Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs regels te stellen over het schooladvies, de doorstroomtoets, het definitieve schooladvies en de aanmelding voor het voortgezet onderwijs, alsmede een gelijk speelveld te creëren door nieuwe regels te stellen over de stelselinrichting voor aanbieders van doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8, zevende lid, vervalt, onder vernummering van het negende tot en met twaalfde lid tot zevende tot en met tiende lid.
B
In artikel 9, veertiende lid, wordt «artikel 8, negende lid», vervangen door «artikel 8, zevende lid».
C
De artikelen 9b en 9c vervallen.
D
Artikel 10a, derde lid, komt te luiden:
3. De leerresultaten van de school worden jaarlijks beoordeeld op basis van de resultaten van de afgelegde doorstroomtoetsen, bedoeld in artikel 45b, derde lid, op het gebied van Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met uitzondering van de resultaten van doorstroomtoetsen afgelegd door:
a. zeer moeilijk lerende leerlingen;
b. meervoudig gehandicapte leerlingen voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is; en
c. leerlingen die vier jaar of korter in Nederland zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen.
E
In artikel 11 wordt «artikel 8, zevende lid» vervangen door «artikel 45b, eerste lid».
F
In artikel 12, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikel 8, zesde lid» vervangen door «artikel 45b, eerste lid».
G
Aan artikel 13, eerste lid, wordt, onder het vervallen van «en» aan het slot van onderdeel n en vervanging van de punt aan het slot van onderdeel o door «, en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
p. de wijze van totstandkoming van het schooladvies en het definitieve schooladvies, bedoeld in artikel 45d, eerste lid en derde lid, en de wijze waarop het bevoegd gezag ouders en leerlingen over het tot stand komen informeert.
H
In artikel 41, tweede lid, wordt «de centrale eindtoets of de andere eindtoetsen, bedoeld in artikel 9b» vervangen door «een doorstroomtoets als bedoeld in artikel 45b, derde lid».
I
Artikel 42 komt te luiden:
1. Over een leerling die de school verlaat, stelt de directeur, na overleg met het onderwijzend personeel, ten behoeve van de ontvangende school of school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra of als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020 een onderwijskundig rapport op. Een afschrift van dit rapport wordt aan de ouders van de leerling verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels over dit rapport gesteld.
2. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de Kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.
J
Na artikel 45a wordt aan hoofdstuk I, titel II, afdeling 1 een paragraaf toegevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag gebruikt een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Aan een leerling- en onderwijsvolgsysteem zijn door het College voor toetsen en examens erkende toetsen verbonden.
2. De toetsen, bedoeld in het eerste lid, meten kennis en vaardigheden van de leerling, in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.
3. Het bevoegd gezag neemt in de eerste of tweede volledige week van februari bij een leerling in het laatste leerjaar van het basisonderwijs een door het College voor toetsen en examens erkende doorstroomtoets af. De doorstroomtoets is een objectief, tweede gegeven voor het vaststellen van het niveau van de leerling voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.
4. Een doorstroomtoets meet kennis en vaardigheden van een leerling op het terrein van Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Het bevoegd gezag kan bij een leerling tevens een doorstroomtoets voor de kennisgebieden, genoemd in artikel 9, tweede lid, onderdelen a, b en c, afnemen.
1. Het bevoegd gezag neemt, indien een leerling verhinderd is de doorstroomtoets als bedoeld in artikel 45b, derde lid, af te leggen, binnen drie weken na het reguliere moment van afname de doorstroomtoets alsnog af, tenzij dit voor de leerling om medische redenen onmogelijk is.
2. Het bevoegd gezag kan, mede op basis van de gegevens van de toetsen, bedoeld in artikel 45b, eerste lid, bepalen dat door een leerling geen doorstroomtoets wordt afgelegd, indien de leerling:
a. zeer moeilijk lerend is;
b. meervoudig gehandicapt is en voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is; of
c. vier jaar of korter in Nederland is en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.
3. Indien het bevoegd gezag toepassing wil geven aan het tweede lid, overlegt het daarover met de ouders voor het reguliere moment van afname, bedoeld in het eerste lid.
1. Het bevoegd gezag stelt in de laatste drie weken van januari voor een leerling in het laatste leerjaar van het basisonderwijs een schooladvies op voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs. Het bevoegd gezag deelt het schooladvies mee aan de ouders.
2. Het bevoegd gezag heroverweegt het schooladvies indien de leerling, blijkens de uitslag van de door de leerling afgelegde doorstroomtoets, bedoeld in artikel 45b, derde lid, beschikt over meer kennis en vaardigheden dan waarop het schooladvies berust. Het bevoegd gezag motiveert de heroverweging, indien hierbij wordt afgeweken van de uitslag van de doorstroomtoets.
3. Na de uitslag van de doorstroomtoets en, indien van toepassing, een heroverweging van het schooladvies, stelt het bevoegd gezag het definitieve schooladvies vast. Indien de leerling, als gevolg van een omstandigheid als bedoeld in artikel 45c, geen doorstroomtoets heeft afgelegd, stelt het bevoegd gezag het definitieve schooladvies vast conform het schooladvies. Het bevoegd gezag maakt het definitieve schooladvies bekend aan de ouders.
4. Het definitieve schooladvies maakt onderdeel uit van het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 42.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de momenten van de uitslag van een doorstroomtoets als bedoeld in artikel 45b, derde lid, en het vaststellen van het definitieve schooladvies, bedoeld in artikel 45d, derde lid; en
b. de afnamevoorschriften, onregelmatigheden en onvoorziene omstandigheden bij de afname van een doorstroomtoets als bedoeld in artikel 45b, derde lid.
2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
K
In artikel 50, eerste lid, en artikel 57 wordt «artikel 8, negende lid» vervangen door «artikel 8, zevende lid».
L
Artikel 188b vervalt.
De Wet voortgezet onderwijs 2020 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 8.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Het bevoegd gezag van een school voor vwo, havo, mavo of vbo baseert zijn beslissing over de toelating tot het eerste leerjaar op het definitieve schooladvies, bedoeld in artikel 45d, derde lid, WPO, artikel 48e, derde lid, WEC of artikel 51d, derde lid, WPO BES.
2. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt «geen schooladvies» vervangen door «geen definitief schooladvies».
B
Aan artikel 8.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. In afwijking van het eerste lid, eerste volzin, melden de ouders de leerling die afkomstig is van een school als bedoeld in artikel 8.5, eerste lid, en voor wie toelating wordt gevraagd tot het eerste leerjaar, aan in de laatste week van maart.
C
Aan artikel 11.89 wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Dit artikel is alleen van toepassing in de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba.
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 11, zevende lid, vervalt.
B
De artikelen 18b en 18c vervallen.
C
In artikel 20 en artikel 21, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikel 11, zevende lid» vervangen door «artikel 48c, eerste lid».
D
Aan artikel 22, eerste lid, wordt, onder het vervallen van «en» aan het slot van onderdeel k en vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door «, en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
m. de wijze van totstandkoming van het schooladvies en het definitieve schooladvies, bedoeld in artikel 48e, eerste en derde lid, en de wijze waarop het bevoegd gezag ouders en leerlingen over het tot stand komen informeert.
E
Artikel 43 komt te luiden:
1. Over een leerling die de school verlaat, stelt de directeur, na overleg met het onderwijzend personeel, ten behoeve van de ontvangende school of school als bedoeld in deze wet of als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, een onderwijskundig rapport op. Een afschrift van dit rapport wordt aan de ouders van de leerling verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels over dit rapport gegeven.
2. Een krachtens het eerste lid vastgestelde algemene maatregel van bestuur wordt aan de beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een van de Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een van de Kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de Kamers der Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen, wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.
F
In artikel 46, tweede lid, wordt «de centrale eindtoets of de andere eindtoetsen, bedoeld in artikel 18b» vervangen door «een doorstroomtoets als bedoeld in artikel 48c, derde lid».
G
Na artikel 48a wordt aan titel II, afdeling 1, een paragraaf toegevoegd, luidende:
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
school voor speciaal onderwijs of school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
bevoegd gezag van een school voor speciaal onderwijs of bevoegd gezag van een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.
1. Het bevoegd gezag gebruikt een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Aan een leerling- en onderwijsvolgsysteem zijn door het College voor toetsen en examens erkende toetsen verbonden.
2. De toetsen, bedoeld in het eerste lid, meten kennis en vaardigheden van de leerling, in elk geval op het terrein van de Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.
3. Het bevoegd gezag neemt in de eerste of tweede volledige week van februari bij een leerling in het laatste leerjaar van het speciaal onderwijs een door het College voor toetsen en examens erkende doorstroomtoets af. De doorstroomtoets is een objectief, tweede gegeven voor het vaststellen van het niveau van de leerling voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs.
4. Een doorstroomtoets meet kennis en vaardigheden van een leerling op het terrein van Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen. Het bevoegd gezag kan bij een leerling tevens een doorstroomtoets voor de kennisgebieden, genoemd in artikel 9, tweede lid, onderdelen a, b en c, afnemen.
1. Het bevoegd gezag neemt, indien een leerling verhinderd is de doorstroomtoets als bedoeld in artikel 48c, derde lid, af te leggen, binnen drie weken na het reguliere moment van afname de doorstroomtoets alsnog af, tenzij dit voor de leerling om medische redenen onmogelijk is.
2. Het bevoegd gezag kan, mede op basis van de gegevens van de toetsen, bedoeld in artikel 48c, eerste lid, bepalen dat door een leerling geen doorstroomtoets wordt afgelegd, indien de leerling:
a. zeer moeilijk lerend is;
b. meervoudig gehandicapt is en voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is; of
c. vier jaar of korter in Nederland is en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.
3. Indien het bevoegd gezag toepassing wil geven aan het tweede lid, overlegt het daarover met de ouders voor het reguliere moment van afname, bedoeld in het eerste lid.
1. Het bevoegd gezag stelt in de laatste drie weken van januari voor een leerling in het laatste leerjaar van het speciaal onderwijs een schooladvies op voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs. Het bevoegd gezag deelt het schooladvies mee aan de ouders.
2. Het bevoegd gezag heroverweegt het schooladvies, indien de leerling, blijkens de uitslag van de door de leerling afgelegde doorstroomtoets, bedoeld in artikel 48c, derde lid, beschikt over meer kennis en vaardigheden dan waarop het schooladvies berust. Het bevoegd gezag motiveert de heroverweging, indien hierbij wordt afgeweken van de uitslag van de doorstroomtoets.
3. Na de uitslag van de doorstroomtoets en, indien van toepassing, een heroverweging van het schooladvies, stelt het bevoegd gezag het definitieve schooladvies vast. Indien de leerling, als gevolg van een omstandigheid als bedoeld in artikel 48d, geen doorstroomtoets heeft afgelegd, stelt het bevoegd gezag het definitieve schooladvies vast conform het schooladvies. Het bevoegd gezag maakt het definitieve schooladvies bekend aan de ouders.
4. Het definitieve schooladvies maakt onderdeel uit van het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 43.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de momenten van de uitslag van een doorstroomtoets als bedoeld in artikel 48c, derde lid, en het vaststellen van het definitieve schooladvies, bedoeld in artikel 48e, derde lid; en
b. de afnamevoorschriften, onregelmatigheden en onvoorziene omstandigheden bij de afname van een doorstroomtoets als bedoeld in artikel 48d, derde lid.
2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
In artikel 1a1, eerste lid, onderdeel a, van de Leerplichtwet 1969 wordt «artikelen 8, eerste, tweede, derde, vierde, negende lid, onderdeel a, tiende en elfde lid» vervangen door «artikelen 8, eerste tot en met vierde, zevende lid, onderdeel a, achtste en negende lid».
De Wet primair onderwijs BES wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 10, vierde lid, vervalt, onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot vierde tot en met zevende lid.
B
Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De kwaliteit van het onderwijs is zeer zwak indien de leerresultaten op de school aan het eind van het zevende of het achtste schooljaar op groepsniveau ernstig en langdurig tekortschieten en het bevoegd gezag in verband met dit tekortschieten eveneens tekortschiet in de naleving van een of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften. Het bevoegd gezag voldoet in elk geval niet aan de wettelijke opdracht om zorg te dragen voor de kwaliteit van het onderwijs, bedoeld in artikel 13, indien de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak is.
2. Er is sprake van onvoldoende leerresultaten als bedoeld in het eerste lid indien op de school de leerresultaten op het gebied van Nederlandse taal en rekenen en wiskunde en, voor wat betreft het openbare lichaam Bonaire, op het gebied van Papiaments of, voor wat betreft de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba, de Engelse taal, gemeten over een periode van 3 schooljaren, liggen onder de in het vijfde lid bedoelde normering die daarvoor geldt in vergelijking tot die leerresultaten over diezelfde schooljaren van scholen met een vergelijkbaar leerlingenbestand.
3. De leerresultaten van de school worden, voor wat betreft het openbaar lichaam Bonaire, jaarlijks beoordeeld op basis van de resultaten van de afgelegde doorstroomtoetsen, bedoeld in artikel 51b, eerste lid, op het gebied van Papiaments, Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, met uitzondering van de resultaten van doorstroomtoetsen afgelegd door:
a. zeer moeilijk lerende leerlingen;
b. meervoudig gehandicapte leerlingen voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is; en
c. leerlingen die vier jaar of korter in het openbaar lichaam Bonaire zijn en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheersen.
4. De leerresultaten van de school worden, voor wat betreft de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba, jaarlijks beoordeeld op basis van de resultaten van door leerlingen in het laatste leerjaar van het basisonderwijs afgelegde toetsen, bedoeld in artikel 51a, eerste lid, op het gebied van Engelse taal, Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.
5. Indien de leerresultaten van de school niet kunnen worden beoordeeld op grond van de regels gesteld bij of krachtens het zesde lid, is de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak indien de school tekortschiet in de naleving van twee of meer bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften en de school dientengevolge tekortschiet in het zorg dragen voor de veiligheid op school, bedoeld in artikel 6a, of het zodanig inrichten van het onderwijs dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen dan wel het afstemmen van het onderwijs op de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen, bedoeld in artikel 10, eerste lid.
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop leerresultaten worden gemeten, genormeerd en beoordeeld. Voorts wordt de normering, bedoeld in het derde lid, bepaald en wordt bepaald bij welk aantal leerlingen in het achtste schooljaar van een bepaalde school voor die school voor de periode van 3 schooljaren, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt gelezen 5 schooljaren.
7. De voordracht voor een krachtens het zesde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
C
Artikel 14 komt te luiden:
D
In artikel 15, vierde lid, onderdeel a, wordt «artikel 10, vierde lid» vervangen door «artikel 51a, eerste lid».
E
In artikel 16, eerste lid, onder het vervallen van «en» aan het slot van onderdeel m en vervanging van de punt aan het slot van onderdeel n door «, en», een onderdeel toegevoegd, luidende:
o. voor wat betreft het openbare lichaam Bonaire, de wijze van totstandkoming van het schooladvies en het definitieve schooladvies, bedoeld in artikel 51d, eerste en derde lid, en de wijze waarop het bevoegd gezag ouders en leerlingen over het tot stand komen informeert
F
In artikel 47 tweede lid, wordt na «bepaalde onderwijsactiviteiten» ingevoegd «met uitzondering van een doorstroomtoets als bedoeld in artikel 51b, eerste lid».
G
Na artikel 51 wordt aan hoofdstuk I, titel II, afdeling 1 een paragraaf toegevoegd, luidende:
1. Het bevoegd gezag gebruikt een leerling- en onderwijsvolgsysteem waaruit de vorderingen in de kennis en vaardigheden blijken op het niveau van de leerling, de groep en de school. Aan een leerling- en onderwijsvolgsysteem zijn door het College voor toetsen en examens erkende toetsen verbonden.
2. De toetsen, bedoeld in het eerste lid, meten kennis en vaardigheden van de leerling, voor wat betreft het openbare lichaam Bonaire in elk geval op het terrein van Papiaments, Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, en voor wat betreft de openbare lichamen Sint Eustatius en Saba in elk geval op het terrein van Engelse taal, Nederlandse taal en rekenen en wiskunde.
1. In het openbaar lichaam Bonaire neemt het bevoegd gezag in de eerste of tweede volledige week van februari bij een leerling in het laatste leerjaar van het basisonderwijs een door het College voor toetsen en examens erkende doorstroomtoets af. De doorstroomtoets is een objectief, tweede gegeven voor het vaststellen van het niveau van de leerling voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs.
2. Een doorstroomtoets meet kennis en vaardigheden van de leerling op het terrein van Papiaments, Nederlandse taal en rekenen en wiskunde. Het bevoegd gezag kan bij een leerling tevens een doorstroomtoets voor de kennisgebieden, genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdelen a, b en c, afnemen.
1. In het openbaar lichaam Bonaire neemt het bevoegd gezag, indien de leerling verhinderd is de doorstroomtoets als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, af te leggen, binnen drie weken na het reguliere moment van afname de doorstroomtoets alsnog af, tenzij dit voor de leerling om medische redenen onmogelijk is.
2. Het bevoegd gezag kan, mede op basis van de gegevens van de toetsen, bedoeld in artikel 51a, eerste lid, bepalen dat door een leerling geen doorstroomtoets wordt afgelegd, indien de leerling:
a. zeer moeilijk lerend is;
b. meervoudig gehandicapt is en voor wie het zeer moeilijk lerend zijn een van de handicaps is; of
c. vier jaar of korter in het openbaar lichaam Bonaire is en om die reden de Nederlandse taal onvoldoende beheerst.
3. Indien het bevoegd gezag toepassing wil geven aan het tweede lid, overlegt het daarover met de ouders voor het reguliere moment van afname, bedoeld in het eerste lid.
1. In het openbaar lichaam Bonaire stelt het bevoegd gezag in de laatste drie weken van januari voor een leerling in het laatste leerjaar van het basisonderwijs een schooladvies op voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs. Het bevoegd gezag deelt het schooladvies mee aan de ouders.
2. Het bevoegd gezag heroverweegt het schooladvies, indien de leerling, blijkens de uitslag van de door de leerling afgelegde doorstroomtoets, bedoeld in artikel 51b, eerste lid, beschikt over meer kennis en vaardigheden dan waarop het schooladvies berust. Het bevoegd gezag motiveert de heroverweging, indien hierbij wordt afgeweken van de uitslag van de doorstroomtoets.
3. Na de uitslag van de doorstroomtoets en, indien van toepassing, een heroverweging van het schooladvies, stelt het bevoegd gezag het definitieve schooladvies vast en maakt dit bekend aan de ouders. Indien de leerling, als gevolg van een omstandigheid als bedoeld in artikel 51c, geen doorstroomtoets heeft afgelegd, stelt het bevoegd gezag het definitieve schooladvies vast conform het schooladvies. Het bevoegd gezag maakt het definitieve schooladvies bekend aan de ouders.
4. Het definitieve schooladvies maakt onderdeel uit van het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 48.
1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:
a. de momenten van de uitslag van een doorstroomtoets als bedoeld in artikel 51b, eerste lid, en het vaststellen van het definitieve schooladvies, bedoeld in artikel 51d, derde lid; en
b. de afnamevoorschriften, onregelmatigheden en onvoorziene omstandigheden bij de afname van een doorstroomtoets als bedoeld in 51b, eerste lid.
2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
H
In de artikelen 56 en 62 wordt «artikel 10, zesde lid, aanhef en onderdeel b» vervangen door «artikel 10, vijfde lid, aanhef en onderdeel b».
I
Na artikel 130 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 13a, eerste lid, kan Onze Minister besluiten dat met ingang van een in dat besluit bepaalde datum een openbare school wordt opgeheven en de bekostiging van een bijzondere school wordt beëindigd.
2. Alvorens Onze Minister toepassing geeft aan het eerste lid:
a. heeft de inspectie een onderzoek als bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Wet op het onderwijstoezicht verricht en heeft de inspectie Onze Minister meegedeeld dat het bevoegd gezag naar aanleiding van dit onderzoek niet bereid is afspraken te maken over verbeteringen dan wel dat uit het onderzoek naar de verbeteringen, bedoeld in artikel 11, vierde lid, van de Wet op het onderwijstoezicht blijkt dat sprake is van onvoldoende verbeteringen;
b. heeft de inspectie daarover een inspectierapport als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht uitgebracht; en
c. stelt Onze Minister het bevoegd gezag vervolgens vier weken in de gelegenheid zijn zienswijze met betrekking tot de voorgenomen opheffing of de voorgenomen beëindiging van de bekostiging naar voren te brengen.
J
Na artikel 167f wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van artikel V van de Wet van [datum] tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met aanpassingen op het gebied van de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en wijziging van de stelselinrichting van doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen in het basisonderwijs aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en effecten van de artikelen 51a tot en met 51d in de praktijk.
In artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Leerplichtwet BES wordt «de artikelen 10, eerste, tweede, derde, vijfde, zesde lid onderdeel a, zevende en achtste lid» vervangen door «de artikelen 10, eerste, tweede, derde, vierde, vijfde lid, onderdeel a, zesde en zevende lid».
De Wet op het onderwijstoezicht wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 13a wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het opschrift wordt toegevoegd «of bestuurscollege».
2. Na «artikel 10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» wordt ingevoegd «, artikel 13a, eerste of vijfde lid, van de Wet primair onderwijs BES».
3. Na «het college van burgemeester en wethouders van de gemeente» wordt ingevoegd «, respectievelijk het bestuurscollege van het openbaar lichaam».
B
Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «artikel 10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd «, artikel 13a, eerste of vijfde lid, van de Wet primair onderwijs BES».
2. In het tweede lid, wordt na «artikel 10a, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd «, artikel 13a, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES».
C
In artikel 20, zesde lid, wordt na «artikel 10a, eerste of vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs» ingevoegd «, artikel 13a, eerste of vijfde lid, van de Wet primair onderwijs BES» en wordt na «Algemene wet bestuursrecht» ingevoegd «, respectievelijk een beschikking in de zin van de Wet administratieve rechtspraak BES».
De Wet College voor toetsen en examens wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2 vervalt het zesde lid onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot zesde tot en met achtste lid.
B
Na artikel 3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het college is belast met de volgende taken op het gebied van toetsen in het basisonderwijs en het speciaal onderwijs:
a. erkenning voor een periode van vier jaar van doorstroomtoetsen als doorstroomtoets, bedoeld in artikel 45b, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 48c, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 51b, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES;
b. jaarlijkse vaststelling of de in dat schooljaar aan te bieden erkende doorstroomtoets voldoet aan de criteria op basis waarvan de erkenning is verleend;
c. erkenning voor een periode van tien jaar van toetsen als toets, bedoeld in artikel 45b, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 48c, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 51a, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES;
d. het doen van mededelingen van de erkenningen, bedoeld in onderdelen a en c, en jaarlijkse vaststellingen, bedoeld in onderdeel b, op elektronische wijze;
e. het bij regeling vaststellen van de toetswijzer voor de verschillende niveaus overeenkomstig de kerndoelen met betrekking tot Nederlandse taal en rekenen en wiskunde, bedoeld in artikel 9 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 13 van de Wet op de expertisecentra en met inachtneming van de referentieniveaus Nederlandse taal en de referentieniveaus rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen;
f. het bij regeling vaststellen van de procedure om te komen tot de beoordelingsnormen van de doorstroomtoetsen; en
g. het opstellen van een beoordelingskader voor de erkenning en jaarlijkse vaststelling, bedoeld in de onderdelen a tot en met c, waarin ten aanzien van de psychometrische, onderwijskundige en organisatorische aspecten van de toetsen de toepassing is vastgelegd van de regels, bedoeld in het tweede lid.
2. Het college verleent een erkenning als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c:
a. voor een doorstroomtoets, indien deze toets voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 45b, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 48c, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 51b, tweede lid, van de Wet primair onderwijs BES, en het eerste lid, onderdeel e;
b. voor een toets verbonden aan een leerling- en onderwijsvolgsysteem, indien deze toets voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 45b, tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 48c, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 51a, tweede lid, van de Wet primair onderwijs BES; en
c. de toets, bedoeld in de onderdelen a of b, voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels over de validiteit, betrouwbaarheid, deugdelijke normering, organisatorische aspecten en voor ouders en leerlingen inzichtelijke weergave van de resultaten.
3. Het college beslist binnen dertien weken na ontvangst van een aanvraag tot erkenning of jaarlijkse vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c.
4. Indien het college vaststelt dat een doorstroomtoets of een toets verbonden aan een leerling- en onderwijsvolgsysteem niet langer voldoet aan de criteria op basis waarvan de erkenning, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a of c, is verleend, kan het college de erkenning intrekken.
5. De voordracht voor een krachtens het tweede lid, onderdeel c, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
6. De regeling en het beoordelingskader, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f en g, worden vastgesteld na goedkeuring door Onze Minister. Onze Minister kan zijn goedkeuring onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
C
In artikel 8, tweede lid, onderdeel b, vervalt »de toetsen, bedoeld in artikel 9b van de Wet op het primair onderwijs en artikel 18b van de Wet op de expertisecentra,».
Artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013 komt te luiden:
a. adviseren aan het College voor toetsen en examens over de onderwijskundige en psychometrische kwaliteit van een toets of reeks van toetsen als bedoeld in artikel 45b, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 48c, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 51a, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES, en doorstroomtoetsen als bedoeld in artikel 45b, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 48c, derde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 51b, eerste lid, van de Wet primair onderwijs BES, op basis van het door het College voor toetsen en examens vastgestelde beoordelingskader, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, onderdeel g, van de Wet College voor toetsen en examens, voor de erkenning en jaarlijkse toelating, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van de Wet College voor toetsen en examens.
In artikel 1.2, tweede lid, van de Tweede verzamelspoedwet Covid-19 wordt na «als bedoeld in artikel 9b van die wet» ingevoegd «, zoals dat artikel luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van de Wet van [datum] tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met aanpassingen op het gebied van de doorstroom van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs en wijziging van de stelselinrichting van doorstroomtoetsen en toetsen verbonden aan leerling- en onderwijsvolgsystemen in het basisonderwijs».
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs (Kamerstukken 35 352) tot wet is of wordt verheven en artikel IV van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel IV van deze wet, wordt in artikel IV van deze wet «eerste, tweede, derde, vierde» vervangen door «eerste tot en met vierde».
b. later in werking treedt dan artikel IV van deze wet, vervalt artikel IV, onderdeel 1, van het voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs.
2. Indien het bij koninklijke boodschap van 28 november 2019 ingediende voorstel van wet tot wijziging van een aantal onderwijswetten in verband met verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs (Kamerstukken 35 352) tot wet is of wordt verheven en artikel VII van die wet eerder in werking treedt dan artikel VI van deze wet, wordt in artikel VI van deze wet na «eerste, tweede, derde» telkens ingevoegd «, lid 3a».
Indien het bij koninklijke boodschap van 15 oktober 2020 ingediende voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet primair onderwijs BES, de Wet op het voortgezet onderwijs en enkele andere wetten vanwege de vereenvoudiging van de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs en samenwerkingsverbanden (vereenvoudiging bekostiging po) (Kamerstukken 35 603) tot wet is of wordt verheven en artikel I, onderdeel FF, eerder in werking treedt dan artikel I van deze wet, komt artikel I, onderdeel L, van deze wet te luiden:
L
Artikel 197 vervalt.
1. Artikel 2, zesde lid, van de Wet college voor toetsen en examens en artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten 2013, zoals deze artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikelen VIII en IX van deze wet, blijven voor zover het betreft het aanbieden van de centrale eindtoets, bedoeld in de artikelen 9b van de Wet op het primair onderwijs en 18b van de Wet op de expertisecentra, van toepassing in het schooljaar waarin de artikelen VIII en IX van deze wet in werking zijn getreden.
2. Andere eindtoetsen die op grond van artikel 9b, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 18b, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra, zoals deze artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van de artikelen I en III van deze wet, door Onze Minister zijn toegelaten en waarvan de periode van toelating loopt tot na de inwerkingtreding van de artikelen I en III van deze wet, worden geacht erkend te zijn op grond van artikel 3a, eerste lid, onderdeel a, van de Wet College voor toetsen en examens.
3. Toetsen die voldoen aan het kwaliteitsoordeel van een door Onze Minister aangewezen onafhankelijke commissie, bedoeld in artikel 8, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 11, achtste lid, van de Wet op de expertisecentra, zoals deze artikelen luidden op de dag voor inwerkingtreding van de artikelen I en III van deze wet, worden tot vijf jaar na afgifte van het kwaliteitsoordeel geacht erkend te zijn op grond van artikel 3a, eerste lid, onderdeel c, van de Wet College voor toetsen en examens.
1. Voor toepassing van artikel 10a, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs worden de leerresultaten over een periode van drie schooljaren:
a. in het schooljaar na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet, tot het moment waarop de resultaten van de doorstroomtoetsen, bedoeld in artikel 45b, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs beschikbaar zijn, beoordeeld op basis van de in de drie schooljaren voorafgaand aan inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet afgelegde centrale eindtoetsen of andere eindtoetsen als bedoeld in artikel 9b van de Wet op het primair onderwijs, zoals dat artikel luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet;
b. in het schooljaar na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van deze wet, vanaf het moment dat de resultaten van de doorstroomtoetsen, bedoeld in artikel 45b, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, beschikbaar zijn, voor één schooljaar beoordeeld op basis van de afgelegde doorstroomtoetsen, en voor de twee daaraan voorafgaande schooljaren op basis van de afgelegde centrale eindtoetsen of andere eindtoetsen als bedoeld in artikel 9b van de Wet op het primair onderwijs, zoals dat artikel luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet;
c. in het tweede schooljaar na inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, voor twee schooljaren beoordeeld op basis van de afgelegde doorstroomtoetsen, bedoeld in artikel 45b, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs, en voor het daaraan voorafgaande schooljaar op basis van de afgelegde centrale eindtoetsen of andere eindtoetsen als bedoeld in artikel 9b van de Wet op het primair onderwijs, zoals dat artikel luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet.
2. In afwijking van artikel 13a, tweede lid, van de Wet primair onderwijs BES, worden de leerresultaten die zijn behaald in de drie schooljaren voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel V, onderdeel B, van deze wet, niet meegenomen in de beoordeling van de kwaliteit van het onderwijs.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,