Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de verspreiding van het SARS-CoV-2-virus zoveel mogelijk te belemmeren en in verband daarmee een sluitingsbevoegdheid in hoofdstuk Va van de Wet publieke gezondheid op te nemen ten aanzien van plaatsen waar sprake is van een uitbraak.
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet publieke gezondheid wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 58a, eerste lid, wordt in de alfabetische volgorde ingevoegd:
een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen stemlokaal als bedoeld in artikel J 4 van de Kieswet of andere locatie die wordt gebruikt ten behoeve van de uitvoering van een verkiezing als bedoeld in de Kieswet dan wel de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19;
een infectie met het virus SARS-CoV-2 bij drie of meer personen, die in tijd, plaats en persoon aan elkaar kunnen worden gerelateerd en waarbij aannemelijk is dat de personen in die plaats geïnfecteerd zijn geraakt en er aanwijzingen zijn dat de verspreiding van het virus in de plaats, via de mensen die de plaats betreden, nog gaande is;
B
Na artikel 58n wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In het geval van een uitbraak in een publieke of besloten plaats kan de burgemeester, op advies van de gemeentelijke gezondheidsdienst, een schriftelijk bevel geven tot sluiting van die plaats, dan wel van gedeelten daarvan, voor een periode van ten hoogste tien dagen. Bij de afweging van de betrokken belangen betrekt de burgemeester in ieder geval de aard van de plaats, de aard van de activiteit en het aantal bij de sluiting betrokken personen. De burgemeester kan voorschriften en beperkingen verbinden aan het bevel.
2. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van:
a. een woning;
b. een plaats als bedoeld in artikel 58h, tweede lid.
3. Het eerste lid geldt niet ten aanzien van een gebouw of plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet, tenzij de bescherming van de volksgezondheid dit vordert. De burgemeester kan het bevel, bedoeld in het eerste lid, pas geven als:
a) aan het betrokken genootschap op godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag de gelegenheid is geboden tot het onverwijld nemen van maatregelen; en
b) de burgemeester, na raadpleging van de gemeentelijke gezondheidsdienst, van oordeel is dat de maatregelen, bedoeld onder a, onvoldoende zijn ter bescherming van de volksgezondheid.
4. Tijdens de sluiting stelt de burgemeester het betrokken genootschap in de gelegenheid met hem in overleg te treden om de uitoefening van het recht op het vrij belijden van het geloof of de levensovertuiging zo min mogelijk te beperken.
5. De burgemeester is bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang ter uitvoering van het bevel.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
De Minister van Justitie en Veiligheid,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,