Voorgesteld 10 maart 2021
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Waddengebied een uniek ecosysteem is dat van belang is voor meer dan 10.000 vaak zeldzame planten- en diersoorten en voor miljoenen trekvogels;
constaterende dat het Waddengebied UNESCO-werelderfgoed is;
constaterende dat de beschermde natuur in en rond de Waddenzee (soorten en habitats) nu een slechte staat van instandhouding heeft, zoals blijkt uit de rapportage van het kabinet aan de Europese Commissie (Kamerbrief Minister van LNV, 17 december 2019);
constaterende dat de regering naar aanleiding van de aangenomen moties Van der Lee/Nijboer (32 849, nr. 198) en Dik-Faber/Sienot (33 529, nr. 735) onderzoek heeft laten doen naar de effecten van gestapelde mijnbouw, hand aan de kraan en bodemdaling/zeespiegelstijging, maar dat de uitkomsten daarvan nog niet bekend zijn;
overwegende dat mijnbouwactiviteiten in Groningen hebben geleid tot langdurige trajecten van schadeherstel en een zeer trage uitvoering van versterking, maar dat het verdrinken van het Wad tot onomkeerbare, niet te herstellen schade leidt;
verzoekt de regering, geen onomkeerbare stappen te zetten zolang de door de Kamer gevraagde onderzoeken nog niet aan de Kamer zijn voorgelegd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dik-Faber
Sienot
Kröger