Kamerstuk 35704-4

Gewijzigd amendement van de leden Lodders en Van Weyenberg ter vervanging van nr. 3 over een moratorium

Dossier: Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiƫn (IXB) voor het jaar 2021 (Incidentele suppletoire begroting inzake Herstel Toeslagen)

Gepubliceerd: 10 februari 2021
Indiener(s): Steven van Weyenberg (D66), Helma Lodders (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35704-4.html
ID: 35704-4
Origineel: 35704-3

71,8 %
28,2 %

FVD

SP

DENK

CU

CDA

GL

PvdD

PVV

PvdA

D66

VVD

SGP

50PLUS

Van Kooten-Arissen

Krol


Nr. 4 GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN LODDERS EN VAN WEYENBERGTER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 3

Ontvangen 10 februari 2021

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen worden na artikel 49h twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 49i Moratorium

  • 1. Indien aan een belanghebbende die over enig berekeningsjaar in aanmerking komt voor toepassing van een regeling als bedoeld in de artikelen 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, een forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000 of een aanvullende forfaitaire tegemoetkoming tot € 30.000 wordt toegekend door de Belastingdienst/Toeslagen als onderdeel van die regeling, gaat op het moment dat het bedrag wordt uitgekeerd van rechtswege een afkoelingsperiode in voor een periode van een jaar. Ten aanzien van de belanghebbende die voor 12 februari 2021 een verzoek heeft ingediend tot toepassing van een regeling als bedoeld in de artikelen 49, 49b, 49c of 49g, tweede lid, geldt van rechtswege ook een afkoelingsperiode van 12 februari 2021 tot en met 1 mei 2021.

  • 2. Tijdens de afkoelingsperiode kan elke bevoegdheid van een schuldeiser tot verhaal op de goederen van de belanghebbende of zijn partner en tot opeising van goederen die zich in de macht van de belanghebbende of zijn partner bevinden niet worden uitgeoefend, voor zover die bevoegdheid betrekking heeft op vorderingen die zijn ontstaan door een verzuim in de nakoming van een verbintenis door de belanghebbende of zijn partner dat heeft plaatsgevonden vóór de afkoelingsperiode.

  • 3. Tijdens de afkoelingsperiode is een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis door de belanghebbende of zijn partner die heeft plaatsgevonden vóór de afkoelingsperiode geen grond voor wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de schuldenaar, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens de schuldenaar of voor ontbinding van een met de schuldenaar gesloten overeenkomst.

  • 4. Een schuldeiser met een opeisbare vordering of diegene die optreedt namens die schuldeiser kan de naam, de geboortedatum, de adresgegevens en, indien de schuldeiser het burgerservicenummer rechtmatig mag verwerken, het burgerservicenummer van een schuldenaar op wie de opeisbare vordering betrekking heeft en op wie de afkoelingsperiode mogelijk van toepassing is verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen, zodat de Belastingdienst/Toeslagen aan de schuldeiser of degene die namens hem optreedt kan bevestigen of ten aanzien van die schuldenaar de afkoelingsperiode van toepassing is. De Belastingdienst/Toeslagen kan na de verstrekking van die gegevens de bevestiging van de afkoelingsperiode en de datum waarop de afkoelingsperiode is ingegaan verstrekken aan de schuldeiser of diegene die optreedt namens de schuldeiser. De eerste en tweede zin zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een gerechtsdeurwaarder, een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van beroep voor het bedrijfsleven en de Centrale Raad van Beroep.

  • 5. Voor de toepassing van dit artikel kan de Belastingdienst/Toeslagen aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Centraal Administratie Kantoor, de Dienst Uitvoering Onderwijs, de Sociale Verzekeringsbank, het Centraal Justitieel Incassobureau, het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, de inspecteur, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de ontvanger, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel i, van de Invorderingswet 1990, gemeenten en waterschappen uit eigen beweging voor zover nodig, de naam, de geboortedatum, de adresgegevens, het burgerservicenummer en indien van toepassing de datum waarop het bedrag, bedoeld in het eerste lid, is uitgekeerd, verstrekken:

    • a. van degenen die zich gemeld hebben bij de Belastingdienst/Toeslagen als belanghebbende in de zin van het eerste lid;

    • b. van belanghebbenden en hun partner op wie de afkoelingsperiode van toepassing is.

  • 6. Indien een schuldeiser aan de Belastingdienst/Toeslagen bevestigt dat er in redelijkheid wordt gezocht naar een voor alle betrokken partijen passende oplossing voor de financiële situatie van de belanghebbende of zijn partner, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van die schuldeiser gegevens verstrekken die noodzakelijk worden geacht voor de totstandkoming van die passende oplossing. De schuldeiser kan bij zijn verzoek aan de Belastingdienst/Toeslagen gegevens verstrekken die noodzakelijk worden geacht voor de totstandkoming van de passende oplossing.

  • 7. De Belastingdienst/Toeslagen registreert welke gegevens van welke belanghebbenden of hun partners zijn verstrekt aan schuldeisers, aan iemand die optreedt namens een schuldeiser, aan gerechtsdeurwaarders, aan een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, aan het College van beroep voor het bedrijfsleven of aan de Centrale Raad van Beroep.

  • 8. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het vierde tot en met zevende lid.

  • 9. Het eerste tot en met achtste lid zijn van overeenkomstige toepassing op een betalingsverplichting die voortvloeit uit een bestuursrechtelijke geldschuld als bedoeld in artikel 4:85 van de Algemene wet bestuursrecht, een administratiefrechtelijke afdoening op grond van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften, een publiekrechtelijke rechtshandeling of een uitspraak van een gerecht als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de rechterlijke organisatie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, het College van Beroep voor het bedrijfsleven of de Centrale Raad van Beroep.

Artikel 49j Registratie

  • 1. Een registratie aangaande een overeenkomst in een stelsel van kredietregistratie als bedoeld in artikel 4:32 van de Wet op het financieel toezicht met een belanghebbende of zijn partner als bedoeld in artikel 49i, eerste lid, eerste volzin, in verband met een achterstand die is komen te vervallen, wordt door degene die deze heeft geregistreerd per omgaande verwijderd uit het stelsel van kredietregistratie.

  • 2. De Belastingdienst/Toeslagen kan op diens verzoek en indien noodzakelijk ter ondersteuning van de uitvoering van het eerste lid aan het stelsel van kredietregistratie de naam en de geboortedatum, de adresgegevens van de belanghebbende of zijn partner verstrekken.

II

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 januari 2021, met dien verstande dat artikel 2a terug werkt tot en met 12 februari 2021.

Toelichting

Moratorium

De indieners benadrukken het belang van een spoedige en voortvarende afwikkeling van de schulden van de toeslagenouders, zodat zij snel weer hun leven kunnen oppakken. Met dit amendement wordt een afkoelingsperiode opgenomen in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen waardoor rust en ruimte wordt gecreëerd met als doel om te komen tot een goede afwikkeling van de schulden van de ouders die behoren tot de hersteloperatie toeslagen. Dit amendement doet niks af aan andere Kameruitspraken over de afwikkeling van de schulden, zoals motie Wilders 35510–7 en motie Ploumen Segers. Dit amendement beoogt slechts ouders in afwachting van een definitieve afwikkeling rust en stabiliteit te geven.

Met de ouders worden de belanghebbende en zijn huidige toeslagpartner (op het moment van uitbetaling van de forfaitaire tegemoetkoming) bedoeld.

De afkoelingsperiode is van toepassing als de forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000,- wordt uitbetaald. De afkoelingsperiode is ook van toepassing als de forfaitaire tegemoetkoming een lager aanvullend bedrag tot € 30.000 bedraagt. Voorts is de afkoelingsperiode van toepassing ingeval aan de belanghebbende in één keer de toegekende forfaitaire tegemoetkoming van of tot € 30.000 en een ander bedrag aan compensatie of tegemoetkoming wordt uitbetaald. Bijvoorbeeld indien in één keer € 50.000,- inclusief de toegekende forfaitaire tegemoetkoming en een andere compensatie of tegemoetkoming wordt uitbetaald aan de belanghebbende. Een ander voorbeeld waarbij de afkoelingsperiode van toepassing is de situatie waarbij eerst de toegekende forfaitaire tegemoetkoming van € 30.000 wordt uitbetaald en enige tijd later een aanvullende uitbetaling aan compensatie of tegemoetkoming.

De afkoelingsperiode gaat van rechtswege in op het moment dat de Belastingdienst/Toeslagen de forfaitaire tegemoetkoming van maximaal € 30.000 aan de belanghebbende uitkeert. Voor belanghebbenden die vóór 12 februari 2021 een verzoek tot herstel hebben ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen zal ook een afkoelingsperiode – met terugwerkende kracht tot en met 12 februari 2021 – van rechtswege gelden van 12 februari 2021 tot en met 1 mei 2021. Hiermee wordt getracht zoveel mogelijk te voorkomen dat de schuldeisers van die belanghebbenden hun verhaalsrechten uitoefenen vlak voor de uitbetaling van de forfaitaire tegemoetkoming. Vervolgens kan ten aanzien van deze specifieke groep belanghebbenden nogmaals (en mogelijk deels gelijktijdig met de eerste afkoelingsperiode tot en met 1 mei 2021) een afkoelingsperiode van een jaar gelden vanaf het moment dat voornoemde forfaitaire tegemoetkoming wordt uitbetaald.

Tijdens de afkoelingsperiode zullen schuldeisers hun invorderingsmaatregelen moeten staken ten aanzien van alle goederen van de ouders, voor zover deze maatregelen betrekking hebben op de schulden die reeds bestonden en invorderbaar waren op het moment dat de afkoelingsperiode inging (oude schulden). Dit betekent bijvoorbeeld ook dat een schuldeiser niet de schuld kan verrekenen met een vordering. Gezien de korte termijn waarop schuldeisers dit moeten implementeren, zal dat de komende tijd veel vragen van de uitvoering. Schuldeisers worden opgeroepen hier hun best voor te doen. Daarom worden belanghebbende of zijn partner opgeroepen om meteen in contact te treden met hun schuldeiser als dit onverhoopt en onbedoeld in het begin nog niet goed verloopt.

Een oude schuld kan in de afkoelingsperiode niet door de schuldeisers worden ingeroepen als grond voor wijziging van verbintenissen of verplichtingen jegens de belanghebbende of zijn partner, voor opschorting van de nakoming van een verbintenis jegens de belanghebbende of zijn partner of voor ontbinding van een met de belanghebbende of zijn partner gesloten overeenkomst. Dit betekent bijvoorbeeld dat een huurovereenkomst van de woning van de belanghebbende of zijn partner niet kan worden ontbonden of dat de levering van gas, water of licht niet kan worden gestopt.

Als er gedurende de afkoelingsperiode nieuwe schulden worden gemaakt of ontstaan die niet tijdig worden voldaan, kunnen schuldeisers ten behoeve van die nieuwe schulden wel verhaal nemen. Het is tijdens de afkoelingsperiode dus ook niet mogelijk om in het kader van een oude schuld beslag te leggen op het vermogen van de ouders, waaronder de toegekende forfaitaire tegemoetkoming van maximaal € 30.000. Daarom is het van belang dat bijvoorbeeld een deurwaarder, voordat hij overgaat tot beslaglegging, eerst navraag doet bij de Belastingdienst/Toeslagen of de desbetreffende schuldenaar wellicht een ouder is voor wie van rechtswege een moratorium geldt. Een reeds liggend beslag op goederen van de belanghebbende of zijn partner kan gedurende de afkoelingsperiode niet worden uitgewonnen.

Ten behoeve van de benodigde gegevensverstrekkingen tussen de Belastingdienst/Toeslagen, overheidsorganen en schuldeisers is in dit amendement in verschillende expliciete grondslagen voorzien. Het amendement biedt een schuldeiser met een opeisbare vordering de grondslag om aan de Belastingdienst/Toeslagen gegevens te leveren van een specifieke schuldenaar met het verzoek om na te gaan of op de vorderingen van de betreffende schuldeiser een afkoelingsperiode van toepassing is. Indien hiervan sprake is, bevestigt de Belastingdienst/Toeslagen dit aan de betreffende schuldeiser en vermeldt de Belastingdienst/Toeslagen daarbij de datum waarop de afkoelingsperiode is aangevangen. Ook wordt geregeld dat enkele grote publieke schuldeisers van de Belastingdienst/Toeslagen gegevens ontvangen van gedupeerden en gegevens van degenen die zich gemeld hebben als gedupeerde bij de hersteloperatie. Voor deze gegevensverstrekking is gekozen omdat deze publieke schuldeisers hebben aangegeven te willen meewerken aan een tegemoetkoming in de vorm van een kwijtschelding van bepaalde schulden. In dit amendement is een regeling voor gegevensverstrekking opgenomen aan andere schuldeisers. Indien een schuldeiser aan de Belastingdienst/Toeslagen bevestigt dat er in redelijkheid wordt gezocht naar een voor alle betrokken partijen passende oplossing voor de financiële situatie van de belanghebbende of zijn partner, kan de Belastingdienst/Toeslagen op verzoek van die schuldeiser gegevens verstrekken die noodzakelijk worden geacht voor de totstandkoming van die passende oplossing. De schuldeiser kan bij zijn verzoek aan de Belastingdienst/Toeslagen gegevens verstrekken die noodzakelijk worden geacht voor de totstandkoming van de passende oplossing. De vraag welke gegevens precies noodzakelijk zijn en de wijze waarop een gegevensverstrekking plaats zou moeten vinden, wordt nog nader uitgewerkt.

Registratie

In het stelsel van kredietregistratie staan overeenkomsten van consumenten geregistreerd door partijen die zijn aangesloten bij dit stelsel. Hierbij valt te denken aan kredietovereenkomsten en autoleaseovereenkomsten. Een aangesloten partij beoordeelt of een overeenkomst verantwoord is aan de hand van onder andere de gegevens in dit stelsel. Het doel van de raadpleging van het stelsel van kredietregistratie is het voorkomen van overkreditering. Het Bureau Kredietregistratie (BKR) beheert momenteel het enige stelsel van kredietregistratie.

Met dit amendement wordt eveneens beoogd te regelen dat belanghebbenden en hun partners die behoren tot de hersteloperatie toeslagen bij het afsluiten van toekomstige overeenkomsten geen hinder meer ondervinden van de registratie van achterstanden die zijn vervallen. Als zij bij een nieuwe start bijvoorbeeld een huis willen kopen en daarvoor een hypotheek aanvragen, is het niet gerechtvaardigd en niet redelijk dat registratie van achterstanden als gevolg van de «alles-of-niets» uitleg van de kinderopvangtoeslag of de buitensporige fraudejacht daaraan in de weg kunnen staan. Het voorstel beoogt te borgen dat een achterstand die in dat kader is kwijtgescholden of die een belanghebbende of zijn partner zelf heeft ingelost, op geen enkele wijze meer zichtbaar is in het stelsel van kredietregistratie.

Het eerste lid van dit amendement regelt dat een aangesloten partij die heeft ingestemd met kwijtschelding van betalingsachterstanden van een belanghebbende of zijn partner die onderdeel is van de hersteloperatie toeslagen alle registraties die samenhangen met die kwijtgescholden betalingsachterstanden en achterstanden die een belanghebbende of zijn partner zelf heeft ingelost, dient te verwijderen uit het stelsel van kredietregistratie. Dit amendement beoogt niet om de registratie van een lopende overeenkomst te verwijderen, omdat het bij het aangaan van nieuwe overeenkomsten belangrijk is dat het bestaan van deze overeenkomst wordt meegewogen om overkreditering te voorkomen.

Het tweede lid regelt dat, indien dit noodzakelijk blijkt voor het verwijderen van een registratie, het stelsel van kredietregistratie de Belastingdienst/Toeslagen kan verzoeken om gegevens van de belanghebbende en dienst partner. Dit dient uitsluitend om te voorkomen dat uitvoering van het eerste lid in een individueel geval niet mogelijk blijkt omdat zich bij het verwijderen van de registratie een probleem voordoet dat uitsluitend kan worden verholpen door gegevensdeling tussen Belastingdienst/Toeslagen en het stelsel van kredietregistratie. De Belastingdienst/Toeslagen zal dit verzoek beoordelen.

Het amendement laat de regelingen van BKR en aangesloten partijen aangaande registraties van betalingsachterstanden in andere gevallen onverlet. Noch ziet dit amendement op geregistreerde schuldhulpverlening.

Lodders Van Weyenberg