Vastgesteld 21 mei 2021
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie Wilders
Adjunct-griffier van de commissie Konings
Inhoudsopgave
1. |
Algemeen |
2 |
2. |
Algemene inleiding |
2 |
2.1 |
Geschiedenis en totstandkoming van de partnerschapsovereenkomst |
2 |
2.2 |
Beoordeling van de partnerschapsovereenkomst |
2 |
2.3 |
Voorlopige toepassing |
3 |
3. |
Artikelsgewijze toelichting |
3 |
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de op 17 juli 2018 te Tokio tot stand gekomen strategische partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Japan, anderzijds. Deze leden hebben geen verdere vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel aangaande het sluiten van een strategisch partnerschap tussen de EU en Japan. Deze leden hebben enkel vragen ter verduidelijking van de inhoud en gevolgen van het gesloten verdrag.
De leden van de CDA-fractie zien Japan net als de regering als een belangrijke bondgenoot in de regio ten behoeve van het realiseren van een stabiele wereld. Japan is bovendien een belangrijke economische partner voor de EU en Nederland.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe de voorlichting over het gesloten verdrag vorm wordt gegeven en voor welke Nederlandse sectoren dit verdrag in het bijzonder relevant is.
Op 6 mei 2021 was de Overeenkomst geratificeerd door 16 EU-lidstaten. Ook het Japanse en Europees Parlement hebben de Overeenkomst geratificeerd. De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom het zo lang heeft geduurd voordat Nederland dit verdrag aan de Staten-Generaal heeft voorgelegd. Deze leden vragen de regering tevens een overzicht te geven van de voortgang van ratificatie in de landen die het verdrag nog niet hebben geratificeerd en daarbij aan te geven naar welk moment gestreefd wordt om het verdrag volledig in werking te laten treden.
De regering geeft aan dat een meerwaarde van het verdrag is dat zowel de EU als Japan ten aanzien van de sectorale samenwerking informatie, standpunten en best practices kunnen uitwisselen op het gebied van onder andere vervoer, industrie en energie. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre dat dan al is gebeurd en op welke manier deze uitwisseling van informatie, standpunten en best practices vorm is gegeven.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven welke resultaten er reeds zijn gerealiseerd sinds de voorlopige inwerkingtreding in 2019. Deze leden vragen de regering daarbij specifiek aan te geven welke Nederlandse sectoren profiteren, maar ook op welke manier dit verdrag al heeft bijgedragen aan het de-escaleren van spanningen in de regio en op welke manier de EU en Japan hebben samengewerkt, bijvoorbeeld richting dreigingen uit Noord-Korea of toenemend assertief gedrag van China.
Samenwerking op het gebied van milieu en klimaatverandering (artikelen 23 en 24)
De leden van de CDA-fractie vragen de regering in hoeverre een duurzaamheidsclausule onderdeel uitmaakt van het verdrag en of het behalen van het Parijsakkoord als een gemeenschappelijke opgave voor zowel de EU als Japan wordt geformuleerd. Tevens vragen deze leden in hoeverre de Japanse walvisvaart wordt benoemd in het verdrag, en of dit ook geldt voor de vangst van tonijn en haaienvinnen.
Justitiële samenwerking (artikelen 32 tot en met 39)
De leden van de CDA-fractie begrijpen dat er tussen de EU en Japan twee belangrijke knelpunten zijn in de relatie ondanks het sluiten van dit verdrag. De eerste gaat over het naleven door Japan van internationale afspraken over kindontvoeringen. Het komt voor dat kinderen van een Europese en Japanse ouder naar Japan worden ontvoerd, waarna de Europese ouder geen contact meer met het kind krijgt. Het Europees Parlement heeft op 9 juli 2020 een resolutie aangenomen waarin het dit probleem adresseert. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wanneer dit zorgpunt is geadresseerd bij de Japanners en hoeveel gevallen er sinds de voorlopige inwerkingtreding van het verdrag bekend zijn van kindontvoering. Een tweede struikelblok in de relatie betreft het feit dat in Japan de doodstraf nog steeds wordt uitgevoerd. De leden van de CDA-fractie vragen ook aangaande dit punt wanneer dit geadresseerd is bij de Japanners en verzoeken de regering hierover nadrukkelijk notitie te maken wanneer de kans zich voordoet, aangezien bij het sluiten van partnerschapsrelaties door de EU de Europese waarden als een absoluut uitgangspunt gehanteerd dienen te worden en telkens dienen te worden geadresseerd.
Slotbepalingen (artikelen 43 tot en met 51)
De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven hoe dit verdrag zich verhoudt tot het handelsverdrag tussen de EU en Japan (JEFTA). In het genoemde handelsverdrag is er geen sprake van geschillenbeslechting, omdat daarover geen overeenkomst bereikt was. Officieel wordt er nog steeds onderhandeld tussen de EU en Japan over geschillenbeslechting tussen investeerders en staten. Er zijn onderhandelingen gaande over een afzonderlijke investeringsbeschermingsovereenkomst (Investment Protection Agreement, IPA). Desondanks is er nog geen overeenstemming over deze kwestie, aangezien de EU voorstander is van het Investment Court System (ICS), zoals ook het geval is bij de handelsakkoorden met Canada, Vietnam en Singapore, terwijl Japan voorstander is van arbitrage (Investor State Dispute Settlement, ISDS). De leden van de CDA-fractie vragen de regering hoe het ervoor staat met deze onderhandelingen en wat het resultaat was van de laatste onderhandelingsronde. Tevens vragen deze leden aan de regering om aan te geven hoe Japan staat ten opzichte van de voorstellen van de EU voor de oprichting van een multilateraal hof voor geschillenbeslechting.
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie de regering wanneer dit verdrag geëvalueerd wordt en op welke manier dit kan worden herzien of worden aangepast.