Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden, te verlengen en te voorzien in een jaarlijkse rapportage over de voortgang van het tot stand brengen van luchthavenbesluiten op basis van de Wet luchtvaart;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel XVIII van de Wet van 18 december 2008, houdende wijziging van de Wet luchtvaart inzake vernieuwing van de regelgeving voor burgerluchthavens en militaire luchthavens en de decentralisatie van bevoegdheden voor burgerluchthavens naar het provinciaal bestuur (Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens) (Stb. 2008, 561), wordt als volgt gewijzigd:
A
In het eerste lid wordt «doch niet langer dan twaalf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel M, van deze wet» vervangen door «doch niet langer dan tot 1 januari 2030».
B
Het vierde lid komt te luiden:
4. Onze Minister van Defensie brengt jaarlijks verslag uit aan de Staten-Generaal over de voortgang van de vaststelling van luchthavenbesluiten voor die luchtvaartterreinen waarvoor ingevolge het eerste lid een aanwijzing op grond van Hoofdstuk IV, afdeling I, van de Luchtvaartwet geldt.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Defensie