Voorgesteld 8 maart 2023
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het wetsvoorstel een uitzondering biedt voor het schriftelijkheidsvereiste voor werkgevers met ten hoogste 25 werknemers;
overwegende dat de Raad van State adviseert om in elk geval werkgevers met minder dan 50 werknemers vooralsnog uit te zonderen van de werkingssfeer van het wetsvoorstel;
overwegende dat het ATR aangeeft dat de maatregelen voor kleinere bedrijven niet werkbaar zijn en het uit het oogpunt van zorgvuldigheid noodzakelijk is om eerst een praktijkproef uit te voeren alvorens over invoering van het wetsvoorstel te besluiten;
verzoekt het kabinet:
• bij de uitwerking van het wetsvoorstel in lagere regelgeving (AMvB) uit te gaan van een gefaseerde invoering, waarbij voor de groep werkgevers met een personeelsbestand tussen de 25 en 50 werknemers eerst op basis van een vrijwillige kopgroep ervaring wordt opgedaan in de praktijk met onder andere het schriftelijkheidsvereiste;
• de lessons learned vanuit de vrijwillige kopgroep terug te koppelen aan de Tweede Kamer alvorens de schriftelijkewerkwijzeverplichting voor de groep werkgevers met een personeelsbestand tussen 25 en 50 werknemers verder in de praktijk te implementeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Palland