Ontvangen 17 mei 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel IA wordt een artikel ingevoegd, luidende:
II
In artikel II, eerste lid, wordt «Artikel I treedt in werking» vervangen door «De artikelen I en IB treden in werking».
Met dit amendement wordt een evaluatiebepaling toegevoegd met een termijn van een jaar. Deze korte termijn van één jaar is te rechtvaardigen omdat de voorliggende wetswijziging op 1 januari 2025 weer vervalt door de inwerkingtreding van artikel 1A. Omdat met deze wetswijziging effecten op de zeer korte termijn worden beoogd, is het belangrijk om zo snel als mogelijk inzicht te krijgen in de vraag of het gewenste effect wordt bereikt, alsook zicht te krijgen op de ongewenste neveneffecten die kunnen optreden. Op die manier kan er, indien nodig, nog op tijd bijgestuurd worden.
Een evaluatie na één jaar past daarnaast goed bij het voornemen van het kabinet om wetgeving één jaar na de start te toetsen door middel van een «invoeringstoets». Het kabinet het de Kamer geïnformeerd over dit voornemen in de kabinetsreactie van 15 januari 2021 op het rapport «Ongekend onrecht»:
«Het kabinet wil nieuwe wet- en regelgeving voortaan een jaar na start van de uitvoering toetsen. We doen dat nu al voorafgaand aan invoering als beleid wordt opgesteld (de «uitvoeringstoets») en voegen daar nu een expliciete toets een jaar na start van de uitvoering aan toe (de «invoeringstoets»). Hoofdvragen van die toets worden: werkt dit inderdaad zoals we bedoeld hadden? Kloppen de aannames uit de uitvoeringstoets nog steeds? Wat is de kwaliteit van de uitvoering? En zijn er misschien knelpunten of nieuwe inzichten waar we aan de voorkant niet aan gedacht hadden? Hoe pakt het uit voor de mensen waarvoor de wet bedoeld is?»
Omdat het doel van de wetswijziging is de CO2-emissie van kolencentrales op korte termijn terug te dringen, met het oog op de reductie van het gezamenlijke volume van de jaarlijkse Nederlandse emissies van broeikasgassen die nodig is om aan het Urgenda-vonnis te voldoen, is het belangrijk dat in de evaluatie specifiek wordt onderzocht of de CO2-beperking uit deze wetswijziging, en de daarmee samenhangende productiebeperking, voldoende effect sorteert, en dat onderzocht wordt in welke mate probleemverschuiving optreedt. Er is namelijk nu al een beweging van kolen naar biomassa te zien. Wanneer de wetswijziging ertoe leidt dat er meer biomassa gebruikt gaat worden, waardoor de CO2-uitstoot door de verbranding van biomassa juist omhoog gaat, is dat niet wenselijk, gezien het achterliggende doel van de wetswijziging.
Van Raan