Vastgesteld 14 juni 2021
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel Goedkeuring van de op 7 juli 2020 te Brussel tot stand gekomen Bijzondere Overeenkomst tussen de regering van de Franse Republiek, de regering van het Koninkrijk België, de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake veiligheidsvraagstukken met betrekking tot de treinen via de vaste kanaalverbinding (Trb. 2020, 68) en hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden delen de visie dat de realisatie van deze directe treinverbinding bijdraagt aan de positionering van de trein als duurzaam en volwaardig alternatief vervoermiddel voor de korte en middellange internationale afstand. Zij hebben nog enkele vragen over het onderhavige wetsvoorstel.
Algemeen
De leden van de D66-fractie zijn zeer positief over het tot stand komen van de directe treinverbinding tussen Nederland en Londen, waarbij de reizigers uit Nederland niet meer in Brussel-Zuid hoeven uit te stappen voor het ondergaan van grens- en veiligheidscontroles. Om de trein echt hét alternatief te laten worden voor het vliegtuig moeten deze stappen worden gezet.
Hoofdlijnen van de Bijzondere Overeenkomst
De leden van de D66-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de oude situatie zorgde voor een langere reistijd doordat reizigers uit Nederland in Brussel-Zuid moesten uitstappen voor het ondergaan van de benodigde grens- en beveiligingscontroles. Hoeveel reistijdwinst wordt geboekt door dit voorliggende wetsvoorstel?
De leden van de D66-fractie vragen zich af waarom de basisprincipes van de beveiligingsmaatregelen voor treinen die door de Kanaaltunnel rijden zijn gelegen in een intentieverklaring in plaats van in de wet. Kan dit worden toegelicht?
De leden van de D66-fractie lezen dat de niet-bindende intentieverklaring is bedoeld om, ook bij de verdere liberalisering van het personenvervoer per spoor in Europa, de consistentie en effectiviteit van de beveiligingsmaatregelen voor de Kanaaltunnel te waarborgen. Welke mogelijkheden worden gezien voor de verdere liberalisering van internationale spoorlijnen voor Nederland op korte termijn? De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) is op het nationale vlak aangewezen om toezicht te houden op deze beveiligingsmaatregelen. Op welke manier controleert de ILT de beveiligingsmaatregelen die zijn opgezet en worden uitgevoerd door de NS? Welke afspraken liggen hieraan ten grondslag? Daarnaast vragen deze leden zich af of de buitengewoon opsporingsambtenaren, welke deze beveiligingsmaatregelen uitvoeren of gaan uitvoeren, hiervoor extra worden getraind.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering naar de opgedane ervaringen met de Bijzondere Overeenkomst sinds de voorlopige toepassing van deze overeenkomst. Daarnaast vragen deze leden de regering in hoeverre het de NS en Eurostar is gelukt om invulling te geven aan de beveiligingsmaatregelen zoals vastgelegd in de Bijzondere Overeenkomst. Tot slot vragen deze leden of de Intergouvernementele Commissie voor de Kanaaltunnel (IGC) en/of het Joint Security Committee (JSC) al feedback hebben gegeven op de Nederlandse naleving van de Bijzondere Overeenkomst.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 3
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Overeenkomstsluitende Partijen relevante gegevens over de veiligheid uitwisselen overeenkomstig hun nationale wetgeving. Deze leden vragen of de wetgeving voor alle landen hetzelfde is of dat de landen hierdoor verschillende gegevens uitwisselen. Indien dit laatste het geval is, vragen deze leden zich af of dit nadelige effecten kan hebben op het handhaven van de veiligheid.
Artikel 4
De leden van de VVD-fractie lezen dat de IGC verantwoordelijk is voor het toezicht op de Kanaaltunnel en de autoriteit heeft om treinen de toegang tot deze tunnel te verbieden. Deze leden vragen zich af op basis van welke gronden de IGC treinen de toegang tot de tunnel kan verbieden.
Artikel 9
De leden van de VVD-fractie lezen dat Nederland als enige verdragspartij van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om de Bijzondere Overeenkomst voorlopig toe te passen, in afwachting van diens inwerkingtreding. Deze leden vragen waarom andere verdragspartijen hiervoor niet hebben gekozen.
De leden van de VVD-fractie lezen ook dat Nederland zich tot aan het moment van inwerkingtreding ten opzichte van de overige verdragspartijen niet op dit verdrag kan beroepen. Naar het oordeel van de Nederlandse regering is dit echter niet bezwaarlijk, aangezien het niet te verwachten valt dat de overige verdragspartijen geen hulp en samenwerking zullen willen verlenen bij het waarborgen van de veiligheid van de treinen die door de Kanaaltunnel rijden. Kan de regering toelichten waarop dit oordeel berust? Deze leden vragen de regering daarnaast toe te lichten hoe voorspoedig inwerkingtreding in de andere landen verloopt en in hoeverre dit verschil zal maken ten opzichte van de situatie waarin Nederland de Bijzondere Overeenkomst voorlopig toepast en zich dus niet kan beroepen op het verdrag.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Meijer