Vastgesteld 13 juli 2021
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.
INHOUDSOPGAVE
I. |
ALGEMEEN |
2 |
1. |
Aanleiding en inhoud van het wetsvoorstel |
2 |
2. |
Evaluatie Transgenderwet |
6 |
3. |
Vervallen van de deskundigenverklaring |
7 |
4. |
Wijziging van de geslachtsregistratie voor kinderen jonger dan zestien jaar |
10 |
5. |
Procedure bij herhaaldelijk wijzigen |
13 |
6. |
Positie intersekse personen |
14 |
7. |
Verhouding tot hoger recht; internationale ontwikkelingen wijziging geslachtsregistratie |
14 |
8. |
Gevolgen Rijksbegroting; administratieve lasten en regeldruk |
15 |
9. |
Reactie internetconsultatie |
16 |
10. |
Overig |
18 |
II. |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING |
18 |
Artikel I, onderdeel B |
18 |
|
Artikel I, onderdeel C |
19 |
|
Eerste, derde en vierde lid |
19 |
|
Vijfde lid |
19 |
|
Artikel I, onderdeel D |
20 |
|
Eerste, tweede en derde lid |
20 |
|
Vierde lid |
21 |
|
Artikel I, onderdeel E |
21 |
|
Eerste tot en met vierde lid |
21 |
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de akte van geboorte (hierna: het wetsvoorstel). Voornoemde leden zijn tevreden dat het liberale beleid van de regering erop is gericht emancipatie van transgenders te bevorderen. Deze leden achten het van belang dat het zelfbeschikkingsrecht aan eenieder toekomt en dat gelijke rechten voor transgenders worden gewaarborgd. Deze leden kunnen zich de soms vernederende situaties voorstellen waarmee transgenders worden geconfronteerd wanneer zij een identiteitsbewijs moeten tonen dat nog geen vermelding maakt van het geslacht dat zij inmiddels wel hebben aangenomen of waarnaar zij reeds zijn gaan leven.
De leden van de VVD-fractie stellen voorop dat de Transgenderwet uit 2014 reeds een aanzienlijke verbetering vormt voor de emancipatie van transgenders en hebben met interesse kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel dat de regering voorstelt mede naar aanleiding van de evaluatie van deze wet. Deze leden stellen de regering graag nog een aantal vragen over het onderhavige wetsvoorstel en de uitwerking ervan in de praktijk.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij beschouwen deze wetswijziging als een belangrijke stap richting zelfbeschikking over de eigen (gender)identiteit. De huidige regels zijn te beperkend en vaak gebaseerd op achterhaalde ideeën over transgender zijn. De emancipatie van transgender personen staat in Nederland in sommige opzichten nog in de kinderschoenen. In het werkende en sociale leven krijgen transgender personen te maken met discriminatie en stigmatiserende opvattingen. De leden van de D66-fractie roepen in herinnering dat het nog maar zeven jaar geleden is dat de wet fysieke geslachtsverandering en sterilisatie vereiste bij mensen die hun geslacht in hun geboorteakte wilden aanpassen. De evaluatie van de Transgenderwet heeft laten zien dat onze wetgeving omtrent geslachtsregistratie ook op een aantal punten aangepast diende te worden. Deze leden zijn blij dat deze wijzigingen nu in dit wetsvoorstel voorliggen. Zij hebben echter nog wel een aantal vragen aan de regering.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vinden dat de voorwaarden die de overheid stelt aan de wijzigingen in de bevolkingsadministratie geen onnodige belemmeringen moeten opwerpen voor transgenderpersonen. Wel hechten deze leden aan zorgvuldigheid, met name waar het minderjarigen betreft, waarbij zij erkennen dat ook bij deze jonge(re) doelgroep de wens de geslachtsregistratie aan te passen heel manifest kan zijn. Deze leden hebben nog enkele vragen bij onderhavig wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie wijzen erop dat op dit moment de wet een aantal eisen stelt aan de aanpassing van de geslachtsregistratie en dat met het voorliggende wetsvoorstel deze eisen worden weggenomen en het ook voor kinderen jonger dan zestien jaar mogelijk wordt hun geslachtsregistratie te wijzigen via een verzoek aan de rechtbank. De voorgenoemde leden constateren dat de regering met het voorliggende wetsvoorstel recht wil doen aan de emancipatie van transgender personen. Deze doelstelling steunen de leden van de SP-fractie van harte. Zij hebben over het voorliggende wetsvoorstel nog enkele vragen. Deze leden zijn enigszins verrast door de kritische brieven en e-mails die zij hebben ontvangen over dit wetsvoorstel, van mensen die bezorgd zijn over misbruik van de regeling. Door het makkelijker maken een ander geslacht te registreren zouden er risico’s ontstaan voor misbruik en fraude, zouden meer vrouwen zich onveilig voelen in kleedkamers en opvang, zou vrouwensport minder goed mogelijk zijn, etc. Is de regering bekend met deze signalen en bezorgde reacties en kan zij hierop reageren? Is de verwachting dat door het schrappen van een aantal vereisten waaraan voldaan moet zijn voor overgegaan kan worden tot wijziging van de geslachtsregistratie, mensen op oneigenlijke gronden zullen verzoeken tot wijziging van de geslachtsregistratie? Hoe wordt erop toegezien dat geen misbruik gemaakt zal worden van dit recht? Hoe zal, na een wijziging van de geslachtsregistratie voor de wet, toch gewaarborgd worden dat iemand de juiste zorg kan ontvangen, op basis van het geslacht dat bij geboorte is geregistreerd? Graag zouden de aan het woord zijnde leden zien dat deze zorgen weggenomen kunnen worden. Aan de andere kant, constateren de leden van de SP-fractie, zijn er ook zorgen die hier juist haaks op staan, namelijk dat het wetsvoorstel in veel opzichten niet ver genoeg zou gaan, zoals bijvoorbeeld geformuleerd door Transgender Netwerk Nederland en COC Nederland. Kan op deze kritiek en voorgestelde verbeterpunten inhoudelijk worden ingegaan?
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat de vereenvoudiging van de geslachtsregistratie de positie van transgender personen verbetert. In die zin kunnen de aan het woord zijnde leden instemmen met het wetsvoorstel. Dat neemt niet wet dat deze leden nog aanvullende vragen en wensen hebben.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel waarin, kort gezegd, de voorwaarden worden veranderd voor de wijziging van de vermelding van het geslacht op de geboorteakte. Deze leden onderschrijven van harte de bedoeling van dit wetsvoorstel te zoeken naar een meer inclusieve vormgeving van de persoonsregistratie. De huidige gehanteerde uitgangspunten zijn hopeloos verouderd en komen niet tegemoet aan de breed levende gedachte dat de officiële documentatie een afspiegeling hoort te zijn van de genderidentiteit zoals de betrokkene dat zelf voelt. De voorgenoemde leden vragen hoe de regering terugkijkt op de wijze waarop geslachtsregistratie en -wijziging in het verleden is georganiseerd. Is de regering het met de leden van de GroenLinks-fractie eens dat, met de kennis van nu, zelfs sprake is geweest van een hardvochtige benadering voor wat betreft het voorschrijven van een fysieke transitie als voorwaarde voor een officiële geslachtswijziging? Hiervoor heeft de regering, bij monde van de Ministers voor Rechtsbescherming en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, excuses aangeboden. Daarnaast is een onverplichte financiële tegemoetkomingsregeling in de maak. Kan de regering voorzien in een stand van zaken en aangeven hoe de betrokken belangenorganisaties het verloop en de totstandkoming van deze excuses en tegemoetkoming appreciëren?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering welke gevolgen dit wetsvoorstel zal hebben voor de registratie bij geboorten. Klopt het bijvoorbeeld, zo vragen deze leden, dat bij geboorte de geregistreerde geslachtsvermelding niet zal worden overgenomen bij de registratie van het moederschap? Waarom wordt niet ook hier gezocht naar passender definities voor de transgender ouders die een kind baren, zoals het neutrale «ouder» of «geboorteouder»? Is de regering bereid de wettelijke regels rond het verkrijgen van het ouderschap zó aan te passen dat de met de moeder / geboorteouder gehuwde of in een geregistreerd ouderschap verkerende transgender vrouw die het kind heeft verwekt van rechtswege ouder kan worden? Zo nee, waarom niet? Deelt de regering de mening dat de hiervoor genoemde excuses zich juist dienen te vertalen naar de huidige wetgeving door het reproductieve recht en het recht op familieleven van transgender ouders wettelijk te erkennen conform hun geleefde realiteit?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie waarvoor geslachtsregistratie vandaag de dag eigenlijk nog nodig is. Is sowieso niet de tijd rijp voor de mogelijkheid om eenvoudig op de geboorteakte de geslachtsvermelding «x» te laten opnemen? Want in hoeverre komt dit wetsvoorstel tegemoet aan de problemen die non-binaire transgender personen op dit moment ondervinden bij geslachtsregistratie? De leden van de GroenLinks-fractie hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het bovengenoemd wetsvoorstel. Deze leden zien in de motivering dat het recht doen aan de emancipatie van transgender personen als voornaamste aanleiding voor het wetsvoorstel wordt genoemd. De regering geeft vervolgens aan dat de wijziging van de vermelding van geslacht een individuele beslissing is waarin de overheid in beginsel niet langer treedt. Deze leden zien naast emancipatie ook andere aspecten bij het genoemde wetsvoorstel en zij vragen welke belangen de regering nog meer ziet en hoe deze zijn meegewogen. Ook vragen genoemde leden de regering in te gaan op de vraag of naast het feit dat sprake is van een beslissing van het individu, deze beslissing ook voor anderen gevolgen heeft. Welke gevolgen ziet de regering, en hoe is dat onderdeel geweest in de totstandkoming van voorliggend wetsvoorstel? Hoe weegt de regering bij dit wetsvoorstel de opdracht die de samenleving heeft om mensen te beschermen tegen beslissingen die zij mogelijk op lange termijn betreuren? Heeft de samenleving en daarmee de overheid een zorgplicht zich ervan te vergewissen dat een ingrijpende beslissing tot wijziging van de vermelding van geslacht weloverwogen en duurzaam is?
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden menen dat de regering in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel grote risico’s neemt door het moedwillig laten vervallen van de betrokkenheid van een externe deskundige om enige inhoudelijke toets te verrichten inzake een wijziging van de geslachtsregistratie. Eveneens constateren zij dat het wetsvoorstel op gespannen voet staat met de Europese jurisprudentie inzake geslachtsregistratie. Het wetsvoorstel toont zich naar de mening van deze leden, door het ontbreken van allerlei relevante gegevens en perspectieven, voorlopig nog niet rijp voor zorgvuldige overweging.
De leden van de SGP-fractie vragen aandacht voor de keuze van de wetgever om wijziging van het geslacht toe te staan in situaties waarin niet het geslacht, maar de genderidentiteit afwijkt van de gebruikelijke situatie. Deze keuze leidt in veel situaties van transgender personen ertoe dat de registratie van de burgerlijke stand feitelijk onjuist geraakt, aangezien nog steeds geen twijfel bestaat over het geslacht van betrokkenen, maar de betrokkenen publieke erkenning willen dat hun genderidentiteit daarvan afwijkt. Acht de regering het inhoudelijk niet wenselijker in deze situaties in plaats van het definiëren van het geslacht door de genderidentiteit, en daarmee het zinledig maken van het begrip geslacht, te kiezen voor een aanvullende categorie gender of een andere wijze van registratie? Zij vragen of juist de verdergaande subjectivering van de Transgenderwet geen aanleiding zou moeten vormen om deze structuur te herzien. Als voorbeeld van een registratie zou gewezen kunnen worden op het Britse gender registration certificate.
De leden van de SGP-fractie constateren dat gelet op de ontwikkelingen in het buitenland overal waarschuwingslampen branden als het gaat om wetsvoorstellen inzake zelfidentificatie. Zij wijzen erop dat de Engelse regering in 2020 heeft afgezien van het verankeren van dit uitgangspunt in de wetgeving. De Duitse Bondsdag verwierp bovendien op 19 mei 2021 met overgrote meerderheid twee initiatiefwetsvoorstellen over zelfidentificatie, terwijl in het Spaanse Congres op 18 mei slechts een beperkte minderheid te vinden was voor een vergelijkbaar voorstel. Deze leden wijzen er ten overvloede op dat zelfs landen als Zweden een pas op de plaats gemaakt hebben als het gaat om nieuwe wetgeving. Zij vragen de regering met klem te werken aan een grondige overweging van de bezwaren die in andere landen hebben geleid tot het in enigerlei vorm vasthouden aan het vereiste van de betrokkenheid van een deskundige die vaststelt dat sprake is van genderdysforie. Deze leden constateren met ongerustheid dat de voorbereiding in hoge mate gestempeld lijkt door een technische benadering gericht op uitvoeringsvragen en dat inhoudelijk bezwaren en zorgen, zoals onder meer verwoord door de Stichting Voorzij, de Nederlandse patiëntenvereniging en Gezinsplatform.NL, niet uitgebreid en kenbaar gewogen zijn.
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering van het aantal personen dat in de afgelopen jaren gebruik heeft gemaakt van de wijziging van de geslachtsregistratie ook kan aangeven in hoeveel situaties sprake is van wijziging van de geslachtsregistratie zonder dat medische behandelingen aan de orde zijn.
De leden van de Volt-fractie merken op dat het wetsvoorstel een goede eerste stap is voor de verbetering van de positie van transgender personen en een meer inclusieve samenleving. De wet gaat echter op een aantal punten niet ver genoeg. Daarover stellen deze leden in deze inbreng een aantal vragen. Daarnaast hebben deze leden een aantal algemene vragen over de keuzes die de regering gemaakt heeft. Een overkoepelende vraag voor het dossier in het algemeen is de mogelijkheid tot neutrale geslachtsregistratie van kinderen die niet onder de noemer «intersekse personen» vallen. In Malta kunnen ouders ervoor kiezen kinderen bij hun geboorte te registreren onder de noemer X of het geslacht open te laten, totdat het kind een leeftijd bereikt om hier zelf een keuze in te maken. Is de regering voornemens wetgeving hieromtrent op te stellen? Met betrekking tot de implementatie, is rekening gehouden met de praktische uitvoering van de wet en ligt hier al een plan voor klaar? Is al een plan voorzien voor de evaluatie van de wet, alsook de uitvoering van de wet?
Het lid van de BIJ1-fractie heeft met gemengde gevoelens kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het lid is positief gestemd over de vervanging van de deskundigenverklaring door de eigen verklaring bij een ambtenaar van de burgerlijke stand. Transgender en intersekse personen kennen hun genderidentiteit zelf immers het beste, en dit lid is van mening dat deze wijziging recht doet aan hun zelfbeschikking. Tevens staat dit lid positief tegenover de verplaatsing van de procedure van de gemeente van geboorte naar de woonplaats van de aanvrager. Voorts is dit lid grotendeels tevreden met het voorstel ook kinderen jonger dan zestien jaar toegang te verschaffen tot het wijzigen van hun geslachtsvermelding. Dit lid is echter ook van mening dat de tussenkomst van de rechter een te zware maatregel betreft. Dit lid zal hier onder het relevante artikel over uitweiden.
De kern van de kritiek van het lid van BIJ1-fractie ligt in het gebrek aan respect voor mensenrechten en de autonomie van transgender personen zelf: de mensen om wie het wetsvoorstel draait. Het feit, bijvoorbeeld, dat transgender mannen die een kind baren geregistreerd worden als moeder is, wat het lid van de BIJ1-fractie betreft, onvoorstelbaar. «Moeder» doet namelijk niet noodzakelijkerwijs recht aan de genderidentiteit van de transgender vader, of aan de zelfbeschikking van personen in het algemeen. Dit lid stelt voor om geboorteouder toe te voegen als registratiecategorie: een inclusieve term die zowel recht doet aan het ouderschap van transgender vaders als non-binaire transgender ouders die een kind hebben gebaard. Het zou dan aan de ouder zelf moeten zijn, in lijn met hun zelfbeschikkingsrecht en genderidentiteit, om voor zichzelf te bepalen of zij als vader, moeder of ouder geregistreerd willen worden. Het lid van de BIJ1-fractie vraagt de regering wat de mogelijkheden zijn dergelijke inclusieve termen te faciliteren in het wetsvoorstel.
Voorts constaterende dat «emancipatie een speerpunt is van het kabinet,» vraagt het lid van de BIJ1-fractie de regering waarom in het wetsvoorstel geen erkenning, noch regelgeving is verwerkt voor non-binaire transgender personen die eveneens hun geslachtsvermeldingen wensen te veranderen. Overwegende dat voor de personen die zich niet als man of vrouw identificeren maar graag een X in hun papieren willen onder hun geslachtsvermelding, niets is geregeld, is dit lid van mening dat de voorgestelde wetswijzigingen niet toereikend genoeg zijn. Sterker nog, zolang de mogelijkheid om iemands geslachtsvermelding te veranderen in een X in plaats van M of V niet wordt doorgevoerd, spreken we hier nog altijd van discriminatie. De grondslag om de deskundigenverklaring te laten vervallen om van M naar V te gaan of andersom, is immers dat er geen deskundige is die voor een ander kan beslissen wat diens identiteit is. Het feit dat een persoon die een X in het paspoort wil dit nog wél via de rechter met een deskundigenverklaring voor elkaar moet krijgen, is ongelijke behandeling. Als we iedereen gelijk willen behandelen in dit land, dienen we ook non-binaire transgender personen het recht op zelfbeschikking te geven. Nederland loopt hierin erg achter op andere landen. Zelfs de Amerikaanse regering heeft aangekondigd een X mogelijk en makkelijk te maken, voor non-binaire mensen.
Het lid van de BIJ1-fractie is van mening dat het tijd is voor de wet- en regelgeving om de biologische en sociale werkelijkheid te reflecteren. Het wordt tijd dat iedereen, zelf, de gendermarkering mag veranderen, zonder tussenkomst van zogenaamde deskundigen en rechtbanken. Dit lid pleit derhalve voor een uitspraak vanuit de politiek dat er ook geen deskundigenverklaring nodig is voor een X in de papieren van non-binaire transgender personen. Dit lid vraagt de regering hoe zij hiertegenover staat, en hoe de mogelijkheid tot het toevoegen van een non-binaire optie in de geslachtsvermelding van personen mogelijk gemaakt kan worden. Kan dit nog in het huidige wetsvoorstel of dient daar een nieuw wetsvoorstel voor gemaakt te worden?
De leden van de VVD-fractie lezen in de evaluatie van de Transgenderwet dat de onderzoekers het onduidelijk vinden waarom de wijziging van het juridisch geslacht, eventueel in combinatie met de voornaamswijziging, in zodanige mate tot fraude en misbruik zou leiden. Als gevolg daarvan is het voor de onderzoekers onduidelijk of extra maatregelen ter voorkoming van (identiteits)fraude geboden zouden zijn. Dat zou volgens de onderzoekers alleen anders kunnen liggen wanneer de betreffende persoon een buitenlandse geboorteakte heeft. In dat geval is niet uit te sluiten dat iemand in het geboorteland wordt aangeduid als man, terwijl zij in Nederland wordt aangeduid als vrouw of andersom. Dat zou mogelijk ruimte bieden voor fraude of andere vormen van misbruik. Kan de regering hierop ingaan? Ligt het niet voor de hand de deskundigenverklaring te laten bestaan voor degenen die in het buitenland zijn geboren? Is het mogelijk op deze grond onderscheid te maken tussen aanvragers? Zijn er andere maatregelen mogelijk om het geconstateerde risico op identiteitsfraude te mitigeren?
De leden van de D66-fractie lezen dat een inventarisatie van de rechtsstelsels in Argentinië, Ierland, Malta en Noorwegen laat zien dat er weinig tot geen sprake is geweest van herhaaldelijke wijzigingen van de geslachtsregistratie, ondanks de mogelijkheid hiertoe. In sommige van deze landen is wijziging van de geslachtsregistratie ook mogelijk voor personen onder de 16 jaar. In Noorwegen en Argentinië kan dit zonder tussenkomst van de rechter. De evaluatie suggereert dat hier geen gevallen bekend zijn waarbij dit tot problemen heeft geleid of afdoet aan de duurzaamheid van de wens tot wijziging van de geslachtsregistratie. Kan de regering dit bevestigen? Voorts vragen deze leden of bij het opstellen van deze wetswijziging ook overwogen is de procedures, zoals die in Noorwegen en Argentinië worden gehanteerd, over te nemen. Zij vragen de regering hun eventuele bezwaren tegen deze procedures, bijvoorbeeld over herhaaldelijke wijzigingen, toe te lichten en daarbij te staven aan de ervaringen in Noorwegen en Argentinië.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het evaluatieonderzoek, als het gaat om de professionele expertise inzake genderdysforie, enkel behandelaars van genderklinieken zijn benaderd. Kan de regering aangeven hoe zij andere voor dit voorstel relevante disciplines, waaronder de pedagogiek en de psychologie, heeft betrokken bij de oordeelsvorming? Deze leden merken op dat juist de vraagstukken die bij wijziging van de geslachtsregistratie aan de orde zijn niet beperkt kunnen worden tot de inbreng van degenen die in de sector van de somatische transgenderzorg werken. Het heeft de leden van de SGP-fractie bevreemd dat de regering in deze paragraaf niet ingaat op de reactie van de ambtenaren van de burgerlijke stand, als degenen die het meest direct bij de uitvoering van het wetsvoorstel betrokken zijn. Deze leden wijzen erop dat de evaluatie laat zien dat deze ambtenaren het meest positief zijn over de rol van de deskundigenverklaring en dat bijna driekwart van hen meent dat deze een nuttige drempel vormt. Hoe beoordeelt de regering hun visie? Waarom wordt deze inschatting van professionals zo gemakkelijk aan de kant geschoven onder verwijzing naar verwachtingen op basis van een paar buitenlandse voorbeelden?
De leden van de SGP-fractie vragen een reactie op de verwijzingen van de Stichting Voorzij, waaruit blijkt dat de helft van de veroordeelde trans geïdentificeerde delinquenten in Engeland veroordeeld is wegens seksueel geweld tegen vrouwen of andere serieuze geweldsmisdrijven. Is niet ten minste nader onderzoek naar de risico’s wenselijk? Deze leden merken dat in het evaluatieonderzoek en in de benadering van de regering zwaar gewicht is gegeven aan de wens van belangenorganisaties. Gezien de inhoudelijke inbreng van veel van deze belangenorganisaties vinden deze leden het belangrijk dat de regering zich expliciet rekenschap geeft van de levensbeschouwelijke en zelfs ideologische grondslagen die aan hun inbreng ten grondslag liggen. De voorgenoemde leden wijzen onder meer op de brief van Transgender Netwerk Nederland van 1 juli jl., waarin het wijzigen van de geslachtsregistratie wordt afgedaan als een louter administratieve handeling. Onderkent de regering dat deze bagatelliserende houding haaks staat op de zorgvuldigheid die volgens de kwaliteitsstandaarden vereist is? Eveneens benoemen de aan het woord zijnde leden dat veel belangenorganisaties uitgaan van de absolute zelfbeschikking die terug te vinden is in de zogeheten Yogjakartabeginselen (beginselen met betrekking tot homoseksualiteit, genderidentiteit, transseksualiteit, transgenderisme en interseksualiteit) en die elke weging door derden op grond van de gestelde subjectieve gevoelens ontoelaatbaar verklaart. Kan de regering klip-en-klaar bevestigen dat zelfbeschikking juridisch gezien niet absoluut kan zijn, zeker niet op louter subjectieve gronden, en dat altijd een weging nodig is ten opzichte van andere grondrechten, zoals bijvoorbeeld het publieke belang. Zij merken in het verband op, dat onder meer de betrouwbare inrichting van de burgerlijke stand altijd als legitieme beperking is aanvaard in wetgeving en jurisprudentie.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen van de regering om de deskundigenverklaring in zijn geheel te laten vervallen, inclusief voor 16- en 17-jarigen. Niet langer is vereist dat een deskundigenverklaring wordt overlegd, maar is er een administratieve periode van vier tot twaalf weken «bedenktijd». Kan de regering toelichten waarom is gekozen voor een termijn van in essentie vier weken? De regering verwijst ter motivering van het schrappen van de deskundigenverklaring onder andere naar België, Noorwegen en Denemarken. België hanteert een termijn van drie maanden en Denemarken zes maanden. Waarom is bij 16- en 17-jarigen niet gekozen voor een langere termijn?
De leden van de D66-fractie zijn verheugd over het vervallen van de deskundigenverklaring. Zij kunnen zich ook grotendeels vinden in de voorgestelde nieuwe procedure. Zij onderschrijven het belang van zorgvuldigheid en goede informatievoorziening. Deze zijn naar hun inzicht goed geborgd in het wetsvoorstel. Het belangrijkste vinden deze leden echter de erkenning van de zelfbeschikking die spreekt uit het vervallen van de deskundigenverklaring. Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat de huidige deskundigenverklaring is opgenomen om te vermijden dat een wijziging van de geslachtsregistratie berust op een waanvoorstelling. Deze leden willen benadrukken dat dergelijke motivaties wat hun betreft niet meer passen in het huidige denken over transgender zijn. Kan de regering dit onderschrijven?
De leden van de D66-fractie lezen dat in de nieuwe procedure, de ambtenaar van de burgerlijke stand de wilsbekwaamheid van de transgenderpersoon moet toetsen. Deze leden vragen de regering wat dit betekent, hoe een dergelijke toets in zijn werk gaat en welke criteria hier worden gehanteerd. Is de regering bereid deze toelichting op te nemen in de memorie van toelichting?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie dat «deskundigen van genderklinieken kritisch zijn over het loslaten van de minimumleeftijd. Beslissingen over het wijzigen van het (juridisch) geslacht kunnen worden beschouwd als bijzonder belangrijk voor een kind met ingrijpende gevolgen voor het verdere leven. Uit onderzoek blijkt dat van alle minderjarigen die een genderkliniek bezoeken naar schatting slechts zo’n 20% uiteindelijk het geslacht verandert. Voor genderdeskundigen is dit reden voor behoedzaamheid. De zorg bij deze deskundigen lijkt vooral te zijn dat kinderen die vroegtijdig hun geslacht wijzigen, het moeilijker kunnen vinden om terug te komen op hun besluit.» De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van deze kritiek van deskundigen of de regering oordeelt dat met de procedure onder de 16 jaar via de rechter voldoende waarborgen zijn ingebouwd. Kan de regering aangeven of ook is overwogen de procedure via de rechter enkel toe te staan voor de leeftijdscategorie tussen 12 en 16 jaar en kan de regering daarbij aangeven wat de afweging is geweest te kiezen voor de wijze waarop het is vormgegeven in onderhavig wetsvoorstel? De voorgenoemde leden vragen de regering welke alternatieven zijn overwogen voor de categorie onder de 16 jaar, en of daarbij ook kan worden aangegeven waarom niet voor de alternatieven is gekozen.
De leden van de CDA-fractie vragen of een toelichting kan worden gegeven op de kanttekening die de Afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) plaatst bij het verval van de deskundigenverklaring. Deze leden vragen in het bijzonder naar het punt dat er nu niet wordt vastgesteld of mensen begrijpen wat hun wordt verteld over de gevolgen van hun keuzes en of er redenen zijn om te twijfelen aan hun voornemen. Kan de regering toelichten of alsnog een alternatief geïntroduceerd zou moeten worden voor de voorlichtingsfunctie van het gesprek zoals (onder meer) de Afdeling oppert, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Kan de regering toelichten waarom de deskundigenverklaring (nog) wel nodig is om in de basisadministratie non-binair of intersekse te laten vastleggen? Voorts vragen deze leden waarom voor deze groep hun identiteit wel door een ander bevestigd kan worden in tegenstelling tot de wijziging van man naar vrouw of viceversa.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd dat de voorwaarde van een deskundigenverklaring wordt afgeschaft als vereiste voor de wijziging van de geslachtsvermelding. Daarmee wordt het onvervreemdbare recht erkend dat betrokkenen zélf moeten kunnen oordelen over hoe zij zich geregistreerd willen zien in overheidsadministraties.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien in de evaluatie dat de deskundigenverklaring tot problemen en frustratie leidt. Zij zien dat frustratie bestaat over kosten, het ontbreken van de mogelijkheid tot erkenning van soortgelijke verklaringen uit andere (buur)landen en de complexiteit van het aanvragen van een deskundigenverklaring buiten het medisch traject om. Kan de regering aangeven waarom zij er niet voor heeft gekozen de procedure te vereenvoudigen in plaats van hier volledig afstand van te nemen? Daarbij weegt voor genoemde leden mee dat uit de evaluatie ook blijkt dat de deskundigenverklaring verschillend wordt geëvalueerd door experts en er geen eenduidig advies ligt voor deze keuze. Welke risico’s ziet de regering bij de voorgenomen keuze en hoe wordt daar verder beleid op gevoerd, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de Afdeling vragen stelt over het vervallen van de deskundigenverklaring. Hierbij verwijst de Afdeling onder meer naar de toets die plaatsvindt of er reden is te twijfelen aan de overtuiging en naar de voorlichtende functie over de juridische consequenties. Die toets en voorlichtende functie verdwijnen geheel of in elk geval grotendeels. Kan de regering aangeven waarom deze eerst wel, en nu niet meer nodig worden geacht? Kan de regering toelichten of en, zo ja, hoe dit in alle gevallen de positie van betrokken adolescenten versterkt? Aansluitend hierop merken deze leden op dat door meerdere organisaties zorgen kenbaar zijn gemaakt dat eventueel misbruik van de mogelijkheid tot geslachtswijziging wordt gemaakt door mensen waarvan evident geen sprake is van de daadwerkelijke wens maar sprake is van andere motieven. In de consultatiefase zijn in dat licht onder andere toegang krijgen tot vrouwengevangenissen, specialistische opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld, sanitaire voorzieningen en sportwedstrijden aangedragen. Welk antwoord geeft de regering op deze zorgen en welke mogelijkheden ziet de regering om bij evident misbruik te kunnen handelen?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook naar het schrappen van de deskundigenverklaring voor 16- en 17-jarigen. De Afdeling geeft aan dat de bezwaren ten aanzien van de deskundigenverklaring van deskundigen in de evaluatie zich ten principale richten op meerderjarigen. Waarom acht de regering ook voor deze groep de deskundigenverklaring niet meer noodzakelijk? Op welke wijze wordt ook voor hen invulling gegeven aan de in hoofdstuk vier van de memorie genoemde vereiste zorgvuldigheid die de overheid richting een kind in acht heeft te nemen?
De leden van de SGP-fractie vragen een toelichting op de opmerking dat het wenselijk is de deskundigenverklaring te laten vervallen in het licht van de hiertegen bestaande bezwaren. Op grond van de toelichting kunnen zij die bezwaren niet anders interpreteren dan de door de belangenorganisaties aangevoerde bezwaren. Was de regering ermee bekend en heeft zij zich er actief van vergewist of er ook andere bezwaren bestaan die misschien voor het behoud van de deskundigenverklaring pleiten? Waarom is bijvoorbeeld niet gericht expertise ingewonnen van organisaties die zich richten op de bescherming van de belangen van kinderen? Het geheel van de toelichting komt op deze leden niet bepaald evenwichtig voor.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de rechtspositie van kinderen wier ouders voor zichzelf verzoeken om wijziging van de geslachtsregistratie, nu de rol van de deskundigenverklaring op grond van het wetsvoorstel vervalt. Deze leden constateren dat het gaat om een ingrijpende wijziging, die volgens de Kwaliteitsstandaard psychische transgenderzorg tot verwarring en loyaliteitsproblemen bij jonge kinderen kan leiden. Gelet op de sterke persoonlijke betrokkenheid van de ouders bij de voorgenomen beslissing kan mogelijk niet op voorhand verondersteld worden dat de belangen van de kinderen voldoende zijn meegewogen. Waarom is niet tenminste in deze situaties de aanwezigheid van een onafhankelijke derde geboden om de belangen van het kind te toetsen, zeker nu niet meer duidelijk is of in alle gevallen sprake is van genderincongruentie? De leden van de SGP-fractie vragen eveneens hoe de regering in de voorbereiding vanuit een multidisciplinaire benadering het belang van het kind gewogen heeft en op welke onderzoeken of onderzoekers zij zich voor dit specifieke aspect baseert ter legitimatie van het wetsvoorstel. De noodzaak van grondige weging klemt temeer gelet op de internationaal vastgelegde rechten van het kind.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het wetsvoorstel kiest voor normstelling zonder wettelijke uitwerking. Volgens de huidige wettelijke norm hebben alleen degenen met de overtuiging dat zij behoren tot het andere geslacht dan op de akte vastgesteld, recht op wijziging van de registratie, maar in tegenstelling tot de huidige regeling bevat het wetsvoorstel geen bepalingen of voorwaarden meer om te toetsen of die overtuiging daadwerkelijk aanwezig is. Deze leden vragen een toelichting op de consequenties van de keuze om de normstelling te behouden, maar de uitwerking ervan in de vorm van de deskundigenverklaring te laten vervallen. In hoeverre is het nog steeds de bedoeling de norm in de praktijk te handhaven? Is het volgens de regering bijvoorbeeld de bedoeling dat burgers strafrechtelijk worden vervolgd wegens valsheid in geschrifte indien zou blijken dat ten tijde van de aanvraag de in het voorstel bedoelde overtuiging niet bestond?
De leden van de SGP-fractie wijzen erop dat de regering bij de keuze voor de deskundigenverklaring uitging van de noodzaak onomstotelijk vast te kunnen stellen of sprake is van blijvende genderincongruentie. Met het wetsvoorstel lijkt de benadering van de regering te worden dat zij erop gokt dat de magere procedurele kaders niet tot onbedoeld gebruik leiden. Moeten deze leden uit het wetsvoorstel opmaken dat de norm van onomstotelijkheid niet langer nodig zou zijn? Op welke gronden is het te rechtvaardigen om al zo snel weer een fundamenteel uitgangspunt als dit te wijzigen?
De leden van de SGP-fractie menen dat, mede gezien de bedoeling van de regering, het tenminste wenselijk zou zijn om, in lijn met de huidige wetgeving, te blijven bepalen dat ambtenaren van de burgerlijke stand moeten vragen of de aanvrager zich heeft vergewist van de reikwijdte en de betekenis van zijn verzoek en dat hij zijn verzoek weloverwogen blijft wensen. Waarom is zelfs dat element, dat de persoonlijke wilsbeschikking onderstreept, in het wetsvoorstel verdwenen? De leden van de SGP-fractie vragen een uitgebreide reactie van de regering op de zorgen die door verschillende organisaties zijn ingebracht over de gevolgen van het wetsvoorstel voor vrouwen en kwetsbare groepen. Daarbij zijn situaties genoemd als de toegang tot doucheruimtes, het verblijf in asielzoekerscentra en opvang bij huiselijk geweld. Hoe weegt de regering de belangen die ten grondslag liggen aan het wetsvoorstel tegenover rechten als privacy en lichamelijke integriteit?
Het valt de leden van de SGP-fractie op dat de regering bij de keuze voor de leeftijd steun zoekt in de sfeer van de geneeskundige behandeling, een sfeer overigens die belangenorganisaties doorgaans proberen te vermijden met een beroep op onwenselijke pathologisering. Waarom ligt het bij dit thema niet veel meer voor de hand aansluiting te zoeken bij onder meer de sfeer van de burgerlijke stand? Zo is bijvoorbeeld de leeftijd om een huwelijk aan te gaan in beginsel gebonden aan de meerderjarigheid.
De leden van de VVD-fractie hadden bij de laatste wijziging van de Transgenderwet in 2014 al hun bedenkingen bij de leeftijd van 16 jaar waarop kinderen een verzoek kunnen doen hun geslacht te wijzigen. Tot op zekere hoogte is elke leeftijd arbitrair, maar deze leden hechten aan het recht op zelfbeschikking voor iedereen en constateren dat ook transgenderkinderen van 14 of 15 jaar nu last ondervinden van het feit dat zij hun geslachtsregistratie niet kunnen wijzigen. Ook kinderen hebben recht op zelfbeschikking. Tegelijkertijd vereist de jonge leeftijd van betrokkenen de vereiste zorgvuldigheid, juist om zeker te stellen dat wijziging van de geslachtsregistratie in het belang van het kind is. Voornoemde leden zijn dan ook met de regering van mening dat rechterlijke tussenkomst gewenst en noodzakelijk is, om te voorkomen dat een wijziging van de geslachtsregistratie overhaast plaatsvindt. Voornoemde leden vragen de regering te motiveren waarom de minimumleeftijd in zijn geheel is komen te vervallen. Waarom is niet aangesloten bij suggesties van verschillende deskundigen die bij de evaluatie van de Transgenderwet hebben gepleit om aansluiting te zoeken bij de Wet op de Geneeskundige Behandelingsovereenkomst (WGBO)-leeftijd van twaalf jaar waarop kinderen met instemming van hun ouders kunnen beslissen over medische ingrepen? Anderen hebben gepleit voor de minimumleeftijd van 14 jaar, vanwege de algemene identificatieplicht. Waarom is hier niet voor gekozen?
De leden van de VVD-fractie vragen de regering ook in te gaan op de zorgen die door de Afdeling hierover zijn geuit. De Afdeling constateert dat aanpassing van geslachtsregistratie een verstrekkende handeling is met voor het kind ingrijpende gevolgen en dat deskundigen daarom in het algemeen voorstander zijn van behoud van de wettelijke minimumleeftijd van zestien jaar. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering.
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het met deze wijziging ook mogelijk wordt voor personen jonger dan 16 om hun geslachtsregistratie te wijzigen. Dit kan van grote symbolische en praktische betekenis zijn voor jongeren die al op jonge leeftijd weten dat zij niet met het juiste geslacht geboren zijn. Deze leden zijn echter wel kritisch over het in stand houden van de rechterlijke toets. Deze toets is in hun ogen een beperking van het zelfbeschikkingsrecht en voegt weinig tot niets toe aan het beschermen van het belang van het kind.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat het zelfbeschikkingsrecht en het welzijn van het kind of de jongere voorop moeten staan bij het inrichten van de procedure voor wijziging in de geslachtsregistratie. In dit kader benoemen zij dat wetenschappelijk onderzoek laat zien dat bevestiging van het geslacht en gebruik van de gewenste nieuwe voornaam een positieve invloed heeft op het psychisch welzijn van transgender kinderen. Dit is ook het geval bij kinderen met een meer fluïde genderidentiteit. Ontkenning van de genderidentiteit van transgender kinderen door de omgeving, kan leiden tot een verhoogde kans op depressie, angsten en suïcidegedachten, zo blijkt het uit hetzelfde onderzoek. Dit benadrukt volgens deze leden het belang van een eenvoudige procedure voor wijziging in de geslachtsregistratie.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de ouder de mogelijkheid zou moeten hebben om namens het kind een wijziging van de geslachtsregistratie aan te vragen, via dezelfde procedure als voor personen ouder dan 16. Het risico dat ouders dit doen tegen de wil van het kind zien deze leden niet als een reden om een rechterlijke toets te hanteren. Immers, als ouders hun kind een ander geslacht toekennen, tegen de wil van dit kind in, dan zal dit hoogstwaarschijnlijk al eerder en ingrijpender aan het licht komen dan bij het moment van wijziging van de geslachtsregistratie. De rechterlijke toets voegt hier nog weinig toe aan het beschermen van het belang van het kind.
De leden van de D66-fractie willen hier ook benadrukken dat een wijziging in de geslachtsregistratie in veel gevallen een formele stap is in een proces dat al veel langer gaande is. Het is een formele bevestiging van een wens die vaak al veel langer leeft en waar al op vele andere momenten op gereflecteerd is. Het is deze leden onduidelijk wat de rechterlijke toets op dit moment in het proces toevoegt. Kan de regering dit verder onderbouwen?
De leden van de D66-fractie vragen de regering de inhoud van de rechterlijke toets verder toe te lichten. Waar toetst de rechter precies op? In hoeverre maakt een rechter hierbij gebruik van het oordeel van een medisch specialist of een andere professional, zo vragen deze leden. De voorgenoemde leden hechten eraan de genderidentiteit en de formele wijzigingen die hiermee gepaard gaan uit de medische sfeer te halen. Dit draagt bij aan de depathologisering van transgender personen. Deelt de regering deze opvatting?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat ook bij jonge kinderen de wens tot wijziging van de geslachtsregistratie zeer sterk kan zijn. De vraag is wel hoe hier zo goed mogelijk mee kan worden omgegaan. Is bij dit verstrekkende besluit de tussenkomst van een rechter voldoende om te waarborgen dat een kind niet iets doet waar het wellicht later spijt van krijgt? Is dat beter dan de huidige deskundigenverklaring? Is de kinderrechter voldoende deskundig om te kunnen constateren of de wens van een kind tot wijziging van de geslachtsregistratie voldoende duurzaam is en het kind daar wellicht later niet spijt van zal krijgen? Wat voegt dit precies toe, waarom bij de 16-minners wél deze drempel die bij volwassenen niet nodig is?
De leden van de PvdA-fractie lezen dat volgens het wetsvoorstel voor de geslachtsregistratie onder 16 jaar de tussenkomst van de rechter nodig is. Kan de regering aangeven of dat in de onderzochte landen Argentinië, Ierland, Malta en Noorwegen ook het geval is? Wat is de ervaring in die landen van de wijziging van de geslachtsregistratie onder de 16 jaar? Waarom acht de regering het niet gewenst dat ook onder de 16 jaar een wijziging van de geslachtsregistratie zonder tussenkomst van de rechter mogelijk wordt? Waarom acht de regering ouders en kind niet in staat om zelf het belang van het kind te wegen bij de beslissing tot wijziging van de geslachtsvermelding? Hoe verhoudt zich dat tot andere min of meer vergaande beslissingen die ouders en kind al kunnen maken zonder tussenkomst van een rechter?
De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen niet goed waarom de regering zich laat leiden door medische opvattingen bij de mogelijkheid voor jongeren tot 16 jaar om hun geslachtsregistratie te wijzigen. In hoeverre vindt de regering medische argumenten doorslaggevend voor het mogelijk maken van administratieve wijzigingen? Dit staat toch los van elkaar? Deze leden zien niet in waarom voor geslachtswijziging van 16-minners de gang naar de rechter gemaakt zou moeten worden. In deze vorm wordt naar het oordeel van deze leden het zelfbeschikkingsrecht geschonden. Bovendien is volgens deze leden sprake van een disproportionele maatregel, wetende dat het wijzigen van het sociaal geleefde geslacht van een kind onder de volledige ouderlijke verantwoordelijkheid valt, maar de administratieve wijziging van dat geslacht niet. De voorgenoemde leden begrijpen dat in andere landen, zoals Argentinië en Noorwegen, wijziging zonder rechterlijke tussenkomst mogelijk is. Deze leden roepen de regering ertoe op het wetsvoorstel dienovereenkomstig aan te passen.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat de Afdeling refereert aan onderzoek dat stelt dat van alle minderjarigen die een genderkliniek bezoeken naar schatting slechts zo’n 20% uiteindelijk het geslacht verandert. Daarnaast haalt de Afdeling de evaluatie aan waarin genderklinieken aangeven de leeftijd van 16 jaar een passende minimumleeftijd te vinden. De Afdeling geeft voorts aan dat voor het loslaten van een eerder noodzakelijk geachte en met het oog op de rechtszekerheid duidelijke regeling, een zelfstandige, dragende motivering waarin het oordeel van deskundigen expliciet wordt meegewogen, noodzakelijk is. Erkent de regering dat het overgrote deel van deskundigen in de evaluatie aangeeft de leeftijd van 16 jaar te willen blijven hanteren? Hoe heeft de regering dit deskundigenoordeel gewogen? Voorts vragen deze leden waarom de regering in het geheel heeft besloten af te zien van een leeftijdsgrens.
De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het kwetsbaar dat jonge kinderen ook tegen de wil van hun ouders bij de rechter aanpassing kunnen afdwingen. Deelt de regering de mening dat het altijd de voorkeur moet hebben in gezamenlijkheid met ouders en kind tot een keuze te komen? Hoe wordt aan dat principe recht gedaan? Hoe heeft de regering in haar voorstel de evaluatie gewogen waarin instemming van ouders door respondenten als voorwaardelijk wordt gezien? In de evaluatie lezen deze leden dat onder ouders, patiëntenorganisaties en genderklinieken een zorg bestaat dat kinderen onder invloed van een «mediahype» ten onrechte gepusht zouden kunnen worden. Kan de regering ingaan op deze zorg? Hoe is in de totstandkoming van dit wetsvoorstel rekening gehouden met deze zorg?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de toets door de rechter. Kan de regering aangeven waar de rechter op zal toetsen en hoe deze toets eruit zal zien? Kan van een rechter vervolgens verwacht worden dat deze de hiervoor benodigde deskundigheid heeft? Hoe moet een rechter omgaan met de, ook door de regering, genoemde fluïditeit die de genderidentiteit van minderjarigen kenmerkt? Kan dit wel van een rechter worden gevraagd? Welke waarborgen zijn er dat, waar de enige uitgesproken voorstander onder de genderklinieken het Amsterdam UMC aangeeft dat in een enkel geval al voor het zestiende jaar de genderidentiteit vastligt, de regeling zich ook echt tot deze groep beperkt? Daarbij hechten deze leden eraan de zorgen van deskundigen en de Afdeling te noemen dat kinderen die vroegtijdig hun geslacht wijzigen, het moeilijker kunnen vinden om terug te komen op hun besluit. Hoe gaat de rechterlijke toets dit in de praktijk kunnen ondervangen?
De leden van de SGP-fractie vragen waarom, gelet op de ingrijpende belangen die voor de toekomst van de jongere op het spel staan, in de rechterlijke toets niet uitdrukkelijk wordt vermeld dat sprake moet zijn van een duurzaam en weloverwogen verzoek. Mag ervan worden uitgegaan dat een verzoek in ieder geval niet in het belang van het kind is als de indruk bestaat dat het onvoldoende weloverwogen is?
De leden van de Volt-fractie merken op met betrekking tot de wijziging van de geslachtsregistratie voor kinderen jonger dan 16 jaar dat de regering ervoor gekozen heeft een verplichte tussenkomst van de kinderrechter in te stellen. Overwegende dat de tussenkomst van de rechter een zwaarwegende stap is, zijn andere, meer laagdrempelige stappen overwogen door de regering? Waarom heeft de rechterlijke tussenkomst een meerwaarde ten opzichte van andere alternatieven, zo vragen zij de regering.
De leden van de GroenLinks-fractie zien niet waarom herhaaldelijk wijzigen een fundamenteel probleem zou zijn. Waaruit blijkt de praktische noodzaak een derde en volgende wijziging via een rechterlijke procedure te laten verlopen? Moet het zelfbeschikkingsrecht hier niet maatgevend zijn?
De leden van de ChristenUnie-fractie delen dat bij herhaaldelijke wijzigingen een toetsing op zijn plaats is. Wel vragen zij hoe de rechter de «innerlijke overtuiging van de betrokkene, de bestendigheid daarvan en het inzicht in de consequenties van het herhaaldelijk wijzigen» kan toetsen.
De leden van de SGP-fractie vinden het opmerkelijk dat de regering voorstelt de rechter te laten toetsen op de oprechtheid van herhaaldelijke verzoeken. Juridisch gezien doet dat volgens deze leden wat vreemd aan, waarbij deze opdracht ook nog eens bijzonder moeilijk inhoud te geven valt. Waarom is niet gekozen voor duurzaam en weloverwogen? Waarom heeft de regering bovendien niet besloten een maximum te stellen aan het aantal verzoeken tot wijziging van de geslachtsregistratie? In hoeverre is het voor onder meer overheidsinstanties redelijkerwijs uitvoerbaar rekening te houden met de geschiedenis van degenen die meer dan twee keer de geslachtsregistratie hebben gewijzigd?
De leden van de Volt-fractie merken op dat «Het kabinet hecht aan de mogelijkheid tot correctie van een eerdere wijziging van de geslachtsregistratie. Gender is niet voor iedereen een vaststaand gegeven.» Wat is de overweging van de regering vanaf een derde wijziging rechterlijke interventie noodzakelijk te achten? Op welke feiten baseert de regering deze noodzaak? Zijn er andere laagdrempelige alternatieven?
De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel ook gevolgen heeft voor de mogelijkheid van intersekse personen om de registratie van het geslacht te wijzigen. Intersekse personen kunnen momenteel ook gebruik maken van artikel 1:19d en 1:24 BW om hun geslachtsregistratie open te laten of te wijzigen. Deze leden vragen de regering of, met de wijziging van deze wet, de mogelijkheden tot het wijzigen van de geslachtsregistratie, zoals geboden door de bovengenoemde artikelen, intact blijven.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het mogelijk blijft de geslachtsregistratie open te laten. Klopt het dat nu sowieso moet worden vermeld dat het geslacht al dan niet kan worden vastgesteld? Hoe verhoudt zich dat tot de aan betrokkene zélf toekomende keuzevrijheid over het gewenste geslacht? Moet met het oog op dit zelfbeschikkingsrecht er niet voor worden gekozen de geslachtsbepaling op de geboorteakte open te laten totdat betrokkene hier zelf een keuze in heeft gemaakt?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat het in het systeem van de wet niet de bedoeling is dat verzoeken die de genderidentiteit betreffen worden afgehandeld via artikel 1:24 BW. Deze leden wijzen hierbij op de uitspraak van de rechtbank Limburg van 28 mei 2018 (ECLI:NL:RBLIM:2018:4931), waarin de rechter de opvatting van de opgevoerde deskundige lijkt over te nemen dat de vraag of iemand interseksueel is, een kwestie van genderidentiteit zou zijn. Kan de regering bevestigen dat bij intersekse het vaststellen van de geslachtelijke kenmerken centraal staat en niet de genderidentiteit?
De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting twee verwijzingen naar internationaalrechtelijke uitspraken, naar een resolutie van de Raad van Europa en naar het besluit van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om het transgender-zijn als psychische stoornis te schrappen van de officiële lijst van ziekten. Zij delen met de regering dat dit betekenisvolle ontwikkelingen zijn die aansluiten bij de doelen van het wetsvoorstel. Echter is in de toelichting geen beschrijving opgenomen van de procedure voor het wijzigen van geslachtsregistratie in andere landen. Kan de regering ingaan op de bestaande procedure en wetgevingsinitiatieven in landen als het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk en Spanje om de procedure voor aanpassing van geslachtsregistratie te vereenvoudigen? Kan de regering tevens ingaan op de internationaal-privaatrechtelijke gevolgen van dit wetsvoorstel?
De leden van de D66-fractie constateren dat de tegemoetkomingsregeling nog niet gepubliceerd is, ondanks toezeggingen dat deze begin deze zomer zou verschijnen. Kan de regering aangeven wanneer deze regeling gepubliceerd zal worden, zo vragen deze leden. Ook vragen deze leden op welke wijze de hoogte van de vergoeding is vastgesteld. Zij vragen of de hoogte van de vergoeding in verhouding staat tot de ernst van het aangedane leed. Zou de regering dit kunnen toelichten, zo vragen deze leden. Ook vragen zij op welke wijze de belangenorganisaties, zoals het Transgender Netwerk Nederland (TNN), de Nederlandse organisatie voor seksediversiteit (NNID) en COC Nederland, betrokken zijn bij het tot stand komen van de tegemoetkomingsregeling.
De leden van de SGP-fractie vragen een juridische analyse van de regering inzake het door belangenorganisaties bepleite recht om een subjectief gevoelde overtuiging zonder externe toets te laten leiden tot de wijziging van de publieke basisregistratie en het verkrijgen van daaruit voortvloeiende rechten. De regering lijkt zich namelijk deze positie eigen te maken door te stellen dat de overheid in beginsel niet meer zou moeten treden in de individuele beslissing van betrokkenen. Deze leden vragen de regering hierbij ook de vergelijking te maken met de discussie over het recht op gewetensvrijheid, waarbij ondanks de absolute bescherming van het forum internum door de grondwetgever bewust is afgezien van de erkenning als grondrecht. Een ongebreidelde uitoefening van het recht op gewetensvrijheid zou immers de mogelijkheden ontnemen om te voorkomen dat wettelijke regelingen zonder grond gefrustreerd worden. Om die reden wordt een beroep op gewetensbezwaren doorgaans met inhoudelijke waarborgen en criteria omgeven. Waarom zou een vergelijkbare opstelling ook niet moeten gelden ten aanzien van een vergelijkbare categorie als genderidentiteit, zonder daarmee als overheid de diepgevoelde overtuiging van betrokkenen te miskennen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de memorie van toelichting de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 6 april 2017, Garçon en Nicot tegen Frankrijk, (79885/12, 52471/13, 52596/13) wordt aangehaald voor zover het betreft het oordeel dat een geslacht veranderende operatie niet als voorwaarde voor de erkenning van de identiteit van transgender personen gesteld mag worden. Deze leden maken de regering erop opmerkzaam dat het Europese Hof in die zaak ook unaniem oordeelde dat de wettelijke verplichting om op grond van een deskundig oordeel vast te stellen dat sprake is van genderincongruentie niet alleen een legitieme keuze van de wetgever is, maar juist ook een verplichting is die in het verlengde ligt van de belangen van transgender personen zelf. Waarom ligt het niet veel meer in lijn met deze jurisprudentie om het vereiste van de deskundigenverklaring te handhaven?
De leden van de Volt-fractie merken op dat de ontwikkelingen op internationaal niveau een positieve stap zijn. Er is echter in het wetsvoorstel nog weinig aandacht voor de verhouding tot personen in en uit het buitenland en de erkenning van de wijziging van de geslachtsvermelding op internationaal niveau. Is de regering bereid in EU- en internationaal verband te pleiten voor wederzijdse erkenning van de wijziging van de geslachtsvermelding?
De leden van de VVD-fractie lezen dat volgens VNG Realisatie het niet is uit te sluiten dat het wetsvoorstel leidt tot een toename van personen die verzoeken om wijziging van de geslachtsregistratie en daarmee tot kosten voor de gemeentelijke organisatie. De regering schrijft het hier niet mee eens te zijn. Kan de regering toelichten waarom deze impactanalyse niet naar de Kamer is gestuurd? Kan de regering tevens toelichten waarom zij verwacht dat er geen toename zal zijn van personen die verzoeken tot wijziging van de geslachtsregistratie?
De leden van de SP-fractie vragen de regering te verduidelijken waarom zij denkt dat het verlagen van de drempels om tot wijziging van de geslachtsregistratie over te gaan en het verder openstellen van de mogelijkheid om tot wijziging over te gaan door kinderen onder de 16 jaar, niet zal leiden tot meer aanvragen, zoals zij in de memorie van toelichting schrijft. Dat lijkt deze leden onwaarschijnlijk. Als de werklast voor ambtenaren bij de gemeenten en andere betrokkenen tóch toe zou nemen wanneer dit wetsvoorstel zou worden aangenomen, is de regering dan bereid gemeenten en andere betrokken instanties hier voor te compenseren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe zij in de praktijk waarborgt dat wijzigingen van de geslachtsregistratie niet nadelig uitpakken voor de belangen van transgender personen zelf. Deze leden wijzen bijvoorbeeld op de toenemende aandacht voor het belang van gendersensitieve zorg en de recente discussies over coronavaccinaties in specifieke leeftijdsgroepen zoals vrouwen. Hoe wordt gewaarborgd dat misverstanden ontstaan bij transgender personen die hun geslachtsregistratie laten wijzigen, maar die geen medische behandelingen ondergaan? Hoe is voor betrokkenen, waaronder medisch personeel, voldoende duidelijk wat de rechten en verantwoordelijkheden in zulke situaties zijn?
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de reacties op de internetconsultatie. Zij waarderen dat een brede consultatie heeft plaatsgevonden waarbij veel burgers gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid tot het geven van een reactie op het wetsvoorstel. Verschillende burgers hebben hun zorgen geuit over het schrappen van de deskundigenverklaring. Sommige burgers en organisaties stellen dat het afschaffen van de deskundigenverklaring in de praktijk ertoe kan leiden dat er voor vrouwen potentiële onveilige situaties zullen ontstaan, bijvoorbeeld bij het toegang verschaffen tot kleedkamers, in wellnesscentra, vrouwenopvang of in vrouwengevangenissen. Het risico dat burgers beschrijven doet zich mogelijk in incidentele gevallen voor wanneer mannen zich (te) gemakkelijk laten registreren als vrouw. Hoe taxeert de regering de zorgen van deze burgers over de (sociale) veiligheid van vrouwen? Zijn er voorbeelden van incidenten in Argentinië, Ierland, Malta of Noorwegen hierover? Graag ontvangen deze leden een reactie hierop van de regering. De voorgenoemde leden vragen, in lijn met de eerdere vragen van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken, aan de regering welke gegevens de kennisgeving tot het voornemen tot wijziging van de geslachtsregistratie moet bevatten en welke gegevens minimaal moeten worden opgenomen in de akte van wijziging van de vermelding van het geslacht.
De leden van de D66-fractie lezen dat Transvisie in de internetconsultatie ook een lans heeft gebroken voor een procedure waarbij non-binaire personen hun geslachtsvermelding kunnen wijzigen naar een «X». Deze leden sluiten zich van harte aan bij deze wens. Zij zijn van mening dat de mogelijkheid om een «X» op te nemen in het persoonsbewijs niet via de rechter zou moeten gaan. Zij lezen dat de regering verdere ontwikkelingen wil afwachten. Op welke ontwikkelingen wacht de regering? Zij willen hierbij opmerken dat de rechtspraak de wetgever hier op zijn verantwoordelijkheid wijst. De rechtbank Limburg stelt in een uitspraak: «Hoewel de rechtbank van oordeel is dat de genderbeleving van doorslaggevend belang is en dat de beleving noch man noch vrouw als zodanig in de akten van de burgerlijke stand opgetekend zou moeten kunnen worden door de vermelding van bijvoorbeeld een X, is dat op dit moment nog niet mogelijk. Het is aan de wetgever hierin keuzes en wetgeving te maken.» Voorts vragen deze leden wat de eventuele inhoudelijke en praktische bezwaren zijn tegen het mogelijk maken van het opnemen van een «X» als geslachtsregistratie in het persoonsbewijs. Hoe weegt de regering deze eventuele bezwaren tegen het recht op zelfbeschikking over de (gender)identiteit? Ook vragen deze leden welke technische wijzigingen nodig zouden zijn om dit mogelijk te maken.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering het niet wenselijk acht om de aanduiding «moeder» en «vader» te veranderen in het inclusieve «ouder». De regering onderbouwt dit door te stellen dat de algemene regeling van het ouderschap hiervoor aangepast moet worden. Kan de regering dit toelichten? Zou een dergelijke aanpassing juridische onduidelijkheden of andere onwenselijke uitkomsten als gevolg hebben, zo vragen deze leden. Voorts vragen deze leden of er andere mogelijkheden zijn, wellicht via een uitzondering, om voor transgender ouders een neutrale aanduiding te gebruiken.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering de mogelijkheid van het verkrijgen van ouderschap door middel van erkenning een voldoende optie vindt wanneer een transgender vrouw het kind met eigen zaad heeft verwekt of heeft ingestemd met de daad voor verwekking met eigen zaad. Deze leden zijn van mening dat hiermee inderdaad een juridische mogelijkheid geboden wordt, maar dat er toch een ongelijke situatie blijft bestaan ten opzichte van andere situaties waarbij twee partners samen als biologische ouders een kind krijgen. Is de regering het met deze leden eens dat wanneer twee personen binnen een huwelijk of een geregistreerd partnerschap een kind krijgen, zij beiden van rechtswege ouder zouden moeten worden? Is de regering het met deze leden eens dat dit principe van kracht zou moeten zijn voor alle ouders binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap? Wat rechtvaardigt het onderscheid tussen cisgender huwelijkspartners en transgender huwelijkspartners in dezen, zo vragen deze leden de regering.
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering niet wil afwijken van het systeem van geboorteaktes. Deze leden merken op dat dit problemen op kan leveren voor statushouders en (voormalig) vluchtelingen, die wegens allerlei omstandigheden wellicht niet meer terug kunnen naar hun geboorteland voor een dergelijke akte. Zij moeten daardoor naar de rechter voor een vervangende geboorteakte. Hiervoor moet een advocaat in de arm worden genomen. Dit is een lang en kostbaar proces. Is de regering bereid te onderzoeken hoe dit proces vereenvoudigd kan worden, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de regering geen verandering wil brengen in de situatie dat transgender personen van wie de geslachtsvermelding «mannelijk» is, worden geregistreerd als de «moeder» van het kind dat zij hebben gebaard. Hoe denkt de regering over het pleidooi van het COC om voor deze groep ouders de term «geboorteouder» of «ouder uit wie het kind is geboren» te introduceren? Tevens vragen deze leden waarom voor het herhaald wijzigen van de geslachtsvermelding tussenkomst van een rechter nodig blijft. Waarin blijkt in de evaluatie dat er een noodzaak voor deze uitzonderingsprocedure nodig is voor wie een derde keer de geslachtsvermelding wil wijzigen? Is de regering bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat ook herhaalde wijziging van de geslachtsvermelding mogelijk wordt zonder tussenkomst van de rechter? Hoe denkt de regering over de suggestie van het COC om de mogelijkheid van een nieuwe geboorteakte te introduceren waarbij eenieder de mogelijkheid krijgt na wijziging van de geslachtsvermelding inschrijving van een nieuw opgemaakte geboorteakte te verzoeken waarop het juiste geslacht staat vermeld? Immers de wijziging van de geslachtsnaamwijziging verandert niet de genderidentiteit van een transgender persoon als zodanig, het verandert alleen de administratieve bevestiging van die genderidentiteit. Een nieuwe akte met daarop de juiste geslachtsvermelding is voor veel transgender personen dan ook een adequatere weergave van de werkelijkheid dan toevoeging van een latere vermelding die nu de regel is. Is de regering bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat transgender personen de mogelijkheid krijgen een nieuwe geboorteakte aan te vragen met daarop de juiste geslachtsvermelding?
De leden van de Volt-fractie merken op dat uit de internetconsultatie de vraag naar voren kwam over de kwestie over het transgender ouderschap. De regering laat weten in de memorie van toelichting geen verandering te willen brengen in de situatie dat transgender personen van wie de geslachtsvermelding «mannelijk» is, worden geregistreerd als de «moeder» van het kind uit overwegingen van het statuut van de ouder en de rechten die daarmee gepaard gaan. Het zou echter mogelijk zijn om daarvan in de plaats niet de term vader, maar bijvoorbeeld «geboorteouder» of «ouder uit wie het kind is geboren» te introduceren, waaraan dezelfde rechten toegekend zouden kunnen worden als onder de noemer «moeder». Wat zijn de overwegingen van de regering voor het niet veranderen van de term «moeder» voor transgender ouders? Is de regering bereid het wetsvoorstel zo aan te passen dat de term «geboorteouder» gebruikt wordt op de geboorteakte van het kind voor de transgender ouder uit wie het kind geboren is? Wat is de overweging van de regering om een transgender vrouw die biologisch ouder is van het kind niet van rechtswege de term moeder toe te kennen? Met betrekking tot het verstrekken van een nieuwe geboorteakte na wijziging van de geslachtsvermelding stelt de regering dat het huidige geboorteaktesysteem ervoor zorgt dat de persoonshistorie van een persoon is gewaarborgd. Kan deze waarborging echter niet plaatsvinden doordat hetzelfde Burgerservicenummer (Bsn) verbonden is aan zowel de oude als de nieuwe geboorteakte? Wat is de reden dat de regering er alsnog voor kiest geen nieuwe geboorteakte te verstrekken?
De leden van de Volt-fractie merken op dat uit de internetconsultatie naar voren kwam dat er behoefte is aan een procedure voor non-binaire personen, waardoor ze niet gebonden zijn aan de geslachtsvermelding M of V, maar het mogelijk is om te opteren voor een derde gender, zijnde X. De reactie van de regering is dat zij het onderhavige wetsvoorstel niet willen uitstellen in afwachting van de ontwikkelingen van de rechtspraak. Is de regering voornemens op korte termijn een nieuw wetsvoorstel op te stellen dat het op eenzelfde wijze als in het huidige wetsvoorstel mogelijk maakt om zonder tussenkomst van de rechter de geslachtsvermelding aan te passen naar «X»? Zo ja, wat is hier de termijn voor?
De leden van de D66-fractie lezen dat het wetsvoorstel enkel betrekking heeft op Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, en nog niet op het Burgerlijk Wetboek BES. Is de regering bereid deze wetswijziging uit te breiden naar het Burgerlijk Wetboek BES, zo vragen deze leden.
De leden van de PvdA-fractie vragen aandacht voor het wijzigen van de geslachtsnaamvermelding voor personen uit het buitenland. Naar deze leden hebben begrepen, is voor een groot deel van die groep de procedure van inschrijving van een vervangende geboorteakte te ingewikkeld. Zij moeten hun originele buitenlandse geboorteakte overleggen en regelmatig ook de huwelijksakte van hun ouders, terwijl ze daar vaak niet of moeilijk aan kunnen komen. Is de regering bereid, mede in het licht van het zelfbeschikkingsrecht, het eenvoudiger te maken voor transgender personen met een buitenlandse geboorteakte om in Nederland hun geslachtsregistratie te wijzigen, bijvoorbeeld door aanspraak op «bewijsnood» toe te staan?
De leden van de Volt-fractie vragen welke stappen de regering zal zetten om ervoor te zorgen dat de nieuwe Transgenderwet ook zo spoedig mogelijk in werking treedt in Caribisch Nederland?
Artikel I, onderdeel B
De leden van de Volt-fractie vragen wat de status is van expats met betrekking tot de mogelijkheid voor geslachtsverandering. Kunnen zij bijvoorbeeld terecht bij een ambassade of consulaat of moeten zij alsnog afreizen naar hun geboorteplaats?
Het lid van de BIJ1-fractie vraagt waarom de ambtenaar van de burgerlijke stand van de woonplaats van de transgender persoon de door hem opgemaakte akte achttien maanden bewaart, en voor wie, wanneer en hoe de toegang tot die akte geregeld is zodra in bewaring gegeven.
Artikel I, onderdeel C
De leden van de SP-fractie vragen of de regering bereid is een voorstel naar de Kamer te sturen waarin het voor eenieder mogelijk wordt gemaakt om op eenvoudige wijze op de geboorteakte de geslachtsvermelding door te laten halen met een «X». Zo nee, waarom niet? Wat zijn daar nu precies de bezwaren tegen? Kan de regering voorts verduidelijken hoe een wijziging van de geslachtsregistratie doorwerkt in de situatie dat partners kinderen hebben en één van de twee partners zijn/haar geslacht wil wijzigen. Dient dan ook het geboortecertificaat van de kinderen gewijzigd te worden? Is de regering bereid dit wetsvoorstel zo aan te passen dat de term geboorteouder wordt gebruikt op de geboorteakte van het kind voor de transgender ouder uit wie het kind geboren is? Is de regering tevens bereid te bekijken hoe wetgeving aangaande het verkrijgen van ouderschap zo aangepast kan worden dat de met de moeder/geboorteouder gehuwde of in een geregistreerd partnerschap verkerende transgender vrouw die het kind heeft verwekt, van rechtswege ouder kan worden?
Eerste, derde en vierde lid
De leden van de Volt-fractie vragen welke overwegingen de regering heeft voor de instelling van een minimale administratieve periode van minimaal vier tot maximaal 12 weken?
Het lid van de BIJ1-fractie merkt op dat het eerste lid stelt dat vier tot twaalf weken vereist zijn voor «in vivo»-bevestiging. Het lid van de BIJ1-fractie ziet dit graag veranderd naar twee tot twaalf weken en vraagt de regering of dit mogelijk is. Indien dit niet het geval is, hoopt dit lid antwoord te krijgen die de reden daartoe verheldert. Aangezien er zowel nationaal als internationaal geen misbruik is gesignaleerd van de wachttijden, is een lange wachttijd van vier weken ook niet nodig.
Het lid van de BIJ1-fractie is wat betreft het derde lid van mening dat de voorgestelde wijziging geen oplossingen biedt voor de verregaande knelpunten die transgender personen zonder de Nederlandse nationaliteit tegenkomen. Dit lid vraagt de regering hoe de voorgestelde wijzigingen voorzien in bijvoorbeeld de gevallen waar vluchtelingen in Nederland geen geboorteakte kunnen aanleveren, omdat de situatie in hun thuisland dit niet toestaat. Transgender vluchtelingen, maar ook transgender personen in Nederland zonder vluchtstatus, zouden niet gedwongen mogen worden om hun oorspronkelijke geboorteakte op te halen in het land dat zij zijn ontvlucht of waar zij vandaan komen, als zij in Nederland hun geslachtsvermelding willen wijzigen. Met de voorgestelde wijzigingen zullen zij in de praktijk dus nog steeds uitgesloten zijn van een wijziging van hun papieren, terwijl het belang voor hen niet minder groot is. Zij zouden, net als transgender personen die zijn geboren in Nederland, met hetzelfde gemak en volgens dezelfde procedure een wijziging van de vermelding van hun geslacht mogen aanvragen. Het lid van BIJ1-fractie vraagt de regering welke oplossingen voor dergelijke situaties aangedragen en gerealiseerd kunnen worden.
Vijfde lid
Het lid van de BIJ1-fractie is ontsteld over de onterechte aanname waarop het vijfde lid is gebaseerd: dat een tweede wijziging van de vermelding van iemands geslacht en bijhorende voornaamswijziging niet relevant kan zijn. Het lid vraagt de regering te expliciteren wat er mis is met het veronderstelde probleem (te weten het wijzigen van de vermelding van iemands geslacht met voornaamswijziging en vervolgens een terugwijziging met voornaamswijziging). In acht nemende dat gender fluïde is en constant in beweging kan zijn, en dat eenieder recht heeft op de wettelijke erkenning van diens genderidentiteit, zou een terugwijziging geen institutioneel obstakel moeten vormen in de realisatie van die erkenning. Als de hiervoor genoemde zorgen iets benadrukken, dan is het een gebrek aan genderaanduidingen in de wetgeving die recht doen aan de grote diversiteit van genderidentiteiten. Het lid van de BIJ1-fractie is ervan overtuigd dat een belangrijke stap richting het erkennen van die diversiteit het instellen van X betreft in de geslachtsvermelding van personen die dat graag willen. Overwegende dat de X niet samenhangt met een niet eenduidig vast te stellen geslacht, maar staat voor Onbekend dan wel Onbelangrijk, is het lid van de BIJ1-fractie van mening dat dit zowel personen de ruimte geeft om zich buiten de man/vrouw-dichotomie te ontwikkelen en erkend te zien, als mogelijkheden biedt om te voorkomen dat die personen in hun ontwikkeling vaker dan één keer om een wijziging in de vermelding van hun geslacht hoeven vragen.
Het lid van de BIJ1-fractie ontkent hiermee niet de mogelijkheid dat iemands besluit tot verandering van de ene dichotome keuze naar de andere (bijvoorbeeld van man naar vrouw of andersom) uiteindelijk niet juist kan voelen, en daarmee tot de conclusie komt dat die het oude geslacht prefereert. Echter, een tertium in de vorm van een X biedt een scala aan mogelijkheden tussen de twee uitersten van de dichotomie man/vrouw, waardoor twijfelaars zich thuis zouden kunnen voelen onder de indicator X. Een X die staat voor Onbekend of Onbelangrijk respecteert tevens de persoonlijke historie en het gevoel dat «het oude niet klopte». Een ontwikkeling naar geslachtelijke en seksuele veelvoudigheid past bij, en is ontegenzeggelijk onderdeel van, de contemporaine ontwikkelingen en doet recht aan twijfelaars en genderverhuizers. In dit opzicht kan Nieuw-Zeeland als voorbeeld dienen, maar heeft ook het Bundesverfassungsgericht (BverfG) in Duitsland gesteld dat genderregistratie de categorieën M, F én X dient te kennen op basis van gelijke rechten-wetgeving. Genderregistratie dient ofwel voor iedereen open te staan, ofwel te worden afgeschaft. Nogmaals, het lid van de BIJ1-fractie vraagt de regering wat de overheid belet om te opereren vanuit het gelijkheidsbeginsel. Bovenal hoopt dit lid verhelderd te krijgen hoe het instellen van een X in het register zo snel mogelijk kan worden bewerkstelligd.
Artikel I, onderdeel D
Eerste, tweede en derde lid
De leden van de Volt-fractie vragen of de regering al een concreet plan heeft voor de implementatie van de procedure voor kinderen jonger dan 16 jaar. Op welke manier garandeert de regering dat kinderen op een zo laagdrempelige manier toegang hebben tot deze procedure? Is er bijvoorbeeld nagedacht over het betrekken van de kindertelefoon ter ondersteuning van kinderen in het proces, ook in overweging nemende dat wettelijke vertegenwoordigers geen medewerking willen verlenen? Is er nagedacht over de mogelijkheid een informatiewebsite met formulieren/voorbeelden van brieven voor kinderen op te sturen naar de rechter om het verzoek voor de wijziging van geslachtsvermelding te doen?
Het lid van de BIJ1-fractie is positief gestemd over de mogelijkheid voor kinderen onder de 16 jaar om toegang te krijgen tot wijziging van de geslachtsvermelding. Transgender kinderen kennen immers hun genderidentiteit net zo goed als cisgender kinderen en kunnen daar, door toenemende acceptatie, ook eerder voor uitkomen. De toevoeging van dit artikel symboliseert tot op zekere hoogte dat ook de overheid hen accepteert. Dit is een belangrijke stap vooruit die het goede voorbeeld geeft dat het bevestigen van de genderidentiteit goed is voor transgender kinderen. Echter is dit lid niet van mening dat de tussenkomt van een rechter noodzakelijk is voor een wijziging van de geslachtsvermelding voor kinderen onder de 16 jaar. Een snelle en eenvoudige procedure om van genderregistratie te kunnen veranderen is immers ook voor kinderen onder de 16 jaar van belang. Bovendien betreft het slechts een administratieve bevestiging van de genderidentiteit en geen medische ingreep. Dat maakt de rol van de rechter een te zware maatregel. Ook kinderen horen zelfbeschikking over hun geslachtsvermelding te hebben. Natuurlijk moeten de belangen van ouders en verzorgers worden meegenomen. Die belangen moeten echter niet boven de belangen van het kind komen te staan. Constaterende, nogmaals, dat transgender kinderen hun genderidentiteit net zo goed kennen als cisgender kinderen, vraagt het lid van de BIJ1-fractie de regering hoe en op welke manier de tussenkomt van een rechter in het belang is van transgender kinderen die hun geslachtsvermelding wensen te wijzigen. Mocht het kind later tot de conclusie komen dat de genomen beslissing tot wijziging in zijn geslachtsvermelding niet (meer) past, betekent dat niet noodzakelijkerwijs dat diegene spijt heeft van de keuze of dat de keuze fout was. Het betekent slechts dat de keuze niet langer past bij de genderidentiteit van de persoon, omdat die zich bijvoorbeeld, buiten de dichotome man/vrouw-identiteiten om, meer in non-binaire of genderqueere richting heeft ontwikkeld. Ook dat zijn legitieme genderidentiteiten die, door middel van een X, erkend dienen te worden.
Vierde lid
De leden van de Volt-fractie hebben een vraag over de volgende tekstpassage: «Het ligt in de rede dat hij ook de leeftijd van het kind in zijn beslissing betrekt. (…) Als de wettelijke vertegenwoordigers en het kind het over de verzochte wijziging eens zijn, en het kind een leeftijd heeft waarop het de gevolgen van zijn keuze genoegzaam kan overzien, dan zal de rechtbank het verzoek in de regel toewijzen.» Op welke manier is deze zinsnede leidend in het hanteren van een minimumleeftijd voor wijziging van de geslachtsvermelding in het kader van de uitspraak van de rechter?
Artikel I, onderdeel E
Eerste tot en met vierde lid
Het lid van de BIJ1-fractie is ervan overtuigd dat er geen limiet zou mogen zitten aan het aantal keer dat iemand ervoor kiest diens genderaanduiding te wijzigen. Gender is immers fluïde en kan continu in beweging zijn. In dat licht vraagt dit lid de regering waarom een derde of volgende wijziging van iemands geslachtsvermelding via de rechtbank moet verlopen. Op welke manier wordt dit nieuwe artikel gemotiveerd en uitgelegd? Dit lid vraagt de regering of zij, ten aanzien van dit nieuwe wetsartikel, kan uitleggen waarom niet reeds is nagedacht over de potentie en mogelijkheden die het instellen van de X in het register biedt voor de veronderstelde problemen die worden geschetst in de memorie van toelichting.
De fungerend voorzitter van de commissie, Van Meenen
Adjunct-griffier van de commissie, Tielens-Tripels