Ontvangen 16 juni 2021
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Na artikel I, onderdeel BB, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
BBa
Aan artikel 8.1.1, vierde lid, wordt de volgende zin toegevoegd:
De inschrijving kan niet worden geweigerd of beëindigd op grond van de derde volzin maar uitsluitend op grond van de tweede volzin die van overeenkomstige toepassing is op de vak-, middenkader- en specialistenopleiding, indien betrokkene binnen een verticale scholengemeenschap doorstroomt respectievelijk is doorgestroomd van openbaar voortgezet onderwijs naar beroepsonderwijs.
Dit amendement regelt specifiek voor een verticale scholengemeenschap tussen een openbare school voor voortgezet onderwijs en een mbo-instelling op religieuze grondslag dat die mbo-instelling geen student mag weigeren op grond van het niet kunnen of willen onderschrijven van diens grondslag. Een openbare school voor voortgezet onderwijs mag immers een verticale scholengemeenschap vormen met een bijzondere mbo-instelling met een religieuze grondslag. Als die keuze eenmaal is gemaakt, mag het bevoegd gezag in geval van doorstroming daarbinnen echter niet meer van de student eisen dat die de grondslag onderschrijft. Uitsluitend mag nog een meer passief respect voor die grondslag worden verlangd, ook als het om beroepsopleidingen op niveaus 3 en 4 gaat. Deze uitzondering is noodzakelijk om te voorkomen dat een areligieuze student die aan de formele toelatingseisen voldoet, binnen zo’n verticale scholengemeenschap niet kan doorstromen naar mbo-niveaus 3 of 4.
De indiener acht dit – los van de algemene wenselijkheid van een acceptatieplicht – in dit geval specifiek wenselijk omdat zonder deze wijziging de mogelijkheid bestaat dat een openbare school voor voortgezet onderwijs een verregaande samenwerking aangaat met een bijzondere mbo-instelling of andersom. Dit kan tot gevolg hebben dat een leerling halverwege zijn opleiding de instelling moet verlaten. Indiener acht dit niet in het belang van de leerling of student.
Kwint