Vastgesteld 30 december 2020
De vaste commissie voor Financiën heeft op 9 december 2020 overleg gevoerd met de heer Vijlbrief, Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst, over:
– het wetsvoorstel Wijziging van het Belastingplan 2021 (Kamerstuk 35 659).
Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
Voorzitter: Lodders
Griffier: Schukkink
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Lodders, Nijboer, Omtzigt, Snels en Van Weyenberg,
en de heer Vijlbrief, Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst.
Aanvang 20.00 uur.
De voorzitter:
Ik open de vergadering van de vaste commissie voor Financiën. Aan de orde is het wetgevingsoverleg over de Wijziging van het Belastingplan 2021 (35 659). Hartelijk welkom aan de Staatssecretaris van Financiën en zijn ondersteuning hier en wellicht nog op een andere plek. Hartelijk welkom aan de leden en hartelijk welkom aan de mensen die dit debat ergens anders volgen. We hebben met elkaar een indicatieve spreektijd van vier minuten afgesproken. Ik hoop dat we dit wetgevingsoverleg ruim voor de klok van elf uur kunnen afsluiten, gezien het beperkte aantal sprekers en gezien de drukke agenda's van eenieder. Voor de eerste termijn zou ik twee interrupties in tweeën willen voorstellen. We kijken hoe het loopt.
Ik geef de heer Omtzigt als eerste het woord. Hij zal spreken namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.
De heer Omtzigt (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Bij het Belastingplan heb ik geconstateerd dat er twee praktische knelpunten in de vormgeving van de BIK zitten: een probleem met de samenloop van de fiscale eenheid en een probleem door het ontbreken van een desinvesteringsbijtelling. De Staatssecretaris heeft toen beloofd daar nog naar te kijken. Deze novelle lost het probleem met de fiscale eenheid op. Daar kom ik zo meteen op terug, maar ik begin met het tweede knelpunt, namelijk de desinvesteringsbijtelling.
Voor de BIK geldt als voorwaarde dat het bedrijfsmiddel binnen zes maanden in gebruik wordt genomen. De RVO gaat hier steekproefsgewijs op controleren. Maar wat als de ondernemer het bedrijfsmiddel wel binnen zes maanden in gebruik neemt, maar na zeer korte duur het bedrijfsmiddel bijvoorbeeld verkoopt? Dan komt het bij een derde, bijvoorbeeld een zustervennootschap of een vennootschap in Nederland of het buitenland. En dan is de hele bedoeling van de BIK tenietgedaan. De bedoeling is namelijk dat er wordt geïnvesteerd in de productiecapaciteit van Nederland. De Staatssecretaris heeft dat ook steeds bevestigd. De BIK is niet voor iets anders bedoeld. Maar biedt de wet wel ruimte om te handhaven als de RVO of de Belastingdienst dit in de praktijk tegenkomt? Er wordt immers gezegd dat er gehandhaafd zal worden. In de wet is niet vastgelegd hoelang de ondernemer het bedrijfsmiddel in gebruik moet nemen. Wat gebeurt er als de Belastingdienst een aanslag loonbelasting oplegt om de BIK terug te nemen en de ondernemer naar de rechter gaat? Is de wet dan voldoende zonder een desinvesteringsbijtelling?
Nu heeft de Staatssecretaris gisteren in de Eerste Kamer aan mijn collega Essers toegezegd dat hij bij het opstellen van de leidraad bij de BIK gaat kijken naar een minimale bezitstermijn. Het voorstel van de CDA-fractie in de Eerste Kamer was om in de leidraad een fictie in te bouwen dat als binnen een jaar na het aangaan van de verplichting wordt gedesinvesteerd ervan wordt uitgegaan dat het nooit de bedoeling is geweest om het bedrijfsmiddel structureel in de eigen onderneming te gebruiken. De BIK wordt dan teruggenomen, tenzij de belastingplichtige tegenbewijs kan leveren. Graag ontvang ik van de Staatssecretaris een expliciete toezegging dat hij in de leidraad deze fictie met een termijn van één jaar en de tegenbewijsregeling gaat opnemen. Dan is bij voorbaat duidelijk dat aankoopconstructies van bedrijfsmiddelen via Nederland niet mogelijk zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke korte termijn hij de leidraad die dat bevat met de Kamer kan delen? En biedt het als dat in de leidraad opgenomen is met de huidige wettekst voldoende handvatten om te handhaven? De CDA-fractie heeft overwogen om op dit punt alsnog een amendement in te dienen. Het kan ook met een kan-bepaling zodat je per AMvB voorwaarden kunt stellen. Maar als zoiets zou gebeuren – het gaat natuurlijk om dure bedrijfsmiddelen, echt niet om één machine van € 20.000 en er hoeft ook geen 100%-controle te zijn – moet er wel opgetreden kunnen worden.
Voorzitter. Dan het tweede punt: de notificatie. Dat is ook het onderwerp van de novelle. Voordat de nota van wijziging op het Belastingplan was ingediend, is er onvoldoende getoetst of de regeling Europeesrechtelijk wel houdbaar was. Er is gewoon slordig gehandeld. Als deze Kamer niet kritisch was geweest, dan was het niet boven tafel gekomen. Kunt u aangeven hoe het komt dat die Europeesrechtelijke toets zo zwak gedaan is? Als de Europese Commissie achteraf had geoordeeld dat er sprake is van strijdigheid met de verdragsvrijheden, dan hadden heel veel buitenlandse bedrijven de BIK ook kunnen claimen. Lees: dan was een verlies van honderden miljoenen of miljarden ontstaan; geen honderden miljarden, dat zou een beetje overdreven zijn. Grote sommen geld zouden dan uit de Nederlandse schatkist kunnen verdwijnen. De Staatssecretaris ziet het risico nu ook dat de BIK in combinatie met de fiscale eenheid in strijd is met de staatssteunregels. Als de Europese Commissie dat vindt, moet Nederland de BIK terugvorderen van een deel van de Nederlandse ondernemers die de BIK hebben aangevraagd. Uitgaande van het antwoord van de Staatssecretaris dat 25% van de BIK gebruikt zal worden door fiscale eenheden, zou het na twee jaar om een terugvordering van 1 miljard gaan. Deze novelle is dus nodig om te weten of de BIK Europeesrechtelijk door de beugel kan. Maar gevolg hiervan is wel dat de investeringsbeslissingen mogelijk worden vertraagd. Dat is exact het tegenovergestelde van wat de regering wenste te bereiken met de BIK.
Het is mogelijk dat de Europese Commissie niet alleen iets wil vinden van de samenloop van de fiscale eenheid, maar misschien ook wel van de BIK als geheel. Dat zou nog meer vertraging kunnen opleveren.
De voorzitter:
Wilt u gaan afronden?
De heer Omtzigt (CDA):
Nog twee minuten. Het gaat om wetgeving. Dat is de consequentie van iets te snelle wetgeving. Hoe kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat we zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen, zodat ondernemers weten waar zij Europeesrechtelijk gezien aan toe zijn en of de BIK deugt en niet zal worden aangepast? Hoe kan hij ervoor zorgen dat de investeringen niet vertraagd worden? Wat gebeurt er als er bijvoorbeeld pas in juli groen licht komt over iets van de Europese Commissie? Betekent dat dat de ondernemers dan een halfjaar moeten wachten of zij de BIK kunnen aanvragen?
Ik heb een niet al te theoretische casus. Stel je voor dat een ondernemer nu een fiscale eenheid heeft en in één deel van die fiscale eenheid wil investeren, namelijk in de fiscale eenheid waar machines in zitten. Dat wil hij natuurlijk aftrekken op de eenheid waar de loonkosten in zitten. Moet hij dan nu investeren – hij heeft die machine nodig – of moet hij wachten met investeren totdat er zekerheid is van de Europese Commissie? Of moet hij zijn fiscale eenheid gaan ontmantelen? Wat zou u hem aanraden, Staatssecretaris?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Snels, die namens de fractie van GroenLinks het woord zal voeren.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Als het niet over zo heel veel geld zou gaan, 4 miljard, zou ik zeggen: dit hele wetgevingsproces is een lachertje. Het voorstel zelf stond niet in een oorspronkelijke Belastingplan, maar kwam er met een nota van wijziging in. Nu ligt het Belastingplan in de Eerste Kamer en spreken we over een novelle. Vanuit mijn rapporteurschap over artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet – zorgvuldige wetgeving en zorgvuldige beoordeling van doelmatigheid en doeltreffendheid – zeg ik: dit is een schoolvoorbeeld van hoe het niet zou moeten. Dat verbaast me en stemt me eigenlijk ook heel treurig.
Het belangrijkste voorbeeld van deze novelle is dat, als de Europese notificatie uiteindelijk tot een negatief oordeel over de fiscale eenheid leidt, de percentages omhooggaan, want het moet nou eenmaal 2 miljard kosten. Waarom eigenlijk? Wat is daar de 3.1-toets op geweest? Wordt het daarmee doeltreffender, doelmatiger? Wat is dan het doel? Of was het precies wat we altijd gezegd hebben: er was nou eenmaal afgesproken met de werkgevers en in de coalitie met de VVD dat er twee keer 2 miljard naar de bedrijven zou gaan. Het doet er niet toe hoe, maar die twee keer 2 miljard gaat naar bedrijven. Als het niet kan volgens Brussel, dan doen we het op een andere manier. Dat vind ik geen manier van wetgeven en van zorgvuldig met belastinggeld omgaan.
Dan de notificatie. Bij fiscale wetgeving moet je altijd een inschatting maken van wat het betekent qua Europees recht. Daar moet je soms een inschatting van maken. Soms is er nog geen jurisprudentie en weet je dat niet goed. Maar hoe komt het nou dat de Staatssecretaris pas op dit moment deze novelle indient en blijkbaar een weging heeft gemaakt dat die fiscale eenheid niet door de toets van Brussel komt? Op basis van welke inschatting is dat nou gebeurd? Is het zo dat de Staatssecretaris niet in eerdere instantie informeel bij de Europese Commissie gepolst heeft hoe de Commissie tegen dit voorstel aankijkt? Dan kun je al een indicatie krijgen van hoe de Brusselse juristen naar dit voorstel kijken. Dan had er al iets meer zekerheid kunnen komen over wat dit Europeesrechtelijk betekent.
De nota naar aanleiding van het verslag is onhelder over waar die Europese toets precies over gaat. Er is echt een verschil. Zal de Commissie überhaupt helemaal kijken naar het voorstel vanuit de blik van staatssteun? Dat gebeurt eigenlijk bij alle crisismaatregelen: voor staatssteun moet de Europese Commissie toestemming geven. En dan lopen we dus ook het risico dat die hele BIK van tafel gaat. Ziet de Staatssecretaris dat risico? Wat verwacht hij daarvan? Of gaat het alleen maar over die fiscale eenheid en de vennootschappen daaronder? Waar gaat die Europese toets precies over en welke inschatting maakt de Staatssecretaris over die verschillende aspecten van de Europese toets?
En dan toch echt de vraag: waarom moeten die percentages dan omhoog? Wat is daar nou de reden van? Stel dat die fiscale eenheid niet door de beugel kan. Waarom moeten dan die percentages omhoog? Wat is daar de achtergrond van? Zit daar helemaal geen 3.1-toets op? Is er niet opnieuw nagedacht over alternatieven? Kunnen we dat geld niet beter besteden? Of is het gewoon een oude belofte en moet het gewoon 2 miljard per jaar zijn?
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik graag het woord aan de heer Nijboer, die spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid. Gaat uw gang.
De heer Nijboer (PvdA):
Dank u wel, voorzitter. Wat een bende. Eerst is er de grootste nieuwe maatregel van 2 miljard die niet in het Belastingplan zit en waar we tot 6 oktober op moesten wachten. Vervolgens was er een koppeling van deze grote wet aan het Belastingplan, die door de heer Hoekstra, de Minister zelve, ten stelligste was ontraden. Daar ben ik nog steeds ontstemd over. Dan was er een Europese notificatie die niet geregeld is. Dan moet op dit moment een novelle worden aangetroffen. En denk ook aan onzekere tarieven voor ondernemers. Dat is niet mijn grootste zorg, maar ik heb eerlijk gezegd nog nooit meegemaakt dat je in december nog niet weet wat voor tarieven de Staatssecretaris van Financiën voorstelt bij belastingmaatregelen. Het gaat niet over klein bier. Het gaat over 400 miljoen tot 800 miljoen over twee jaar; 400 miljoen over één jaar, 800 miljoen over twee jaar. En dan moet het ook nog even in een weekje door de Kamer geduwd worden. We mochten er maandagochtend in plaats van tot 09.00 uur tot 11.00 uur over doen, als geste van de coalitie. U ziet nu hoeveel partijen hier aanwezig zijn bij dit wetgevingsoverleg. Het gaat over 4 miljard euro en rammelende wetgeving en er zitten drie coalitiepartijen en twee oppositiepartijen op woensdagavond om 20.00 uur. Ik vind het geen manier van doen en ben het er niet mee eens. Maar goed, het is bij meerderheid afgedwongen om het zo te doen. Ik zit er wel. Dat is mijn taak.
Voorzitter. Ik vind het beschamende wetgeving. Ik vind de BIK niet effectief en niet bewezen. De BIK helpt niet voor het doel waarvoor het is. Het is geld in de sloot gooien. Alle adviseurs – het CPB, de wetenschap en de Raad van State – zeiden: doe het niet. De wet rammelt aan alle kanten. Dat is ook geen wonder als je hem zo laat indient. Maar de Staatssecretaris persisteert erin. Wat betreft de EU-notificatie – ik heb vanmiddag tijdens een ander debat de antwoorden van de Staatssecretaris kunnen lezen – lees ik dat het kabinet hoopt dat het snel tot duidelijkheid leidt. Die had er natuurlijk al lang moeten zijn. Het is al bijna half december. 1 januari moet dat ding ingaan. Ik lees dat het misschien, als de Europese Commissie toch kritiek heeft, nog moet worden aangepast. Zo kunnen we toch geen wetgeving over zo'n groot veld behandelen?
Voorzitter. Ik heb echt principiële bezwaren tegen tarieven die niet bekend zijn. De Staatssecretaris zegt in een bijzin: als het dan toch moet worden aangepast, gaan we die tarieven wel een beetje anders doen. Maar ja, dat is wel echt aan de Kamer. Het gaat over 400 miljoen. Het is misschien wat flauw, maar ook waar: je zou voor die toeslagouders eens 400 miljoen zo moeten uittrekken. Voor bedrijven moet het maar weer in drie dagen door de Kamer worden geduwd.
Voorzitter. Kortom, ik heb enorme problemen, zowel met de kwaliteit van deze wetgeving als met de inhoud, als met het proces, als met het doel. Wat moet je er verder over zeggen? Ik ben het er totaal niet mee eens.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Weyenberg, die spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. We hebben tijdens de behandeling van het Belastingplan uitgebreid gesproken over de BIK en over hoe anders die eruitziet dan in augustus. Dat zal ik niet overdoen. Ik denk wel dat het goed is om te herhalen dat die in een totaalpakket zit waarin de lasten voor bedrijven per saldo stijgen. Zonder de BIK zou dat nog veel meer zijn. De BIK is er gekomen in het kader van de afweging van de totale lasten en de wens om in de crisis iets aan de investeringen te doen. Daar denken partijen verschillend over, maar dat wisten we al. Dat blijkt vandaag weer. Ik vind de BIK als crisisinstrument verdedigbaar. Ik heb tijdens de behandeling veel vragen gesteld over de budgettaire beheersbaarheid en over hoe je haar zo effectief mogelijk maakt en er vooral voor zorgt dat er veel meer nadruk op het mkb komt te liggen. Dat is ook gebeurd, mede door het amendement waar mevrouw Lodders de eerste indiener van is.
Voorzitter. Als het gaat om het mogen toepassen op de fiscale eenheid moet ervoor gezorgd worden dat het niet om investeringen, investeringsbeslissingen, buiten Nederland gaat. Dat daar nu twijfel over rijst, is heel ongelukkig. Ik snap alle onvrede, irritatie en frustratie van collega's. Ik ervaar dat ook. Het is de realiteit van nu, maar het is natuurlijk verre van een schoonheidsprijs. Geen misverstand daarover; ik ben het daar volledig mee eens. Ik begrijp het eigenlijk nog steeds niet. Ik snap dat zo'n crisismaatregel een haastklus is. Tegelijkertijd is dit helemaal niet gewogen in dat proces. Vergissingen worden gemaakt, maar ik vind dat die vraag hier wel nog een keer gesteld mag worden.
Voorzitter. De vraag is of de Europese Commissie gaat goedkeuren dat wij die fiscale eenheid binnen Nederland toepassen maar niet daarbuiten. Ik zeg het even kortheidshalve. Dan zegt het kabinet: ik hoop dat daar snel duidelijkheid over komt. Ik vind het echt ingewikkeld. Is er überhaupt een kans dat die duidelijkheid er nog voor 1 januari komt? Dat is mijn eerste vraag aan de Staatssecretaris. En zo niet, is er dan in ieder geval een gerede kans dat die duidelijkheid er gedurende de maand januari komt? Het is waar dat de onzekerheid die hiervan uitgaat gewoon vervelend is voor een instrument dat juist snel duidelijkheid probeert te geven. Graag meer informatie daarover.
Voorzitter. Die regeling gaat per koninklijk besluit in, als blijkt dat Brussel ons toestaat om het op de manier te doen zoals het in het oorspronkelijke wetsvoorstel was beoogd. Ik heb wel nog een vraag over de uitvoering en de gevolgen voor de RVO. Ik maak mij daar zorgen over. Er ligt nu geen aparte uitvoeringstoets. Ik heb daar vragen over gesteld. Maar ik lees wel dat de openingsdatum van de BIK in gevaar komt als er niet op tijd definitieve duidelijkheid is. Er staat: «Als het voor 1 februari komt, is de voorgestelde wijziging nog uitvoerbaar, maar indien deze termijn opschuift naar achteren, komt de openingsdatum van het loket op 1 september 2021 in gevaar». Daar zou ik toch graag wat meer over willen weten.
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zie een vraag van de heer Snels. Gaat uw gang.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik heb een vraag aan de heer Van Weyenberg. Die gaat over een ander KB, namelijk als de notificatie tot een negatief oordeel leidt. Wat vindt de heer Van Weyenberg ervan dat dan per KB de tarieven voor de BIK omhooggaan? Zou dat niet op een andere manier moeten?
De heer Van Weyenberg (D66):
In het kader van het totale lastenbeeld is die 2 miljard investeringsondersteuning afgesproken. Dan kunnen we de investeringen die we doen meer ondersteunen waarbij twee derde of een derde met het mkb wordt gehanteerd. Gegeven de wijze waarop de BIK in elkaar zit, begrijp ik dus wat hier gebeurt.
De voorzitter:
De heer Snels, afrondend.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik begrijp het antwoord van de heer Van Weyenberg zo dat het dus onderdeel uitmaakt van een politieke afspraak. Het gaat er dus niet over of je op dat moment kunt nadenken over of je dat geld, die 400 miljoen, niet effectiever zou kunnen besteden, zelfs voor het bedrijfsleven, als je dat zou willen. Dat doet er dan dus verder niet meer toe.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik heb al eerder gezegd dat je best had kunnen overwegen om niet de BIK maar bijvoorbeeld de Wbso te doen. Daar hebben we uitgebreid over gediscussieerd bij de behandeling van het Belastingplan. Het biedt dan de ruimte om investeringen meer te ondersteunen. Dan hoop je op die manier weer meer investeringen los te maken. Voor mij is dit ultiem een crisisinstrument.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zou de heer Omtzigt willen vragen om even het voorzitterschap over te nemen zodat ik zelf ook een inbreng kan doen.
Voorzitter: Omtzigt
De voorzitter:
Gaat u gang voor uw eigen termijn, mevrouw Lodders.
Mevrouw Lodders (VVD):
Hartelijk dank, voorzitter. Er zijn een aantal opmerkingen geplaatst. We hebben een uitgebreid debat gehad bij de behandeling van het Belastingplan, waar ook de BIK onderdeel van was. Ik kan alleen maar onderstrepen dat de BIK als crisisinstrument een belangrijk instrument is voor het aanjagen van investeringen. Ik denk ook dat het doel is, in ieder geval van de VVD, maar ik denk van alle partijen, om die investeringen in Nederland plaats te laten vinden en voor Nederland te behouden. In die zin begrijp ik de onduidelijkheid die er op dit moment is en dat dit instrument voorgelegd wordt ter notificatie. Ik heb daar ook wel vragen over. Er zijn al meer vragen gesteld in de verschillende inbrengen van vanavond. We zijn hier overigens door derden op gewezen. Ter voorbereiding op de behandeling van het Belastingplan was het met name het bedrijfsleven dat daar zorgen over uitte. Wat is er op dat moment gebeurd? Was eerder wellicht de gedachte dat zo'n notificatieprocedure sneller zou gaan? Wellicht kan de Staatssecretaris daar nog iets over zeggen.
Voorzitter. Mijn vraag voor vanavond is in ieder geval een belangrijke in die zin dat ik wel het gevoel heb dat er enige onzekerheid ontstaat voor ondernemers. Mijn vraag is dus: hoe gaat de Staatssecretaris de communicatie richting ondernemers doen? Er zijn een aantal voorbeelden genoemd. Daar kan ik me bij aansluiten. Graag horen we daar een antwoord op. Ik denk dat het heel belangrijk is dat die ondernemers duidelijkheid krijgen.
Mijn tweede vraag is of de Staatssecretaris een inschatting kan maken van en een uitspraak durft te doen over de termijn waarop hij dit verwacht. En wat zou de slagingskans kunnen zijn? We hebben hier volgens mij ook in het debat bij stilgestaan. Toen heb ik de Staatssecretaris horen zeggen dat het een crisismaatregel is. Dat heb ik zelf vertaald naar enige hoop dat het op een goede manier zal plaatsvinden.
Dat was mijn inbreng, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik u het voorzitterschap weer terug.
Voorzitter: Lodders
De voorzitter:
Dank. Ik kijk even naar de Staatssecretaris om te zien hoelang hij nodig heeft om het antwoord voor te bereiden. Een minuut of tien?
Staatssecretaris Vijlbrief:
Nee hoor, een enkele minuut.
De voorzitter:
Dan schors ik voor enkele ogenblikken.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de Staatssecretaris. Zou hij aan willen geven hoe de beantwoording plaatsvindt? Tegen de leden zeg ik dat we ruim de tijd hebben, maar laten we de vragen opsparen tot aan het einde van de blokjes. Het woord is aan de Staatssecretaris.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Voorzitter. Ik wil in het algemeen iets zeggen over het proces rond de BIK en de BIK zelf. Dan wil ik ingaan op de vraag van de heer Omtzigt over de desinvesteringsregeling. Dan wil ik ingaan op de notificatie. Dat zijn de drie blokjes.
Laat ik allereerst de Kamer bedanken dat de behandeling van de novelle zo voortvarend wordt opgepakt. Daar ben ik erg blij mee en dat is ook goed voor de BIK. Met deze novelle is het mogelijk om de BIK toch per 1 januari 2021 in te voeren, zonder dat er een risico is op strijdigheid met het EU-recht. Er is een ander klein risico, maar daar kom ik straks nog wel even op terug. Ondertussen hebben we bij de Europese Commissie genotificeerd, aangemeld. De heer Snels vroeg volgens mij tussen neus en lippen door of het notificeren als staatssteun en de strijdigheid met het EU-recht precies hetzelfde zijn. Het antwoord is nee. Het klopt inderdaad dat het twee verschillende dingen zijn, maar op het moment dat je notificeert als staatssteun zal er ook gekeken worden naar de strijdigheid met het primaire recht van vestiging, want daar gaat het hier om.
Ik kom straks nog wel even op de kansen, maar als de Commissie positief zou beslissen, dan voorziet de novelle in de mogelijkheid dat de fiscale eenheid alsnog in de BIK komt te staan met terugwerkende kracht tot 1 januari 2021. Zou dat niet het geval zijn en zou de Commissie zeggen dat de fiscale eenheid strijdig is, dan zullen we het volgende doen; dat staat ook in de novelle. Dan ontstaat er ruimte in de BIK, dan ontstaat er een kleinere investeringsbasis en dan kunnen we met hetzelfde bedrag een hoger percentage geven op de investeringen die dan overblijven. Ik heb al even informeel laten checken of dat uitmaakt voor de effectiviteit van de BIK qua investeringsvolume. Dat maakt niet zo heel veel uit in macrotermen. Ik krijg als antwoord dat het in macrotermen ongeveer hetzelfde is. Dan kun je je afvragen waarom je dit dan allemaal doet, want dan had je de fiscale eenheid er ook helemaal uit kunnen laten. Maar de signalen die ik terugkrijg van het bedrijfsleven zijn wel dat de fiscale eenheid in de praktijk heel vaak wordt gebruikt om er investeringen in onder te brengen. Het is dus beter als dat wel kan.
Ik zie dat er een vraag is, voorzitter. Ik zal even wachten.
De voorzitter:
Ik heb het idee dat we eigenlijk nog bezig zijn met het eerste blokje, het blokje proces, en dat wil ik graag even afmaken. Daarna ga ik naar de heer Omtzigt.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ik ben er bijna doorheen, voorzitter.
Samenvattend komt het erop neer dat ik een koninklijk besluit sla, nadat de Commissie uitsluitsel heeft gegeven. Ik kom straks nog terug op de termijn. Dat regelt hetzij de introductie van de aansluiting met terugwerkende kracht bij de fiscale eenheid in de BIK, hetzij een verhoging van de percentages. Ik heb gisteren overigens in de Eerste Kamer naar aanleiding van een interruptiedebat met de heer Crone van de Partij van de Arbeid toegezegd dat ik dan een brief zal sturen naar de Tweede en Eerste Kamer over wat er precies aan de hand is. Dat lijkt me wel netter dan zomaar botweg dat KB te slaan. Ik dacht dat ik dat net tussen neus en lippen door hoorde van de leden van uw commissie.
De heer Omtzigt (CDA):
Wat betekent dat nou voor een ondernemer die een fiscale eenheid heeft en in oktober dacht «hé, daar komt de BIK aan» en die eind oktober een bedrijfsmiddel gekocht heeft? Moet die nu maar gewoon wachten totdat er een antwoord uit Brussel komt?
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ik wilde die vraag eigenlijk later beantwoorden, wanneer ik het over de termijnen et cetera heb. Mag dat? Dan past het beter in het verhaal.
De voorzitter:
Voordat u verdergaat, heeft de heer Snels een vraag over het proces.
De heer Snels (GroenLinks):
Nou ja, over het proces. Ik heb een vraag over het KB en de verhoging van de percentages, want daar zei de Staatssecretaris iets over. Het bedrijfsleven is nu uitgegaan van die lagere percentages en die investeringsbeslissingen worden nu genomen. Als die percentages later worden opgehoogd, dan betekent dat dus alleen maar een deadweight loss van 100%. Dat betekent dat u dan een extra korting doet op de investeringen die al gedaan zijn en de investeringsbeslissingen die al genomen zijn. Economisch is dat volstrekt inefficiënt en ineffectief. Het is alleen maar een extra lastenverlichting voor bedrijven die toch al investeringen hebben gedaan. Het lijkt mij een 100% deadweight loss.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Deze wilde ik ook liever later doen, maar ik kan het ook nu even heel snel doen.
Het heeft iets te maken met de periode waarin je verwacht dat dit probleem zal spelen. Ik verwacht dat dit probleem toch in januari – dat heb ik ook eerder geschreven – opgelost zal zijn in de zin dat we dan een oordeel hebben van de Commissie over het aanpassen of het niet aanpassen van de BIK. We praten dus over een hele korte periode waarin dit speelt. Wat u zegt over dat deadweight loss klopt, want als iemand een investering doet, krijgt hij er iets extra bij. Maar dat gaat in kwantitatieve termen echt om heel weinig.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Zeker, maar daarom gaat het ook over het proces. Stel dat het wel wat langer duurt in Brussel, dat de notificatie pas later komt en dat het pas later tot een negatief oordeel leidt, dan... Stel dat het juni wordt of de zomer, dan zou je toch op dat moment, als je tenminste zorgvuldig met overheidsgeld om wilt gaan, moeten besluiten of het dán nog wel effectief is om die percentages te verhogen. Dan zit je inderdaad op... Weet je, de Staatssecretaris heeft gelijk als het januari wordt, maar niet als het later wordt. Als het later wordt, dan... Daarom zou ik zeggen: doe het nou niet via een KB.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Het voorstel is nu een novelle om het per KB te doen. Maar als het de heer Snels comfort geef, zeg ik hem toe dat ik dan een brief zal sturen. Als het pas februari, maart of april wordt, hebben we sowieso een probleem. Ik bedoel dat ik dan tegen iets aanloop wat ik niet verwacht. Ik verwacht dat het sneller gaat. Maar ik kan hem alsdan een brief sturen en dan kunnen we daarover gewoon een debat hebben met de Kamer. Dat lijkt me de simpelste oplossing.
De voorzitter:
Dank u wel. Wij noteren dat als een toezegging. De heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb een aanvulling op wat de heer Snels zegt. Het is natuurlijk waar, hè. Je hebt nu de belastingtarieven en je neemt nu de beslissingen. Als het straks verandert, dan heb je de beslissing dus al genomen. Dan is het gewoon weggegooid geld. Ik heb een heel simpele vraag: is het weleens eerder gebeurd dat de tarieven nog niet bekend zijn wanneer zo half december het Belastingplan door de Kamer wordt goedgekeurd? Is dat überhaupt ooit weleens eerder gebeurd?
Staatssecretaris Vijlbrief:
Maar dat is dan ook onjuist. De tarieven zijn bekend! Deze discussie had ik gisteren ook al met de heer Crone in de Eerste Kamer. Hij is van dezelfde partij als de heer Nijboer, maar dat kan natuurlijk toeval zijn! De tarieven zijn bekend; er ligt gewoon een wet. Het enige wat er kan gebeuren is dat... Er zijn twee opties en die heb ik daarstraks aangegeven. De eerste is dat de Commissie zegt: die fiscale eenheid is prima; laat het er maar in staan. Dan blijven die tarieven gelden en gaan ze ook met terugwerkende kracht gelden voor de fiscale eenheid. Ofwel, de tarieven worden aangepast als het niet kan. De tarieven zijn dus bekend.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat is niet waar. De tarieven die nu in de wet staan, zijn bekend. De Staatssecretaris zegt: als het anders wordt in Europa, komen er andere tarieven waarvan wij nog niet weten welke dat zijn. De Staatssecretaris weet dat ook niet, dus die zijn niet bekend. Als een bedrijf nu een investering doet, weet je niet met zekerheid wat de tarieven zijn. Dat is afhankelijk van of je die fiscale eenheid wel of niet hebt. Het gaat om 400 miljoen hè? Dat is geen klein bier. Ik strijd hier weleens om 10 miljoen of 20 miljoen. Halverwege het jaar kunnen de tarieven toch gewijzigd worden?
Staatssecretaris Vijlbrief:
De twee mogelijkheden zijn gewoon bekend. Er zijn nu tarieven. Als de fiscale eenheid erin komt, blijven de tarieven gelijk met terugwerkende kracht. Als de fiscale eenheid niet mag, staat nu in de novelle wat dan de tarieven worden. De onduidelijkheid is er dus niet.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Nee, de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Wat zijn dan precies die tarieven? Ik heb wel ongeveer een budget van twee keer 400 miljoen gezien, maar wij weten nog niet eens wat de tarieven voor 2021 zijn.
De voorzitter:
De nieuwe tarieven staan in de novelle, maar wellicht kan dat in tweede termijn nog even worden meegenomen.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ik kan ze in de tweede termijn noemen, maar ze staan echt in de novelle.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Voorzitter. De heer Omtzigt stelde een vraag over de leidraad voor RVO, vanwege het feit dat je zeker wilt stellen dat bedrijfsmiddelen die worden aangeschaft – om het maar simpel te zeggen – ook echt worden aangeschaft om in Nederland te gebruiken. Dat hebben we nu, in eerste instantie, in de wet geregeld op de manier waarop de heer Omtzigt dat zei. De heer Omtzigt vroeg of het niet verstandig is om in een uitvoeringsleidraad, zoals ik het maar even noem, iets meer zekerheid te geven. Ik ben het daarmee eens. Daar heb ik gisteren inderdaad een debat over gehad met zijn partijgenoot Essers in de Eerste Kamer. Daar kwam dit idee ook op. Ik ben graag bereid om dat op te nemen in zo'n soort leidraad, bijvoorbeeld een termijn van minimaal een jaar zoals hij zei. Daarbij regel je dan ook dat een ondernemer tegenbewijs kan geven als hij dat heeft. Hij vroeg mij wanneer ik die leidraad kan leveren. Daar moet ik met RVO over in overleg, maar ik kan dat ergens in het begin van het jaar leveren. Het moet gebruikt gaan worden op het moment dat de beschikkingen komen. Die komen per 1 september. Dat lijkt me wat laat, dus ik kom in het begin van het jaar – als ik even met RVO contact heb gehad – graag met die leidraad, die ik dan naar de Kamer zal sturen.
Voorzitter. Er is gevraagd waarom die strijdigheid niet eerder is opgemerkt. Dan ga ik toch even iets terug. Wij zaten in een zaal hiernaast. Toen was het de heer Omtzigt die, naar aanleiding van de NOB, wees op het punt van de fiscale eenheid. Dat hadden wij natuurlijk ook gezien in de adviezen van de NOB. Zoals ik tijdens de plenaire behandeling in de grote zaal van de Tweede Kamer al zei, denk ik zelf dat het goed te betogen is dat deze regeling, inclusief de fiscale eenheid, houdbaar is. Ik zeg dat vanwege het feit dat het een crisisinstrument is dat is gericht op Nederlandse investeringen. Ik heb toen ook gezegd dat ik daar zekerheid over wilde hebben en dat ik ging notificeren. Dat was een week of drie, vier geleden. We hebben een eerste ronde gehad in dat proces met nog wat nader advies. Je praat zo nu en dan eens met iemand, ook met het NOB. Dan zeggen mensen: daar zit wel een risico. De vraag is dan even of je het risico wilt nemen dat geld van de Nederlandse belastingbetaler wordt gebruikt voor een investering in een ander Europees land, in het geval dat het niet goed zou zijn et cetera. Toen heb ik toch de beslissing genomen – te laat; dat geef ik toe want ik had dat liever op 1 januari geweten – om het stuk van de BIK waar dat probleem het meest actueel, het meest pressing is – sorry voor het Engels, maar ik ben erg moe – dus het meest urgent is, even chirurgisch op KB te laten zetten. Dat is wat er is gebeurd. Er is niet meer gebeurd dan dit.
Heb ik dat niet eerder onderkend? Ja, ik heb het wel eerder onderkend. Ik ben er eigenlijk nog steeds redelijk van overtuigd dat wij een goede case kunnen maken in Brussel. Waar komt die overtuiging dan vandaan? Ik dacht dat het de heer Omtzigt was die zei dat die fiscale eenheid nuttig en handig is om de BIK effectiever te maken. Mijn overtuiging is dat wij dat kunnen betogen richting de Commissie. Om zeker te zijn – in die zin is dit juist prudent – zetten we dit stuk van de BIK dus even op KB. Ik had er ook voor kunnen kiezen om de hele BIK op KB te zetten. De Raad van State zegt dat ik dat ook had kunnen doen. Maar dan heb ik vanaf 1 januari geen enkel instrument meer, terwijl het de bedoeling was om investeringen te stimuleren vanaf 1 januari. Levert dat dan onzekerheid op voor ondernemers? Ja, in één specifiek soort geval levert dat een onzekerheid op, die de Kamer net ook noemde. Wanneer je in de fiscale eenheid, gebruikmakend van de fiscale eenheid, wilt investeren – het voorbeeld dat de heer Omtzigt gaf – dan levert dit onzekerheid op. Ik zou dan tegen die ondernemer zeggen: wacht even totdat de notificatie helderheid heeft gegeven. Ik ga ervan uit dat dat heel snel, in de loop van januari, zal komen. In dat specifieke geval levert het onzekerheid op. In alle andere gevallen waarin een onderneming in een fiscale eenheid zit maar wel voldoende arbeidskosten heeft om de BIK in het bedrijf zelf te gebruiken, levert het geen onzekerheid op. In alle andere gevallen waarin de fiscale eenheid geen rol speelt, levert het in die zin alleen positieve onzekerheid op, want als de fiscale eenheid eruit zou moeten, gaan de percentages nog omhoog en niet omlaag. Dit is de situatie waarin ondernemers zich bevinden. Ik hoop dat die situatie, met onzekerheid, in januari snel opgelost zal zijn. Ik heb daar ook vertrouwen in, omdat de Commissie ook wel ziet dat we dit als crisismaatregel invoeren.
De heer Snels vroeg wat er gebeurt als ook andere delen van de BIK strijdig zouden zijn. Het eerste antwoord daarop is dat de kans daarop door ons echt heel laag wordt ingeschat. Als dat zo zou zijn, gaat het daar om veel kleinere problemen en zal de Commissie naar onze stellige overtuiging genoegen nemen met een aanpassing in de BIK zonder dat die terugwerkend is. Dat levert dus geen terugwerkende problemen op, zoals de fiscale eenheid wel had kunnen doen in de zin van weglekken van de investering. Dit is de methodiek die we nu gebruiken. Ik ben het met mevrouw Lodders eens dat dit betekent dat wij echt zullen moeten letten op duidelijkheid geven en communiceren per 1 januari. Ik had net een kort debatje met de heer Nijboer over wat wij per 1 januari zullen communiceren. Dat zijn de percentages zoals ze er nu staan. De enige mogelijkheid is nog dat die percentages omhooggaan in het geval dat de fiscale eenheid niet mag doorgaan. Dat is wat het is. Ik heb alleen wel gezegd – ik herhaal die toezegging omdat ik denk dat die belangrijk is – dat het toch verstandig is dat ik na ommekomst van het oordeel van de Commissie terugkom naar deze commissie met een brief waarin ik uitleg wat er is gebeurd, zodat er volle helderheid is. Als leden dan nog een wetswijziging met andere percentages willen, dan kan dat altijd. Ik geef voor nu absolute helderheid. Er ligt een novelle. In die novelle staat, zeg ik nog even tegen de heer Nijboer, dat 3,9% dan 5% wordt en dat 1,8% dan 2,08% wordt. Dat staat in de novelle, als de fiscale eenheid niet zou kunnen doorgaan.
De heer Van Weyenberg vroeg naar de communicatie, maar hij vroeg ook hoe het zit met de uitvoerbaarheid. Het is voor de RVO belangrijk dat er snel duidelijkheid komt naar aanleiding van de notificatie, zodat zij hun systemen kunnen bouwen. Het doel blijft gewoon dat op 1 september de bonnen kunnen worden ingeleverd en er drie weken daarna – dacht ik – tot betaling kan worden overgegaan.
Tot slot vroeg de heer Snels mij nog hoe groot ik de kans acht dat de BIK ongeschonden de eindstreep haalt. Dat heb ik eigenlijk al gezegd. Ik sta op hetzelfde standpunt als destijds in de plenaire zaal: ik denk zelf dat dit goed verdedigbaar is. Ik denk dus dat die kans aanwezig is en ook substantieel is. Maar nogmaals, ik heb ieder gevaar van het weglekken van Nederlands belastinggeld naar andere Europese landen, wat nadrukkelijk niet de bedoeling is van de BIK, willen vermijden met deze novelle.
Voorzitter. Ik denk dat ik daarmee aan het einde van mijn termijn ben gekomen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zag nog een aantal vragen. Eerst de heer Omtzigt, dan de heer Van Weyenberg en dan de heer Snels. Meneer Omtzigt, gaat uw gang. Het woord is aan u.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb twee vragen. De Staatssecretaris zei daarnet: de BIK is een crisisinstrument en daarom zou het onder de verdragsvrijheden kunnen vallen. Nu valt er bij de staatssteundingen nog weleens te beargumenteren dat iets flexibel is, maar verdragsvrijheden zijn niet een flexibel iets. Het is het of het is het niet. Crisisinstrumenten zijn daarbij geen argument. Kunt u erop ingaan waarom u denkt dat een crisisinstrument een argument zou kunnen zijn om het onder verdragsvrijheid te laten vallen? De tweede vraag is: waarom zou de samenloop van de fiscale eenheid juist niet in strijd zijn met die verdragsvrijheden?
Staatssecretaris Vijlbrief:
Toch omdat uiteindelijk de redenering is dat de verdragsvrijheid hier kan botsen, om het maar even zo te zeggen. Dat is uiteindelijk een weging. Daarom begrijp ik de vragen of dit ook wordt meegenomen in de notificatie. Dan loop je daar vanzelf tegen aan. De weging is hier natuurlijk door de Commissie te maken, of uiteindelijk door de Europese rechter te maken. De weging is: wat weegt er op dit moment zwaarder in de crisis? De heer Omtzigt heeft gelijk dat crisis vooral met staatssteun te maken heeft. Mijn argumentatie zou natuurlijk zijn dat hier Nederlands belastinggeld wordt gebruikt om Nederlandse investeringen nu te bevorderen. Dat is nadrukkelijk het doel van het instrument in een crisis. Dat kan worden afgewogen. Dat is ook precies de weging. Als het niet was genotificeerd, had een rechter die later moeten maken als iemand naar de rechter was gegaan. Dat zei de Europese rechter, dat zei de Nederlandse rechter. De rechter had dan die afweging moeten maken. Ik heb er zelf ook wel wat mee gedaan. Mijn indruk is dat dit een afweging is. De heer Omtzigt heeft natuurlijk gelijk dat de vrijheid van vestiging – want daar hebben we het hier over – op zich gewoon een EU-recht is. Laat ik het anders formuleren: het is ook nog niet totaal duidelijk dat het gebruik van de fiscale eenheid als zodanig in alle gevallen daarmee strijdig is, maar dat weet de heer Omtzigt ook. Daar wordt over gevochten. We zijn bezig om ’m aan te passen, maar dat is geen clear-cut case. Dat zou mijn antwoord zijn op zijn eerste vraag.
Kunt u de tweede vraag herhalen? Sorry.
De heer Omtzigt (CDA):
Die lag in het verlengde daarvan. Waarom zou de samenloop van de fiscale eenheid niet in strijd zijn met de verdragsvrijheden?
Staatssecretaris Vijlbrief:
Een van de redeneringen is fiscale coherentie, zoals het, dacht ik, heet: het feit dat je in dit geval Nederlands geld ook gebruikt voor een Nederlands doel. Maar goed, dat wordt ten mijn departemente ook weer bestreden door mensen die er meer verstand van hebben dan ik. Dat is een van de redeneringen waarmee je zou kunnen beargumenteren dat je de fiscale eenheid mag gebruiken en in feite alleen voor Nederland mag gebruiken.
De voorzitter:
Dank u wel. Voldoende zo voor nu? De heer Omtzigt.
De heer Omtzigt (CDA):
Ik heb in alle eerlijkheid moeite om het eerste antwoord te begrijpen, maar goed. Als crisisinstrument komt het gewoon in de klem met verdragsvrijheden. Je kunt staatssteun misschien geoorloofd achten, maar een crisisinstrument is nooit een idee voor verdragsvrijheden, want dan zou je verdragsvrijheden echt niet meer hoeven te definiëren in je verdrag. Ik zie het Europeesrechtelijk dus gewoon niet vliegen, maar ja.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Snels op ditzelfde punt een interruptie heeft. De heer Van Weyenberg was eerder, dus ik kijk even naar hem. Zijn interruptie is niet op hetzelfde punt. Staatssecretaris, kom ik dan bij de heer Snels of wilt u gelijk antwoord geven? De heer Snels, gaat uw gang.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik ben het eens met de heer Omtzigt dat er echt een verschil is met staatssteun. Dat kan een weging zijn, zeker in coronatijd, maar niet in het geval van artikel 49 van het Werkingsverdrag. Dat is juridisch bindend. Volgens mij kan het zelfs als volgt zijn. Als de notificatie positief is, dus als de Staatssecretaris vanuit Brussel gelijk krijgt en de fiscale eenheid mag, stappen buitenlandse ondernemingen naar de rechter om alsnog een beroep te doen op het Werkingsverdrag en gaan zij alsnog gelijk krijgen: sorry, maar deze wet kan niet door de beugel. Als het inderdaad onhelder blijft of het wel mag van de Europese rechter, heeft de notificatie ook geen zin gehad.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Dit heb ik me terdege gerealiseerd. Ik zei zelf net ook dat er een verschil zit tussen die twee. Ik heb dat ook gecheckt bij de Commissie. Nee, als de Commissie bij de notificatie gaat kijken naar de verenigbaarheid met staatssteunregels zal zij daarbij gelijk ook het EU-recht meenemen. Als zij mij een signaal geeft dat het niet deugt, bijvoorbeeld vanwege de fiscale eenheid en strijdigheid met het EU-recht, zal zij dit in de notificatie meenemen. Met het eerste ben ik het niet eens. Ja, je kunt heel strak redeneren dat dat nooit een reden kan zijn, maar er vindt uiteindelijk altijd een weging plaats. Ik zei al dat het niet totaal onomstreden is of de fiscale eenheid wel of niet mag, ook niet in juristenland. Daar wordt gewoon over gevochten. Dat geldt dus ook voor het gebruik van dit instrument.
De voorzitter:
Afrondend, de heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Zeker, maar mijn punt was iets anders. Uiteindelijk wordt jurisprudentie opgebouwd door uitspraken van de rechter. Dus zelfs als het oordeel van de Europese juristen is dat het mag volgens het Europese verdrag, dan kan het alsnog gebeuren dat bedrijven naar de rechter stappen. De rechter kan dan alsnog zeggen dat het strijdig is met het Werkingsverdrag. Dan hebben we dus niks opgelost en lopen we nog steeds het risico dat het geld naar het buitenland vloeit.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Dat is naar mijn mening onjuist. Ik herhaal wat ik net zei. Ik heb het gecheckt in Brussel: als ik notificeer, wordt er dan tegelijkertijd een check gedaan op strijdigheid met het EU-recht? Een gang naar de rechter kan altijd; daar heeft de heer Snels natuurlijk gelijk in. Maar, zoals ik in het plenaire debat ook gezegd heb: ik doe dit om meer zekerheid te krijgen dat ik geen problemen krijg met een gang naar de rechter. Punt.
De heer Van Weyenberg (D66):
Bij de behandeling heb ik aandacht gevraagd voor de uitvoerbaarheid. De Staatssecretaris zegt nu eigenlijk: als het maar vóór 1 februari komt, gaat het goed. Met alle respect, maar dat wist ik. Het was namelijk al in de schriftelijke stukken gezegd. De vraag is natuurlijk wat je doet als dat niet gebeurt. Ik merk aan alles dat de Staatssecretaris ervan uitgaat dat hij in de loop van januari een antwoord krijgt. Als dat niet zo is, komt opnieuw de vraag over 1 september ter discussie, want 1 februari blijkt de deadline van de RVO te zijn. Mochten we in de laatste week van januari nog geen duidelijkheid hebben, dan zou ik graag een brief van de Staatssecretaris krijgen over wat dit betekent voor de inwerkingtreding, want ik vraag in deze Kamer bijna standaard aandacht voor de uitvoerbaarheid. En dit behoorde al niet tot de meest ideale trajecten; laat ik het zo formuleren.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ik vind de heer Van Weyenberg nu wat negatief over de uitvoering van de BIK. Er liggen uitvoeringstoetsen, die we uitgebreid hebben besproken. Het is gewoon uitvoerbaar. Ik vind die datum van 1 september zelf te laat. Dat heb ik in debatten geloof ik wel vier keer gezegd. Ik ben het met hem eens dat 1 september niet in gevaar moet komen. Als ik eind januari geen uitsluitsel heb van de Commissie, dan stuur ik hierover wel even een briefje naar het parlement. Dan zal mijn doel zijn om bij de RVO te zorgen dat het alsnog voor 1 september kan. Ik heb die 1 september altijd wat laat gevonden. Zoals u weet valt de RVO niet onder mijn domein, dus dan moet ik even in contact treden met de Minister van Economische Zaken. Maar dit kan ik gewoon toezeggen aan de heer Van Weyenberg. Ik zal het laten weten. Het lijkt me sowieso verstandig om even iets te laten horen als ik eind januari geen oordeel heb van de Commissie.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank voor deze toezegging. Waarom vraag ik dat? Het was niet voor niets 1 september. Zo'n crisisinstrument moet onder druk en met stomend water. Het feit dat het pas vanaf 1 september open kan, wat ook ongebruikelijk is, is een teken dat we veel van de uitvoering vragen. Daarom vind ik het relevant om het te horen als het niet lukt om het haalbaar te houden wanneer er nieuwe uitdagingen komen. Want de Staatssecretaris zegt: de RVO zegt dat men het op dat moment niet kan.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Het antwoord is gewoon ja.
De voorzitter:
Oké, helder. Dan zijn we aan het einde van de eerste termijn van de zijde van het kabinet gekomen. Is er behoefte aan een tweede termijn? Dat is het geval. De heer Omtzigt, gaat u uw gang voor uw tweede termijn.
De heer Omtzigt (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Vrolijk worden we geen van allen van deze novelle. Vooral de laatste opmerking, namelijk dat we ondernemers met een fiscale eenheid eigenlijk vragen om maar even te wachten, is precies het tegenovergestelde van wat we beoogden met de BIK, namelijk het naar voren halen van investeringen. Ik verwacht dus een uiterste inspanning met de Commissie. Dat verwacht ik ook in de brief van eind januari. Ik neem aan dat die brief er ook komt als er wel goed nieuws is van de Europese Commissie.
Ik wil dus horen wat eraan gedaan wordt om het wel te doen. Ik ben niet de allergrootste optimist en ik hou van het optimisme van deze Staatssecretaris, maar tot nu toe hebben we ten minste twee keer verloren bij het Europese Hof van Justitie rondom de fiscale eenheid. En dan komt er een lijn-bij-lijnbenadering of een vlinderconstructie om het allemaal een beetje te repareren. Het is niet onmiddellijk mijn zaak om meteen te denken dat er iets goeds komt uit alles wat wij over de fiscale eenheid in Luxemburg voorleggen bij het Hof. Dus graag die brief.
In verband met desinvestering is het fijn dat we die handleiding krijgen. Ik zou die graag eerder willen hebben, want die handleiding moet er niet alleen zijn voor de handhaving door de RVO. Het heeft ook te maken met mensen die een investering van misschien maar anderhalf jaar willen doen. Daar kunnen wij wat van vinden, maar in het kader van de rechtszekerheid is het fijn dat er een handleiding is, want die geeft rechtszekerheid.
Een vraag van mij is nog niet beantwoord. Zit er op dit moment genoeg in de wet om de BIK terug te kunnen halen, of iemand te kunnen dwingen om aangifte te doen om de BIK terug te halen, op het moment dat iemand na een halfjaar volledig desinvesteert als er een jaartermijn precies in de handleiding staat.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik geef het woord aan de heer Snels. Gaat uw gang.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Het kan heel kort.
Dit is echt een slordig proces. Het siert de Staatssecretaris dan ook dat hij ruiterlijk toegeeft dat hij het graag anders had gezien en ook graag eerder duidelijkheid had kunnen geven over de Europeesrechtelijke aspecten.
Ik heb in de eerste termijn van dit debat één belangrijke toezegging gehoord en die wil ik echt nog wel een keer benadrukken. Dat is: mocht die notificatie in Brussel langer duren en mocht die ook tot een negatief oordeel leiden, dan wordt er niet zomaar een KB geslagen met hogere percentages. We krijgen daar dan eerst een brief over en dan is er ook ruimte voor het politieke debat en dus ook voor politieke besluitvorming over de vraag of het wel verstandig is om daarover op dat moment besluitvorming te laten plaatsvinden. En dat is dan natuurlijk afhankelijk van de maand waar we dan inmiddels in zitten. Die toezegging wil ik dan ook wel, laat ik het zo zeggen, zwart-op-wit van de Staatssecretaris horen.
De voorzitter:
Dank u wel. U weet dat we de toezeggingen als commissie noteren en dat ik die straks met u ga delen. Dan geef ik het woord aan de heer Nijboer. Gaat uw gang.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter. De mening van de PvdA-fractie over de inhoud van dit wetsvoorstel is genoegzaam bekend. Ik vind dat het aan alle kanten rammelt. Ik vind het niet overtuigend. Ik vind het weggegooid geld. Ik vind dat de economie op veel andere manieren veel beter gestimuleerd kan worden. Ik vind ook de omvang van het bedrag een beter debat rechtvaardigen dan we vandaag hebben. Ik moest dit weekend zelf snel tussen alle andere dingen die gepland stonden door bekijken of het nou om 400 of 500 miljoen ging. Daar was ik ook nog wel even mee bezig, want is het nou 25% of 20% van die 2 miljard per jaar? Het blijkt 400 miljoen te zijn en ook blijkt dat die percentages in de artikelsgewijze toelichting staan.
Dan kun je zeggen: je had het beter moeten lezen. Maar je kunt ook zeggen: zo'n hoofdbeslissing hoort eigenlijk wel in de memorie van toelichting opgenomen te worden. We hoeven daar niet over te vechten, maar het toont wel aan dat een misverstand... Hoe slordig die wetgeving is!
Dat zei de Staatssecretaris eigenlijk zelf ook toen hij sprak over het Europeesrechtelijke deel. «Ik heb eigenlijk te laat de beslissing genomen om het daarnaartoe te sturen.» Ik heb het net als de heer Omtzigt proberen te volgen en die zei: ik kon het nog niet helemaal volgen. Nou, ik al helemaal niet. Dat kan ook aan mij liggen, maar dat is natuurlijk wel... Daar gaat het nu juist om, hè. Hoe wordt die fiscale eenheid beoordeeld en hoe gaat die notificatieprocedure lopen? Ik ben Kamerlid en ik hoor te controleren of dat goed gaat en dat kan gewoon niet in drie dagen als je ook nog al die andere debatten moet doen.
Dan de uitvoering. We moeten nog maar zien hoe dat gaat lopen en of 1 december of 1 januari wordt gehaald met de RVO. En dan is er ook nog het proces hiernaartoe, de gedwongen koppelverkoop.
Ik was het niet eens met dit WGO en ik wil dan ook bij dezen een plenaire afronding aanvragen. Dat is een individueel recht van een Kamerlid en daar wil ik nu gebruik van maken. Ik vind dat deze wet hier niet even in een uurtje afgedaan kan worden. Dus bij dezen, voorzitter.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik geef het woord aan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording en dank voor de toezegging over 1 februari. Ik kijk even naar u om te horen hoe het proces, indachtig het verzoek van collega Nijboer, dan verder gaat lopen. Ik heb namelijk begrepen dat we met het oog op de Eerste Kamer wel al morgen moeten stemmen.
Het is natuurlijk ongelukkig dat we niet de definitieve percentages weten. We weten nu dat het «een vork» is. Dat is hoe de Staatssecretaris het noemt, maar de discussie die we net hadden over de fiscale eenheid, laat wel zien dat ik denk dat het, hoe vervelend ook, wel verstandig is dat er notificatie plaatsvindt en dat het via deze novelle wordt aangepast. Het is namelijk een inschatting, maar geen absolute zekerheid. Wat je ook van de BIK vindt, is deze stap naar Brussel dan wel een verstandige?
Dank u wel.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik geef graag het voorzitterschap even aan de heer Omtzigt.
Voorzitter: Omtzigt
De voorzitter:
Mevrouw Lodders, uw tweede termijn.
Mevrouw Lodders (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Er is een aantal dingen gezegd. Ik dank de Staatssecretaris voor de beantwoording en ik hoop dat hij de kracht en het enthousiasme die hij vanavond tentoonspreidt, ook richting Europa, de Europese Commissie, kan aanwenden om te zorgen dat er zo snel als mogelijk duidelijkheid komt.
Ik vind het goed om te horen dat er is toegezegd dat de staatsecretaris een brief zal schrijven op het moment dat het onverhoopt anders uitpakt. Ik hoop dat oprecht niet, want dat zou best gevolgen hebben voor veel bedrijven, maar als de fiscale eenheid erbuiten zou vallen, dan is dat, denk ik, ook wel een uitnodiging om ook eens met de banken te praten. Ik begrijp namelijk van veel ondernemers dat het nu toch ook wel een beetje de policy is om personeel en investeringen in verschillende entiteiten onder te brengen. Als dat een policy van de banken is, vind ik dat we het daar ook nog weleens over kunnen hebben, natuurlijk zonder dat wij daar daadwerkelijk iets aan kunnen doen. Maar die opmerking wil ik hier in ieder geval nog wel gemaakt hebben.
Ik hoop dat we zo snel mogelijk een positief bericht krijgen, want nogmaals: mijn fractie ondersteunt de BIK als een investeringsmaatregel en als een crisismaatregel om de investeringen aan te jagen. Ik denk dat het gezien de tijd waar we in zitten echt hoogstnoodzakelijk is dat we zo snel mogelijk duidelijkheid krijgen. Maar volgens mij verschillen we daarover niet van inzicht.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan gaat u nu weer verder als voorzitter, zodat we weten of we een plenaire afronding krijgen.
Voorzitter: Lodders
De voorzitter:
Hartelijk dank. Ik zou eigenlijk willen voorstellen om de Staatssecretaris eerst ruimte te geven voor zijn tweede termijn. Ik constateer dan ook dat we aan het einde zijn van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de laatste vragen.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Voorzitter. Het is goed dat ik nog steeds enthousiasme uitstraal! Het gaat goed.
De heer Omtzigt vroeg of de Kamer die leidraad snel kan krijgen. Hij heeft gelijk. Ik heb daar even over nagedacht en ik ga daarvoor mijn best doen. Ik moet daarover wel even in overleg met de RVO. Ik zal proberen om dat snel in januari te regelen, maar ik moet het wel even vragen.
De heer Omtzigt vroeg of de leidraad betekent dat de RVO kan optreden als hij iets aantreft wat niet goed is. Het antwoord daarop is ja. De RVO zal daarop toezien en zal met een correctie op de BIK-verklaring de toegekende afdrachtvermindering kunnen terugdraaien en, afhankelijk van de situatie, een bestuurlijke boete kunnen opleggen. Het antwoord is dus ja.
De heer Snels vroeg mij om de toezegging over de brief te herhalen. Die herhaal ik graag. Op het moment dat het proces met Brussel, hoe dan ook, hopelijk in januari … Dan heb ik er wat nachtjes over geslapen en dan ga ik weer met de Commissie slapen... Pardon, praten, niet slapen. Met de Commissie slapen? Ik moet er niet aan denken. Ik ga dus met de Commissie praten. Daarna zal ik graag een brief sturen met daarin de uitslag van de notificatie. Dat kan A of B zijn. Als het B is, namelijk dat een fiscale eenheid niet mogelijk is, dan ligt er een novelle met een KB, maar ik beloof dat ik dat KB niet zal slaan – dat was de vraag van de heer Snels – voordat ik de brief naar de Kamer heb gestuurd. De Kamer gaat altijd over haar eigen oordeel en kan beslissen of er een debat moet komen of niet. Daar ga ik niet over. In principe ligt het KB er en in principe is de afspraak dan dat het percentage omhooggaat, maar ik zal daarover dan een nette brief sturen. Dan is het verder aan de Kamer. Volgens mij is dat een nette procedure.
Ten slotte vroeg mevrouw Lodders naar het nut van de fiscale eenheid. Dat is precies waarom de fiscale eenheid van belang is. Voor de mensen die meekijken: er zijn een heleboel ondernemingen die hun investeringen in een aparte bv, in een aparte eenheid, zetten en hun reële activiteiten met het personeel in een andere bv. Daar wordt die fiscale eenheid veel voor gebruikt in Nederland. Het is een nuttig instrument om ondernemen makkelijker en beter voor iedereen te maken, maar dat loopt Europees soms dus tegen grenzen aan.
Voorzitter. Dat was mijn tweede termijn.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van het kabinet gekomen. Rest ons de procedure af te dichten. Ik heb van de heer Nijboer gehoord dat hij een plenaire afronding wenst. Ik kan daar op dit moment niet helemaal helderheid over geven, want we hebben dinsdag in de plenaire zaal met elkaar besloten dat er donderdag gestemd gaat worden over deze novelle. We hebben één keer per week een regeling, dus we moeten dit navragen bij de plenaire Griffie. Ik ken de procedure niet en op dit moment kan ik het niet navragen. De normale procedure kent u; die kennen wij allemaal. Maar het is «coronatijdperk», dus we hebben één keer per week een regeling. Hadden we morgen een regeling gehad, dan was het een ander verhaal geweest, zo zeg ik tegen de heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
We hebben inderdaad één keer per week een regeling nu, maar dat is verder niet mijn probleem. Dit is wetgeving en het is een individueel recht van Kamerleden, op basis van de Grondwet en het Reglement van Orde, om wetgeving plenair te agenderen. Van dat recht wil ik graag gebruikmaken. Het is prima om het verder uit te zoeken. Hoe het wordt geagendeerd is altijd aan de Voorzitter; dat is nooit aan commissies. Ik zie het wel, maar het wordt plenair geagendeerd, wat mij betreft. Maar dat kan allemaal verder uitgezocht worden. Ik hoor wel wanneer het is.
De voorzitter:
Dat gaan we zeker doen. Ik zie dat de heer Van Weyenberg iets wil zeggen.
De heer Van Weyenberg (D66):
Ik doe niks af aan het recht van de heer Nijboer, maar ik wil wel iets zeggen in het kader van hoe wij hier onderling samenwerken. We hebben hier meerdere procedures over gehad. Een eerder signaal hierover zou ik wel gewaardeerd hebben.
De heer Nijboer (PvdA):
Voorzitter, niet om kinderachtig te doen …
De voorzitter:
Nee, geen onderlinge discussie. Laten we het gewoon even doen zoals we hier in dit huis met elkaar omgaan. Ik geloof dat de heer Nijboer het woord wil. Gaat uw gang.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb van de koppelverkoop van de BIK, die aan dit Belastingplan hangt, een groot punt gemaakt. Ik heb de maandagprocedure aan de orde gesteld. Daar is iets in bewogen. Ik heb samen met de SP twee keer geprotesteerd tegen dit wetgevingsoverleg, per mail. De SP is ook uit protest … Nou, de SP moet voor zichzelf praten. Ik stel vast dat er maar twee oppositiepartijen aanwezig zijn, waarvan een de PvdA is en ik ben het echt niet eens met deze gang van zaken. Dat heb ik ook aangegeven. Ik vind de opmerking dat ik geen signaal heb gegeven dat ik het niet eens ben met deze wetgevingsprocedure, dus niet gepast. Als je steeds bij meerderheid wat afdwingt, komen daar op enig moment problemen van. Dat kan nu gebeuren, maar dat is niet aan mij. Misschien komen er geen problemen van, misschien wel; misschien moet de Eerste Kamer een week later nog bijeenkomen op verzoek van het kabinet. Het is allemaal aan het kabinet om wetgeving door de Kamers te krijgen. Maar ik sta wel op mijn individuele recht.
De voorzitter:
Uw punt is helder. Dan de heer Van Weyenberg.
De heer Van Weyenberg (D66):
Daar doe ik ook helemaal niets aan af. Dat is ieders goed recht en de heer Nijboer mag alle dingen uit het reglement gebruiken zoals hij wil. Het enige is dat we in deze tijd, in coronatijd, proberen om procedures, ook als er verschillen van mening over inhoud en proces zijn, gewoon transparant met elkaar te doen. Dat is het enige wat ik heb gezegd, niets meer en niets minder.
De voorzitter:
Waarvan akte. Hartelijk dank. Dat is ook het punt dat ik maakte, niet als lid van deze commissie, maar als voorzitter van deze commissie vanavond. Dinsdag is hierover in de plenaire zaal een besluit genomen. Vanwege de coronamaatregelen is het mij gewoon niet helder hoe die procedures nu lopen. Dat is ook niet vastgelegd, want de coronaprocedures zijn niet vastgelegd in ons Reglement van Orde. Ik vind dat ik dit, als uw voorzitter vanavond, moet uitzoeken, niet alleen voor de heer Nijboer, maar voor de hele commissie. Wij komen daar z.s.m., zo spoedig mogelijk, op terug.
Dan rest mij dit WGO af te sluiten, maar niet voordat ik de genoteerde toezeggingen – dat gaat allemaal digitaal – heb voorgelezen. Er zijn drie toezeggingen.
– Eén. De Staatssecretaris zegt het lid Snels toe na ommekomst van het besluit van de Europese Commissie een brief aan de Kamer te sturen alvorens het koninklijk besluit te publiceren.
– Twee. De Staatssecretaris zegt het lid Omtzigt toe de leidraad ten behoeve van de BIK in relatie tot mogelijke desinvesteringen begin 2021 naar de Kamer te sturen.
– Drie. De Staatssecretaris zegt het lid Van Weyenberg toe de Kamer in februari, indien er dan nog geen actie ligt op de notificatie van de Europese Commissie, een brief te sturen over de uitvoerbaarheid van de BIK in relatie tot de beoogde opening van het loket op 1 september 2021.
Dat zijn de toezeggingen. Akkoord? Ja. Dan wil ik de Staatssecretaris graag dankzeggen voor zijn aanwezigheid en voor het beantwoorden van de vragen, volgens mij na een lange sessie in de Eerste Kamer de afgelopen dagen. Zeer hartelijk dank, ook aan de ondersteuning hier en elders. Dank aan de Kamerleden voor hun aanwezigheid en vragen. Ook dank aan de mensen thuis voor hun belangstelling. Daarmee sluit ik dit wetgevingsoverleg over de wijziging van het Belastingplan 2021. Hartelijk dank.
Sluiting 21.04 uur.