In dit wetsvoorstel wordt geregeld dat elke school voor praktijkonderwijs in beginsel aan alle leerlingen een schooldiploma en een bijbehorend portfolio uitreikt. Ook regelt dit wetsvoorstel dat in het voortgezet speciaal onderwijs aan de leerlingen in de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding een schooldiploma met portfolio wordt uitgereikt. De Minister stelt het model voor dit schooldiploma vast. Dit voorstel sluit aan bij de behoefte aan een eenduidige vorm van erkenning voor deze groep leerlingen. De wijzigingen in dit wetsvoorstel zijn een uitwerking van het regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst» van het kabinet Rutte III. Daarin is opgenomen: Praktijkonderwijs is een afzonderlijke en volwaardige schoolsoort. Dit wordt tot uitdrukking gebracht doordat steeds meer leerlingen na afronding een tastbaar bewijs krijgen van hetgeen ze hebben geleerd.
Achtergrond praktijkonderwijs
Het praktijkonderwijs is bestemd voor leerlingen van wie vaststaat dat overwegend een orthopedagogische en orthodidactische benadering nodig is, en die naar verwachting een leerweg van het vmbo in combinatie met leerwegondersteunend onderwijs niet met goed gevolg kunnen afronden. Er zijn circa 175 scholen voor praktijkonderwijs, met in totaal ongeveer 30.000 leerlingen tussen de 12 en 18 jaar oud. Deze scholen ontvangen een hogere bekostiging voor hun leerlingen dan de andere schoolsoorten. Daarmee kunnen de groepen klein gehouden worden, waardoor leerlingen meer individuele aandacht kunnen krijgen.
De kracht van het praktijkonderwijs zit in maatwerk, gepersonaliseerd leren en persoonlijke begeleiding. Al vanaf het eerste jaar ontwikkelen jongeren zich vooral door praktisch bezig te zijn met theorie en door te doen. Elke leerling volgt een eigen leerroute, die aansluit bij de behoefte en de mogelijkheden van de leerling. Om de diverse doelgroep in het praktijkonderwijs goed te bedienen is maatwerk voor elke leerling vereist. Bij dit onderwijsaanbod past geen landelijk examen, met landelijk bepaalde eindtermen en kerndoelen. Dat zou immers betekenen dat er een landelijke norm gaat gelden waaraan elke leerling moet voldoen om een diploma te behalen. De schoolperiode wordt daarom niet afgesloten met een centraal eindexamen en bijbehorend diploma op basis waarvan de leerling kan worden toegelaten tot vervolgonderwijs.
Op grond van artikel 29a van de Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) of artikel 73 van de Wet voortgezet onderwijs BES (WVO BES) bepaalt het bevoegd gezag van een school zelf of het schooldiploma’s uitreikt aan de leerlingen, en hoe dat schooldiploma er uit ziet. Uit gesprekken met diverse scholen voor praktijkonderwijs en uit gegevens van de Sectorraad Praktijkonderwijs blijkt dat op het merendeel van de scholen dergelijke schooldiploma’s uitgereikt worden. Daarvoor wordt sinds het voorjaar van 2019 een model gebruikt dat door de Sectorraad Praktijkonderwijs is ontworpen en ter beschikking wordt gesteld.
Er is echter ook nog altijd een aantal scholen dat geen schooldiploma uitreikt aan leerlingen die het praktijkonderwijs afronden. Deze leerlingen missen de erkenning in de vorm van een diploma die hun leeftijdsgenoten uit andere schoolsoorten wel krijgen. De behoefte aan eenduidige erkenning van hetgeen de leerlingen binnen het praktijkonderwijs hebben geleerd is groot, zowel bij leerlingen als ouders, en in de maatschappij. Dit blijkt uit diverse gesprekken en signalen uit het praktijkonderwijsveld. Deze behoefte aan erkenning zorgt ervoor dat gezocht wordt naar manieren om zichtbaar te maken wat leerlingen uit het praktijkonderwijs kunnen. Alle leerlingen verdienen een duidelijke vorm van erkenning en dat recht gedaan wordt aan de resultaten die de leerlingen gedurende hun schoolloopbaan behalen. Ondanks de ontwikkelingen van de afgelopen jaren – waardoor er een grote groep scholen is die wel een schooldiploma uitreiken aan de leerlingen die het praktijkonderwijs afronden – is er nog altijd een groep scholen waar leerlingen het onderwijs verlaten zonder een schooldiploma dat de behaalde resultaten vermeldt. De regering acht het dan ook niet langer wenselijk dat het aan scholen zelf wordt overgelaten om te bepalen of er wel of geen diploma wordt verstrekt. Daarom wordt met dit voorstel de verplichting vastgelegd om een schooldiploma uit te reiken aan die leerlingen die het onderwijs succesvol afronden.
Achtergrond voortgezet speciaal onderwijs (vso)
Het voortgezet speciaal onderwijs (vso) is bedoeld voor leerlingen met zodanige fysieke en/of verstandelijke beperkingen dat zij overwegend op een orthopedagogische en orthodidactische benadering en op de specifieke begeleidingsexpertise van vso aangewezen zijn. Het vso kent drie uitstroomprofielen: vervolgonderwijs, arbeidsmarktgericht en dagbesteding. De leerlingen die een vmbo-, havo- of vwo-opleiding binnen het uitstroomprofiel vervolgonderwijs succesvol hebben afgerond, krijgen een regulier vo-diploma. De leerlingen die de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht of dagbesteding afronden, krijgen nu een getuigschrift en een overgangsdocument. Het model van het getuigschrift is bij ministeriele regeling vastgesteld.
Er zijn ongeveer 200 scholen die vso aanbieden aan iets minder dan 38.000 leerlingen tussen de 12 en 20 jaar. De extra bekostiging die de vso-scholen vanuit de samenwerkingsverbanden passend onderwijs krijgen is gebaseerd op de ernst van de beperking en de mate van ondersteuning die de verschillende groepen leerlingen nodig hebben. Voor het vso zijn er kerndoelen vastgesteld die betrekking hebben op de verschillende domeinen zoals rekenen en taal. Daarnaast zijn er leergebiedoverstijgende kerndoelen gericht op bijvoorbeeld «leren leren». Kerndoelen zeggen iets over het onderwijsaanbod dat de school moet leveren, maar niet over het niveau dat behaald moet worden (eindtermen). Leerlingen in de profielen dagbesteding en arbeidsmarktgericht leggen geen centraal examen af, wel worden ze regelmatig getoetst en kunnen zij bijvoorbeeld branchecertificaten behalen. De informatie wordt nu opgenomen in het getuigschrift en het overgangsdocument.
In de artikelen 14d van de Wet op de expertisecentra (WEC) is geregeld dat leerlingen die het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel verlaten en die niet meer leerplichtig zijn, een getuigschrift ontvangen. In artikel 14e is bepaald dat iedere leerling die de school verlaat en voor wie het onderwijs in het arbeidsmarktgerichte uitstroomprofiel het laatst gevolgde onderwijs is, een overgangsdocument ontvangt. Dat overgangsdocument wordt opgesteld door het bevoegd gezag, in overleg met de directeur, het onderwijzend personeel en de commissie voor de begeleiding, en is gericht op het uitoefenen van een functie op de arbeidsmarkt. Voor het uitstroomprofiel dagbesteding gelden vergelijkbare bepalingen die zijn vastgelegd in de artikelen 14g en 14h van de WEC.
Bij de invoering van de uitstroomprofielen voor het vso is gekozen voor de term getuigschrift. Voor de inwerkingtreding van de Wet kwaliteit (v)so1 kregen de leerlingen bij het verlaten van het vso geen formeel afsluitend document mee. Wel waren er scholen die iets meegaven, maar daar zat geen duidelijke lijn in en de kwaliteit liet ook vaak te wensen over. Vandaar dat er destijds gekozen is om een eenduidig document uit te reiken, waarvan het model landelijk is vastgelegd. Het idee was dat leerlingen dan net als andere leerlingen een feestelijke afsluiting van hun schoolperiode zouden hebben. Nu voor het praktijkonderwijs een schooldiploma wordt geïntroduceerd, heeft het betrokken onderwijsveld aangegeven daar bij te willen aansluiten.
Ook voor het vso acht de regering het wenselijk om vast te leggen dat alle leerlingen die het vso verlaten een diploma ontvangen. Voor het diplomagerichte uitstroomprofiel is dat een regulier vo-diploma. Voor de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding wordt met dit wetsvoorstel voorgesteld om een schooldiploma vso te introduceren. Daarmee krijgen ook de leerlingen in die uitstroomprofielen – net als de leerlingen in het praktijkonderwijs – de erkenning die ze verdienen en die recht doet aan de resultaten die ze tijdens hun schoolloopbaan hebben behaald.
Voorstel
Alle leerlingen die het praktijkonderwijs of de uitstroomprofielen dagbesteding of arbeidsmarktgericht van het vso met goed gevolg hebben afgerond, verdienen dezelfde vorm van erkenning. Daarom wordt voorgesteld dat elke leerling die voldoet aan het door het bevoegd gezag vastgestelde reglement een schooldiploma ontvangt. Het model van het schooldiploma wordt vastgesteld door de Minister. Dit model wordt gebaseerd op de overige diploma’s in het voortgezet onderwijs. Dit gebeurt in overleg met de Sectorraad Praktijkonderwijs en voor het vso met de sectorraden en Simea, Vivis en Lecso. Er wordt zoveel mogelijk, aangesloten bij het model dat de Sectorraad Praktijkonderwijs in het verleden ter beschikking heeft gesteld aan de scholen. Zo wordt er recht gedaan aan de behaalde resultaten van de leerling én wordt het voor de maatschappij en het bedrijfsleven inzichtelijk dat de leerling succesvol het praktijkonderwijs of het vso heeft afgerond.
Daarnaast wordt voorgesteld om een persoonlijk portfolio aan het schooldiploma te koppelen. Daarin kunnen alle bewijzen die de leerling in zijn of haar schoolloopbaan heeft verzameld worden gebundeld. Hierbij valt te denken aan (branche)certificaten, praktijkverklaringen en een eventueel advies voor een vervolgopleiding. Specifiek voor het vso kan het overgangsdocument opgenomen worden in het portfolio.
Anders dan bij de andere schoolsoorten binnen het voortgezet onderwijs, is in het praktijkonderwijs maatwerk noodzakelijk. Dit vanwege het persoonlijke karakter van het praktijkonderwijs: niet elke leerling behaalt dezelfde resultaten. Ook bij het vso in de uitstroomprofielen dagbesteding en arbeidsmarktgericht is maatwerk kenmerkend. Daarom stelt de regering voor om de scholen de vrijheid te geven om te beslissen wanneer een leerling in aanmerking komt voor een schooldiploma. Hierbij gaan geen landelijke kaders of richtlijnen gelden. Het bevoegd gezag maakt een reglement waarin bepaald wordt aan welke eisen de leerling moet voldoen om het onderwijs succesvol af te ronden. Scholen zijn vrij om te kiezen welke opzet daarbij past. Op basis van dat reglement, dat door het bevoegd gezag met de medezeggenschapsraad wordt afgestemd, beslist de directeur of een leerling het diploma uitgereikt krijgt. Ter inspiratie stelt de Sectorraad Praktijkonderwijs reglementen beschikbaar waarmee een groot deel van de scholen al jaren werkt. Daarnaast heeft de Sectorraad Praktijkonderwijs een voorbeeldreglement opgesteld en verspreid onder de scholen. Voor het voortgezet speciaal onderwijs verzorgen de sectorraden met Simea, Vivis en Lecso in overleg met de Inspectie van het Onderwijs een modelreglement.
Ook stelt de regering voor om aan de school over te laten om te beslissen hoe het portfolio eruit moet zien en welke documenten er in worden opgenomen. Daarmee kan het bevoegd gezag bepalen op welke manier de onderscheidende kenmerken van de school in het portfolio tot uitdrukking worden gebracht.
Zoals hierboven is beschreven, wordt het schooldiploma voor het praktijkonderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs gekenmerkt door maatwerk. Scholen zijn vrij om hun eigen maatstaven te hanteren voor het behalen van het schooldiploma. Dat betekent echter wel dat aan het diploma geen vaste waarde gehecht kan worden: het is geen vast document dat kan gelden als toelatingseis voor vervolgonderwijs of voor een werkgever. Het betekent ook dat er geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht voor nodig is om vast te stellen welke leerling het diploma uitgereikt krijgt. In plaats daarvan is het een beslissing van de directeur, waarover de betrokkenen een klacht kunnen indienen. Met het ontbreken van civiel effect bestaat er ook geen noodzaak om het schooldiploma in het diplomaregister van DUO op te nemen. Het opnemen van het diploma in het diplomaregister zou niet alleen een forse investering van DUO vereisen, maar zou ook een verzwaring betekenen van de administratieve lasten van scholen. De regering kiest er dan ook voor om het schooldiploma praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs niet in het diplomaregister van DUO op te nemen.
Er zullen altijd leerlingen zijn die het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs verlaten zonder dat zij in aanmerking komen voor het schooldiploma. Op grond van het huidige artikel 29a van de WVO ontvangen leerlingen die het praktijkonderwijs verlaten een getuigschrift. De regering stelt voor om dit getuigschrift te vervangen door een verklaring, zoals die ook geldt voor de andere schoolsoorten op grond van artikel 31 van de WVO. Bovendien stelt de regering voor om de verklaring ook voor het vso in te voeren. Met het vervangen van het getuigschrift door een verklaring wordt niet alleen aangesloten bij de andere schoolsoorten in het voortgezet onderwijs, waar een zelfde soort verklaring wordt verstrekt aan leerlingen die een school verlaten, maar wordt ook aangesloten bij ontwikkelingen in het mbo om een mbo-verklaring te verstrekken aan studenten die de mbo-opleiding zonder diploma verlaten.
Beoogde effecten
Door de voorgestelde wijziging zullen de meeste leerlingen in de toekomst een schooldiploma ontvangen. Daardoor kunnen die leerlingen net als leeftijdsgenoten trots de vlag uithangen na het behalen van hun schooldiploma. Daarmee wordt de erkenning voor de leerlingen van zowel het praktijkonderwijs als voortgezet speciaal onderwijs (uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding) als schoolsoort vergroot. Door het vaststellen van een model van het schooldiploma zullen er geen verschillen meer zijn tussen de schooldiploma’s die worden afgegeven door de individuele scholen. Elke leerling die het praktijkonderwijs of voortgezet speciaal onderwijs (uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding) succesvol afrondt, ontvangt dezelfde vorm van erkenning. Leerlingen die het vso uitstroomprofiel vervolgonderwijs succesvol afronden krijgen net als nu een regulier vo-diploma. De bijbehorende portfolio’s bieden ruimte voor individueel behaalde zaken. Zo wordt toch individueel recht gedaan aan de behaalde resultaten van de leerling en wordt er op het niveau van de leerling inzichtelijk gemaakt wat hij of zij kan. Deze vorm van eenduidige erkenning, met een persoonlijk portfolio, vergroot mogelijk de positie van de leerling op de arbeidsmarkt. Het schooldiploma kent geen civiel effect, waarmee bedoeld wordt dat het geen toelatingsrecht geeft tot vervolgonderwijs.
Deze wijziging is nog niet opgenomen in het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2019 ingediende voorstel van wet houdende regels over het voortgezet onderwijs (Wet voortgezet onderwijs 20xx).2 In het onderhavige wetsvoorstel is dan ook een samenloopbepaling opgenomen om de voorgestelde wijzigingen op te nemen in de WVO 20xx.
Administratieve lasten worden gedefinieerd als de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voorvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Bij de voorbereiding is nagegaan of er sprake is van administratieve lasten voor instellingen, bedrijfsleven of burgers. Daarbij is de regeling ter beoordeling voorgelegd voor toetsing op administratieve lasten.
Met dit wetsvoorstel worden alle scholen voor praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs verplicht om een portfolio vorm te geven. Veel scholen werken al jaren met een portfolio, daarom brengt dit voorstel voor die scholen geen extra administratieve lasten mee. De lasten voor het vormgeven van dit portfolio worden daarom geraamd op maximaal 10 uur met een uurtarief van € 50. De geraamde kosten per school komen daarmee op € 500. Daarnaast zijn er uiteraard ook administratieve lasten verbonden aan het implementeren van het schooldiploma en portfolio en bijbehorende bedrijfsprocessen. Deze zullen hoger zijn voor scholen die nog niet werken met een schooldiploma. Omdat het niet mogelijk is om in kaart te brengen om hoeveel scholen dat gaat wordt er uitgegaan van een lager gemiddeld aantal uur per school. Het aantal uur wordt geraamd op 32 uur, de geraamde kosten per school komen daarmee op € 1.600.
Het opstellen van het reglement zal naar verwachting meer tijd kosten, omdat de meeste scholen het reglement nog moeten samenstellen. Daarbij moet het reglement worden afgestemd met de Medezeggenschapsraad. De tijdsbesteding voor het samenstellen van dit reglement wordt geraamd op totaal 50 uur, met een uurtarief van € 50. De geraamde kosten per school komen daarmee op € 2.500.
Daarnaast zullen scholen ook tijd besteden aan communicatie richting ouders en leerlingen over het (vernieuwde) schooldiploma en het reglement. De lasten voor het organiseren van bijvoorbeeld een nieuwsbrief of een aantal bijeenkomsten met leerlingen en ouders worden geraamd op 8 uur, met een uurtarief van € 50. Dat maakt een totaal aan geraamde kosten per school van € 400.
De informatieverplichting aan de Inspectie van het Onderwijs verandert niet.
De totaal geraamde kosten aan regeldruk komen op € 4.500 per school.
Dit voorstel is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk. De drie adviezen van de ATR zijn verwerkt in het voorstel.
Het wetsvoorstel heeft geen financiële consequenties voor de Rijksbegroting.
De Dienst uitvoering onderwijs (DUO) acht het wetsvoorstel uitvoerbaar.
De wijzigingen die door dit wetsvoorstel worden aangebracht in de WVO, worden op dezelfde wijze doorgevoerd in de overeenkomstige artikelen van de WVO BES. Hierdoor zullen ook leerlingen in het praktijkonderwijs in Caribisch Nederland (de eilanden Bonaire, Sint-Eustatius en Saba) een schooldiploma en bijbehorend portfolio ontvangen van de school.
In Caribisch Nederland bestaat er geen speciaal onderwijs. Voor de leerlingen die overwegend op een orthopedagogische en orthodidactische benadering en op specifieke begeleidingsexpertise zijn aangewezen, bestaat er een zorgstructuur die is opgenomen in de WPO BES en de WVO BES. Er is geen equivalent van de WEC in Caribisch Nederland. Daarom zijn er in dit wetsvoorstel geen bepalingen voor het vso in Caribisch Nederland opgenomen.
Dit wetsvoorstel is door de Rijksdienst Caribisch Nederland ter consultatie voorgelegd aan de scholen in Caribisch Nederland. De scholen achten het wetsvoorstel uitvoerbaar.
Een eerdere versie van dit wetsvoorstel heeft tussen 13 januari en 10 februari opengestaan voor internetconsultatie. In die versie werd voorgesteld om alleen voor het praktijkonderwijs het schooldiploma in te voeren, het schooldiploma voortgezet speciaal onderwijs maakte geen deel uit van dat voorstel.
In deze periode zijn er 68 reacties binnengekomen, waarvan 53 openbaar. Meer dan de helft van de reacties zijn afkomstig van scholen, zowel uit het praktijkonderwijs als uit het voortgezet speciaal onderwijs, maar ook een aantal samenwerkingsverbanden en onderwijsraden heeft gereageerd. Verder hebben 15 particulieren gereageerd.
De reacties zijn in grote meerderheid positief over het voorstel. In deze reacties wordt veel gesproken over erkenning voor de leerlingen en de schoolsoort: «Het wordt tijd dat deze leerlingen erkenning krijgen voor wat zij hebben gepresteerd…» en «Eindelijk erkenning voor onze leerlingen en voor het werk dat onze docenten verrichten.» tot «Wat een mooi voorbeeld van hoe de huidige maatschappij naar kansengelijkheid kijkt!».
Een flink aantal respondenten (22, waarvan elf reacties afkomstig van dezelfde vso-school) geeft aan dit wetsvoorstel een mooie ontwikkeling voor het praktijkonderwijs te vinden, maar geeft daarbij aan dit graag ook voor de uitstroomprofielen dagbesteding en arbeidsmarkt in het voortgezet speciaal onderwijs te willen regelen. «Ik hoop dat deze lijn zich ook doorzet naar de arbeidsmarktgerichte opleidingen in het VSO.» De regering heeft naar aanleiding van deze reacties besloten om in dit wetsvoorstel ook het schooldiploma voor de uitstroomprofielen dagbesteding en arbeidsmarkt in het voortgezet speciaal onderwijs op te nemen. De voorgestelde wijziging van de Wet op de expertisecentra is daarom als gevolg van de reacties in de internetconsultatie in dit wetsvoorstel opgenomen.
Vijf respondenten vroegen naar het civiel effect van het schooldiploma en naar de mogelijkheid om het schooldiploma in het diplomaregister van DUO op te nemen. Daarbij werd overigens al opgemerkt dat het civiel effect in dit geval meer zit in de documenten die in het portfolio kunnen worden opgenomen, dan in de schooldiploma’s zelf, die immers per school kunnen verschillen. In overleg met DUO is onderzocht of het uitvoerbaar is om de schooldiploma’s op te nemen in het diplomaregister. Hieruit is gebleken dat dit mogelijk is, maar de verwachting is dat dit zowel bij DUO als bij de scholen een grote tijdsinvestering vraagt. Daarom heeft de regering besloten om het schooldiploma niet op te nemen in het diplomaregister. Eerder in deze toelichting wordt daar ook op ingegaan.
Artikel I, onderdelen A en B, artikel II, onderdeel B, en artikel III
Eerste lid
In het eerste lid wordt vastgelegd dat aan elke leerling die daarvoor in aanmerking komt, een schooldiploma wordt uitgereikt. Het oordeel wordt bij de directeur gelegd. Dat is anders dan nu: in het praktijkonderwijs geldt dat het bevoegd gezag beslist of er een schooldiploma wordt uitgereikt. Met deze wijziging wordt aangesloten bij de systematiek van het voorgestelde artikel 2.58 van het bij koninklijke boodschap van 4 oktober 2019 ingediende voorstel van wet houdende regels over het voortgezet onderwijs (Wet voortgezet onderwijs 20xx).3 In dat artikel worden de bevoegdheden omtrent het afnemen en beoordelen van examens en het uitreiken van diploma’s in de andere schoolsoorten van het vo expliciet bij de rector of directeur gelegd. Voor het vso wordt dezelfde keuze gemaakt als voor het praktijkonderwijs: de directeur zal beslissen wie in aanmerking komt voor het schooldiploma.
Tweede lid
Zoals in het algemeen deel is uiteengezet, zal een portfolio deel gaan uitmaken van het schooldiploma. In dat portfolio worden de resultaten opgenomen die een leerling heeft behaald, zoals bijvoorbeeld (branche)certificaten, praktijkverklaringen, geleerde vaardigheden en competenties. Bovendien kan een advies over doorstroom naar een vervolgopleiding in het portfolio worden opgenomen. Ook het overgangsdocument voor de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding kan in het portfolio worden opgenomen. Het bevoegd gezag ontwerpt zelf het portfolio, de Minister stelt daarvoor geen model vast.
Derde lid
Net als voor de andere schoolsoorten nu al het geval is, zal de Minister het model voor het schooldiploma bij ministeriële regeling vaststellen. Dit gebeurt in overleg met de Sectorraad Praktijkonderwijs en de sectorraden po en vo in overleg met Vivis, Simea en Lecso. Bij het maken van dat model zal de Minister zo veel mogelijk uitgaan van het model van de Sectorraad Praktijkonderwijs en dat nu al op de meeste scholen voor praktijkonderwijs wordt gehanteerd.
Vierde lid
In het voorgestelde vierde lid wordt vastgelegd dat leerlingen die het praktijkonderwijs verlaten zonder dat ze in aanmerking komen voor een schooldiploma, een verklaring ontvangen. Daarmee wordt aangesloten bij artikel 31 van de WVO en 76 van de WVO BES, dat voor de andere schoolsoorten vastlegt dat leerlingen die het onderwijs verlaten, een verklaring krijgen. Voor het vso is de verklaring nieuw. Anders dan voor de andere schoolsoorten worden er verder geen eisen gesteld aan de verklaring. Zo krijgt het bevoegd gezag de vrijheid om een vorm en inhoud aan de verklaring te geven die passen bij het karakter van de school en het type leerling.
Artikelen I, onderdeel C, II, onderdeel A, IV, V en VI
Dit zijn technische wijzigingen. In artikel 162a WEC wordt de definitie van een voortijdige schoolverlater aangepast omdat het getuigschrift in het vso wordt vervangen door het schooldiploma vso. De artikelen 4a van de Leerplichtwet 1969 en 11 van de Leerplichtwet BES worden aangepast omdat het getuigschrift zoals dat op dit moment bestaat en waar deze artikelen naar verwijzen, wordt vervangen door een verklaring. Ook in artikel 8.3.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs wordt de verwijzing naar de bestaande getuigschriften aangepast aan de nieuwe schooldiploma’s praktijkonderwijs en vso.
Artikel VII
Dit is een technische wijziging: het artikel regelt de samenloop met de WVO 20xx, indien dat wetsvoorstel wordt aangenomen en tot wet wordt verheven.
Artikel VIII
De regering streeft ernaar het voorstel op 1 augustus 2021 in werking te laten treden. In beginsel zal het voorstel zowel voor het praktijkonderwijs als voor het voortgezet speciaal onderwijs tegelijkertijd in werking treden. De regering stelt echter wel voor om de mogelijkheid open te houden om verschillende onderdelen op verschillende momenten in werking te laten treden. Op die manier kan onderscheid gemaakt worden voor bijvoorbeeld praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs, of voor Europees Nederland en Caribisch Nederland.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob