Ontvangen 4 februari 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na de eerste zin een zin ingevoegd, luidende: De burgemeester oefent deze bevoegdheid niet uit dan nadat hij daarover met het openbaar ministerie overleg heeft gevoerd.
2. In het zevende lid wordt na «De voorgaande leden zijn» ingevoegd «, met uitzondering van het eerste lid, tweede zin,»
Indiener vindt dat de voorgestelde nieuwe bevoegdheden voor de burgemeester – zoals het opvragen van informatie over donaties, inzage in financiën en het opleggen van dwangsommen bij niet-naleving – de verantwoordelijkheid van de burgemeester om de openbare orde te handhaven verder oprekken. Bovendien is indiener van mening dat deze bevoegdheden het burgemeestersambt verder politiseren en burgemeesters onder politieke druk kunnen zetten om bepaalde organisaties te onderzoeken. Dit in een tijd waarin burgemeesters toch al politieke en maatschappelijke druk ervaren rond verschillende andere openbare-ordebevoegdheden. Dit amendement stelt daarom voor om deze nieuwe bevoegdheden pas door de burgemeester te kunnen laten inzetten na een overleg met het Openbaar Ministerie. Het advies van het OM dient om tegenwicht te kunnen bieden aan mogelijke externe druk, waarmee wordt gewaarborgd dat de burgemeester niet te lichtvaardig of onder druk van anderen diens bevoegdheid gebruikt. Bovendien kan – als uit het overleg met het OM blijkt dat er aanwijzingen zijn dat de wet of de statuten niet te goeder trouw worden nageleefd – het OM zelf bij de maatschappelijke organisatie om informatie vragen op basis van diens bevoegdheden.
Mutluer