Vastgesteld 7 december 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
INLEIDING
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de novelle, die strekt tot aanpassing van de in het wetsvoorstel Belastingplan 2021 opgenomen regeling inzake de Baangerelateerde investeringskorting (BIK) en waarmee de aansluiting bij de fiscale eenheid uit de BIK wordt gehaald. En hoewel de leden van de VVD-fractie het doel van de BIK, een crisismaatregel voor Nederlandse investeringen, van harte onderschrijven betreuren zij het dat de notificatie van deze crisismaatregel op zich laat wachten.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de aanpassing van de Wet Belasting 2021 met betrekking tot de fiscale eenheid-regeling in de BIK. Zoals aangegeven, hechten deze leden belang aan een investeringsregeling het niveau van investeringen in Nederland stimuleert, met effect voor de toekomstige productiecapaciteit van de Nederlandse economie. Als zijnde een crisismaatregel vinden zij het daarom van belang dat investeringen die onder deze regeling gedaan worden de Nederlandse economie ten goede komen. Zij zijn daarom blij dat de Staatssecretaris gevolg heeft gegeven aan hun oproep om goed te kijken naar de mogelijk ongewenste uitwerking van de fiscale eenheid-regeling binnen de BIK. Zij achten het daarom een goede stap dat de fiscale eenheid regeling binnen de BIK ter goedkeuring is voorgelegd aan de Europese Commissie, zodat we er zeker van kunnen zijn dat op de regeling geen beroep gedaan kan worden voor buitenlandse investeringen. Immers als de Europese Commissie later zou besluiten om de BIK voor fiscale eenheden af te keuren, dan zouden concerns te maken kunnen krijgen met terugvorderingen en dat achten de leden van de CDA-fractie zeer onwenselijk.
De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van de novelle BIK. Zij hebben begrip voor de wil van de regering om een zo sluitend mogelijke regeling te maken, maar constateren ook dat voor de uitvoeringsorganisaties veel onduidelijk blijft. De leden van de fractie van D66 spreken uit dat ook de uitvoerbaarheid van maatregelen een belangrijke rol moet blijven spelen en verwachten dat hier ook in 2021 aandacht voor zal blijven. Deze leden hebben tevens nog een aantal vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de novelle en hebben daarbij nog enkele vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij vragen de regering waarom de BIK niet in een eerder stadium is genotificeerd. Dat gebruikmaking van de fiscale eenheid tot gevolg kan hebben dat Europeesrechtelijk gezien investeringen in het buitenland ook in aanmerking moeten kunnen komen voor de BIK, kan niet onverwacht zijn. De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom dit niet al in een eerder stadium is besproken en hoe dit betrokken is bij het opstellen van de regeling toen dit cadeautje voor grote bedrijven met stoom en kokend water behandeld diende te worden.
De leden van de PvdA-fractie hebben met verbazing kennis genomen van deze novelle, blijkbaar was het oorspronkelijke wetsvoorstel onvoldoende doordacht. Kan de regering ingaan op de wijze waarop dit wetsvoorstel tot stand is gekomen? Het hele proces lijkt meer gedreven door de wil de lobby van VNO-NCW te plezieren dan te komen tot fatsoenlijke wetgeving. Dreigt deze wet niet meer en meer een houtje-touwtje constructie te worden? Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de novelle. Zij onderschrijven het doel van de novelle en zijn positief over het feit dat deze wijziging ervoor zorgt dat de BIK-regeling niet kan worden gebruikt voor investeringen die buiten Nederland worden aangewend. Deze leden hebben nog enkele vragen.
ALGEMEEN
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven wanneer de maatregel ter notificatie is voorgelegd en wanneer zij uitsluitsel van de Europese Commissie verwacht. Kan de regering aangeven waarom de notificatie op zich laat wachten? De leden van de VVD-fractie wijzen erop dat in de inbreng van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) ter voorbereiding op de behandeling van het Belastingplan 2021 al werd gerept over deze mogelijke omissie.
De leden van de VVD-fractie vragen of alles op alles wordt gezet om zo snel mogelijk tot een oordeel van de Europese Commissie te komen. Wordt bij de Europese Commissie aangedrongen op een spoedoordeel vanwege de uitzonderlijke aard? Zo nee, waarom niet? Hoelang duren dit soort notificaties gemiddeld? Is er de mogelijkheid tot een voorlopig of versneld oordeel?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven hoeveel bedrijven, onderverdeeld in groot bedrijf en het midden- en kleinbedrijf (MKB), onder een fiscale eenheid vallen. Hoeveel van deze bedrijven hebben een of meerdere entiteiten in landen buiten Nederland? Hoeveel bedrijven hebben een fiscale eenheid met alleen entiteiten in Nederland?
De leden van de VVD-fractie lezen dat bij een notificatie de BIK met terugwerkende kracht ook voor de bedrijven met een fiscale eenheid van toepassing zal zijn (mits deze investeringen in Nederland plaatsvinden en blijven). Wat verandert er in de werkwijze voor deze bedrijven die nu investeringen willen doen die zij bij een notificatie onder de BIK willen laten vallen?
Kan de regering aangeven waarom de administratieplicht van de BIK-inhoudingsplichtige nu wordt gewijzigd en het mogelijk wordt om direct na de aanvraag de benodigde stukken in te kunnen zien. Wat betekent dit voor de ondernemer?
De leden van de VVD-fractie hebben tot slot nog een enkele vraag over de communicatie. Hoe wordt deze situatie op een heldere manier aan ondernemers en fiscale eenheden gecommuniceerd, zodat ondernemers wel alvast tot investeringen over kunnen gaan? Hoe gaat men om met de investeringen van fiscale eenheden die nu al (en dus voor indiening van voorliggende novelle bij de Kamer) gedaan zijn met een beroep op de BIK? Kan de regering hier redelijk mee omgaan, aangezien deze ondernemers konden vertrouwen op dat dit probleem zich niet zou voordoen? Neemt de Belastingdienst proactief contact op met betroffen groepen en zo nee, wil de regering dit alsnog doen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat in de memorie van toelichting staat dat wordt ingezet reeds in januari 2021 een reactie van de Europese Commissie te ontvangen. De leden van de CDA-fractie vragen hoe groot de regering de kans acht dat een reactie op die korte termijn wordt verkregen en hoe is de regering voornemens zo’n snelle reactie voor elkaar te krijgen? Indien een reactie niet in januari ontvangen wordt, wat is dan de uiterste termijn waarbinnen de regering een reactie wil hebben om de impact op investeringsbeslissingen zo veel mogelijk te beperken? En wat is de uiterste termijn waarop de regering zekerheid wil geven aan ondernemers over de percentages die voor de BIK zullen gelden? Hoe ziet de regering de stand van zaken als de Europese Commissie pas in april of mei een besluit neemt? Wat zal er dan gebeuren in het geval het besluit positief is en wanneer het besluit negatief is?
De leden van de CDA-fractie lezen voorts in de artikelsgewijze toelichting dat indien de Commissie de Nederlandse toepassing van de fiscale eenheid-regeling niet goedkeurt, dit effect heeft op 25% van de investeringen. Als gevold daarvan zullen de BIK-percentages worden aangepast van 3,9% tot € 5 miljoen investering, en 1,8% daarboven, tot respectievelijk 5% en 2,08%. In hoeverre ziet deze 25% op investeringen van MKB en in hoeverre op investeringen van grotere ondernemingen? Zijn de gewijzigde percentages conform vormgegeven? Komt bij deze verhoogde percentages de verdeling tussen MKB en grotere ondernemingen nog steeds uit op 65% resp. 35%?
De vormgeving van de BIK is zoveel mogelijk conform de Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), echter met uitzondering van de desinvesteringsbijtelling in de KIA. Dit betekent dat hoewel is geregeld dat het bedrijfsmiddel binnen zes maanden in gebruik moet zijn genomen, er geen minimale termijn is vastgesteld waarbinnen het bedrijfsmiddel binnen de investerende vennootschap moet blijven. Zoals ook uitvoering besproken tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2021 op 11 november 2020, zien de leden van de CDA-fractie hierin het risico dat nadat ingebruikname, alsnog situaties kunnen plaatsvinden waarvoor de BIK niet bedoeld is, bijvoorbeeld dat het bedrijfsmiddel kan worden overgedragen aan een andere vennootschap of ter beschikking kan worden gesteld aan derden in het buitenland. Dit beïnvloedt de effecten voor de Nederlandse economie, terwijl de regeling daar juist voor bedoeld is. De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst heeft toen aangegeven dat deze situaties niet de bedoeling zijn en dat Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) dit moet controleren. Hiervoor heeft hij een leidraad toegezegd op basis van enkele casussen. Door de vaktechniek van RVO en de Belastingdienst zou dan worden aangegeven hoe met deze casussen om te gaan. Kan de regering aangeven of reeds met deze uitwerking is gestart en wanneer de Kamer een dergelijke leidraad kan inzien? De leden van de CDA-fractie ontvangen ook graag een reactie of een beperkte vorm van een desinvesteringsbijtelling in de BIK deze risico’s niet beter kan ondervangen dan een leidraad en daarom opportuun is voor maximaal effect van de regeling op de Nederlandse economie. Voor de BIK zou bijvoorbeeld een verkorte desinvesteringsbijtelling kunnen gelden van twee jaar (ten opzichte van vijf jaar onder de KIA). Zouden de relevante onderdelen van het desinvesteringsartikel 3.47 Wet inkomstenbelasting 2001 voor de KIA kunnen worden toegevoegd aan de BIK om deze situaties te regelen? De onderdelen die reeds in de regeling zitten, zoals de termijnen met betrekking tot ingebruikname en betaling kunnen achterwege blijven.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om dit middels een nota van wijziging alsnog te regelen. In die nota van wijziging ligt er gewoon een aangifteplicht voor een desinvestering bij de ontvanger van de BIK-subsidie. Is de regering daartoe bereid?
De leden van de fractie van D66 vragen hoe het kan dat de Europeesrechtelijke bezwaren niet tijdens het wetgevend proces zijn opgemerkt. Zouden de EU-rechtelijke bezwaren voor de BIK mogelijk ook kunnen spelen bij de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)? Waarom wel of niet? De leden van de fractie van D66 vragen of hieruit kan worden geconcludeerd dat het consolidatieregime van de fiscale eenheid tot EU-rechtelijke spoedig moet worden aangepast en vragen naar het verwachte tijdpad van de aanpassing hiervan.
De leden van de fractie van D66 lezen dat de regering concludeert dat door de huidige vormgeving van de BIK ondernemingen kunnen worden ontmoedigd om een investering te doen omdat geen aanspraak kan worden gemaakt op de BIK. Is de regering het met deze leden eens dat dit een ongelukkige woordkeuze is, omdat een investeringsafweging zonder toepassing van de BIK niet wordt belemmerd maar juist een «reguliere investeringsafweging» is. De leden van de fractie van D66 vragen hoe lang de regering verwacht nodig te hebben om de goedkeurig van de Europese Commissie te krijgen. Wat is het meest optimistische en wat is het meest pessimistische scenario? Heeft de Europese Commissie op ambtelijk niveau al een eerste appreciatie afgegeven? Is de Europese Commissie op de hoogte is van het feit dat de BIK in aangepaste vorm per 1 januari 2021 in werking treedt?
De leden van de fractie van D66 vragen of kan worden uitgedrukt in miljoenen welke budgettaire opbrengst gepaard gaat met deze aanpassing zonder ophoging van de tarieven. De leden van de fractie van D66 constateren dat de regering inzicht kan hebben in de budgettaire gevolgen wanneer de BIK toegepast wordt. Deze leden vragen of de regering kan toezeggen eerst een inschatting te maken van het budgettair effect van het slaan van het koninklijk besluit (KB) voor deze daadwerkelijk te slaan. Deze leden vragen ook waarom de BIK bij overschrijding van de geraamde derving niet per KB kan worden stopgezet. De leden van de fractie van D66 constateren dat het voor RVO mogelijk ingewikkeld wordt de regeling uit te voeren wanneer het KB wordt geslagen. De leden van de fractie van D66 vragen waarom aan RVO geen nieuwe uitvoeringstoets is gevraagd. De leden van de fractie van D66 vragen hoeveel ondernemingen en welke zouden worden geraakt bij instandhouding van de maatregel zoals opgenomen in deze novelle.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe zeker de regering is dat de andere aspecten van de BIK niet tot grote bezwaren zullen leiden bij de Europese Commissie. Wat als de Europese Commissie toch bezwaar blijkt te hebben tegen onderdelen die al vanaf 1 januari 2021 zijn ingegaan?
De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar de verhouding MKB-grootbedrijf als de tarieven daadwerkelijk 5% en 2,08% zouden worden.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering erkent dat het met terugwerkende kracht verhogen van de tarieven leidt tot een grotere deadweight loss? Wanneer in februari wordt besloten dat de tarieven per 1 januari 2021 omhoog gaan, wordt er namelijk extra belastinggeld uitgetrokken voor investeringen die toch al zijn gedaan en kan het niet leiden tot extra investeringen in januari omdat de periode reeds verstreken is.
De leden van de SP-fractie lezen in het nader rapport dat de regering van mening is dat het CPB heeft geconcludeerd dat de BIK «daadwerkelijk investeringen stimuleert». Zij vragen de regering hoe zij tot de conclusie komt dat de CPB-analyse stelt dat een tijdelijke BIK investeringen aan zal jagen, gezien het feit dat deze juist zegt dat met een tijdelijke BIK investeringen hoofdzakelijk naar voren haalt en dat daadwerkelijke verhoging van bedrijfsinvesteringen alleen plaats vindt als de BIK permanent zal zijn.
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar een duiding van de notificatieverplichting en, ofschoon deze leden het middel dat nu wordt genotificeerd absoluut niet steunen, in hoeverre deze verplichting toekomstige wetgeving gaat dwarsbomen. Deze leden constateren dat zelfs op het vlak van belastingheffing, tot op heden een veld dat tot de nationale competenties behoort, de vrijheid van vestiging ernstige gevolgen kan hebben. Hebben de overige vrijheden die speciaal voor bedrijven zijn gecreëerd eenzelfde gevolg voor nationaal economisch beleid en betekent dit dat bestaande fiscale wetgeving die van toepassing is bij een fiscale eenheid ook ten goede komt aan het buitenland?
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan ingaan op de voorziene uitvoeringsproblemen. Waarom is een dergelijk voorstel dat nu al gereviseerd moet worden überhaupt ingediend?
In de novelle wordt aangegeven dat na goedkeuring van de EC de fiscale eenheid benadering weer wordt gekozen, waarom wordt niet gewoon gewacht op goedkeuring zoals ordentelijk is alvorens de wet in te voeren? Is de regering bereid de BIK pas in te voeren na Europese goedkeuring? Gaat de EC de hele BIK beoordelen, en wanneer verwacht de regering hierover uitsluitsel?
De regering geeft aan dat verwacht wordt dat als deze novelle stand houdt er een kwart minder aanspraak op de BIK wordt gedaan; wat is de onderliggende raming? Ook wordt gesteld dat het voor de hand ligt als dat zo is de percentages aan te passen; waarom ligt dat voor de hand? Ligt het niet veel meer voor de hand de dan resterende 500 miljoen euro veel effectiever in te zetten? Kan die 500 miljoen euro niet veel beter worden besteed voor werkgelegenheid en innovatie? Is dit niet de zoveelste bevestiging dat het geld linksom of rechtsom naar het bedrijfsleven moet, ongeacht het middel?
De leden van de SGP-fractie vragen of het klopt dat het nu en in de toekomst niet mogelijk is voor een in het buitenland gevestigde vennootschap om gebruik te maken van de BIK-afdrachtvermindering. Is dit ook niet mogelijk via een constructie met een vaste inrichting, met dien verstande dat de voordelen aan de (moeder)vennootschap in het buitenland toekomen?
Kan de regering bevestigen dat fiscale eenheden blijvend uitgesloten worden van de regeling, indien blijkt dat na consultatie van de Europese Commissie ook buitenlandse ondernemingen aanspraak moeten kunnen maken op de BIK-regeling?
Klopt het dat, ook met de beperking die opgenomen wordt, vennootschappen die deel uitmaken van een fiscale eenheid, nog steeds een investering kunnen doen en voor de BIK in aanmerking kunnen komen, maar dat daarbij vereist is dat de vennootschap die de investering doet ook de BIK-afdrachtvermindering krijgt en dus niet een andere vennootschap binnen die fiscale eenheid?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering kan bevestigen dat, indien blijkt dat de fiscale eenheid uitgesloten wordt en de percentages in de twee schijven aangepast worden, de verhouding van de BIK-middelen tussen Grote Ondernemingen (GO) en het Midden en Kleinbedrijf (MKB) gelijk blijft. Kan de regering bevestigen dat ook in dat geval minimaal 65% van de BIK-gelden naar het MKB gaat?
De leden van de SGP-fractie lezen dat, indien de aansluiting bij de fiscale eenheid niet mogelijk is, circa een kwart van de oorspronkelijk kwalificerende investeringen niet meer kwalificeert voor de BIK. Wat is de verhouding daarbinnen tussen het MKB en de GO? Is de regering het eens met de aanname (nu blijkt dat een dergelijk groot deel wellicht niet kwalificeert) dat hierin inzage moet zijn zodat de percentages dusdanig gekozen worden dat minimaal 65% van de BIK-middelen bij het MKB terecht komt? En is de regering het eens dat een scheve verhouding tussen het MKB en de GO binnen deze 25% niet kwalificerende investeringen gevolgen heeft voor de relatieve stijging van de percentages?
De leden van de SGP-fractie achten het van groot belang dat bedrijven zo veel mogelijk en zo snel mogelijk duidelijkheid moeten krijgen over de uitwerking van de BIK met betrekking tot de fiscale eenheid. Kan de regering wat meer inzicht geven in de termijn waarop de regering een beslissing van de Europese Commissie verwacht?
De leden van de SGP-fractie lezen dat indien vóór 1 februari 2021 geen duidelijkheid komt vanuit de Europese Commissie, de openingsdatum van het loket op 1 september 2021 in gevaar komt. Geldt dat enkel voor gevallen waarin sprake is van een fiscale eenheid? Of geldt dat voor alle investeringen? Welke stappen zet de regering om een uitgestelde openingsdatum te voorkomen?