Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2021
In de brief over de uitvoering van het Urgenda-vonnis (Kamerstuk 32 813, nr. 496) is aangekondigd forse CO2-reductie te realiseren door de komende jaren de elektriciteitsproductie met kolen substantieel terug te brengen. Op 9 december 2020 is uw Kamer geïnformeerd over de aanvullende maatregelen bij kolencentrales om uitvoering te geven aan het Urgenda-vonnis (Kamerstuk 32 813, nr. 644), waaronder de productiebeperking in de jaren tot en met 2024. Het doel van de productiebeperking is om aanvullende CO2-reductie te realiseren, terwijl de centrales in de positie blijven om eventuele leveringszekerheidsrisico’s op te vangen.
Op 18 mei 2021 heeft u het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet verbod op kolen waarmee de productiebeperking tot en met 2024 voor kolencentrales zal worden opgelegd (Kamerstuk 35 668, nr. 2) aangenomen.
Daaropvolgend heeft het ontwerpbesluit houdende regels met betrekking tot vergoeding van schade van exploitanten van kolencentrales in verband met de beperking van de CO2-emissie (Kamerstuk 35 668, nr. 46) van 2 september tot 5 oktober 2021 in uw Kamer en de Eerste Kamer voorgelegen.
Op 1 december jl. heeft de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies gegeven over het ontwerpbesluit. De Afdeling advisering van de Raad van State adviseerde het besluit in werking te laten treden en had daarbij geen verdere aanvullingen. Met inachtneming van dit advies zijn de stukken zo snel mogelijk gepubliceerd.
Om een zo groot mogelijke bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis zal de productiebeperking in werking treden per 1 januari 2022. Hiermee zal in de komende jaren een zo groot mogelijke bijdrage worden geleverd aan verdere CO2-reductie.
De aanvullende productiebeperking geldt tot en met het jaar 2024.
De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, D. Yeşilgöz-Zegerius