Vastgesteld 18 december 2020
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt Verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Algemeen |
2 |
|
1. |
Inleiding |
2 |
2. |
Wijziging Wet basisregistratie personen |
2 |
3. |
Wijziging Wet basisadministraties persoonsgegevens BES |
4 |
4. |
Consultatie en advies; het gebruikersoverleg BRP |
5 |
Artikelsgewijs |
5 |
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet basisregistratie personen en de Wet basisadministraties persoonsgegevens BES. Graag willen zij de regering daar-over een paar vragen stellen.
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarover de volgende vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgeno-men van voorliggend wetsvoorstel. Graag maken zij van de gelegenheid gebruik voor het stellen van enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden steunen het voorstel om niet langer op voorhand beperkingen aan te brengen in het opnemen van gegevens van levenloos geboren kinderen of kinderen die voor aangifte zijn overleden. Zo krijgen ouders zelf meer ruimte om te bepalen wat voor hen de beste wijze is om recht te doen aan de werkelijkheid.
De leden van de VVD-fractie lezen dat wordt voorgesteld om de persoonlijke verschijningsplicht van ingezetenen op één adres bij aangifte van vertrek naar het buitenland te beperken, omdat de huidige bepaling geen rekening houdt met het feit dat er op het betreffende adres ook personen kunnen zijn inge-schreven die geen familie van elkaar zijn. In het kader van de verschijnings-plicht wordt het voorts mogelijk gemaakt dat bij algemene maatregel van bestuur regels kunnen worden gesteld omtrent bijzondere gevallen waarin de verplichting voor de minderjarige om in persoon bij de aangifte te verschijnen niet geldt. Het gaat dan om zieke of in een instelling verblijvende minderjarigen. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de persoonlijke verschijningsplicht in deze situatie problematisch kan zijn, maar vragen toch aandacht voor mogelijke fraude. Hoe wordt fraude in dezen voorkomen? Hoe wordt voorkomen dat signalen over niet-vrijwillig vertrek worden gemist? De leden van de VVD-fractie vragen de regering hierop in te gaan.
De leden van de CDA-fractie onderschrijven de wenselijkheid van een wette-lijke verplichting tot ambtshalve registreren van personen op een briefadres. Met de Nationale ombudsman constateren deze leden dat het achterwege laten van de inschrijving in de BRP er in de praktijk toe leidt dat met name dak- en thuislozen niet of slechts met veel moeite gebruik kunnen maken van de dienst-verlening door de overheid en andere instellingen, terwijl zij daar vanwege hun zwakke maatschappelijke positie juist het meeste behoefte aan hebben. Terecht herinnert de regering in dit verband aan schriftelijke vragen van de leden Peters en Van der Molen (Aanh. Hand. TK 2018–2019, nr. 1910). In maart 2019 stelde de Staatssecretaris in antwoord op deze vragen, dat uit contacten tussen het Ministerie van BZK en gemeenten bleek, dat het besef dat ook dak-lozen ingeschreven moeten zijn in de BRP de afgelopen jaren sterk is toegeno-men. Hij voegde daaraan toe: «Tegelijkertijd constateer ik dat de problematiek nog de nodige aandacht verdient.» Deze leden vragen wat de actuele stand van zaken is.
De leden van de CDA-fractie onderkennen, gelet op de concrete voorbeelden die de regering geeft, dat ook in deze gevallen sprake kan zijn van een ingrijpende gebeurtenis voor de betrokken ouder die vergelijkbaar is met de situaties waarin de huidige wet wel voorziet in de mogelijkheid van registratie. Deze leden steunen dan ook het voorstel om de mogelijkheden voor registratie van kinderen op de persoonslijst van de ouder zodanig uit te breiden dat ook in de bedoelde gevallen gegevens over het kind kunnen worden opgenomen. Deze leden waarderen de veranderende opvatting over de functie van de basisregistratie personen, namelijk dat die ook een bijdrage kan leveren aan de emotionele verwerking van het overlijden van het kind door de betrokken ouder.
De leden van de SGP-fractie vragen in hoeverre het voorgekomen kan zijn dat een akte van levenloos geboren kind is opgemaakt in situaties waarin het kind wel degelijk enkele dagen heeft geleefd, vanwege de zwaardere vereisten die golden voor het inschrijven van een akte die vermeldt dat het kind op het moment van aangifte niet meer in leven was. Welke mogelijkheden zijn er om aktes te vervangen en in hoeverre is dit wetsvoorstel om ook voor die situaties enige coulance te betrachten?
De leden van de SGP-fractie vragen of de regering wil toelichten waarom het verzoek om kosteloos de in het wetsvoorstel bedoelde aktes op te nemen beperkt is tot degenen die als ingezetenen zijn ingeschreven en waarom dit niet uitgebreid zou kunnen worden tot degenen die als niet-ingezetene geregistreerd zijn. Eveneens vragen zij waarom ten aanzien van de aktes die vermelden dat een kind op het moment van de aangifte niet meer in leven is, geldt dat deze in Nederland moeten zijn opgemaakt en waarom gewaarmerkte aktes uit het buitenland niet kunnen worden toegelaten.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de gegevensverstrekking aan autoriteiten in het Caribisch deel van het Koninkrijk afwijkt van de gegevensverstrekking binnen Nederland en wat daarvan de reden is. In dit verband vragen deze leden of de voorliggende wetswijziging een oplossing biedt voor de problemen van studenten uit het Caribisch deel van het Koninkrijk die de Nationale ombudsman signaleert in zijn recent verschenen rapport «Kopzorgen van Caribische studenten». Deze leden vragen de regering in te gaan op de aanbeveling van de Nationale ombudsman, dat het noodzakelijk is dat Caribische studenten beschikken over een BSN zodat zij de mogelijkheid hebben om – voordat zij in Nederland zijn – een aantal praktische zaken te regelen. Daarmee kunnen veel problemen in Nederland worden voorkomen.
De leden van de VVD-fractie stellen vragen bij het voorstel om in de Wet BRP een experimenteerartikel op te nemen. Acht de regering het denkbaar dat er een experiment wordt gehouden met het opnemen van digitale gegevens in de BRP? Welke andere zaken zouden voor een experiment in aanmerking komen. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering. Deze leden zijn op de hoogte van de brief van 21 september 2020 over de stand van zaken BRP, waarin een stapsgewijze verbetering en vernieuwing van de BRP wordt geschetst. In die brief wordt ook ingegaan op digitale contactgegevens en het opnemen daarvan in de BRP. De leden van de VVD-fractie vragen de regering wanneer deze gegevens in de BRP worden opgenomen. Waarom wordt het opnemen van digitale gegevens in de BRP niet meegenomen bij het onderhavige wetsvoorstel? Is overwogen om de Wet BRP op dit punt te wijzigen en dit onderdeel van het wetsvoorstel desnoods inwerkingtreding te laten treden, zodra het kan, een en ander zoals in de Wet digitale overheid voor de online identiteit is bepaald? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.
Met de regering stellen de leden van de CDA-fractie vast, dat de BRP een cruciale rol vervult in de persoonsinformatievoorziening van de overheid en onmisbaar is voor een betrouwbare dienstverlening aan burgers door instel-lingen in het publieke en semipublieke domein. In dat licht vragen deze leden de regering de wenselijkheid van een experimenteerartikel nader toe te lichten. Waarom zouden pilots en experimenten moeten worden gehouden met reële persoonsgegevens? Ook vragen deze leden of experimenten niet leiden tot rechtsongelijkheid tussen burgers, als zij bijvoorbeeld in de ene gemeente wel en in de andere gemeente niet de regie hebben over de verwerking van hun persoonsgegevens.
In dit verband vragen de leden van de CDA-fractie ook, wat de stand van zaken is met betrekking tot het inrichten van een gezaghebbend centraal meldpunt waar burgers / geregistreerden terecht kunnen voor het melden en oplossen van problemen met de basisregistraties, zoals gevraagd bij de Kamerbreed aangenomen motie-Van der Molen/Middendorp (TK 26 643, nr. 630). Op 16 oktober jl. beantwoordde de Staatssecretaris schriftelijke vragen van de leden Van der Molen en Middendorp over het bericht «Nog steeds doodverklaard: verwisselingsfout van drie jaar terug blijft Fred Marree achtervolgen». De Staatssecretaris antwoordde, dat hij bij het opzetten van het meldpunt nadrukkelijk de ervaringen en verwachtingen van burgers betrekt en de ervaringen die zijn opgedaan met het Centraal Meldpunt Identiteitsfraude, dat ook wordt beheerd door de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens. De leden van de CDA-fractie vragen, of de voorbereidingen inmiddels zo ver gevorderd zijn, dat de verwachting van de Staatssecretaris uitkomt, dat het meldpunt begin 2021 van start kan gaan.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat de regering naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State de experimenteerbepalingen nader heeft gedefinieerd. Genoemde leden vragen of de voorbeelden die de regering aandraagt, ook specifiek bedoeld zijn als experiment of als situaties waarin de regering behoefte heeft aan flexibele normstelling – hetgeen ook de Raad van State zich afvraagt.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen met instemming dat in voorliggend voorstel ook uitvoering wordt gegeven aan de motie-Özütok/Van der Graaf van 10 oktober 2018 over het opnemen van levenloos geboren kinderen in de basisadministraties van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Genoemde leden vragen de regering aan te geven hoe over deze moge-lijkheid richting bewoners van de BES-eilanden wordt gecommuniceerd. Voorts vragen zij of de ervaringen met het opnemen van levenloos geboren kinderen in de basisadministraties in Europees Nederland, ook met de BES-eilanden zullen worden gewisseld.
De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het feit dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor gemeenten waar een detentie-centrum is gevestigd, problemen voorziet bij de uitvoering van deze wets-wijziging. Ingezetenen die door «vertrek onbekend waarheen» als niet-ingezetene zijn ingeschreven dienen ambtshalve van een briefadres te worden voorzien. Veelal wordt na het verlaten van het detentiecentrum geen opgave gedaan van het woonadres. Het is bovendien voor deze gemeente als briefadreshouder niet mogelijk vast te stellen dat betrokkene niet meer in Nederland verblijft met als gevolg dat personen voor onbepaalde tijd als ingeschrevene in de BRP blijft opgenomen. De leden van de CDA-fractie vragen de regering in te gaan op deze opmerkingen van de VNG.
In aanvulling op de vragen die door de VNG en de NVVB zijn gesteld, vragen de leden van de SGP-fractie naar de eventuele negatieve gevolgen die de registratie van een briefadres kan hebben vanwege handhaving door gemeenten. Deze leden wijzen op het voorbeeld waarin een persoon door dreigende dakloosheid terechtkomt in illegale bewoning van een vakantie-huisje. De aanvraag van een briefadres is voor betrokkene van belang van-wege het verkrijgen van een uitkering, maar tegelijk kan dat betekenen dat de verhuurder en betrokkene een risico lopen op handhaving, met de onwenselijke gevolgen van dien. Zij vragen wat betrokkenen in dergelijke situaties te doen staat.
Onderdeel K
De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen op de mogelijkheid die er momenteel is voor adoptieouders om de ontstaansgeschiedenis van een kind laten wissen uit de BRP, conform artikel 2.57 eerste lid van de Wet basisregistratie personen. In Trouw verscheen afgelopen zomer een ingrijpend bericht over kinderen die in Nederland werden geadopteerd, waarvan de persoonskaarten zijn gewist. Genoemde leden vinden dat een ieder het recht behoort te hebben om te weten waar je vandaan komt. Zij vragen de regering aan te geven of het niet wenselijk zou zijn dat enkel op eigen initiatief, door iemand van zestien jaar of ouder, persoonsgegevens kunnen worden verwijderd uit de BRP, en dit niet meer voor adoptieouders mogelijk te maken.
De leden van de SGP-fractie constateren dat in het algemeen deel niets te vinden is over deze voorgestelde wijziging. Deze leden ontvangen graag enige verheldering op de achtergrond, de wenselijkheid en de noodzaak van het voorstel. Deze leden vragen waarom het verstandig zou zijn dat op basis van de leden drie en vier alle historische gegevens inzake de geslachtsvermelding te kunnen verwijderen. In hoeverre kan hierdoor de betrouwbaarheid van de registers en de mogelijkheid van historisch onderzoek in het geding zijn, zo vragen zij. Eveneens vragen zij op welke wijze kan worden voldaan aan de vereiste zorgvuldigheid bij verzoeken om de geslachtsvermelding voor een tweede of volgende keer te wijzigen.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
Adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx