Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 16 december 2020 en het nader rapport d.d. 1 maart 2021, aangeboden aan de Koning door de minister van Infrastructuur en Waterstaat. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 november 2020, nr. 2020002318, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 16 december 2020, nr. W17.20.0410/IV, bied ik U hierbij aan.
De tekst van het advies treft u hieronder aan, voorzien van mijn reactie.
Bij Kabinetsmissive van 12 november 2020, no. 2020002318, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Drinkwaterwet (verlenging van het tijdvak voor de vermogenskostenvoet en het aandeel eigen vermogen van drinkwaterbedrijven en verduidelijking van de regels voor signaleringsparameters), met memorie van toelichting.
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.
Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.
De vice-president van de Raad van State,
Th.C. de Graaf
Bij gelegenheid van het nader rapport zijn enkele ambtshalve wijzigingen in het wetsvoorstel aangebracht. De eerder in het wetsvoorstel opgenomen wijziging van artikel 10, tweede en derde lid, inhoudend dat de uiterste datum voor vaststelling van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet voor drinkwaterbedrijven wordt vervroegd van 1 november naar 1 juli is vervallen. Deze wijziging is strikt genomen niet nodig (vaststelling is ook nu al voor 1 juli mogelijk) en blijkt niet steeds haalbaar en uitvoerbaar, waardoor onnodige complicaties zouden kunnen optreden. In verband daarmee is ook het overgangsrecht van artikel II (oud) geschrapt.
Voorts zijn enkele actualisaties van technische aard in het wetsvoorstel aangebracht, zoals verwijzingen in verband met de nieuwe Drinkwaterrichtlijn2 en is de inwerkingtredingsbepaling vormgegeven conform Aanwijzing voor de regelgeving 4.22, C. Dit geeft meer flexibiliteit.
In de memorie van toelichting zijn in verband met het voorgaande enkele wijzigingen aangebracht. Ook is een update opgenomen van de voorgenomen (verdere) wijzigingen voor de korte en langere termijn van de methodiek van de gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet, mede in verband met de motie Dik-Faber van 8 december 20203. Die motie luidt:
«– constaterende dat drinkwaterbedrijven de komende jaren voor forse uitdagingen staan om de kwaliteit en kwantiteit van het drinkwater op peil te houden;
– overwegende dat hier stevige investeringen voor moeten worden gedaan;
– overwegende dat drinkwaterbedrijven bereid zijn dit te doen, maar worden belemmerd bij het aantrekken van het kapitaal door de WACC methodiek;
– verzoekt de regering, om in overleg te treden met drinkwaterbedrijven en aandeelhouders/overheden om te komen tot een tijdige herziening van de WACC (ingaande 2022) teneinde continuïteit van de drinkwaterbedrijven en hun kerntaken te kunnen waarborgen»
De gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet (ofwel «average cost of capital», WACC) vormt een methode die de hoogte van de vermogenskosten die drinkwaterbedrijven in het tarief mogen doorberekenen begrenst, zodat tarieven niet te hoog worden. De WACC was in 2011 nog 6%, de huidige WACC 2020–2021 van 2,75% wordt door de drinkwaterbedrijven als (te) laag ervaren. Zij geven aan bij een verdere verlaging hun taken niet meer adequaat te kunnen financieren en uitoefenen. Zij hebben gevraagd om de WACC in elk geval niet verder te verlagen. De WACC wordt tweejaarlijks vastgesteld door de Minister van IenW na advies van de ACM. De verwachting is dat een nieuw vast te stellen WACC (voor 2022–2023) opnieuw lager zou worden vanwege de lage rentestand. In bijlage C van het Drinkwaterbesluit is een gedetailleerde rekenmethode opgenomen die bindend is voor ACM en de Minister.
In verband met de motie en de zorgen bij de sector wordt een bevoegdheid tot verlenging van de huidige WACC met twee jaar opgenomen in artikel 10 van de Drinkwaterwet. Dit gebeurt spoedheidshalve niet via dit wetsvoorstel maar via een nota van wijziging op het wetsvoorstel Verzamelwet IenW 2020 dat reeds bij de Tweede Kamer in behandeling is, om nog dit jaar voor 1 november de huidige WACC te kunnen verlengen zodat deze niet lager wordt.
Verder wordt in de lagere regelgeving een aantal wijzigingen doorgevoerd die tot enige ruimte (+ 0.4%) zou moeten leiden en wordt deze zomer een met de sector te verrichten onderzoek naar een robuust systeem voor de toekomstige financiering opgezet, waardoor de huidige problemen met de WACC zich niet meer kunnen voordoen.
Ik verzoek U het hierbij gevoegde (gewijzigde) voorstel van wet en de (gewijzigde) memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga