Kamerstuk 35830-I-1

Jaarverslag van de Koning 2020

Dossier: Jaarverslag en slotwet van de Koning 2020

Gepubliceerd: 19 mei 2021
Indiener(s): Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35830-I-1.html
ID: 35830-I-1

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN DE KONING (I)

Ontvangen 19 mei 2021

Vergaderjaar 2020–2021

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over niet-beleidsartikelen (x €1.000). Totaal € 45.467.000

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over niet-beleidsartikelen (x €1.000). Totaal € 53.000

A. ALGEMEEN

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik het jaarverslag met betrekking tot de begroting van de Koning (I) over het jaar 2020 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Algemene Zaken decharge te verlenen over het in het jaar 2020 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • 1. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • 2. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • 3. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 4. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • 5. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • 1. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2020

  • 2. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • 3. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • 4. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2020 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2020, alsmede over de saldibalans over 2020 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken,M. Rutte

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

De begroting van de Koning geeft door middel van drie artikelen inzicht in de geraamde uitgaven ten behoeve van de uitoefening van het koningschap. Artikel 1 bevat de grondwettelijke uitkeringen aan de leden van het Koninklijk Huis, zoals vastgelegd in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH). Artikel 2 geeft inzicht in de functionele uitgaven die gepaard gaan met de uitoefening van het koningschap, die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis namens de Koning bij de Minister-President worden ingediend en ten laste van deze begroting worden betaald. Artikel 3 geeft de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen weer. Deze uitgaven hangen wel functioneel samen met het koningschap, maar lopen niet via de Dienst van het Koninklijk Huis.

Het jaarverslag van de Koning geeft de daadwerkelijke uitgaven op bovenstaande artikelen weer. In onderdeel B van dit jaarverslag zal per artikel worden ingegaan op de realisaties in 2020. Alle verschillen tussen budgettaire raming en realisatie zijn op artikelniveau toegelicht. In de toelichtende tabellen kan door afronding het totaal afwijken van de som der onderdelen.

Uitputting van de begroting vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis en aan het Ministerie van Defensie. Voor artikel 1 geschiedt de afrekening in het lopende begrotingsjaar. Voor de artikelen 2 en 3 vindt de afrekening van de voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie in het volgende begrotingsjaar plaats, omdat na afloop van het begrotingsjaar de eindverantwoordingen worden ingediend. Uitgangspunt is dat de kas- verplichtingengegevens, zoals die uit de begrotingsregistratie blijken, bepalend zijn voor dit jaarverslag. Om inzicht te geven in de daadwerkelijk door de Dienst van het Koninklijk Huis gedeclareerde functionele kosten en de feitelijke uitgaven van het Militaire Huis wordt in de toelichting bij de begrotingsartikelen 2 en 3 gebruik gemaakt van de eindverantwoording van de Dienst van het Koninklijk Huis respectievelijk het Ministerie van Defensie. Om die reden wordt in de toelichting het verschil tussen de betaalde voorschotten (het geautoriseerde budget) en de eindverantwoording gepresenteerd. De ontvangsten bij de artikelen in dit jaarverslag hebben betrekking op ontvangsten uit hoofde van lagere ingediende declaraties ten opzichte van de verstrekte voorschotten van het voorgaande jaar.

Begroting I valt onder de niet-departementale begrotingen. Vanwege een afwijkend regime hoeft geen apart centraal apparaatsartikel te worden opgenomen in de verantwoording. De begrotingsartikelen die worden opgenomen in deze verantwoording hebben het karakter van een niet-beleidsartikel. Dit is conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

Onderdeel C van dit jaarverslag bevat de jaarrekening met daarin de verantwoordingsstaat en de saldibalans met toelichting.

Onderdeel D van dit jaarverslag bevat de extracomptabele bijlagen met daarin de uitgaven bij andere ministeries die verband houden met het koningschap. Dit betreft de uitgaven met toelichting.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2021. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van vorig jaar en ten opzichte van de begroting 2020 zijn er nauwelijks aanpassingen.

Motie-Schouw

In juni 2011 is de motie-Schouw ingediend en aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad (Europese Commissie) op grond van de nationale hervormingsprogramma's een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. In het jaarverslag van de Koning wordt niet ingegaan op de motie-Schouw omdat het een niet-departementale begroting betreft.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Niet-Beleidsartikelen

3.1 Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

A. Algemene doelstelling

Het verstrekken van de grondwettelijke uitkeringen krachtens artikel 1 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 1 Budgettaire gevolgen artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2.016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

7.871

7.961

8.082

8.330

8.583

8.503

80

        

Uitgaven

7.871

7.961

8.082

8.330

8.583

8.503

80

        

Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

7.871

7.961

8.082

8.330

8.583

8.503

80

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties, NvW en ISB

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Het inkomen van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis volgt de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component geldt een indexatie met de consumentenprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.

De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve bedragen.

Tabel 2 Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

De Koning

976

4.960

5.936

De echtgenote van de Koning

387

645

1.031

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

551

1.065

1.616

Totaal

1.914

6.670

8.583

In de ontwerpbegroting van de Koning 2020 werd zoals gebruikelijk rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen in 2020 gebaseerd op een technische indexering op grond van de contractloonstijging, zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2019. De feitelijke realisatie van het inkomen (de A-component) wordt gebaseerd op de ontwikkeling in de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State. Daarin is ook de uitwerking van de cao voor de sector Rijk verwerkt, die ook doorwerkt naar de personele uitgaven binnen de B-component. De ontwikkeling van de netto bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State is als gevolg van belasting- en premiemaatregelen in 2020 hoger dan bij de opstelling van de begroting werd verondersteld. Daarnaast is de doorwerking van de cao voor de sector Rijk naar de grondwettelijke uitkeringen (de A-component en de personele uitgaven binnen de B-component) hoger dan destijds bij de opstelling van de begroting op basis van de cijfers van het Centraal Planbureau werd verondersteld. Ten slotte is sprake van een iets hogere consumentenprijsindex bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component. Per saldo leiden deze ontwikkelingen tot een opwaartse bijstelling van € 80.000 ten opzichte van het bij de ontwerpbegroting van de Koning 2020 geautoriseerde bedrag.

3.2 Artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning

A. Algemene doelstelling

Het verrichten van uitgaven die functioneel met het koningschap samenhangen krachtens artikel 3 van de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (WFSKH).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016).

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 3 Budgettaire gevolgen artikel 2 Functionele uitgaven van de Koning (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2.016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

27.744

28.289

28.913

29.635

30.470

29.635

835

        

Uitgaven

27.744

28.289

28.913

29.635

30.470

29.635

835

        

Functionele uitgaven van de Koning

27.744

28.289

28.913

29.635

30.470

29.635

835

        

Ontvangsten

25

30

8

0

0

0

0

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties, NvW en ISB

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Dit begrotingsartikel bevat de functionele uitgaven die te relateren zijn aan de uitoefening van het koningschap en die op declaratiebasis door de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) namens de Koning worden ingediend bij de Minister-President en ten laste van deze begroting worden betaald. Het begrotingsartikel bestaat uit een personele en een materiële component en overige specifieke uitgaven. De uitputting van dit begrotingsartikel vindt plaats via de verstrekking van voorschotten aan de Dienst van het Koninklijk Huis.

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de uitgaven. De hogere realisatie is volledig het gevolg van de rijksbreed uitgekeerde loon- en prijsbijstelling bij de eerste suppletoire begroting. Indien hiermee rekening wordt gehouden sluit de realisatie aan op het geautoriseerd budget en is sprake van volledige uitputting.

De primaire taak van de Dienst van het Koninklijk Huis is de ondersteuning van Koning Willem-Alexander, Koningin Máxima en Prinses Beatrix en overige leden van het Koninklijk Huis bij hun werkzaamheden. De Dienst van het Koninklijk Huis bestaat uit het Civiele Huis en het Militaire Huis. De diverse hofdepartementen van het Civiele Huis kennen ieder hun eigen discipline. Dit betreft onder meer administratie en financiën, huishoudelijke diensten, onderhoud en beheer van ter beschikking gestelde paleizen, vervoer en tevens beleidsinhoudelijke en praktische ondersteuning. Leden van het Militaire Huis ondersteunen de coördinatie en de uitvoering van evenementen en diverse veiligheidsaspecten rondom het Koninklijk Huis.

Onderstaande tabel maakt het verloop van de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel inzichtelijk. De realisatie betreft de gegevens, zoals deze door de Dienst van het Koninklijk Huis zijn verantwoord in de eindafrekening over 2020. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de suppletoire begrotingsmutaties.

Tabel 4 Functionele uitgaven van de Koning 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

Geautoriseerde budget (2)

Verschil (1)-(2)

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

19.523

19.188

335

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

10.255

10.089

166

Materiële uitgaven faunabeheer

303

303

0

Uitgaven voor luchtvaartuigen

386

810

‒ 424

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

3

80

‒ 77

Totaal

30.470

30.470

0

De functionele kosten over 2020 laten een volledige uitputting zien. Per onderdeel van de functionele uitgaven wordt een nadere toelichting gegeven.

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

Deze personeelskosten hebben betrekking op 240 fte. Dit is exclusief de personeelsleden die worden betaald uit de B-component. De kosten voor actief personeel betreffen de personeelsinzet ten behoeve van o.a. het departement van de Hofmaarschalk, Koninklijke Verzamelingen, het Koninklijk Staldepartement (chauffeurs/monteurs, koetsiers en onderhoudspersoneel), het Algemeen Secretariaat en overige diensten en de personeelsinzet voor de facilitaire functies voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen. De overschrijding van de personeelskosten wordt verklaard door een cao-wijziging per 1 juli 2020 .

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

De materiële kosten hebben betrekking op de instandhouding van het rijtuigenpark (auto’s, paarden en rijtuigen) en de gebruikskosten voor de in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis aangewezen paleizen (inclusief de verwarming en verlichting). Daarnaast bevatten zij de kosten voor ICT, accountantscontrole, advisering, beveiligingsvoorzieningen en de kosten van facilitaire aard. Hieronder vallen ook dotaties aan bestemmingsreserves voor langetermijninvesteringen. Door te reserveren kan de Dienst van het Koninklijk Huis een meer planmatig financieel beleid voeren en worden incidentele hoge uitgaven bij langetermijninvesteringen voorkomen. Jaarlijks vinden dotaties aan en onttrekkingen van de bestemmingsreserves plaats waaraan een investeringsplan ten grondslag ligt. Ieder jaar vindt hierop controle plaats door een accountant met daarop een review door de Auditdienst Rijk en de Algemene Rekenkamer.Ten slotte worden binnen de materiële kosten ook de kosten verantwoord die betrekking hebben op het departement Faunabeheer. Dit bevat een tegemoetkoming in de infrastructuurkosten van Kroondomein Het Loo.

Uitgaven voor luchtvaartuigen

De uitgaven voor luchtvaartuigen (met uitzondering van staatsbezoeken en werkbezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk) betreffen de uitgaven voor vliegkosten van het Koninklijk Huis.

Op grond van het Besluit van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, en de Minister van Defensie van 26 april 2019, nr. IENW/BSK-2019/87092, tot wijziging van het Besluit gebruik van het regeringsvliegtuig en luchtvaartuigen van de krijgsmacht in verband met de ingebruikname van een nieuw regeringsvliegtuig (Stcrt. 2019, nr. 22214) kunnen de zogenaamde uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis gebruikmaken van het regeringsvliegtuig1. Indien het regeringsvliegtuig niet beschikbaar is of niet aan de gebruikseisen voldoet, kan een beroep worden gedaan op luchtvaartuigen in beheer van het Ministerie van Defensie. Indien zowel het regeringsvliegtuig als de luchtvaartuigen van Defensie niet beschikbaar zijn, draagt de vluchtcoördinator zorg voor civiele inhuur2.Door de wereldwijde COVID-19 crisis zijn de uitgaven voor luchtvaartuigen lager dan oorspronkelijk begroot. Daarnaast is er in 2020 geen gebruik gemaakt van de Gulfstream van Defensie.

Tabel 5 Uitgaven voor luchtvaartuigen 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

vastgestelde begroting (2)

Verschil (1)-(2)

Inzet regeringsvliegtuig (PH-GOV)

141

433

‒ 292

Inzet Gulfstream KLu

0

66

‒ 66

Inhuur civiele helikopters

13

25

‒ 12

Inhuur civiele luchtvaartuigen

232

286

‒ 54

Totaal

386

810

‒ 424

Bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk

De uitgaven die samenhangen met bezoeken aan het Caribische deel van het Koninkrijk in de vorm van reis- en verblijfkosten (inclusief de vliegkosten) vormen ook een deel van de uitgaven die binnen dit begrotingsartikel worden verantwoord. Dit in navolging van de brief van de Minister-President over de nieuwe opzet van begroting I van de Rijksbegroting (Kamerstukken II 2009/10, 31 700 I, nr. 5), gebaseerd op de aanbevelingen van de Stuurgroep herziening stelsel kosten Koninklijk Huis. De uitgaven voor bezoeken aan het Carabisch deel van het Koninkrijk waren in 2020 door de COVID-19 crisis nihil.

3.3 Artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

A. Algemene doelstelling

Het toerekenen van de uitgaven die niet via de Dienst van het Koninklijk Huis lopen, maar wel deel uitmaken van de uitgaven die functioneel samenhangen met het koningschap.

B. Rol en verantwoordelijkheid

Deze uitgaven ontstaan (en worden betaald) onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende minister. De Minister van Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het beheer van de begroting van de Koning (artikel 4.3 lid 1, Comptabiliteitswet 2016) en zorgt voor een adequate toerekening.

C. Beleidsconclusies

Niet van toepassing.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 6 Budgettaire gevolgen artikel 3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

2.016

2017

2018

2019

2020

2020

2020

Verplichtingen

5.736

5.787

5.818

5.935

6.414

6.224

190

        

Uitgaven

5.736

5.787

5.818

5.935

6.414

6.224

190

        

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

5.736

5.787

5.818

5.935

6.414

6.224

190

        

Ontvangsten

16

34

0

166

53

0

53

X Noot
1

Stand inclusief amendementen, moties, NvW en ISB

E. Toelichting op de instrumenten

Uitgaven

Ten opzichte van de oorspronkelijk vastgestelde begroting is er een verschil bij de uitgaven en ontvangsten. Per saldo zijn de hogere uitgaven het gevolg van mutaties uit de loon- en prijsbijstelling die in de eerste suppletoire begroting 2020 (Kamerstukken II 2019/20 35 450 I, nr. 1) zijn toegelicht, een kleine neerwaarste bijstelling die in de tweede suppletoire begroting 2020 (Kamerstukken II 2020/21 35 650 I, nr. 1) is toegelicht en hogere uitgaven bij de Rijksvoorlichtingsdienst.

De hiernavolgende tabel geeft inzicht in de verschillende onderdelen binnen dit begrotingsartikel, dat bestaat uit een personele en een materiële component. Om een volledig inzicht te geven in de uitputting worden deze gegevens afgezet tegen het geautoriseerde budget inclusief de suppletoire begrotingsmutaties in 2020.

Tabel 7 Doorbelaste uitgaven 2020 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie (1)

Geautoriseerde budget (2)

Verschil (1)-(2)

Doorbelaste personele uitgaven

5.046

5.126

‒ 80

Doorbelaste materiële uitgaven

1.099

1.265

‒ 166

Totaal

6.145

6.391

‒ 246

waarvan RVD

1.699

1.608

91

waarvan Militaire Huis

1.731

1.999

‒ 268

waarvan Kabinet van de Koning

2.715

2.784

‒ 69

Voor het Militaire Huis betreft de realisatie de gegevens, zoals deze door het Ministerie van Defensie zijn verantwoord in de eindafrekening over 2020. De begroting is gebaseerd op realisatiecijfers van het Ministerie van Defensie per rang van het voorgaande jaar. De afrekening is op basis van de daadwerkelijke salarisbetaling per functionaris. Zoals in de leeswijzer is gemeld, betreft dit niet de begrotingsbelasting van de begroting van de Koning in 2020. Per saldo is bij het Militaire Huis een onderuitputting van € 268.000 als gevolg van lagere personele uitgaven en lagere materiële uitgaven. De eindafrekening van deze lagere dan geraamde uitgaven van het Militaire Huis zal leiden tot ontvangsten op artikel 3 van de begroting van de Koning in 2021, die bij de eerste suppletoire begroting zullen worden verwerkt.

Indien rekening wordt gehouden met de suppletoire begrotingsmutaties is bij de Rijksvoorlichtingsdienst sprake van een overschrijding van € 91.000 als gevolg van extra personele inzet voor online communicatie activiteiten voor het Koninklijk Huis.

Bij het Kabinet van de Koning is sprake van een onderuitputting van € 69.000. Dit is met name veroorzaakt door lagere materiële uitgaven als gevolg van de COVID-19 crisis. Ook de personele uitgaven zijn als gevolg van onder andere vacatureruimte iets lager dan begroot.

Rijksvoorlichtingsdienst

De afdeling Communicatie Koninklijk Huis (CKH) van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) verzorgt de communicatie over de Koning en de andere leden van het Koninklijk Huis. In 2020 betrof dit de volgende activiteiten:

  • 1. Voorbereiding, advisering en inhoudelijke- en organisatorische mediabegeleiding van circa 230 optredens en activiteiten in binnen- en buitenland, waarvan een groot deel vanwege de coronapandemie online en telefonisch plaatsvond. Inspelend op de van week tot week veranderende agenda en rekening houdend met de actualiteit en de op dat moment geldende coronarichtlijnen waren deze publiek dan wel besloten. Het betrof onder andere (online) werkbezoeken, evenementen, videogesprekken en -boodschappen en een staatsbezoek aan Indonesië,;

  • 2. woordvoering en beantwoording van mediavragen en strategisch communicatieadvies;

  • 3. behandeling van interviewverzoeken en begeleiding bij mediaoptredens van de leden van het Koninklijk Huis;

  • 4. opstellen en uitgeven van 263 persberichten over activiteiten van het Koninklijk Huis en

  • 5. inhoudelijk beheer van de online communicatieactiviteiten, zoals Instagram, Facebook, Twitter, YouTube en de website.

Bij de uitvoering van deze activiteiten wordt zorg gedragen voor een goed evenwicht tussen tijdige en feitelijke voorlichting enerzijds en bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds. De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten betrof 13,5 fte.

Militaire Huis

Het Militaire Huis (MH) is een integraal onderdeel van de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH). De activiteiten van het Militaire Huis betreffen onder meer:

  • 1. het (mede-)organiseren van evenementen voor en begeleiding van de Koning en de leden van het Koninklijk Huis;

  • 2. het coördineren van veiligheidsaspecten binnen de DKH en namens DKH met externe partners in de veiligheidsketen;

  • 3. het onderhouden van de niet-politieke contacten tussen het Koninklijk Huis en het Ministerie van Defensie en

  • 4. het verzorgen van het militaire ceremonieel aan het hof.

De personeelsinzet voor de uitvoering van deze activiteiten betrof 13,3 fte.

Kabinet van de Koning

Het Kabinet van de Koning (KvdK) ondersteunt als kleine, eigenstandige overheidsorganisatie de Koning ten behoeve van de uitoefening van diens constitutionele taken en fungeert als schakel tussen de Koning en de overige leden van de regering en bestuurlijke autoriteiten. De taken van het Kabinet van de Koning omvatten met name:

  • 1. informeren van de Koning ten behoeve van zijn gesprekken met binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken. Voorbeelden van ontvangsten zijn het aanbieden van geloofsbrieven door ambassadeurs van andere landen en het beëdigen van hoge functionarissen, waarvoor in de wet is vastgelegd dat dit geschiedt ten overstaan van de Koning. Bezoeken van de Koning omvatten, naast de genoemde buitenlandse bezoeken, onder meer werkbezoeken met ministers en staatssecretarissen en streekbezoeken;

  • 2. tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening voorleggen van alle door de ministeries en de Staten-Generaal aangeboden stukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • 3. opstellen en overbrengen van boodschappen aan andere staatshoofden en aan internationale autoriteiten;

  • 4. behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften. Deze brieven worden op het Kabinet aan de hand van een analyse van de onderhavige problematiek overgedragen aan de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het beleidsterrein en

  • 5. registreren, bewaren en aan het Nationaal Archief overdragen van wetten en koninklijke besluiten.

De personele inzet voor de uitvoering van deze taken was 25 fte.

Ontvangsten

De hogere ontvangsten betreft de eindafrekening van het in 2019 verstrekte voorschot aan het Ministerie van Defensie voor het Militaire Huis.

4. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Rechtmatigheid

Er zijn geen onrechtmatigheden geconstateerd die de rapporteringstoleranties overschrijden.

Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

Er hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan.

C. JAARREKENING

5. Verantwoordingsstaat

Tabel 8 Verantwoordingsstaat 2020 van de Koning (I) (Bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

(1) Vastgestelde begroting

(2) Realisatie

(3) = (2) - (1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

44.362

44.362

0

45.467

45.467

53

1.105

1.105

53

           
 

Niet-beleidsartikelen

         

1

Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

8.503

8.503

0

8.583

8.583

0

80

80

0

2

Functionele uitgaven van de Koning

29.635

29.635

0

30.470

30.470

0

835

835

0

3

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

6.224

6.224

0

6.414

6.414

53

190

190

53

6. Saldibalans per 31 december 2020 van de Koning (I)

Tabel 9 Saldibalans per 31 december 2020 van de Koning (I) (bedragen x € 1.000)

Activa

31-12-2020

 

31-12-2019

 

Passiva

31-12-2020

 

31-12-2019

          

Intra-comptabele posten

       

1

Uitgaven ten laste van de begroting

45.467

 

43.900

2

Ontvangsten ten gunste van de begroting

53

 

166

3

Liquide middelen

0

 

0

     

4

Rekening-courant RHB1

0

 

0

4a

Rekening-courant RHB

45.414

 

43.734

5

Rekening-courant RHB Begrotingsreserve

0

 

0

5a

Begrotingsreserves

0

 

0

6

Vorderingen buiten begrotingsverband

0

 

0

7

Schulden buiten begrotingsverband

0

 

0

8

Kas-transverschillen

0

 

0

     

Subtotaal intra-compatabel

45.467

 

43.900

Subtotaal intra-comptabel

45.467

 

43.900

          

Extra-comptabele posten

       

9

Openstaande rechten

0

 

0

9a

Tegenrekening openstaande rechten

0

 

0

10

Vorderingen

0

 

0

10a

Tegenrekening vorderingen

0

 

0

11a

Tegenrekening schulden

0

 

0

11

Schulden

0

 

0

12

Voorschotten

32.469

 

31.580

12a

Tegenrekening voorschotten

32.469

 

31.580

13a

Tegenrekening garantieverplichtingen

0

 

0

13

Garantieverplichtingen

0

 

0

14a

Tegenrekening andere verplichtingen

0

 

0

14

Andere verplichtingen

0

 

0

15

Deelnemingen

0

 

0

15a

Tegenrekening deelnemingen

0

 

0

Subtotaal extra-comptabel

32.469

 

31.580

Subtotaal extra-comptabel

32.469

 

31.580

          

Totaal

77.936

 

75.480

Totaal

77.936

 

75.480

X Noot
1

Rijkshoofdboekhouding

Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2020 van de Koning (I)(bedragen x € 1.000)

1 en 2) Begrotingsuitgaven en begrotingsontvangsten

Verrekening van de begrotingsuitgaven en de begrotingsontvangsten 2020 zal plaatsvinden nadat de Slotwet door de Staten-Generaal is vastgesteld.

4a) Rekening-courant RHB Ministerie van Algemene Zaken

Voor de begroting van De Koning is de Rekening-courant € 45.414. Dit betreft de saldering van de uitgaven en de ontvangsten. Samen met de Rekening-courant van het Kabinet van de Koning (KvdK) en de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) is de Rekening-courant RHB van het Ministerie van Algemene Zaken € 47.352.

12) Voorschotten

12a) Tegenrekening voorschotten

De betalingen die aan de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH) en aan het Militaire Huis (MH) zijn gedaan, worden onder de voorschotten opgenomen voor zover het betalingen betreft waarover de controlerende instantie nog geen verklaring heeft kunnen afgeven. Afwikkeling van de voorschotten zal plaatsvinden in 2021. In 2020 zijn de voorschotten over 2019 afgerekend. Het te verrekenen bedrag van de eindafrekening van het MH is in 2020 verwerkt in de eerste suppletoire begroting van de Koning.

In 2020 is aan voorschotten verstrekt en afgerekend:

Tabel 10 Dienst van het Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)

Ontstaansjaar

Stand 1-1-2020

Verstrekt in 2020

Afgerekend in 2020

Stand 31-12-2020

2019

29.635

0

‒ 29.635

0

2020

0

30.470

0

30.470

Totaal

29.635

30.470

‒ 29.635

30.470

Tabel 11 Militaire Huis (bedragen x € 1.000)

Ontstaansjaar

Stand 1-1-2020

Verstrekt in 2020

Afgerekend in 2020

Stand 31-12-2020

2019

1.945

0

‒ 1.945

0

2020

0

1.999

0

1.999

Totaal

1.945

1.999

‒ 1.945

1.999

D. EXTRACOMPTABELE BIJLAGEN

Binnen de Rijksbegroting worden ook op begrotingen van andere ministeries uitgaven geraamd die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd. Het gaat om de begrotingen van Justitie en Veiligheid en Defensie voor de beveiliging, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ter beschikking stellen van paleizen en Buitenlandse Zaken voor uitgaande staatsbezoeken, officiële bezoeken en werkbezoeken van het Koninklijk Huis en inkomende bezoeken van hoogwaardigheidsbekleders. De betreffende ministers zijn voor deze begrotingen verantwoordelijk. De begroting van de Koning en deze andere begrotingen vormen het stelsel van te ramen en te verantwoorden uitgaven die samenhangen met de uitoefening van het koningschap.

In bijlage 1 worden bovengenoemde uitgaven in het jaar 2020 gepresenteerd. Door deze uitgavenrealisaties op een integrale wijze bij het jaarverslag van de Koning te presenteren, wordt de vindbaarheid van en het inzicht in deze uitgaven vergroot. De extracomptabele bijlage brengt geen verandering in de ministeriële verantwoordelijkheid voor de respectievelijke begrotingsposten.

Naast de uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd, zijn ook andere onderwerpen opgenomen in bijlage 2 «Overige onderwerpen». Dit betreft de in 2020 verantwoorde uitgaven voor het onderhoud aan de Groene Draeck, de subsidie voor Kroondomein Het Loo en een verwijzing naar de stichtingen die vermogensbestanddelen bevatten die functioneel zijn voor de uitoefening van het koningschap.

Bijlage 1: Gerealiseerde uitgaven die in verband met het koningschap kunnen worden beschouwd

De gerealiseerde uitgaven worden hieronder per begroting nader toegelicht.

Tabel 12 Buitenlandse Zaken (begroting V, artikel 4) (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Vastgestelde begroting 2020

Buitenlandse Zaken

957

2.000

In 2020 heeft de Koning een staatsbezoek gebracht aan Indonesië. Verder vonden er werkbezoeken plaats aan Israël, Auschwitz en woonde de Koning de begrafenisplechtigheid bij van de Sultan van Oman. Door de COVID-19 crisis konden veel geplande bezoeken niet doorgaan.

Tabel 13 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (begroting VII, artikel 9) (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2020

Vastgestelde begroting 2020

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

12.655

15.922

De bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) aan het RVB voor de huisvesting (Paleizen) van het Koninklijk Huis bedroeg in 2020 € 12,7 mln. Dit bedrag is lager dan begroot, omdat een aantal activiteiten vanwege de COVID-19 crisis niet kon worden uitgevoerd.

Genoemd bedrag voor de paleizen bestaat uit een aantal componenten. In 2020 heeft het RVB circa € 6,3 mln. in rekening gebracht voor rente en afschrijvingen en huur. De rente en afschrijvingen zijn voor investeringen die vanaf 2010 via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het RVB.

Voor de vergoeding voor regulier dagelijks en planmatig onderhoud is circa € 4,2 mln. afgerekend en voor vergoeding voor kleinere investeringen, functionele verbeteringen en projecten op basis van wet- en regelgeving circa € 2,2 mln.

Huis ten Bosch

In 2020 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd.

Paleis Noordeinde

In 2020 zijn er geen renovaties of verbouwingen uitgevoerd.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Het multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek naar de Burgerzaal is in 2020 afgerond.

Defensie (begroting X, artikel 5), uitgaven bewaking leden koninklijke huis

De Minister van Defensie is beheersverantwoordelijk en verantwoordelijk voor de vaststelling van de omvang, samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van de KMar. De uitvoering is opgedragen aan de KMar. Het gezag over de KMar berust bij meerdere ministeries. Afhankelijk van de betreffende taak zijn dat de ministeries van Justitie en Veiligheid (inclusief de Directoraat-Generaal Migratie, het Openbaar Ministerie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid), Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. In artikel 4 van de Politiewet (2012) wordt de KMar onder meer het bewaken en beveiligen van koninklijke paleizen opgedragen

Justitie en Veiligheid (begroting VI, artikel 36)

Op basis van onder andere de Politiewet heeft de minister de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk Huis en is daarmee verantwoordelijk voor een adequate en proportionele uitvoering van de beveiliging rondom de leden van het Koninklijk Huis en hun woon- en werkverblijven. De Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Defensie zorgen voor de uitvoering daarvan in personele zin. Deze ministers hebben middelen voor deze beveiligingstaken op hun begroting staan, ongeacht of deze uitgaven voor beveiliging betrekking hebben op leden van het kabinet, van de Kamers der Staten-Generaal of het Koninklijk Huis. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zorgt voor een adequate uitvoering van fysieke beveiliging van woon- en werkverblijven. Vanwege veiligheidsrisico’s worden deze uitgaven niet nader toegerekend, omdat daar informatie over de beveiliging aan zou kunnen worden ontleend naar de te beveiligen objecten en personen.

Bijlage 2: Overige onderwerpen

Defensie (begroting X, artikel 2), uitgaven Groene Draeck

De kosten voor het onderhoud aan de Groene Draeck worden verantwoord bij het Ministerie van Defensie zolang Prinses Beatrix gebruik maakt van de Groene Draeck. Naar aanleiding van het second opinion onderzoek (Kamerstukken II, 2015/16, 34 300 X, nr. 110) en de motie Van der Burg (Kamerstukken II, 2015/16, 34 300 I, nr. 6) heeft de Minister-President, mede namens de Minister van Defensie, in de brief van 2 juni 2016 gemeld dat het jaarlijks onderhoudsbudget naar € 87.000 is bijgesteld. Daarbij is aangegeven dat de daadwerkelijke uitgaven ook bij Defensie over de jaren heen fluctueren. De kosten van het totale onderhoud in 2020 zijn uiteindelijk uitgekomen op € 106.000. Deze kosten passen binnen het totale budget van € 435.000 uit de periode 2016 t/m 2020.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (begroting XIV, artikel 12) subsidie Kroondomein Het Loo

Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo en het eigenlijke Kroondomein. Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten alsmede de lasten. Het juridisch eigendom berust bij de Staat. Het Rijk heeft in 2020 net als in voorgaande jaren een subsidie verstrekt aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein Het Loo. Deze subsidie bedroeg in 2020 € 0,7 mln.

Stichtingen

Op de website van het Koninklijk Huis is een overzicht van stichtingen opgenomen, waarin vermogensbestanddelen zijn ondergebracht die functioneel zijn voor het uitoefenen van het koningschap.

Te denken valt aan de stichting Kroongoederen van het Huis Oranje-Nassau, waarin bijvoorbeeld de Gouden Koets is ondergebracht, en de stichting Koninklijke Geschenken, die de geschenken beheert die aan de Koning zijn aangeboden bij bijvoorbeeld staatsbezoeken. Voor meer informatie over de stichtingen wordt verwezen naar de rubriek ‘Financiën Koninklijk Huis’ op www.koninklijkhuis.nl. In deze rubriek is informatie beschikbaar over diverse aan het Koninklijk Huis gerelateerde financiële onderwerpen, zoals de begroting van de Koning.