt gewerkt aan het op orde brengen van de interne beheersing. Er wordt gewerkt met een roadmap verbetering financieel beheer waarmee de interne beheersing wordt verbeterd waarbij de meest urgente punten voorrang krijgen. De belangrijkste risico’s liggen op het gebied van efficiency en vertraagde informatieverschaffing.
6
Vraag:
Klopt het dat de onrechtmatige verplichtingen uitsluitend voorvloeien uit overgenomen contracten en lopende offertetrajecten van het CVW en de NAM? Zo nee, hoe zit het dan?
Antwoord:
Het overgrote deel van de in 2020 aangegane onrechtmatige verplichtingen, waarbij de onrechtmatigheid inhoudt het aangaan van verplichtingen buiten de inkoopkaders om, vloeit voort uit de overname van contracten, afspraken, toezeggingen en gewekte verwachtingen van NAM/CVW.
Voor een ander deel geldt dat er onrechtmatige verplichtingen zijn aangegaan als gevolg van de urgentie van de voortgang van de versterkingsopgave, in situaties waar op dat moment nog geen rechtmatig inkooptraject beschikbaar was. Waar de voortgang van de versterkingsopgave in het geding was, is bestuurlijk afgewogen opdrachten op onrechtmatige wijze te verstrekken om de voortgang van de versterkingsoperatie niet in gevaar te brengen. In de brief van 26 mei 2020 (Kamerstuk 33 529, nr. 765) is dit nader toegelicht.
7
Vraag:
Welke verbeteringen wil de Minister doorvoeren om de prestatievaststelling op gedane uitgaven beter aantoonbaar te maken, want de Algemene Rekenkamer constateert dat de NCG in 2020 dit moeizaam kon?
Antwoord:
Vooral de efficiency van de ontsluiting van informatie ter onderbouwing van het prestatieakkoord moet verbeterd worden. Deze informatie zit nu nog besloten in diverse informatiesystemen. De NCG richt de inspanningen op het goed werkend krijgen van één IT-systeem, dat hierop toegesneden is, het zogenaamde rijkszaaksysteem BKG dat steeds meer operationeel wordt. Daarmee wordt de huidige tussenoplossing (NCG 2020) zodra dat kan uit gefaseerd.
8
Vraag:
De Algemene Rekenkamer constateert dat er in het najaar van 2020 een gezamenlijk loket NCG en IMG zou zijn vormgegeven, maar dat daar begin 2021 nog geen sprake van is, wanneer is dat wel het geval? Welke stappen moeten nog gezet worden en wanneer om dat wel te realiseren?
Antwoord:
Als een eigenaar dit wenst, worden de schade-afhandeling en de versterking reeds in samenhang behandeld. De NCG en het IMG werken reeds samen op basis van een samenwerkingsconvenant dat zij in 2019 hebben afgesloten. Aanvullend hierop is in het wetsvoorstel Versterken een verplichting opgenomen voor IMG en NCG om nauw samen te werken en de uitvoering van hun operaties op elkaar af te stemmen. De AMvB waarin nadere regels worden gesteld over deze samenwerking, wordt uitgewerkt met maatschappelijke organisaties en wordt aan beide Kamers der Staten-Generaal voorgehangen. Naar verwachting gebeurt dit de tweede helft van 2021. Verder wordt de informatievoorziening op de websites op elkaar afgestemd, en zijn door het combinatieteam van de NCG en het IMG inmiddels enkele tientallen bewoners benaderd voor een gezamenlijke behandeling van hun dossier.
9
Vraag:
Op welke manier gaat u invulling geven aan voldoende concrete doelen en actiepunten voor het verbeteren van de samenwerking? Wanneer gaat u dat doen?
Voor elke euro schadevergoeding was het IMG in 2020 56 eurocent kwijt aan uitvoeringskosten, wat gaat de Minister eraan doen om dit probleem nu eindelijk eens op te lossen? Welke concrete, meetbare doelen formuleert de Minister daarvoor in de tijd?
Antwoord:
Met de nadere uitwerking van de regels die toezien op de samenwerking tussen NCG en IMG in de bij vraag 8 genoemde AmvB, wordt invulling gegeven aan de verbetering van deze samenwerking. Zie voor nadere toelichting het antwoord op vraag 8.
Ten aanzien van het tweede deel van de vraag gericht op schadevergoeding en IMG geeft de Minister van EZK aan dat:
Indien een bewoner schade meldt aan zijn of haar woningen, werd tot nu toe door het IMG elke schade in deze woning individueel beoordeeld, begroot en zo nodig vergoed. Deze benadering is zorgvuldig en de aanvrager krijgt waar hij in zijn specifieke situatie recht op heeft. Allereerst vergt deze wijze van schadeafhandeling veel tijd waardoor bewoners soms lang moeten wachten. Ook zijn er substantiële afhandelingskosten mee gemoeid onder andere door in elk geval onafhankelijke deskundigen in te zetten.
Het IMG bepaalt als zelfstandig bestuursorgaan zelf over zijn werkwijze. Hun doel is om te zorgen voor een voortvarende en zorgvuldige schade afhandeling, kosten zijn daarin niet bepalend.
Zij vinden het voor bewoners niet wenselijk als de komende jaren wekelijks duizend of meer dossiers op deze wijze moeten worden beoordeeld. Het IMG gaat daarom gaan werken met een duaal systeem van schadeafhandeling, waarbij de bewoner kan kiezen voor een forfaitaire aanpak of een individuele maatwerkbeoordeling. Als de aanvrager kiest voor een individuele beoordeling, dan handhaaft het IMG zijn huidige werkwijze inclusief de bijkomende uitvoeringskosten. Als een aanvrager kiest voor een forfaitaire afhandeling van de fysieke schade, worden de gebreken aan de woning niet beoordeeld door een deskundige, maar ontvangt de eigenaar eenmalig een vaste vergoeding van € 5.000,– voor alle ontstane schade zoals die tot dat moment aanwezig is. De vergoeding kan binnen enkele weken na de aanvraag zijn toegekend en daarmee kan de eigenaar direct over gaan tot herstel. Dit leidt tot meer snelheid en gemak van de afhandeling en lagere uitvoeringskosten. Voor waardedaling geldt dat voor iedere euro schadevergoeding 3 eurocent aan uitvoeringskosten wordt gemaakt.
10
Vraag:
Hoeveel zullen de kosten met de toepassing van de typologiebenadering dalen? Wat verstaat de Minister onder significant?
Antwoord:
In de raming die als onderdeel van de Kamerbrief «NAM op afstand» (Kamerstuk 33 529, nr. 866) met de Tweede Kamer is gedeeld, is uitgegaan van aannames t.a.v. het toepassingsbereik van de typologie benadering en de potentiële kostendaling. Dit zijn aannames op basis van de nu beschikbare bouwkundige en seismische inzichten en verwachtingen. Uit de praktijk van de versterkingsoperatie zal moeten blijken of deze realistisch zijn ingeschat. Het uitgangspunt daarbij blijft onverkort dat alle uitgaven die nodig zijn om gebouwen aan de veiligheidsnorm te laten voldoen ook worden gemaakt. Over de voortgang en de implementatie van de typologie benadering zal de Tweede Kamer per brief worden geïnformeerd.
11
Vraag:
Hoe wilt u de andere stappen in het proces concreet maken, aangezien daarvoor geen doelstellingen kenbaar zijn gemaakt?
Antwoord:
Voor bewoners en de voortgang van de versterkingsopgave is het allereerst belangrijk om in de komende tijd de doelstellingen voor opnames en beoordelingen te behalen. Op deze manier kan zo snel mogelijk de benodigde duidelijkheid worden gegeven over de status van het huis van een bewoner. Met de inspanningen om te versnellen, waaronder de uitrol van de typologie-aanpak, verwachten we deze duidelijkheid voor het grootste deel van de versterkingsscope zo snel mogelijk te kunnen geven.
Bij dat deel van de gebouwen waar daadwerkelijk versterking nodig is, zal vervolgens ook tot uitvoering moeten worden overgegaan. De nadruk van de versterkingsopgave zal door de tijd heen steeds minder op het vaststellen van beoordelingen en meer op de uitvoering komen te liggen. Dit zal dan ook terugkomen in de doelstellingen van de NCG.
12
Vraag:
Hoe gaan de Ministers de link tussen de kosten en resultaten verbeteren? Welke stappen gaan de Ministers daarvoor zetten en wanneer?
Antwoord:
Sinds de versterkingsoperatie per 1 januari 2020 publiek is geworden bestaat er een beter inzicht in de kosten van de versterkingsoperatie. Recent heeft de Kamer de brief «NAM op afstand » ontvangen (Kamerstuk 33 529, nr. 866) waarin de geraamde kosten van de versterkingsoperatie van € 5 mld. zijn opgenomen. Deze raming zal jaarlijks worden geactualiseerd op basis van de daadwerkelijke realisaties tijdens de operatie
Met het publiek maken van de versterkingsopgave is ook het inzicht in de voortgang van de versterking verbeterd. In het dashboard van de NCG2 wordt maandelijks de voortgang van de versterkingsoperatie weergeven per gemeente, batch en stap in het versterkingsproces.
13
Vraag:
Hoe gaan de Ministers ervoor zorgen dat er voldoende concrete, meetbare doelstellingen worden opgesteld voor het centraal stellen van de bewoners bij de versterking?
Antwoord:
De uitvoering en uitwerking van de bestuurlijke afspraken is op dit moment in volle gang. Zo krijgen bewoners die de keuze voorgelegd hebben gekregen hun woning te laten herbeoordelen naar nieuwe inzichten, hiermee meer regie op het versterkingsproces van hun woning. Ook is de verwachting dat met het implementeren van de nieuwe inzichten en de typologie-aanpak bewoners sneller duidelijkheid krijgen over het versterkingsproces van hun woning. De komende maanden treden verschillende aspecten van de bestuurlijke afspraken daadwerkelijk in werking. Vanaf dat moment zullen bewoners de effecten hiervan daadwerkelijk gaan merken. De eerste onderdelen zijn reeds op 1 juni jl. in werking getreden
Daarnaast zijn in de wijziging van de Tijdelijke wet Groningen in verband met de versterking van gebouwen in de provincie Groningen (Kamerstuk 35 603) wettelijke termijnen opgenomen. Dit heeft als doel om zo snel als mogelijk duidelijkheid te geven aan bewoners over hun versterkingsproces, zodat zij weten waar ze aan toe zijn.
Tot slot ben ik voornemens om tweemaal per jaar de tevredenheid van bewoners te monitoren. Daarin zullen de verschillende bestuurlijke afspraken een nadrukkelijke rol krijgen.
14
Vraag:
Kan de Minister uitgebreid reageren op hoe zij de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer concreet gaat oppakken?
Antwoord:
In mijn reactie aan de Algemene Rekenkamer3 op het rapport bij het verantwoordingsonderzoek BZK ben ik uitgebreid in gegaan op de wijze waarop gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen van de Rekenkamer.
15
Vraag:
De Algemene Rekenkamer deed in het verantwoordingsonderzoek van 2017 de Minister de aanbeveling om een generiek Governance Risk en Compliance (GRC)-kader te ontwikkelen met gestandaardiseerde minimum beheersingsmaatregelen voor de IT-organisaties binnen de rijksoverheid. Kan dit kader met de Tweede Kamer gedeeld worden alsmede hoe in gezamenlijkheid met de ministeries en de SSO’s wordt toegezien op implementatie en naleving hiervan?
Antwoord:
Ik heb in reactie op het verantwoordingsonderzoek 2017 aangegeven geen voorstander te zijn van zo’n zelf te ontwikkelen kader. Ik constateer dat genoeg toereikende en algemeen door de IT-industrie erkende standaarden beschikbaar zijn. Dit heb ik herhaald in 2019. In de geest van de aanbeveling van de rekenkamer heb ik de Auditdienst Rijk (ADR) onderzoek laten doen naar de wijze van verantwoording door SSO’s. De resultaten4 uit dat onderzoek bevestigen dat de huidige standaarden voldoende zijn en verbeterde naleving vragen. Op tactisch en operationeel niveau dienen kaders als GITC, BIO, AVG of IDWOR nageleefd te worden. Een vernieuwd hulpaanbod voor verbeterde implementatie van de kaders wordt vanuit CIO Rijk gecoördineerd.
16
Vraag:
Kan gereageerd worden op de volgende passage uit het rapport van de Algemene Rekenkamer: «De Minister van BZK geeft aan dat zij onze bevindingen ten aanzien van de reviews niet onderschrijft en dat zij volgens afspraken met de ADR en de Algemene Rekenkamer heeft gehandeld. Uit ons onderzoek bleek echter dat de keuze om minder reviews uit te voeren met name gebaseerd is op de beschikbare capaciteit. Een goede vaktechnische onderbouwing voor de omvang van de werkzaamheden passend bij de risico’s en de bevindingen hebben we niet gevonden. Die afweging is cruciaal, mede vanwege de toenemende omvang en de complexiteit van de specifieke uitkeringen.»?
Antwoord:
Er is ingestemd met de opzet van de review door de ADR, vanwege praktische beperkingen bij het uitvoeren van de review door corona en de beperkte personele capaciteit bij de ADR. Het klopt dat deze redenen van een andere aard zijn dan overwegingen die raken aan vaktechniek of risicogerichtheid, maar het waren in corona-tijd valide argumenten. Die afwegingen zijn ook gedeeld met de AR. Overigens betreft het hier de review over het verslagjaar 2019, waarbij er geen sprake was van een sterk toegenomen omvang noch van een stijgende complexiteit van de specifieke uitkeringen. Voor het verslagjaar 2020 is dit overigens duidelijk wel het geval. Daarom neem ik de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer over, voor de (nog uit te voeren) review over het verslagjaar 2020. Onder meer zal ik het aantal reviews verhogen passend bij de toegenomen omvang van het aantal specifieke uitkeringen, het daarmee gemoeide budgettaire beslag alsmede de complexiteit. Voor een gerichte inzet van de reviews baseer ik mij op informatie die ik ophaal bij gemeenten, accountants en de andere departementen over uitkeringen met een hoog risicoprofiel.
17
Vraag:
Kan gereageerd worden op de volgende passage uit het rapport van de Algemene Rekenkamer: «De Minister van BZK geeft aan dat zij met ons van mening verschilt over de afweging van risico’s bij het gebruik van videobelvoorziening WebEx. De Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) schrijft echter voor dat een organisatie bij ingebruikname van een nieuwe applicatie de risico’s rond informatiebeveiliging expliciet moet afwegen en eventueel extra maatregelen moet treffen om veilig gebruik te waarborgen. Individuele afnemers van WebEx moeten de mogelijke risico’s expliciet wegen conform de BIO, ook al betreft het een gemeenschappelijke dienst. Dat is de vastgelegde afspraak waarop wij controleren en ons oordeel baseren».»?
Antwoord:
Het verschil van inzicht betreft vooral hoe wij als departementen moeten omgaan met applicaties die door een ander departement ter beschikking worden gesteld en waarbij de betreffende opdrachtgever aangeeft welke risico’s er bij het gebruik van de applicatie zijn; concreet in dit geval tot op welk niveau van vertrouwelijkheid WebEx geschikt is. Doorgaans bepaalt een opdrachtgever, zoals de CIO van een departement, dit op basis van een risicoanalyse. Waar de BIO stelt dat bij ingebruikname van een nieuwe applicatie de risico’s expliciet moeten worden afgewogen, ben ik van mening dat wij hier ook moeten kunnen steunen op de werkzaamheden die reeds door CIO Rijk zijn uitgevoerd waarvoor dezelfde kaders gelden.
WebEx is ter beschikking gesteld op voorwaarde van gebruik met restricties die CIO Rijk heeft opgesteld op basis van de informatie die hij had. BZK heeft die set van restricties expliciet overgenomen, en de ingebruikname van WebEx binnen BZK op basis van deze restricties doorgevoerd. Ik heb de medewerkers expliciet geïnstrueerd (via nieuwsbrieven en informatie op het Rijksportaal) welke afwegingen zij moeten maken bij het gebruik van WebEx. Een eigen expliciete afweging van de risico’s had aan zorgvuldigheid niets toegevoegd.
18
Vraag:
Kan gereageerd worden op de volgende passage uit het rapport van de Algemene Rekenkamer: «De Minister geeft in haar reactie op ons onderzoek naar de herstel- en versterkingsoperatie in Groningen bij veel bevindingen en aanbevelingen aan dat ze die als steun in de rug beschouwt om met de nodige aanscherpingen de doelen te bereiken. Zij wijst daarbij vooral op het belang van continuïteit en stabiliteit in de uitvoering. Dat zou ook volgens ons een verbetering zijn.
Het formuleren van concrete en meetbare doelen om de bewoners centraal te stellen, kan helpen om de bestuurlijke aandacht op de bewoners te richten. Hierbij doelen we niet alleen op de activiteiten binnen het Nationaal Programma Groningen, waar de Minister in haar reactie naar verwijst. De aanbeveling geldt juist ook voor de positie van bewoners in het versterkingsproces en voor de uitwerking van de recente bestuurlijke afspraken, waar € 1,5 miljard rijksgeld mee gemoeid is.»?
Antwoord:
Zowel bij de uitwerking van het versterkingsproces onder het wetsvoorstel Versterken, als bij de uitwerking van de bestuurlijke afspraken is het centraal stellen van de bewoner het uitgangspunt.
Met de bestuurlijke afspraken krijgen bewoners onder andere meer regie op het versterkingsproces van hun woning, kunnen bewoners aanspraak maken op een tegemoetkoming en zijn middelen beschikbaar gesteld om knelpunten en schrijnende situaties op te lossen.
Bij het wetsvoorstel (Kamerstuk 35 603) is ten behoeve van het centraal stellen van de bewoner gewerkt aan een transparant en navolgbaar versterkingsproces met, onder andere, laagdrempelige rechtsbescherming, één centraal aanspreekpunt en de mogelijkheden tot opname op verzoek en versterking in eigen beheer.