Dit wetsvoorstel voorziet in een verlenging van de minimale geldigheidsduur van cadeaubonnen naar twee jaar. Het doel van dit voorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek is om consumenten meer tijd te geven om een cadeaubon te gelde te maken. Hiermee wordt een ergernis van consumenten geadresseerd, die door een korte geldigheidsduur nogal eens met verlopen cadeaubonnen blijven zitten. Het kabinet geeft hiermee uitvoering aan de door de Tweede Kamer aangenomen motie van het lid Van den Berg (CDA), die de regering verzoekt de wetgeving zo aan te passen dat de geldigheidsduur van cadeaubonnen minimaal twee jaar wordt.1
Als gevolg van de verjaringstermijn zoals gespecificeerd in artikel 3:308 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de consument, als met behulp van de cadeaubon kan worden bepaald wanneer de geldigheidstermijn van de bon aanvangt (bijvoorbeeld als er een uitgiftedatum op de cadeaubon is vermeld), nu vijf jaar de tijd om de bon te gelde te maken. Cadeaubonnen mogen korter dan vijf jaar geldig zijn, maar dan moet dit zijn vermeld op de bon.
De minimale geldigheidsduur van cadeaubonnen is onder het huidige recht één jaar. Uit artikel 6:236, onderdeel g, BW volgt dat een in algemene voorwaarden voorkomend beding, dat de verjarings- of vervaltermijn waarbinnen een consument enig recht geldend moet maken tot minder dan één jaar verkort, als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt. Ook de geldigheidsduur van cadeaubonnen valt onder deze algemene bepaling. Een beding in de algemene voorwaarden dat bepaalt dat een cadeaubon korter dan één jaar geldig is, is derhalve onredelijk bezwarend en daarmee vernietigbaar ingevolge artikel 6:233, onderdeel a, BW.
Als op een cadeaubon zowel een uiterste geldigheidsduur als een uitgiftedatum ontbreekt en ook niet op een andere wijze duidelijkheid wordt geboden over het begin of einde van de geldigheidstermijn, is de bon onbeperkt geldig, aangezien het in dat geval niet mogelijk is om het moment van aanvang van de verjaringstermijn te bepalen. Op een andere wijze duidelijkheid bieden over de geldigheidstermijn kan bijvoorbeeld door op de cadeaubon te vermelden dat deze vanaf het moment van activeren door de consument via een bepaalde website een vastgestelde periode geldig is.
Een korte geldigheidsduur van een cadeaubon is voor veel consumenten een bron van ergernis. Meer dan de helft van de Nederlanders liet ooit een cadeaubon verlopen.2 Daarbij is relevant dat voor ongeveer een derde van de vijftig meest gangbare cadeaubonnen een geldigheidsduur van één jaar geldt. Het ligt in de rede dat bij een kortere geldigheidsduur de kans toeneemt dat een consument er op het moment van besteding achter komt dat de uiterste geldigheidsdatum is gepasseerd en hij geen aanspraak meer kan maken op de waarde van de bon. Een oorzaak hiervan is dat de consument die de cadeaubon te besteden heeft, vaak niet degene is die de bon heeft gekocht en daarmee niet bewust kennis heeft genomen van, noch een keuze heeft kunnen maken met betrekking tot de geldigheidsduur.
Bij het verlopen van cadeaubonnen vallen substantiële bedragen toe aan uitgevers van deze cadeaubonnen, zonder dat zij hiervoor een goed of dienst hoeven te leveren, anders dan het initiële uitgeven van de cadeaubon. Precieze cijfers over welk bedrag uitgevers van cadeaubonnen op deze wijze verdienen, de zogeheten vrijval, zijn niet openbaar voorhanden, omdat uitgevers dit beschouwen als bedrijfsgevoelige informatie. Detailhandel Nederland schat de omzet op de cadeaubonnenmarkt op zo’n 1,5 tot 2 miljard euro per jaar en de jaarlijkse groei op zo’n 10 procent.3 Een jaarlijkse vrijval van een paar procent komt daarmee al snel neer op een bedrag van tientallen miljoenen euro’s aan cadeaubonnen die consumenten niet meer te gelde kunnen maken.
Een alternatief voor nadere regelgeving zou een vorm van zelfregulering kunnen zijn, waarbij partijen zelf besluiten om een minimale geldigheidsduur van twee jaar (of meer) te hanteren. In dit geval heeft zelfregulering echter onvoldoende soelaas geboden. Ruim vier jaar na de oprichting van Stichting Keurmerk Cadeaukaarten in 2016 zijn slechts negen cadeaubonnen hierbij aangesloten.4 Zelfregulering blijkt daarmee onvoldoende effectief om de klachten van consumenten over verlopen bonnen afdoende te verminderen.
Dit wetsvoorstel voegt een nieuw onderdeel toe aan artikel 6:236 BW, waarmee een minimale geldigheidsduur van een cadeaubon van minder dan twee jaar als onredelijk bezwarend (en daarmee vernietigbaar) wordt aangemerkt. Deze op cadeaubonnen toegesneden bepaling zal voor cadeaubonnen komen te gelden in plaats van onderdeel g van datzelfde artikel, waaruit de huidige minimale geldigheidsduur van één jaar wordt afgeleid.
Het nieuwe artikel 6:236, onderdeel t, BW ziet op «cadeaubonnen». Dit is een algemeen gangbaar begrip. Cadeaubonnen zijn er in allerlei soorten en deze wetswijziging is op al deze soorten van toepassing. Bepalend voor de beoordeling of sprake is van een cadeaubon is de vraag of hij naar zijn aard bestemd is om als geschenk te dienen.
Actiecodes en tegoedbonnen die door (web)winkels in het kader van klantenbinding of in het kader van een (in een fysieke winkel gekocht) teruggebracht artikel worden uitgegeven, zijn niet naar hun aard bedoeld om als geschenk te dienen en vallen dan ook buiten het bereik van het begrip «cadeaubon». Dat geldt bijvoorbeeld ook voor digitale portemonnees (ook wel: «wallet»), die ook een bestedingstegoed kunnen bevatten.
Op sommige cadeaubonnen staat een saldo dat uitgegeven kan worden, andere cadeaubonnen zijn in te wisselen tegen een bepaalde dienst of een bepaald goed. Sommige cadeaubonnen zijn van papier, andere cadeaubonnen hebben de vorm van een pasje. Ook digitale cadeaubonnen komen voor, bijvoorbeeld in de vorm van e-coupons of cadeaubonnen waarvan het tegoed (alleen) digitaal te raadplegen is. Het komt voor dat een particulier een cadeaubon aanschaft om cadeau te geven op bijvoorbeeld een verjaardag, maar cadeaubonnen kunnen ook zakelijk aangeschaft worden als geschenk voor werknemers. Ook bestaan er zogeheten «self-use-bonnen», die bijvoorbeeld worden gebruikt om games aan te schaffen. Voor de toepassing van de voorgestelde wettelijke bepaling maken al deze verschillende verschijningsvormen en gebruikswijzen niet uit; de cadeaubon moet minimaal twee jaar te besteden zijn.
Dat een cadeaubon kan worden besteed door degene die hem heeft aangeschaft, staat niet in de weg van de toepasselijkheid van de bescherming die de voorgestelde bepaling biedt.
Naast de gangbare cadeaubonnen waarop een saldo in geld kan worden gezet, is een andere substantiële categorie de zogeheten «belevenisbonnen»: cadeaubonnen waar bij inlevering een prestatie in natura tegenover staat, bijvoorbeeld een hotelovernachting voor twee personen of een ballonvaart. Bij dergelijke bonnen bestaat een risico van kostprijsstijgingen voor de ondernemer. Na uitgifte van een belevenisbon kan sprake zijn van een verandering van aanbod, en ook de kostprijs van de belevenis stijgt door inflatie terwijl de bon met een vast bedrag is betaald. Om die reden hanteert de Stichting Keurmerk Cadeaukaarten op dit moment al een minimale geldigheidsduur van twee jaar voor een belevenisbon en drie jaar voor een bon met een saldo in euro’s.
Omwille van duidelijkheid voor de consument kiest het kabinet voor een generieke wettelijke minimale geldigheidsduur van twee jaar voor alle cadeaubonnen.
Het wetsvoorstel regelt een minimale geldigheidsduur van twee jaar voor cadeaubonnen. De mogelijkheid voor aanbieders om een langere geldigheidsduur te hanteren blijft uiteraard bestaan. Een aanzienlijk deel van de markt bestaat op dit moment uit cadeaubonnen met een geldigheidsduur van één jaar. Door de minimale geldigheidsduur op twee jaar te stellen, krijgen consumenten langer de tijd om een cadeaubon te gelde te maken.
Het kabinet is van oordeel dat een minimale geldigheidsduur van twee jaar proportioneel is. Consumenten krijgen daarmee een ruime minimale termijn om de cadeaubon te gelde te maken. Voor ondernemers is een termijn van twee jaar qua gevolgen voor de bedrijfsvoering te overzien. Voor ondernemers die op dit moment cadeaubonnen uitgeven die een kortere geldigheidsduur hebben dan twee jaar is een gevolg van de langere minimale geldigheidsduur dat minder vrijval zal plaatsvinden. Het kabinet vindt dit een te billijken gevolg van het wetsvoorstel, omdat cadeaubonnen naar hun aard bedoeld zijn om door consumenten te gelde gemaakt te worden en consumenten door het wetsvoorstel langer de mogelijkheid krijgen om dit te doen.
De consument kan als gevolg van dit wetsvoorstel elke bepaling met betrekking tot een cadeaubon die een geldigheidsduur regelt die korter is dan twee jaar vernietigen door middel van een buitengerechtelijke verklaring aan de tegenpartij. De vernietiging heeft als gevolg dat de consument niet langer gehouden kan worden aan de bepaling die de geldigheidsduur bekort tot minder dan twee jaar.
Op grond van de artikelen 2.2 en 8.3 en onderdeel a van de bijlage bij de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) is de Autoriteit Consument en Markt (ACM) bevoegd om toezicht te houden en indien nodig handhavend op te treden tegen partijen die in algemene voorwaarden in een overeenkomst met consumenten een beding of bedingen hanteren dat vernietigbaar is of die dat zijn volgens afdeling 3 van titel 5 van Boek 6 BW.
De minimale geldigheidsduur van cadeaubonnen wordt op dit moment afgeleid uit artikel 6:236, onderdeel g, BW, dat deel uitmaakt van bovengenoemde afdeling. Het toezicht hierop en de handhaving ervan valt daarmee al onder verantwoordelijkheid van de ACM. Onderhavige wetswijziging voegt een bepaling toe aan bovengenoemde afdeling, die komt te gelden voor cadeaubonnen in plaats van artikel 6:236, onderdeel g, BW. De ACM blijft daarmee bevoegd tot toezicht en handhaving zonder dat hiertoe nadere wetgeving noodzakelijk is. Dit houdt onder meer in dat de ACM toezichtsbevoegheden kan inzetten bij het verrichten van onderzoeken en dat zij sancties kan opleggen, waaronder – in het uiterste geval – boetes.
Consumenten kunnen de reeds bestaande mogelijkheden om hun recht te halen via een civiele procedure bij de burgerlijke rechter ook benutten met betrekking tot de voorgestelde tweejaarstermijn.
Het wetsvoorstel brengt regeldrukeffecten voor het bedrijfsleven met zich mee. Deze bestaan voornamelijk uit kosten die het bedrijfsleven moet maken om aan de inhoudelijke verplichtingen te voldoen, zoals eenmalige investeringen en het aanpassen van de bedrijfsvoering.
De te verrichten handelingen per type cadeaubon zijn onder andere: het aanpassen van teksten op de bonnen en/of verpakkingen (3 uur), het drukwerk en het materiaal voor de verkooppunten en winkels (2 uur). Daarnaast moeten websites (2 uur) en de ICT-systemen (2 uur) worden aangepast, moeten klanten worden geïnformeerd over de wijzigingen en is er sprake van kennisnamekosten om de gevolgen van het wetsvoorstel voor hun handelwijze in kaart te brengen (1 uur). Dit zijn eenmalige handelingen die alleen gelden voor cadeaubonnen die momenteel een maximale geldigheidsduur hebben van één jaar. Op basis van gesprekken met de branche schat het kabinet in dat dit ongeveer een derde van de cadeaubonnen betreft.
Voor het aanpassen van de bedrijfsvoering moeten voornamelijk administratieve handelingen worden verricht. Bij het maken van een schatting van deze kosten is daarvoor uitgegaan van een standaarduurtarief van 39 euro. Het aanpassen van de geldigheidsduur kost in totaal ongeveer 5 uur aan administratieve handelingen per type cadeaubon. De kosten voor de administratieve handelingen per type cadeaubon bedragen als gevolg hiervan 195 euro. Iedere aanbieder verricht ook eenmalige handelingen van 5 uur, zoals het aanpassen van het ICT-systeem, de website en de handelingsinstructie in de winkel.
Deze kosten worden eveneens geschat op 195 euro. Hiermee komen de eenmalige kosten voor een bedrijf voor het aanpassen van de geldigheidsduur naar schatting op in totaal 390 euro. Ondernemers hebben geen extra kosten voor het verwijderen of aanpassen van bestaande bonnen, omdat deze wetswijziging alleen van toepassing is op cadeaubonnen die worden uitgegeven na inwerkingtreding van deze wet.
Zo’n zes van de tweeëndertig uitgevers die zijn aangesloten bij de Branchevereniging Cadeaukaarten Nederland krijgen te maken met de gevolgen van de wetswijziging. De overige hanteren reeds een geldigheidsduur van twee jaar (of meer). Het CBS heeft geen concrete data voorhanden over het aantal in Nederland actieve uitgevers van cadeaubonnen. Hetzelfde geldt voor het aantal typen cadeaubonnen dat wordt uitgegeven. Navraag bij de brancheorganisatie leert dat het aantal bij hen bekende uitgevers van cadeaubonnen 123 bedraagt en het aantal typen cadeaubonnen 413. Het gedeelte bij de branche onbekende uitgevers van cadeaubonnen wordt geschat op 20 procent. Naar aanleiding daarvan wordt voor de berekening van de regeldruk uitgegaan van 148 uitgevers van cadeaubonnen. Ook voor het aantal typen cadeaubonnen wordt uitgegaan van twintig procent bij de brancheorganisatie onbekende cadeaubonnen. Het totale aantal typen cadeaubonnen wordt daarmee geschat op 496. Ervan uitgaande dat 1/3 van alle bestaande cadeaubonnen een geldigheidsduur heeft van minder dan twee jaar en waarvan de geldigheidsduur als gevolg van dit wetsvoorstel moet worden aangepast, betreft het aantal cadeaubonnen waarvan wordt uitgegaan voor de berekening van de regeldruk 165 (afgerond).
Aan de hand van het bovenstaande worden de totale regeldrukkosten voor het aanpassen van de bedrijfsvoering geschat op 28.860 euro (195 euro x 148 uitgevers). De totale regeldrukkosten voor het wijzigen van alle typen cadeaubonnen waarvan de geldigheidsduur als gevolg van dit wetsvoorstel moet worden aangepast wordt geschat op 32.175 euro (195 euro x 165 cadeaubonnen). Afhankelijk van hoeveel typen cadeaubonnen waarvan de geldigheidsduur als gevolg van dit wetsvoorstel moet worden aangepast door één uitgever wordt uitgegeven, kan de regeldruk per uitgever verschillen.
De verwachting is dat deze wetswijziging enkel tot beperkte, eenmalige regeldrukeffecten leidt voor het MKB. Om deze reden heeft er geen MKB-toets plaats gevonden.
Het Adviescollege Toetsing en Regeldruk (ATR) adviseert om nader toe te lichten hoe uitgevers van cadeaubonnen voorgelicht zullen worden over de wetswijziging5.
Het kabinet onderschrijft het belang om ondernemers en consumenten zo goed mogelijk op de hoogte te brengen van de gewijzigde regelgeving. Samen met toezichthouders, consumenten- en rancheorganisaties zal het kabinet hieraan invulling geven.
Over de tijdsbesteding merkt het ATR op dat niet goed vast te stellen is of 10 uur realistisch is. Daarnaast adviseert het ATR om een schatting van de totale regeldrukkosten in de toelichting op te nemen. Aan beide opmerkingen is in paragraaf 5 invulling gegeven.
Een voorontwerp van dit wetsvoorstel is van 16 juli 2020 tot en met 27 augustus 2020 in (internet)consultatie gegeven. Daarop zijn zeventien reacties ontvangen, waaronder van de ATR (zie paragraaf 6.1), de Branchevereniging Cadeaukaarten Nederland (BVCNL), VVV Cards BV, Detailhandel Nederland en Koninklijke Horeca Nederland (gezamenlijk) en Intersolve Technologies B.V.6. Hieronder wordt ingegaan op de meest in het oog springende onderwerpen uit de consultatiereacties.
Meerdere respondenten hebben aandacht gevraagd voor de reikwijdte van het begrip «cadeaubon». Zij pleiten voor het opnemen van een definitie in het wetsvoorstel, om op die manier interpretatiekwesties zoveel mogelijk te voorkomen.
Het kabinet kiest ervoor om het begrip «cadeaubon» niet wettelijk te definiëren, vooral omdat «cadeaubon» een algemeen gangbaar begrip is. Naar aanleiding van de ontvangen consultatiereacties is paragraaf 3.1 van deze toelichting op dit punt nader aangevuld met een aantal voorbeelden van wat al dan niet onder dit begrip kan worden verstaan. Het kabinet wijst er daarnaast op dat ook met een definitie interpretatiekwesties kunnen ontstaan, met name naar aanleiding van innovaties op de cadeaubonnenmarkt, waarvan mogelijk onduidelijk is of deze onder de dan geldende definitie zouden vallen. Door in het wetsvoorstel uit te gaan van het gangbare begrip «cadeaubon» wordt voorkomen dat bij marktinnovaties de wettelijk vastgelegde definitie moet worden aangepast. Het kabinet beoogt daarmee een toekomstbestendige regeling te introduceren, die waar nodig in de juridische praktijk nader zal worden ingevuld. Daarbij wordt opgemerkt dat de ACM heeft aangegeven de voorgestelde wettelijke bepaling – op de naleving waarvan zij toezicht zal gaan houden – uitvoerbaar en handhaafbaar te achten (zie hierna onder 7).
Twee respondenten hebben in hun reacties verduidelijking gevraagd van het aanvangstijdstip van de geldigheidsduur van de cadeaubon.
Doorgaans zal de termijn aanvangen op het moment van aankoop van de cadeaubon; in elk geval niet eerder. Het is en blijft uiteraard wel mogelijk dat de geldigheidstermijn op een later moment start, bijvoorbeeld op het moment van activering van de cadeaubon door de consument.
Een respondent wijst in haar reactie op de eigen verantwoordelijkheid van de consument met betrekking tot het tijdig besteden van de cadeaubon. Het kabinet onderschrijft dit uitgangspunt, maar is tegelijk van mening dat de rechten en verplichtingen van ondernemers en consumenten door een minimale geldigheidsduur van twee jaar beter met elkaar in balans worden gebracht. Deze partij vraagt ook aandacht voor mogelijke kostenstijgingen voor ondernemers die cadeaubonnen accepteren. Deze kosten(stijgingen) worden eventueel doorberekend aan de consument.
Het kabinet wijst erop dat het uitgangspunt van dit wetsvoorstel is dat cadeaubonnen door een langere geldigheidsduur aantrekkelijker worden voor consumenten. Het is aan ondernemers om te bepalen welke kosten zij in de nieuwe situatie al dan niet doorberekenen aan de consument.
Een aantal respondenten vraagt aandacht voor organisaties (zoals bedrijven en overheden) die aan klanten, medewerkers of stakeholders cadeaubonnen geven. Hiervoor worden vaak bulkcontracten gesloten met de betreffende cadeaubonnenuitgever. Hierbij wordt soms korting op de aankoopprijs geboden voor cadeaubonnen die voor een korte duur zijn.
Doordat de minimale geldigheidsduur van deze bonnen twee jaar wordt, wordt de onderhandelingsruimte bij deze bulkcontracten op dit punt verkleind ten opzichte van de huidige situatie. Ook is het mogelijk dat eventuele langlopende contracten tussen organisaties en uitgevers op het punt van de geldigheidsduur moeten worden herzien. Het is na inwerkingtreding van het wetsvoorstel immers niet langer toegestaan om cadeaubonnen op de markt te brengen met een geldigheidsduur korter dan twee jaar.
Het kabinet is zich bewust van deze (mogelijke) gevolgen, maar vindt het onwenselijk om op dit punt een uitzondering te maken. Door een uitzondering te maken voor zakelijk ingekochte cadeaubonnen kan immers de onduidelijke situatie ontstaan dat een consument bij twee (verder) identieke cadeaubonnen te maken krijgt met twee verschillende geldigheidstermijnen, enkel vanwege het feit dat de ene bon cadeau is gedaan door bijvoorbeeld zijn werkgever en de andere door bijvoorbeeld een familielid. Daarmee wordt de beoogde duidelijkheid voor consumenten van dit wetsvoorstel (deels) teniet gedaan. Ook voor ondernemers die cadeaubonnen innemen is een algemeen geldende, minimale geldigheidsduur voor alle cadeaubonnen duidelijker.
De ACM heeft op grond van de artikelen 2.2 en 8.3 van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc) en onderdeel a van de bijlage bij die wet tot taak het toezicht op de naleving van afdeling 3 van titel 5 van boek 6 BW uit te oefenen. De ACM heeft een uitvoerings- en handhavingstoets (UHT) uitgevoerd en concludeert dat het wetsvoorstel handhaafbaar en uitvoerbaar is7. De wijziging leidt niet tot additionele uitvoeringslasten voor de ACM.
Artikel I
Deze bepaling wordt toegelicht in het algemeen deel van de memorie van toelichting onder 3.1. Hiermee wordt een onderdeel toegevoegd aan de in artikel 6:236 BW opgenomen lijst van bedingen die als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. Voorwaarde is dat het beding bij een overeenkomst tussen een gebruiker van algemene voorwaarden en een wederpartij, natuurlijke persoon, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf in de algemene voorwaarden voorkomt. Algemene voorwaarden worden door artikel 6:231, onderdeel a, BW gedefinieerd als «een of meer bedingen die zijn opgesteld teneinde in een aantal overeenkomsten te worden opgenomen, met uitzondering van bedingen die de kern van de prestaties aangeven, voor zover deze laatstgenoemde bedingen duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd». Gevolg van het door de wetgever als onredelijk bezwarend aanmerken van een beding is dat dit ingevolge artikel 6:233, onderdeel a, BW vernietigbaar is.
Artikel II
Artikel II regelt het overgangsrecht voor de wijziging in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. De nieuwe regels over de minimale geldigheidsduur van cadeaubonnen zijn alleen van toepassing op cadeaubonnen uitgegeven na inwerkingtreding van deze wetswijziging. Cadeaubonnen die op dat moment al in omloop zijn kunnen dus nog een kortere geldigheidsduur hebben dan twee jaar.
Artikel III
De inwerkingtredingsdatum van deze wijzigingswet wordt bepaald bij koninklijk besluit.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker