Ontvangen 14 april 2022
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
In artikel I wordt aan het slot van het voorgestelde artikel 2.37c, derde lid, ingevoegd «en tevens over de wijze waarop onderscheid dat niet objectief gerechtvaardigd kan worden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Algemene wet gelijke behandeling wordt voorkomen».
Dit amendement beoogt zeker te stellen dat in de nadere regelgeving waarborgen worden genomen om verboden discriminatie en discriminerende profilering tegen te gaan in de uitvoering van onderliggend wetsvoorstel. Met dit amendement wordt dan ook geregeld dat de regering expliciet in de algemene maatregel van bestuur aangeeft welke maatregelen zij neemt om verboden onderscheid te voorkomen.
Dit amendement staat er niet aan in de weg dat indirect onderscheid objectief kan worden gerechtvaardigd door een legitiem doel waarbij de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn zoals bedoeld in art. 2 lid 1 van de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb).
Indiener hecht er waarde aan, mede in het licht van het feit dat er verschillende richtlijnen zijn op gesteld voor non-discriminatie en dat de discussie over wat toegestaan is in het kader van profilering nog gevoerd wordt, dat deze waarborgen expliciet gemaakt worden in de lagere regelgeving.
Achtergrond van dit amendement is mede de pilot voorafgaand aan dit wetsvoorstel waarbij er een profiel is gebruikt waarbij de adressen van mensen die ouder zijn en niet in Nederland zijn geboren, vaker zijn onderzocht.
Van Baarle