Gepubliceerd: 8 december 2020
Indiener(s): Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: energie natuur en milieu
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35668-2.html
ID: 35668-2

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het nodig is de CO2-emissie van kolencentrales op korte termijn terug te dringen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt in de alfabetische volgorde de volgende begripsomschrijving ingevoegd:

opgesteld vermogen:

maximaal vermogen dat onder nominale condities benut kan worden voor het leveren van elektrische energie, vastgelegd in de omgevingsvergunning voor een productie-installatie op 1 juli 2020;

B

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. De volgende leden worden toegevoegd:

  • 2. Het eerste lid is slechts van toepassing indien een productie-installatie in een kalenderjaar bij het opwekken van elektriciteit met behulp van kolen niet meer CO2 produceert dan 35% van het aantal Mton CO2 dat in een kalenderjaar geproduceerd zou worden bij volledige inzet van het opgesteld vermogen van de productie-installatie voor het opwekken van elektriciteit met behulp van kolen.

  • 3. Het aantal Mton CO2 dat in een jaar geproduceerd zou worden bij volledige inzet van het opgesteld vermogen van de productie-installatie voor het opwekken van elektriciteit met behulp van kolen, wordt bepaald door het aantal GW opgesteld vermogen te vermenigvuldigen met 7,06 of, indien het een productie-installatie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft, met 6,44. 4 De hoeveelheid CO2 die in een kalenderjaar is geproduceerd bij het opwekken van elektriciteit met behulp van kolen wordt vastgesteld op basis van een overeenkomstig artikel 67 van Verordening (EU) Nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2012, L 181) ingediend geverifieerd emissieverslag of, indien van toepassing, een overeenkomstig artikel 70 van die verordening gemaakte schatting.

  • 5. Indien het tweede lid in werking treedt met ingang van een andere datum dan 1 januari van een kalenderjaar, geldt dat lid met betrekking tot dat kalenderjaar uitsluitend voor het resterende gedeelte van dat kalenderjaar. Daarbij heeft het percentage, bedoeld in het tweede lid, voor dat kalenderjaar betrekking op het aantal Mton CO2 dat geproduceerd zou worden bij volledige inzet van het opgesteld vermogen van de productie-installatie voor het opwekken van elektriciteit met behulp van kolen, naar rato van het aantal resterende dagen in dat kalenderjaar.

  • 6. Bij toepassing van het vijfde lid dient een exploitant van een productie-installatie uiterlijk op 31 maart van het jaar na inwerkingtreding van het tweede lid bij Onze Minister een geverifieerd emissieverslag in over de periode vanaf inwerkingtreding tot en met 31 december van het jaar van inwerkingtreding. De artikelen 67, 70 en 72 van Verordening (EU) Nr. 601/2012 van de Commissie van 21 juni 2012 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2012, L 181) zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Het tweede tot en met zesde lid en dit lid vervallen met ingang van 1 januari 2025.

C

In artikel 3a wordt «artikel 3, onderdeel a» vervangen door «artikel 3, eerste lid, onderdeel a».

D

Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. De volgende leden worden toegevoegd:

  • 2. Onze Minister kent op verzoek van een exploitant van een productie-installatie een vergoeding toe voor schade als gevolg van de voorwaarde, bedoeld in artikel 3, tweede lid, die niet voor rekening van die exploitant behoort te blijven.

  • 3. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het verzoek om, de berekening van de hoogte van en de uitkering van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid.

E

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

In geval van het niet voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 3, tweede lid, in een kalenderjaar wordt het in dat lid bedoelde percentage voor de desbetreffende productie-installatie in het jaar van vaststelling van de overtreding van rechtswege verlaagd met het aantal procentpunten dat teveel is geproduceerd.

F

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Onze Minister kan in geval van overtreding van het verbod, bedoeld in artikel 2, als gevolg van het niet voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 3, tweede lid, een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht of, indien dat meer is, ten hoogste 20% van de netto-omzet, bedoeld in artikel 377, zesde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, die de overtreder heeft behaald in het meest recente boekjaar ten aanzien waarvan de overtreder een jaarrekening beschikbaar heeft of zou moeten hebben.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Economische Zaken en Klimaat,