Ontvangen 11 maart 2021
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de in het verslag aan het woord zijnde fracties. Er zijn vragen gesteld door de leden van de VVD-fractie, de PVV-fractie, de CDA-fractie en de GroenLinks-fractie. Ik dank de leden voor hun inbreng. In deze nota naar aanleiding van het verslag is de opmaak van het verslag aangehouden, met dien verstande dat vergelijkbare vragen waar mogelijk bij de beantwoording zijn samengenomen. Met het oog op de leesbaarheid van deze nota heb ik de vragen opgenomen en van een nummering voorzien.
1) De leden van de VVD-fractie merken op dat zij het van cruciaal belang vinden dat de Kamer evenwichtig wordt geïnformeerd over de verschillende onderzoeksresultaten, ook als met deze resultaten de voorgestelde wetgeving niet wordt onderbouwd. Zij verwijzen naar het advies van de Raad van State waarin opmerkingen zijn gemaakt over de weergave van de onderzoeksresultaten over de schadelijkheid van de verschillende tabaks- en aanverwante producten. Zij vragen de regering of zij kunnen aangeven hoe het in de toekomst een dergelijke evenwichtige weergave van onderzoeken over tabaksproducten denkt te kunnen verbeteren.
De regering hecht net als de fractie van de VVD aan een evenwichtige weergave van wetenschappelijke onderzoeken over tabaksproducten. Zo wordt er regelmatig aan onafhankelijke instituten zoals het RIVM en het Trimbos- instituut gevraagd de laatste stand van zaken van de wetenschap in kaart te brengen of te duiden. De Raad van State heeft in zijn advies specifiek opmerkingen gemaakt over de schadelijkheid van verhitte tabaksproducten. Naar aanleiding van dat advies is de onderbouwing van het wetsvoorstel voor wat betreft de schadelijkheid van (verhitte) tabak gepreciseerd en aangevuld. Zoals in de memorie van toelichting (paragraaf 2.2) is vermeld kan op dit moment nog niet worden vastgesteld wat precies de schadelijke gezondheidseffecten van verhitte tabak op korte en lange termijn zijn. Veel tabakgerelateerde ziekten ontstaan namelijk pas na langere tijd. In het in mei 2020 gepubliceerde onderzoek van het RIVM1 naar de schadelijkheid van verhitte tabak wordt geconcludeerd dat het consumeren van verhitte tabak in plaats van sigaretten, geassocieerd kan worden met een verbeterde levensverwachting. Het RIVM concludeert echter ook dat het de verwachting is dat het consumeren van verhitte tabak lijdt tot een substantiële negatieve invloed op de gezondheid in vergelijking met de situatie dat er helemaal geen tabaksproducten worden geconsumeerd. Uit wetenschappelijke onderzoek komt naar voren dat emissies van verhitte tabak onder meer nicotine, kankerverwekkende stoffen en andere schadelijke stoffen zoals propyleen, glycol, glycerol, aldehyden nitrosamines en metalen bevatten die luchtwegproblemen kunnen veroorzaken. Op basis van het voorzorgsprincipe is de regering dan ook van mening dat verhittingsapparaten voor tabak gereguleerd dienen te worden.
2) De leden van de PVV-fractie vragen de regering waarom het overstappen van traditionele tabaksproducten naar minder schadelijke tabaksverhittingsapparaten of e-sigaretten geen onderdeel van het beleid is.
3) Ook vragen deze leden waarom e-sigaretten en rookloze tabaksproducten gelijkgesteld dienen te worden aan traditionele tabaksproducten.
De regering is van mening dat de grootste gezondheidswinst wordt behaald als rokers volledig stoppen met roken, en in dat proces niet op een vervangend schadelijk product overstappen zoals de e-sigaret of verhitte tabak. Daarom is het beleid van het kabinet gericht op het stimuleren van rokers om te stoppen met roken. Met het Nationaal Preventieakkoord wordt ingezet op het vergroten van het aantal effectieve stoppogingen. Voor het stoppen met roken zijn verschillende bewezen effectieve en veilige methoden beschikbaar. Over e-sigaretten en verhitte tabak bestaat zorg, onder andere over de gezondheidsschade op langere termijn, het risico op terugval in tabaksgebruik, het ondermijnen van de stopwens, de aantrekkelijkheid voor consumenten die geen tabaksproducten of aanverwante producten gebruiken, en onder de streep, of deze producten werkelijk kunnen bijdragen aan een netto-daling van het aantal rokers. Dit is de reden waarom het gebruik van de e-sigaret in de ogen van de regering moet worden beperkt tot de groep rokers die het echt niet lukt om te stoppen met de bewezen effectieve hulpmiddelen. Het beschermen van jongeren tegen de schadelijke effecten van de e-sigaret en verhitte tabak weegt in de ogen van de regering en de andere ondertekenaars van het preventieakkoord zwaarder dan het waarborgen van de aantrekkelijkheid van het product als een stoppen met roken middel.
4) De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan uitleggen waarom het gebruik van verhittingsapparaten wordt ontmoedigd, terwijl deze voor kruidenmengsels en cannabis wel worden gestimuleerd en aangemoedigd.
Hierover wordt opgemerkt dat voor tabaksproducten onder meer het rookverbod en het reclameverbod gelden, alsmede de regel dat deze enkel mogen worden verkocht aan mensen die 18 jaar of ouder zijn. De regering acht het wenselijk om deze eisen ook aan de elektronische verhittingsapparaten te stellen. Deze eisen zullen gelden voor alle verhittingsapparaten, waaronder vaporizers die voor het verhitten van cannabis kunnen worden gebruikt. De regering wil benadrukken dat de informatie die in de bijsluiter staat vermeld ten aanzien van vaporizers als bedoeld in het experiment, geen aanmoediging inhoudt om het gebruik van vaporizers te stimuleren. Het zal hier gaan om een gebruiks- en gezondheidsadvies over het consumeren van cannabis. Wel zal ten aanzien van het gebruik van vaporizers in de bijsluiter bij elke verkochte eenheid van cannabis worden opgenomen dat het verdampen van cannabis met een vaporizer waarschijnlijk minder kans geeft op nadelige bijwerkingen voor je longen dan wanneer je cannabis rookt. Ook zal worden opgenomen dat de langetermijneffecten van het gebruik van een vaporizer nog onbekend zijn.
Ten aanzien van kruidenrookproducten heb ik uw Kamer eerder gemeld2 dat ik een aantal beleidsmatige scenario’s laat onderzoeken om te bestuderen hoe de blootstelling aan schadelijke stoffen in shishalounges kan worden verminderd. Het onder het rookverbod brengen van kruidenrookproducten of het gebruik van de waterpijp in het algemeen zijn voorbeelden van deze scenario’s, als ook het minder aantrekkelijk maken van de waterpijp door een verbod op zoete smaakjes. Ik verwacht de resultaten van dit onderzoek rond de zomer naar uw Kamer te sturen.
5) De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten of de huidige definitie van elektronische verhittingsapparaten niet te breed geïnterpreteerd kan worden. Hierover wordt het volgende opgemerkt.
Apparaten die nooit bedoeld zijn voor het consumeren van tabak en andere rookwaren, vallen niet onder deze definitie. Denk hierbij aan magnetrons of ovens. Bewust is hier gekozen voor «kan worden» en niet voor «wordt». Dit laatste zou immers met zich meebrengen dat bij toezicht en handhaving moet worden bewezen dat een specifiek (type) elektronisch verhittingsapparaat gebruikt wordt voor tabak. Producten kunnen echter op de markt worden gebracht waarvan het gebruiksdoel onduidelijk is of bewust onduidelijk wordt gehouden, maar waar wel tabak mee geconsumeerd kan worden. De regering acht een dergelijk onderscheid daarom niet gerechtvaardigd, waardoor alle elektronische verhittingsapparaten waarmee tabak kan worden geconsumeerd, zonder onderscheid te maken in gebruiksdoel, onder de definitie van elektronische verhittingsapparaat worden gebracht.
6) Deze leden vragen ook wat de regering bedoelt met apparaten die gebruikt kunnen worden voor de consumptie van tabak zonder een proces van verhitting en aan wat voor apparaten de regering hierbij denkt.
Elektronische apparaten waar geen tabak in wordt verhit of kan worden verhit, vallen niet onder het toepassingsbereik van deze wet. Wanneer in een verhittingsapparaat tabaksproducten gedeeltelijk worden verhit en gedeeltelijk worden verbrand, vallen deze apparaten onder de definitie van elektronische verhittingsapparaten als bedoeld in dit wetsvoorstel.
7) De leden van de CDA-fractie vragen welke verpakkingseisen de regering van plan is om voor elektronische verhittingsapparaten in de Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) op te nemen.
8) Ook vragen deze leden zich af of er op basis van de wet beperkingen zijn aan de eisen die gesteld kunnen worden aan de verpakking, of dat het hier bijvoorbeeld alleen het uiterlijk van de verpakking betreft.
9) De leden van de CDA-fractie vragen zich verder of deze eisen overeenkomen met de verpakkingseisen van traditionele tabaksproducten.
Elektronische tabaksverhittingsapparaten komen in gebruikswijze en uitstraling in grote mate overeen met de elektronische sigaret. Om die reden is de regering voornemens dezelfde soort aanduidingen op de verpakking verplicht te stellen die momenteel aan een verpakking van een elektronische sigaret worden gesteld. Het gaat vooralsnog niet om het verplichten van een neutrale verpakking maar om wat er nog op de verpakking van een elektronisch verhittingsapparaat mag staan.
10) De leden van de CDA-fractie vragen verder dat áls de eisen op verpakkingen van elektronische verhittingsapparaten iets afwijken van de traditionele tabaksproducten, waarom daarvoor wordt gekozen.
Zoals hierboven reeds gemeld, is de regering voornemens om de eisen op de verpakking van elektronische verhittingsapparaten niet te laten aansluiten bij traditionele tabaksproducten, maar bij de verpakkingseisen van de elektronische sigaret.
11) De leden vragen verder of de regering kan aangeven hoeveel verkooppunten van elektronische verhittingsapparaten als gevolg van dit wetsvoorstel zullen verdwijnen doordat verkoopbeperkingen worden toegepast.
Het is niet bekend hoeveel verkooppunten van elektronische verhittingsapparaten zullen verdwijnen naar aanleiding van dit wetsvoorstel. Door het reguleren van elektronische verhittingsapparaten in dit wetsvoorstel vallen de apparaten onder de wettelijke definitie van aanverwante producten. De regering heeft eerder met uw Kamer de plannen gedeeld om de verkooppunten van tabaksproducten en aanverwante producten de komende jaren te verminderen. Deze maatregelen, waaronder het verbod op internetverkoop, zullen waarschijnlijk ook grote impact hebben op het aantal verkooppunten van elektronische verhittingsapparaten.
12) De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het online leeftijdsverificatiesysteem dat op het moment van verkoop verifieert of de koper van een elektronisch verhittingsapparaat ten minste 18 jaar is, er in de praktijk uitziet.
13) Ook vragen zij of zo’n systeem al bestaat, en zo ja:
14) Hoe de regering oordeelt over de betrouwbaarheid hiervan.
15) Als dat systeem nog niet bestaat, vragen deze leden zich af hoe dit systeem ontwikkeld zal worden, en:
16) Of artikel 9a bij een gebrek aan een betrouwbaar online leeftijdsverificatiesysteem, inhoudt dat de verkoop van elektronische verhittingsapparaten op afstand verboden wordt. Hierover wordt het volgende opgemerkt.
Het Tabaks- en rookwarenbesluit schrijft enkel voor dat er sprake moet zijn van een leeftijdsverificatiesysteem, niet hoe dit systeem moet werken of wie dit moet ontwikkelen. Het is aan de verkoper om dit te organiseren en zorg te dragen voor een betrouwbaar systeem dat het ingevolge artikel 5.2 van de Tabaks- en rookwarenregeling mogelijk maakt om op betrouwbare en eenduidige wijze de leeftijd van de consument te bevestigen. Hieronder valt ook het vragen om een identiteitsbewijs. Zoals hierboven aangegeven in het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie is de regering van plan de online verkoop van tabaks- en aanverwante producten te verbieden in 2023. Dit staat echter los van de verplichting tot het hanteren van een leeftijdsverificatiesysteem.
17) De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het wetenschappelijke gegeven dat het gebruik van elektronische verhittingsapparaten (dampen, vapen) voor de volksgezondheid minder schadelijk lijkt dan reguliere tabaksproducten, is gewogen.
Onderhavig wetsvoorstel ziet toe op verhittingsapparaten van tabak. Het wetsvoorstel ziet niet op elektronische sigaretten waarvan het gebruik dampen of vapen wordt genoemd. Een elektronisch verhittingsapparaat is niet hetzelfde als een elektronische sigaret. Hoewel wetenschappelijk onderzoek aangeeft dat op basis van de huidige kennis het gebruik van alleen tabaksverhittingsapparaten, net als het gebruik van alleen e-sigaretten, minder schadelijk kan zijn dan het gebruik van reguliere tabaksproducten, is het gebruik van deze aanverwante producten schadelijk. De regering ziet dan ook noodzaak de verhittingsapparaten van tabak onder de reikwijdte van de Tabaks- en rookwarenwet te brengen zodat ook voor deze producten, net zoals dat voor e-sigaretten geldt, nadere eisen zullen gelden zoals een leeftijdsgrens en het reclameverbod.
18) De leden van de GroenLinks-fractie vragen verder of het al dan niet verbieden van smaakjes bij elektronisch roken het gevolg is van de invoering van onderhavige wet, en zo ja:
19) Waarom de regering geen onderscheid maakt tussen vloeistoffen mét en zonder het zeer verslavende bestandsdeel nicotine.
20) Zij vragen ook wat het aandeel is van e-rokers dat vloeistoffen gebruikt met en zonder nicotine.
Onderhavig wetsvoorstel ziet niet op het verbieden van bepaalde smaken van de tabak die in de verhittingsapparaten wordt verhit. Het wetsvoorstel ziet ook niet op het verbieden van smaakjes voor nicotine en niet-nicotinehoudende damp voor e-sigaretten. Dit wetsvoorstel zorgt er kort gezegd voor dat de leeftijdsgrens, het rookverbod en het reclameverbod van toepassing worden op elektronische verhittingsapparaten: apparaten waarmee tabak kan worden geconsumeerd door het te verhitten. Tabak bevat overigens altijd nicotine aangezien dit van nature in tabak aanwezig is. In de leefstijlmonitor 2018 gaf ongeveer een kwart van de e-sigaretgebruikers aan dat zij vloeistof gebruiken zonder nicotine.
21) Ten aanzien van de vraag van de leden van de PVV-fractie of de regering kan aangeven op basis waarvan het tot de conclusie komt dat het standaardiseren van het uiterlijk van sigaretten bewezen effectief is, wordt het volgende opgemerkt.
Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord is gekeken welke effectieve maatregelen nodig zijn om ervoor te zorgen dat de doelstellingen om tot een rookvrije generatie te komen, worden behaald. Hiervoor is een samenhangend pakket aan effectieve maatregelen opgesteld, met daarin onder andere een forse accijnsverhoging, een uitstalverbod, een uitbreiding van zowel het reclameverbod als van het rookverbod en het verplicht stellen van neutrale verpakkingen en een neutrale sigaret, in combinatie met intensieve campagnes. Voor het opnemen van een neutrale sigaret in dat pakket is gekozen omdat in het verlengde van het advies over de neutrale verpakkingen de WHO in 2016 daarnaast de aanbeveling deed om niet alleen eisen aan de verpakking van tabaksproducten te stellen zodat deze een standaard uiterlijk heeft, maar dergelijke eisen ook aan de tabaksproducten zelf te stellen.3 Door het stellen van dergelijke eisen kan worden voorkomen dat de tabaksindustrie haar aandacht verlegt van het aantrekkelijk maken van de verpakkingen naar het aantrekkelijk of opvallend maken van het uiterlijk van de sigaret zelf. Het RIVM geeft verder aan dat een effectieve gedragsverandering wordt bereikt in een aanpak waarbij verschillende maatregelen en interventies in samenhang worden ingezet.4
22) De leden van de PVV-fractie vragen zich verder af of de regering heeft onderzocht of rokers mogelijk zullen overstappen naar producten van lagere kwaliteit en prijs of wellicht zelfs naar de goedkoopste illegale tabaksmerken wanneer wordt overgegaan tot een standaard sigaret, en zo nee, waarom dat niet is onderzocht.
23) Zij vragen zich ook af of de regering bereid is dit alsnog te doen, en zo nee, waarom zij daar niet toe bereid zijn.
24) Voorts vragen de leden van de PVV-fractie zich af of de regering heeft onderzocht of het standaardiseren van uiterlijke kenmerken op sigaren de illegale handel in de kaart speelt, en zo nee, waarom dat niet is gedaan.
25) Zij vragen de regering of zij bereid zijn dit alsnog te onderzoeken, en zo nee, waarom zij daar niet toe bereid zijn.
Hierover wordt allereerst opgemerkt dat de smaak en het huidige uiterlijk van de standaard sigaret niet veranderen door het voorschrijven van een standaard uiterlijk. In aanvulling hierop wordt benadrukt dat de Nederlandse regering niet voornemens is nog te onderzoeken of rokers mogelijk zullen overstappen naar producten van lagere kwaliteit en prijs of wellicht zelfs naar de goedkoopste illegale tabaksmerken. De regering heeft naast het terugdringen van het gebruik van verslavende tabaksproducten in het belang van de volksgezondheid, ook het terugdringen van de illegale handel in tabaksproducten hoog op de agenda staan. Nederland heeft daartoe het Internationale Protocol tot uitbanning van de illegale handel in tabaksproducten ondertekend. Daarnaast is het vanaf 23 januari 20205 verplicht om op verpakkingen van tabaksproducten een unieke identificatiecode en veiligheidskenmerk te plaatsen. Aan de hand van deze regelgeving wordt een pakket aan wettelijke maatregelen voorgeschreven dat er samen voor moet zorgen dat de legale handel in kaart wordt gebracht, vreemde in het oog springende illegale activiteiten makkelijker gesignaleerd worden en de illegale handel wordt teruggedrongen. Het risico dat sigaretten met een standaard uiterlijk de illegale handel in sigaretten zou stimuleren, omdat er een situatie ontstaat dat producten met specifieke merkkarakteristieken moeilijker te produceren en dus na te maken zijn, wordt daarom voldoende ondervangen.
26) De leden van de PVV-fractie vragen zich ook af wat de ervaringen van andere landen zijn op het gebied van de illegale handel, na invoering van standaardisering van uiterlijke kenmerken.
Er zijn mij geen signalen bekend dat de standaardisering van uiterlijke kenmerken leidt tot illegale handel. Maar alle Europese lidstaten zijn in ieder geval gehouden aan de implementatie van de artikelen 15 en 16 van de Tabaksproductenrichtlijn om op verpakkingen van tabaksproducten een unieke identificatiecode en veiligheidskenmerk te plaatsen, zodat ook in die landen illegale activiteiten worden teruggedrongen.
27) De leden van de CDA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen op welke termijn de eisen aan de uiterlijke kenmerken van sigaretten in de ministeriële regeling worden vastgelegd.
Hier wordt spoedig mee gestart. De ministeriële regeling dient, zodra deze in concept gereed is, te worden geconsulteerd op internet alvorens deze wordt genotificeerd bij de Europese Commissie. Dit traject is op zijn vroegst pas halverwege 2021 gereed, wat maakt dat vooralsnog wordt vastgehouden aan een inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022.
28) Deze leden vragen tevens of al kan worden aangegeven welke specifieke eisen gesteld zullen worden.
29) De leden van de CDA-fractie vragen nog specifiek of de regels voor de gestandaardiseerde sigaret – die nu al gelden in Australië, Frankrijk, Hongarije, Nieuw-Zeeland en Ierland – overal helemaal identiek zijn.
De eisen die hieraan zullen worden gesteld, komen overeen met de eisen die in Australië, Frankrijk, Hongarije, Nieuw-Zeeland, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Ierland en België aan de standaard sigaret worden gesteld en verschillen onderling nauwelijks. Over het algemeen wordt aangesloten bij een omschrijving van de huidige standaard sigaret, zoals wit vloeipapier met een filterkleur die doet denken aan immitatiekurk. Sommige landen staan ook een wit filteromhulsel toe. De ministeriële regeling met specifieke eisen aan het uiterlijk van sigaretten is nog in voorbereiding. Voor de verdere beantwoording op deze vragen wordt daarom verwezen naar de voortgang van die regeling. De ministeriële regeling zal ter internetconsultatie worden voorgelegd.
30) De leden van de CDA-fractie vragen of er naast Frankrijk, Hongarije en Ierland nog meer EU-landen van plan zijn om eisen te stellen aan het uiterlijk van sigaretten. Hierover wordt het volgende opgemerkt.
Noorwegen, België en het Verenigd Koninkrijk (ten tijde van het ontwerp van de regeling was het Verenigd Koninkrijk nog onderdeel van de EU) hebben ook eisen gesteld aan het uiterlijk van sigaretten. Buiten de Europese Unie hebben Australië en Nieuw-Zeeland eisen gesteld aan het uiterlijk van sigaretten.
31) De leden van de CDA-fractie vragen in welke andere EU-landen vergelijkbare regels zijn vastgelegd voor elektronische verhittingsapparaten, en:
32) Hoe België en Duitsland hun regelgeving hebben vormgegeven als het gaat om elektronische tabaksverhittingsapparaten.
Een uitvraag onder de Europese lidstaten heeft laten zien dat een aantal lidstaten de verhittingsapparaten reeds heeft gereguleerd, waaronder Finland, Kroatië, Slovenië en België. Ook is aan aantal landen zich aan het oriënteren op een wetswijziging of heeft reeds aangekondigd hier mee bezig te zijn, waaronder Letland en Oostenrijk. Net zoals Nederland voornemens is, verbiedt België reclame, de verkoop onder de 18 jaar en het gebruik van elektronische verhittingsapparaten in gesloten publieke ruimtes. België stelt daarom vergelijkbare regels als die Nederland voornemens is te stellen. Ook stelt België regels aan het in de handel brengen (de kennisgeving, inclusief (gewijzigde) samenstelling, aan de Belgische autoriteiten), de ingrediënten (aroma’s en additieven), de gezondheidswaarschuwingen, de productpresentatie (etikettering en verpakking) en de internetverkoop. De internetverkoop van alle tabaksproducten en aanverwante producten is in België verboden. In Duitsland zijn elektronische verhittingsapparaten (nog) niet gereguleerd.
33) De leden van de VVD-fractie vragen waarom de regering stelt dat later ook de verplichting zal volgen dat sigaren een neutraal uiterlijk krijgen.
In het Nationaal Preventieakkoord is opgenomen dat wordt overwogen neutrale verpakkingen voor sigaren en e-sigaretten in 2022 in te laten gaan. Zoals ik in de Kamer eerder al gemeld heb6 betreft de overweging om neutrale verpakkingen voor sigaren en elektronische dampwaar in 2022 in te voeren niet de vraag óf neutrale verpakkingen voor sigaren en elektronische dampwaar ingevoerd gaan worden, maar de datum waarop.
34) De leden van de CDA-fractie vragen of de regering al kan aangeven per wanneer de verpakkingen van sigaren neutraal moeten worden; en
35) Hoe de neutrale verpakkingen van sigaren er naar de mening van de regering uit moeten komen te zien.
Op dit moment zijn de algemene maatregel van bestuur waarmee het invoeren van neutrale verpakkingen voor sigaren en elektronische dampwaar mogelijk wordt, en de ministeriële regeling waarin deze eisen worden opgenomen, nog in voorbereiding. Voor een antwoord op de vraag naar de inhoud van deze regels en wat de beoogde inwerkingtreding daarvan is, wordt daarom verwezen naar de voortgang van die regelgeving.
36) De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af waarom er niet voor gekozen wordt om ook eisen te stellen aan het uiterlijk van andere tabaksproducten.
Verwezen wordt naar het Nationaal Preventieakkoord, waarin enkel het invoeren van een neutraal uiterlijk voor sigaretten is vastgelegd. Dit betekent niet dat dergelijke eisen in de toekomst niet ook aan andere tabaks- en aanverwante producten kunnen worden gesteld. Dit wetsvoorstel biedt daar echter geen grondslag voor. Mocht hier te zijner tijd voor worden gekozen, dan is een wijziging op wetsniveau noodzakelijk.
37) De leden van de CDA-fractie vragen de regering toe te lichten wat de reactie van de Europese Commissie is op het concept van deze wetwijziging, welke op 17 september 2020 is voorgelegd.
38) Deze leden vragen verder of deze alinea inmiddels kan worden afgerond.
In reactie hierop wordt opgemerkt dat de Commissie de regering een paar opmerkingen heeft meegegeven om rekening mee te houden. Allereerst heeft de Commissie gevraagd om zeker te stellen dat de voorgestelde definitie van «elektronisch verhittingsapparaat» de toepassing van de eisen voor elektronische sigaretten in overeenstemming met de Tabaksproductenrichtlijn niet in de weg staat, mocht een apparaat zowel het verbruik van tabaksproducten als nicotinehoudende damp mogelijk maken. In reactie hierop wordt opgemerkt dat met een elektronisch verhittingsapparaat specifiek tabaksproducten (losse tabak of speciaal ontwikkelde tabakssticks) worden verhit en dat een e-sigaret wordt gebruikt voor de consumptie van nicotine- of niet-nicotinehoudende damp via een mondstuk. Indien dus sprake is van nicotine consumptie via het dampen van de e-sigaret, is er geen sprake van een elektronisch verhittingsapparaat, maar van een elektronische sigaret. Daarmee zijn en blijven de eisen voor elektronische sigaretten van toepassing. De regering benadrukt dat de voorgestelde definitie van elektronisch verhittingsapparaat hieraan niet in de weg staat. Verder merkt de Commissie op dat de nog bij ministeriële regeling op te stellen regels aan het uiterlijk van sigaretten in overeenstemming moeten zijn met de Tabaksproductenrichtlijn en in het bijzonder met artikel 13, dat niet alleen de verpakking van tabaks- en aanverwante producten regelt, maar ook de producten zelf. De regering is zich hiervan bewust en onderschrijft dit. Daarnaast herinnert de Commissie de regering eraan dat de definitieve tekst, na goedkeuring ervan, aan de Commissie moet worden meegedeeld in overeenstemming met artikel 5, derde lid, van de Richtlijn (EU) 2015/1535. De regering is hiervan op de hoogte en zal hiertoe overgaan. De opmerkingen van de Commissie zorgen er niet voor dat de tekst van het wetsvoorstel verandert. De alinea inzake de notificatie kan hiermee als afgerond worden beschouwd.
39) Op de vraag van de leden van de CDA-fractie welke mogelijke problemen in de handhaving en uitvoering de regering verwacht als ook de lagere regelgeving is voorgelegd, wordt het volgende opgemerkt.
De regering kan niet vooruitlopen op de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets van de NVWA. Het is uiteraard wel te verwachten dat door het verbreden van de reikwijdte van de Tabaks- en rookwarenwet met verhittingsapparaten het toezichtsterrein van de NVWA ook toeneemt.
40) Op de vraag van de leden van de CDA-fractie waarom standaardverpakkingseisen voor elektronische (verhittings)apparaten vooralsnog niet worden overwogen, en
41) het verzoek van deze leden om een reactie op de opmerking van de 25 organisaties die zich inzetten voor een rookvrije generatie om de eisen zo snel mogelijk uit te werken in lagere regelgeving, wordt het volgende opgemerkt.
In het Preventieakkoord zijn specifiek het invoeren van neutrale verpakkingen voor sigaretten, shagtabak, sigaren en elektronische sigaretten vastgelegd. Voor het creëren van een grondslag voor het voorschrijven van standaardverpakkingen voor verhittingsapparaten is het eerst noodzakelijk om de apparaten onder de reikwijdte van de Tabaks- en rookwarenwet te brengen. Onderhavig wetsvoorstel voorziet hierin. Een volgende stap is wat ondergetekende betreft het stellen van standaardverpakkingseisen aan verpakkingen voor elektronische verhittingsapparaten.
42) De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting van de regering waarom deze wet pas op 1 januari 2022 in werking kan treden.
43) Zij vragen de regering toe te lichten welke stappen precies op welk moment en met welke doorlooptijd doorlopen moeten worden, waarmee duidelijk wordt waarom inwerkingtreding niet eerder zou kunnen.
Hierover wordt opgemerkt dat het doel van dit wetsvoorstel tweeledig is. Enerzijds is het de bedoeling dat elektronische verhittingsapparaten onder het toepassingsbereik van de Tabaks- en rookwarenregelgeving gaan vallen, zodat kort gezegd de leeftijdsgrens, het rookverbod, het reclameverbod en de regels ten aanzien van de toegestane aanduidingen op verpakkingen van kracht worden. Anderzijds is het de bedoeling van dit wetsvoorstel dat het uiterlijk van sigaretten aan regels wordt onderworpen. Hiervoor is naast onderhavig wetsvoorstel, een wijziging nodig van het Tabaks- en rookwarenbesluit en de Tabaks- en rookwarenregeling. Dit kost tijd. De hiertoe dienende algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling zijn in voorbereiding. De amvb wordt op dit moment interdepartementaal afgestemd en wordt voorgehangen aan beide Kamers voordat advies wordt gevraagd aan de afdeling Advisering van de Raad van State. De ministeriële regeling dient, zodra deze in concept gereed is, te worden geconsulteerd op internet alvorens deze wordt genotificeerd bij de Europese Commissie. Beide trajecten zijn op zijn vroegst pas halverwege 2021 gereed, wat maakt dat vooralsnog wordt vastgehouden aan een inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022. Omdat vanwege een verschillend wetgevingsproces de kans bestaat dat de eisen die met dit wetsvoorstel en de op dit wetsvoorstel gebaseerde amvb en ministeriële regeling zullen worden gesteld aan elektronische verhittingsapparaten niet tegelijkertijd in werking kunnen treden met de eisen die aan het uiterlijk van sigaretten worden gesteld, is voorzien in de mogelijkheid van gedifferentieerde inwerkingtreding. Hierdoor zouden bijvoorbeeld de eisen aan verhittingsapparaten al eerder in werking kunnen treden.
44) De leden van de PVV-fractie constateren dat gespecialiseerde e-sigaretwinkels wegens de lockdown hun deuren hebben moeten sluiten, omdat zij als niet-essentieel worden aangemerkt. Deze leden vragen of de regering zicht heeft op het aantal ex-rokers dat hierdoor is teruggevallen op het roken van schadelijke vormen van tabak, en zo nee, waarom dat niet het geval is.
45) Deze leden vragen zich ook af of de regering in dit geval bereid dit te onderzoeken, en zo nee, waarom de regering daar niet toe bereid is.
De regering is niet op de hoogte hoeveel ex-rokers door het sluiten van e-sigaretwinkels weer tabakssigaretten zijn gaan roken. De Staatssecretaris van VWS laat wel het Trimbos-instituut het rookgedrag in brede zin monitoren tijdens de coronacrisis. Op dit moment werkt het Trimbos aan een factsheet over roken en corona die ik in maart naar uw Kamer zal sturen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis