Kamerstuk 35830-I-4

Memorie van toelichting

Dossier: Jaarverslag en slotwet van de Koning 2020

Gepubliceerd: 19 mei 2021
Indiener(s): Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35830-I-4.html
ID: 35830-I-4

Nr. 4 MEMORIE VAN TOELICHTING

Vergaderjaar 2020–2021

A ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de rijksbegroting, worden op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Comptabiliteitswet 2016 afzonderlijk bij wet vastgesteld en ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om voor het jaar 2020 wijzigingen aan te brengen in:

de begrotingsstaat van de Koning (I).

De in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht.

De Minister-President, Minister van Algemene ZakenM. Rutte

B ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN (SLOTVERSCHILLEN)

1 Leeswijzer

Gelet op de omvang van de begroting worden alle mutaties toegelicht.

2 Niet-Beleidsartikelen

2.1 Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

Toelichting

In de ontwerpbegroting van de Koning 2020 werd zoals gebruikelijk rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen in 2020 gebaseerd op een technische indexering op grond van de contractloonstijging, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2019. De feitelijke realisatie van het inkomen (de A-component) wordt gebaseerd op de ontwikkeling in de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Daarin is ook de uitwerking van de cao voor de sector Rijk verwerkt, die ook doorwerkt naar de personele uitgaven binnen de B-component. De ontwikkeling van de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State is als gevolg van belasting- en premiemaatregelen in 2020 hoger dan bij de opstelling van de begroting werd verondersteld. Daarnaast is de doorwerking van de cao voor de sector Rijk naar de grondwettelijke uitkeringen (de A-component en de personele uitgaven binnen de B-component) hoger dan destijds bij de opstelling van de begroting op basis van de cijfers van het Centraal Planbureau werd verondersteld. Ten slotte is sprake van een iets hogere consumentenprijsindex bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component.

Per saldo leiden deze ontwikkelingen tot een opwaartse bijstelling van € 80.000 ten opzichte van het bij de ontwerpbegroting van de Koning 2020 geautoriseerde bedrag.

2.2 Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

Toelichting

Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties is er geen bijstelling op artikel 2. De suppletoire begrotingsmutaties zijn in de eerste suppletoire begroting 2020 toegelicht.

2.3 Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Toelichting

De uitgavenmutatie is het saldo van een overschrijding bij de Rijksvoorlichtingsdient en een onderuitputting bij het Kabinet van de Koning. Bij de Rijksvoorlichtingsdienst is sprake van een overschrijding van € 91.000 als gevolg van extra personele inzet voor online communicatie activiteiten voor het Koninklijk Huis. Bij het Kabinet van de Koning is sprake van een onderuitputting van € 69.000. Dit is met name veroorzaakt door lagere materiële uitgaven als gevolg van de COVID-19 crisis. Ook de personele uitgaven zijn als gevolg van onder andere vacatureruimte iets lager dan begroot.