Vastgesteld 9 oktober 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De griffier van de commissie, Weeber
Inhoudsopgave |
blz. |
||||
I. |
ALGEMEEN |
3 |
|||
1. |
Inleiding |
4 |
|||
2. |
Verbetering van de uitvoerbaarheid toeslagen |
6 |
|||
2.1 |
Versterking van de menselijke maat en verbetering van de praktische rechtsbescherming |
7 |
|||
2.1.1. |
Proportioneel vaststellen |
8 |
|||
2.1.2. |
Matigen van een terugvordering en rente berekening bij terugvordering |
11 |
|||
2.1.3. |
Introductie doelmatigheidsgrens |
12 |
|||
2.1.4. |
Naar voren brengen van een zienswijze door belanghebbende |
12 |
|||
2.1.5. |
Aanvullende waarborgen ter verbetering van de rechtspositie bij informatieverplichtingen |
14 |
|||
2.1.6. |
Aanvullende waarborg bij verzuimboete wegens niet nakomen informatieverplichting |
15 |
|||
2.1.7. |
Verplichting tot informatieverstrekking voor derden |
16 |
|||
2.1.8. |
Een uitgebreidere motivering in een boeterapport en het geven van een zienswijze bij oplegging vergrijpboete |
18 |
|||
2.1.9. |
Kwijtschelding op termijn |
19 |
|||
2.2 |
Het voorkomen van schrijnende situaties door toeslagpartnerschap |
20 |
|||
2.2.1. |
Schrijnende situaties door toeslagenpartnerschap |
20 |
|||
2.2.2. |
Onverzekerdheid partner |
21 |
|||
3. |
Uitvoerings- en handhavingsaspecten |
21 |
|||
4. |
Gevolgen voor de regeldruk |
22 |
|||
5. |
Budgettaire aspecten |
23 |
|||
6. |
Gevolgen voor het Europese recht, staatssteun en grondrechten |
23 |
|||
7. |
Doenvermogen |
23 |
|||
8. |
Verwerking van persoonsgegevens |
24 |
|||
9. |
Artikel 3.1 Comptabiliteitswet |
24 |
|||
10. |
Advies en consultatie |
24 |
|||
11. |
Evaluatieparagraaf |
24 |
|||
II. |
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING |
24 |
|||
Artikel II |
24 |
||||
Artikel VI, onderdeel J |
25 |
||||
BIJLAGE Uitvoeringstoetsen |
25 |
||||
BIJLAGE Advies ATR |
25 |
||||
BIJLAGE Advies AP |
26 |
||||
BIJLAGE Advies RvS |
26 |
||||
OVERIG |
26 |
||||
NOTA VAN WIJZIGING |
26 |
||||
1. |
Algemeen |
26 |
|||
1.1. |
Uitzondering arbeidseis |
26 |
|||
1.2. |
Kosten van invordering |
28 |
|||
1.3. |
Herziening beschikking rente bij te late betaling |
28 |
|||
1.4. |
Precedentwerking |
28 |
|||
Budgettaire gevolgen |
28 |
||||
Gevolgen voor burgers en bedrijfsleven |
28 |
||||
Uitvoeringskosten Belastingdienst |
28 |
||||
II. |
Onderdeelsgewijs |
29 |
|||
Onderdeel A |
29 |
||||
BIJLAGE Advies RvS |
29 |
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. Zij benadrukken het belang van het verbeteren en/of het hervormen van het toeslagenstelsel naar een menselijker systeem. Zij zien in dit voorstel uitvoering gegeven aan de motie van het lid Lodders c.s. (Kamerstuk 31 066, nr. 582). De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat de in dit wetsvoorstel voorgestelde vereenvoudigingen de eerste stappen zijn naar een grotere herziening van het toeslagenstelsel.
Met interesse heeft de PVV-fractie kennisgenomen van het wetsvoorstel, naar aanleiding daarvan heeft de PVV-fractie nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen en hebben vragen en opmerkingen.
De leden van de fractie van D66 hebben met veel interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. Zij vinden het goed dat er belangrijke verbeteringen in het stelsel worden doorgevoerd, gericht op het verbeteren van de dienstverlening, het versterken van de menselijke maat, het verbeteren van praktische rechtsbescherming en het voorkomen van schrijnende situaties. Tegelijkertijd is het belangrijk om aan een alternatief voor het toeslagenstelsel te werken, omdat de fundamentele problemen van het toeslagenstelsel blijven bestaan.
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer de routekaarten van de uitwerking van alternatieven voor het toeslagen kunnen worden verwacht.
De leden van de fractie van D66 valt het op dat de teksten in de memorie van toelichting best technisch zijn en veel juridische termen bevatten. Zij vragen op welke wijze de regering de gevolgen van deze voorstellen bij mogelijke toeslagontvangers onder de aandacht brengt.
De leden van de fractie van D66 vragen of er aanvullende verbeterpunten zijn overwogen maar niet zijn opgenomen in dit wetsvoorstel en de nota van wijziging, bijvoorbeeld omdat deze verbeterpunten pas op een later moment uitvoerbaar zijn. Zo ja, om wat voor mogelijke verbeterpunten gaat het? En wat is de reden dat deze verbeterpunten uiteindelijk niet zijn opgenomen?
De leden van de fractie van D66 vragen of bij het meer in rekenschap nemen van de menselijke maat in het systeem van toeslagen ook is gekeken naar de inrichting en de vormgeving van de uitvoerende organisatie. De leden van de fractie van D66 lezen dat de maatregelen «doenlijk» moeten zijn en vragen hoe dit wordt getoetst. Bestaat er een overheidsbreed kader voor de toetsing daarvan? Zo nee, zou het dan niet in de rede liggen dit te ontwikkelen?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het Wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. Zij onderschrijven dat er een urgentie ligt om op korte termijn de menselijke maat in het toeslagensysteem terug te brengen. Tegelijkertijd hebben zij een aantal vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen. De toeslagenaffaire heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het stelsel, in plaats van mensen te helpen, mensen juist in de problemen brengt. De oorzaken hiervan zijn veelkoppig; niet alleen zijn de regels de rigide, ook in de uitvoering is veel te hard opgetreden. Met wantrouwen richting mensen, in plaats vanuit vertrouwen. De schade die mensen hebben geleden moet zo snel mogelijk worden gecompenseerd, en het vertrouwen moet worden teruggewonnen. Dat vereist een andere houding van de Belastingdienst, maar ook andere regels. Op termijn betekent dit wat betreft de leden van de PvdA-fractie een stelselwijziging. Op korte termijn kan dit wetsvoorstel een kleine stap in de goede richting zijn. De ervaringen in Groningen leren echter dat het met goede bedoelingen en het aanpassen van regels alleen het niet zal lukken de problemen op te lossen. Tot nu toe loopt het oplossen van bestaande casus niet voorspoedig en zijn verreweg de meeste ouders nog niet in de buurt van een oplossing. Hoe wordt met dit voorstel het oplossen van bestaande problematiek bespoedigd? Worden de maatregelen uit dit voorstel reeds in de praktijk toegepast, ook als dat momenteel strikt genomen nog tegen de regels is?
De leden van de PvdA-fractie merken op dat het wetsvoorstel mogelijkheden biedt om tot redelijker uitkomsten te komen, en om tot meer overlegmogelijkheden te komen. Het betreft vooral maatregelen die de Belastingdienst meer mogelijkheden bieden. In hoeverre wordt het voor belanghebbenden eenvoudiger en overzichtelijker met dit wetsvoorstel? Het risico van meer opties, meer momenten van contact, en meer brieven kan ook ervoor zorgen dat paradoxaal het gehele proces complexer wordt, waardoor ontmoediging kan ontstaan. Hoe wordt dit voorkomen?
Naast bovenstaande hebben de leden van de PvdA-fractie hebben nog enkele vragen en opmerkingen, die hierna aan de orde komen.
De leden van de fractie van 50PLUS hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie vragen van elke toeslag hoe vaak er nu teruggevorderd wordt, en wat voor bedragen dit zijn. Kan een inschatting gemaakt worden met hoeveel dit wetsvoorstel het aantal terugvorderingen of de omvang van de terugvorderingen terugbrengt?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering aan te geven of de Belastingdienst/Toeslagen over voldoende capaciteit, kennis en kunde beschikt om de voorgestelde maatregelen in de praktijk zonder te grote risico’s en problemen uit te voeren, en zonder dat andere taken zoals fraudebestrijding in het gedrang komen. Welke opties heeft de regering onderzocht om de effectiviteit en de uitvoerbaarheid van de Belastingdienst/toeslagen te verbeteren?
De leden van de CDA-fractie merken op het van het grootste belang te vinden dat er maatregelen genomen worden om de handhaving van de toeslagen rechtvaardiger te maken. Zij hebben nog wel twijfels of de door de regering gekozen maatregelen efficiënt en verstandig zijn vormgegeven.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de Raad van State benadrukt dat de verhouding tussen de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) door de voorgestelde wijzigingen complexer wordt. Verschillende elementen van de in de Awir voorgestelde bepalingen vertonen overlap met de Awb. Heeft de regering de mogelijkheden onderzocht om de onderhavige inhoudelijke wijzigingen zodanig te structureren dat er een grotere juridische eenvoud bereikt werd? Wat zijn hierbij de overwegingen geweest?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering specifieke strategische of operationele maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de toename aan zorgvuldigheid niet leidt tot een afname aan – minstens zo urgente – snelheid.
De leden van de SP-fractie merken op ambivalent te zijn over de voorgestelde maatregelen in de wet. Enerzijds zijn de leden van de SP-fractie blij dat er meer ruimte komt voor de menselijke maat, maar zij zijn wel benieuwd of het de Belastingdienst/Toeslagen gaat lukken, gezien het recente verleden. Welke garanties kan de regering daarop geven? Anderzijds zijn de leden van de SP-fractie teleurgesteld over het wetsvoorstel. Het gaat door op de weg van exorbitante en disproportionele verplichte gegevensdeling door kinderopvanginstellingen met de Belastingdienst/Toeslagen. De leden van de SP-fractie wachten al bijna twee maanden op de antwoorden op Kamervragen over dit onderwerp (vragen van de leden Kwint en Leijten aan de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën – Toeslagen en Douane, over de verplichte dataverstrekking van kinderopvangorganisaties aan de Belastingdienst; ingezonden 13 augustus 2020; 2020Z14708).
Ook zijn de leden van de SP-fractie zeer teleurgesteld dat het recht op kinderopvangtoeslag voor echtparen waarbij een partner ongeneeslijk, of zelfs al terminaal, ziek is of waarbij een van de partners levenslang dagbesteding nodig heeft, niet geregeld wordt. Op deze zaken komen zij verderop in dit verslag uitgebreid terug.
De leden van de fractie van 50PLUS delen de opmerking van de regering dat zij er «geen misverstand over laat bestaan dat met het voorliggende wetsvoorstel de complexiteit van het stelsel als zodanig niet volledig wordt weggenomen». De leden van de fractie van 50PLUS zijn van mening dat het voorliggende wetsvoorstel de complexiteit van het stelsel helemaal niet wegneemt en dat daartoe ook geen poging wordt ondernomen. In de perceptie van de leden van de fractie van 50PLUS wordt misschien de «klantbeleving» of de «dienstverlening» verbeterd en worden bepaalde complexiteiten aan het oog van de burger onttrokken, maar aan de complexiteit als zodanig wordt feitelijk niets gedaan. Zij vinden het onterecht dat de regering zichzelf in dit verband complimenteert met echte complexiteitsreductie.
De leden van de fractie van 50PLUS lezen dat de Belastingdienst Toeslagen extra budgettaire middelen heeft gekregen om de dienstverlening aan toeslaggerechtigden te verbeteren en dat er tal van maatregelen uit de wet «hardheidsaanpassing Awir» in werking zijn getreden. Zij merken daarbij op dat aanvullende budgetten en aanvullende bepalingen volgens hen nooit leiden tot afname van complexiteit, maar juist tot het tegenovergestelde.
De leden van de fractie van 50PLUS merken op dat naar hun mening het volgende citaat uit de memorie van toelichting bewijst dat de aangekondigde «complexiteitsreductie» als gevolg van de voorliggende maatregelen, in de praktijk neerkomt op een nieuwe laag van controles en werkzaamheden: «Door het opnemen van een aantal bepalingen in de Algemene wet inkomensafhakelijke regelingen (Awir), die in deze memorie van toelichting nader worden toegelicht, wordt expliciet gemaakt dat de Belastingdienst/Toeslagen meer zorgvuldig en proactief dient te handelen overeenkomstig de normen die volgen uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur indien de betreffende omstandigheden daartoe noodzaken. Onderdeel van de voorgestelde wetswijzigingen betreft onder meer een aantal aanpassingen van de informatieverplichtingen. Door ook meer informatie van derden te ontvangen, kan de Belastingdienst/Toeslagen voorkomen dat er bij de toekenning van voorschotten of tegemoetkomingen onbedoelde fouten worden overgenomen en kan sneller aan de bel worden getrokken als eerder ontvangen informatie niet blijkt te kloppen.»
De leden van de 50PLUS-fractie merken op dat echte complexiteitsreductie, zowel voor burgers en bedrijven als voor de uitvoeringsdiensten, optreedt wanneer er veel minder bepalingen en veel minder regelingen als geheel onderdeel uitmaken van het fiscale stelsel. Een dergelijke aanpak brengt ook besparingen met zich mee in plaats van een noodzaak tot «extra budgettaire middelen».
Voor een interessante beleidsroute die leidt tot daadwerkelijke complexiteitsreductie zonder grote maatschappelijke schokken en binnen aanvaardbare parameters wijzen de leden van de fractie van 50PLUS naar het doorgerekende 50PLUS-plan voor een grote individuele korting evenals naar het recent gepresenteerde plan van D66 voor een grote huishoudkorting. In beide voorstellen wordt een groot aantal bestaande instrumenten vervangen door een of enkele instrumenten.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe ver het staat met de door de Minister van Financiën aangekondigde reorganisatie van de Belastingdienst.
De leden van de fractie van D66 vragen hoe het staat met de voortgang van de praktische rechtsbescherming. Tevens vragen zij wat het beoogde tijdpad is van de cultuurverandering bij de Belastingdienst/Toeslagen. De leden van de fractie van D66 vragen of het aanstellen van een persoonlijk behandelaar een concept is dat ook in de toekomstige reguliere organisatie kan worden gebruikt of voor het nieuwe stelsel. Tevens vragen zij of het een concept is dat kan worden gebruikt bij de Belastingdienst voor fiscale zaken.
De leden van de SP-fractie erkennen dat er een flinke noodzaak is om de uitvoerbaarheid van toeslagen te verbeteren. Bij vaststellen van de problematiek omtrent toeslagen is het helder dat de toeslagenaffaire een grote rol heeft gespeeld, maar dat neemt niet weg dat al jaren bekend is dat toeslagen een grote bron van schulden zijn voor mensen. Waarom heeft de regering niet eerder besloten tot verbetering? Kan zij hier een bespiegeling op geven?
De leden van de SP-fractie vragen zich af bij het lezen van dit wetsvoorstel of het nu precies gaat om verbetering van de uitvoerbaarheid voor de Belastingdienst/Toeslagen of voor de mensen die toeslagen nodig hebben. Wat vindt de regering van de balans van dit wetsvoorstel? Zijn de aanvragers van toeslagen echt geholpen bij de maatregelen, of hebben we hier te maken met een voorstel dat vooral de uitvoering moet helpen aan de kant van de Belastingdienst/Toeslagen?
Hoewel de regering betoogt dat het wetsvoorstel gaat om drie pijlers voor mensen die toeslagen nodig hebben, merken de leden van de SP-fractie op dat een groot gedeelte gaat over gegevensdeling, die in hun opvatting vooral ten goede moet komen aan de uitvoerder: Belastingdienst/Toeslagen.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat zij op zichzelf de drie pijlers achter dit wetsvoorstel snappen. Met betrekking tot de eerste pijler, het versterken van de menselijke maat in het stelsel, achten zij persoonlijk contact tevens van groot belang. Hoe wordt ervoor gezorgd dat mensen een fysiek loket in de buurt hebben waar zij terecht kunnen bij onduidelijkheden of conflict? Is de Belastingtelefoon inmiddels op orde en ook in staat te helpen? Kunnen ook gevallen die op dit moment nog niet geïdentificeerd zijn, maar ongetwijfeld zullen komen, aanspraak maken op persoonlijke begeleiding?
De leden van de fractie van 50PLUS erkennen dat de voorgestelde wet waarschijnlijk per saldo zal leiden tot een verbetering van de «klantervaring» van burgers. Zij merken op dat het noodzakelijk is, omdat de regering blijft kiezen voor het handhaven van een discriminerend belasting- en toeslagenstelsel dat inmiddels van alle kanten wordt bekritiseerd en waarvoor meerdere interessante alternatieven voorhanden zijn, om dan tenminste iets te doen aan de klantervaring en de menselijke maat. Naar de mening van de leden van de fractie van 50PLUS wordt dit minimale ook enigszins bereikt dankzij de voorliggende maatregelen. Wanneer de uitvoeringspraktijk echter niet vanuit de burger wordt beschouwd, maar vanuit de uitvoeringsdienst, dan is de fractie van 50PLUS er allerminst van overtuigd dat er per saldo sprake zal zijn van een «verbetering van de uitvoerbaarheid». Integendeel, zo merken zij op. Dat deel van het werk dat «onder water» wordt gedaan, neemt immers toe, evenals de kosten. De leden van de fractie van 50PLUS nodigen de regering van harte uit om te trachten dit standpunt te weerleggen.
De leden van de fractie van 50PLUS zijn van mening dat er in dit verband veel te grote woorden worden gebruikt door de regering, maar zij zullen de verbeteringen voor de burger en het versterken van de menselijke maat uiteraard wel steunen. Zij ervaren het echter als buitengewoon teleurstellend dat het uitgeven van geld, het introduceren van nieuwe bepalingen en het aannemen van méér ambtenaren wordt verkocht als «complexiteitsreductie» en als «verbetering van uitvoerbaarheid». Het is symptoombestrijding en dat is op lange termijn zo niet vol te houden.
De leden van de PVV-fractie constateren dat het voorstel erop is gericht om bij de uitvoering van de toeslagen de menselijke maat terug te brengen en te komen tot meer maatwerk. Kan de regering aangeven in een hoeverre een (juridische afgedwongen) cultuuromslag bij de Belastingdienst/Toeslagen op korte termijn haalbaar is? De leden van de PVV-fractie merken op dat het verankeren van maatwerk in regelgeving meerdere procedurele stappen vereist alvorens een besluit kan worden genomen. Kan de regering nader toelichten in hoeverre dit gevolgen heeft op de effectiviteit en de snelheid van het nemen van een besluit bij de Belastingdienst/Toeslagen?
De leden van de fractie van D66 lezen dat meer wordt gehandeld in overeenstemming met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en vragen zich af of dit eerder dan niet gebeurde. Tevens vragen zij of het beoogde maatwerk ertoe gaat leiden dat mensen langer op hun betalingen moeten wachten.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier de medewerkers van de Belastingdienst zelf betrokken zijn in de accentverschuiving naar een meer menselijke maat, omdat gebrek aan dergelijke betrokkenheid de operationele effectiviteit in de weg zou kunnen staan. Daarnaast vragen zij naar de samenhang tussen een grotere discretionaire ruimte voor de inspecteurs enerzijds en de ingezette cultuurverandering in de organisatie anderzijds.
De leden van de SP-fractie waarderen de poging om de menselijke maat en de praktische rechtsbescherming terug te brengen bij de uitvoering van Belastingdienst/Toeslagen. Zij missen wel een analyse waar en waarom het niet goed zit met de menselijke maat. Zij missen een analyse over de automatisering die heeft plaats gevonden en waarbij de persoonlijke toets ontbreekt. Gaat de Belastingdienst/Toeslagen het automatisch versturen van brieven stoppen of ernstig beperken?
De leden van de SP-fractie stellen vast dat er soms geautomatiseerd brieven worden gestuurd, die mensen echt de stuipen op het lijf jaagt. Is er een analyse gemaakt van automatische processen en het toezenden van brieven? Op welke wijze kan hier meer menselijke maat worden toegepast?
De leden van de SP-fractie missen ook de analyse waar de praktische rechtsbescherming niet of te beperkt aan mensen wordt geboden. Zij wijzen de regering erop dat, als de Belastingdienst/Toeslagen stelt dat iemand iets fout heeft gedaan en dat er iets terugbetaald moet worden, het voor mensen zeer ingewikkeld kan zijn om te bezien welk recht op verweer zij hebben. Waarom is deze analyse niet gemaakt of, als die er wel is, waarom is die niet meegestuurd met dit wetsvoorstel?
De leden van de SP-fractie merken op dat we in het verleden hebben gezien dat de Belastingdienst/Toeslagen niet alleen veel te korte reactietermijnen hanteerde, maar ook dat er besloten werd om mensen de kwalificatie opzet/grove schuld te geven omdat het opleggen van een verwijt of verzuimboete te arbeidsintensief was. Hoe kan de regering de leden van de SP-fractie ervan overtuigen dat dit soort overtreding van behoorlijk bestuur en het afnemen van rechtsbescherming in de toekomst niet opnieuw ontstaat?
De leden van de CDA-fractie zijn blij dat er nu een wettelijke basis komt die bepaalt dat niet meer de gehele toeslag wordt teruggevorderd als niet de gehele eigen bijdrage is betaald of als er een andere kleine onvolkomenheid is. Zij vragen de regering wat de oorsprong is van het disproportioneel terugvorderen, nog voordat de Belastingdienst is gaan procederen en de Raad van State de Belastingdienst voorafgaand aan de uitspraak van 23 oktober 2019 gelijk gaf. De tekst van de wet noopt immers niet tot disproportioneel terugvorderen, eerder het tegenovergestelde. Volgde de disproportionele terugvordering uit de wetsgeschiedenis of was dit het gevolg van het handhavingsbeleid van de Belastingdienst?
De leden van de CDA begrijpen ook niet zo goed het taalkundige belang van de wetsaanpassing. Nu staat er in de wet dat een ouder een aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten. De leden van de CDA-fractie lezen daarin dat ouders recht hebben op een vergoeding van een percentage van de kosten van de kinderopvang. De dwingendheid van een alles-of-nietsbepaling komt in deze tekst eigenlijk niet naar voren. De regering stelt voor om deze tekst te wijzigen zodat een ouder een aanspraak heeft op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner betaalde kosten. De leden van de CDA-fractie lezen in deze tekst juist een beperking, namelijk dat een ouder geen recht heeft op kinderopvangtoeslag als de kosten niet betaald zijn. Taalkundig lijkt dit juist veel meer op een alles-of-nietsbepaling dan de bestaande tekst. De terminologie van betaalde kosten lijkt bovendien niet aan te sluiten bij de toeslagen die als voorschot worden uitbetaald. Het voorschot kinderopvangtoeslag wordt immers maandelijks uitbetaald, vaak nog voordat de ouder de rekening van de kinderopvang betaalt. Maar op grond van de voorgestelde wetstekst is er dan nog geen aanspraak op kinderopvangtoeslag. Hetzelfde geldt voor ouders die een betalingsregeling hebben bij de kinderopvanginstelling. Die ouders hebben immers nog niet betaald, dus lijkt de voorgestelde wetstekst te impliceren dat ze dan ook nog geen aanspraak op kinderopvangtoeslag hebben.
Het komt de leden van de CDA-fractie dan ook voor dat de voorgestelde wetstekst juist minder goed aansluit bij de bedoeling van de regering dan de huidige wetstekst. Graag verzoeken zij de regering de noodzaak tot aanpassing van de wetstekst nader toe te lichten.
De leden van de CDA-fractie zien twee mogelijkheden om proportioneel terug te vorderen. De makkelijkste is om het deel van de eigen bijdrage dat niet betaald is, terug te vorderen. Dus als een ouder in enig jaar 100 euro te weinig eigen bijdrage heeft betaald, dan wordt 100 euro kinderopvangtoeslag teruggevorderd in plaats van de totaal ontvangen kinderopvangtoeslag in dat jaar. Heeft een ouder in enig jaar 1.000 euro te weinig eigen bijdrage betaald, dan wordt er 1.000 euro kinderopvangtoeslag teruggevorderd. Als de niet betaalde eigen bijdrage hoger is dan de ontvangen kinderopvangtoeslag, wordt dus alle ontvangen kinderopvangtoeslag teruggevorderd.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering middels de wetswijziging kiest voor een terugvordering naar rato van de kosten die de ouder aan de kinderopvanginstelling heeft betaald. Daarvoor wordt eerst gekeken naar het percentage aan kinderopvangtoeslag waar de ouder recht op heeft. En vervolgens wordt dat percentage van het niet betaalde bedrag aan eigen bijdrage teruggevorderd. In de memorie van toelichting geeft de regering het voorbeeld van een rekening kinderopvang van 10.000 euro met een recht op 80% kinderopvangtoeslag en 1.000 euro eigen bijdrage die niet betaald is. De terugvordering bedraagt dan 800 euro. De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat de voor- en de nadelen van beide methoden zijn en waarom de regering voor de tweede methode gekozen heeft.
De leden van de CDA-fractie merken daarbij nog de volgende zaken op. Allereerst lijkt het erop dat het disproportioneel terugvorderen ontstaan is vanuit de gedachte van het wetgevende ministerie dat kinderopvang niet gratis mag zijn. Bij beide methoden van proportioneel terugvorderen is dat echter ook niet het geval. De ouder betaalt in de eerste methode evenveel eigen bijdrage alleen een deel daarvan wordt betaald aan de Belastingdienst in plaats van aan de kinderopvanginstelling. In de door de regering gekozen methode betaalt de ouder bijna het gehele bedrag van de bedoelde eigen bijdrage.
Ten tweede is het voor het maatwerk van groot belang wat er gebeurt met het openstaande bedrag van de rekening bij de kinderopvanginstelling. Als de ouder wel de gehele eigen bijdrage betaald, maar 1.000 euro wordt in een later jaar betaald, dan heeft die ouder per saldo een veel hogere eigen bijdrage betaald dan wanneer de ouder de rekening op tijd had betaald. Dit lijkt de leden van de CDA-fractie niet de bedoeling. Een ouder die betalingsproblemen heeft wordt dan zwaarder behandeld dan een ouder zonder betalingsproblemen. Natuurlijk kan de Belastingdienst ook niet jaren gaan monitoren of een rekening betaald wordt. Maar kan de regering aangeven wat een rechtvaardige oplossing hiervoor zou kunnen zijn?
Ten derde merken de leden van de CDA-fractie bij het berekenen van de proportionele terugvordering op dat er ook rekening mee gehouden moet worden dat het restant van de rekening nooit wordt terugbetaald. Dat kan zijn uit coulance van de opvanginstelling, maar ook vanwege fraude. De rapportage Onderzoek signalen kinderopvangtoeslag van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid laat het beeld achter dat de kinderopvangmarkt creatiever is dan wat beleid en uitvoering van tevoren konden bedenken. Waar een subsidie te ontvangen is, ontstaan er contractvormen in een markt om zoveel mogelijk subsidie binnen te halen. Het aanbieden van «gratis kinderopvang» door opvanginstellingen en het omvormen van informele opvang naar opa en oma als officiële gastouder zijn daar voorbeelden van. In dit kader vragen de leden van de CDA-fractie de regering ook kritisch te kijken naar de methode van proportioneel terugvorderen. Bij de door deze leden als eerste geschetste methode maakt het niet uit hoeveel de ouder betaalt: de eigen bijdrage is gelijk, maar deze wordt of geheel aan de opvanginstelling betaald of deels aan de Belastingdienst in de vorm van de terugvordering. In de door de regering gekozen methode loont het om de rekening te hoog vast te stellen en vervolgens een gedeelte kwijt te schelden. De ouder houdt dan het percentage van de eigen bijdrage over het niet betaalde bedrag over. Bij ouders met een laag inkomen is dit effect beperkt, maar bij ouders met een hoger inkomen gaat het al snel over duizenden euro’s. Aangezien het verleden heeft uitgewezen dat de praktijk creatief is in het vinden van voordelige contractvormen, zien de leden van de CDA-fractie dit als een serieus risico. Kan de regering een reactie geven op deze drie overwegingen?
De leden van de CDA-fractie vragen naar aanleiding van het door de regering gegeven voorbeeld ook nog wat het gevolg is als de ouder per ongeluk een te laag inkomen heeft opgegeven en dus te hoge voorschotten heeft ontvangen. Stel dat de ouder uit het voorbeeld 80% aan voorschotten heeft ontvangen, weer 1.000 euro nog niet betaald heeft, maar achteraf recht blijkt te hebben op 70% aan kinderopvangtoeslag: hoe pakt de terugvordering in dat geval dan uit?
De leden van de fractie van D66 vragen de regering om te monitoren hoe vaak in de praktijk gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om proportioneel vast te stellen en de Kamer hier goed over te informeren. De leden van de fractie van D66 lezen dat er verschillende gronden zijn op basis waarvan een nihilstelling kan worden afgegeven. Zij vragen op basis van welke andere niet-voldane voorwaarden deze nihilstelling kan worden afgegeven. Heeft de regering heeft overwogen ook deze voorwaarden aan te passen? Zo ja, waarom; zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er naast een proportionele vaststelling van de terugvorderingssom aanleiding is om bestaande betalingstermijnen ten aanzien van terugvorderingen te herzien. In welke mate komen ouders naar verwachting binnen het meer proportionele systeem alsnog in de problemen wegens te scherpe betalingstermijnen en wat zijn de overwegingen van de regering om hier al dan niet ook een menselijkere maat te hanteren?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of onderzocht is en of de regering ruimte ziet om geen terugvordering van toeslagen te vragen op het moment dat mensen alsnog in staat blijken om hun volledige bijdrage aan de kinderopvang te betalen. In het genoemde voorbeeld op pagina’s vijf en zes van de memorie van toelichting zou dit immers kunnen leiden tot een ex post restschuld van 1.000 euro in plaats van 1.800 euro, waarbij de hoogte van de uiteindelijk toegekende toeslag blijvend correspondeert met het uiteindelijk betaalde bedrag. Ziet de regering dit als een uitvoerbaar onderdeel van een menselijker toeslagensysteem? Wat zijn hierbij haar overwegingen?
De leden van de SP-fractie vinden het jammer dat de regering stelt dat pas met de uitspraken van de Raad van State van oktober 2019 de noodzaak is ontstaan tot het proportioneel vaststellen van terugbetalingen of nihil-stellingen. Erkent de regering dat er reeds veel eerder, bijvoorbeeld in 2017, uitspraken van de Raad van State zijn gaan aansturen op het invullen van de menselijke maat en de proportionaliteit?
De leden van de SP-fractie zijn er blij mee dat het «alles of niets» karakter vervalt met dit wetsvoorstel. Toch vragen zij de regering waar de wetgever destijds, bij het vaststellen van de Wet Kinderopvang, voorzien en beargumenteerd heeft dat er een «alles of niets» karakter in de wet zit. Is zij het met de leden van de SP-fractie eens dat dit een juridische invulling van de wet is? Kan de regering hier een bespiegeling op geven?
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom codificatie nodig is, en wat deze codificatie voor verschil betekent ten opzichte van de huidige jurisprudentie. Voorts vragen zij welke gevolgen dit heeft voor zaken die zijn ontstaan onder de oude regelgeving, en of codificatie voor oudere zaken niet juist averechts werkt. Kan worden voorzien in terugwerkende kracht, zodat er geen twijfel bestaat over proportioneel vaststellen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het beginsel van proportioneel vaststellen ook kan gelden voor de zorg- en huurtoeslag. Immers, ook bij deze toeslagen kunnen zich gevallen voordoen waarbij grote bedragen als gevolg van een gebeurtenis in het leven moeten worden terugbetaald.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ten aanzien van de voorgestelde discretionaire bevoegdheid aan de Belastingdienst/Toeslagen nader kan omschrijven wat wordt verstaan onder «bijzondere omstandigheden in een specifieke situatie».
De leden van de VVD-fractie vragen de regering of het klopt dat alleen op verzoek van de belanghebbende de terugvordering proportioneel wordt vastgesteld in verband met bijzondere omstandigheden? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot de opmerking van de RvS dat het hebben van deze bevoegdheid ook verplicht om altijd een proportionele afweging te maken? Hoe worden belanghebbenden geïnformeerd over de mogelijkheid om een proportionele vaststelling te verzoeken in geval van bijzondere omstandigheden?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering een nadere toelichting te geven in hoeverre zij verwacht dat matiging van de terugvordering op initiatief vanuit de zijde van de Belastingdienst/Toeslagen plaats vindt.
Kan de regering voorts aangeven welke waarborgen er zijn die voorkomen dat er willekeur ontstaat bij matiging van de terugvordering?
De leden van de CDA-fractie vragen waar bij aansprakelijkheid van een derde aan gedacht kan worden. Gaat het dan om het terugvorderen van kinderopvangtoeslag bij de kinderopvanginstelling?
De leden van de fractie van D66 lezen dat de matiging van een terugvordering er niet toe mag leiden dat deze invloed heeft op een eventuele aansprakelijkheid van een derde. Wat wordt bedoeld met aansprakelijkheid? Wordt wellicht aanspraak of vordering bedoeld? De leden van de fractie van D66 vragen hoe dat precies wordt voorkomen. Zij constateren namelijk dat de matiging er wel toe leidt dat er minder geld wordt ingevorderd, wat beschikbaar wordt voor de aansprakelijkheid van een derde. Zij vragen tevens hoe een derde wordt betrokken in frauduleuze praktijken inzake de matiging van een terugvordering. Voorts vragen de leden van de fractie van D66 of door deze maatregel derden met een aansprakelijkheid slechter af zijn.
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het belang van matiging van terugvordering in bijzondere omstandigheden. Een lijst van omstandigheden zal naar aanleiding van ervaring opgesteld worden, zo is eerder reeds gecodificeerd binnen het Verzamelbesluit Toeslagen. De leden van de GroenLinks-fractie vragen naar de organisatorische wijze waarop deze lijst aangevuld, geborgd en gedeeld wordt binnen de dienst. Op welke manier wordt hier structuur aan gegeven?
De leden van de VVD-fractie steunen het introduceren van een doelmatigheidsgrens in de toeslagen. Zij vragen waarop het bedrag van 47 euro gebaseerd is. Wat zijn de kosten en de effecten (bijvoorbeeld in minder terugvorderingen) als deze doelmatigheidsgrens 10 of 50 euro hoger wordt vastgesteld?
De leden van de CDA-fractie vragen of er nu geen enkele doelmatigheidsgrens voor het terugvorderen van toeslagen geldt. Worden toeslaggerechtigden op eenzelfde manier geïnformeerd als belastingplichtigen in de inkomstenbelasting over een aanslag met een terug te betalen bedrag onder de doelmatigheidsgrens?
De leden van de fractie van D66 vragen waarop de doelmatigheidsgrens in de inkomstenbelasting is gebaseerd. Tevens vragen zij of het toepassen van de doelmatigheidsgrens ook leidt tot een grotere besparing van uitvoeringslasten ten opzichte van de budgettaire derving.
De leden van de VVD-fractie lezen dat dat alle kinderopvangorganisaties vanaf 1 januari 2021 verplicht zijn relevante gegevens te maandelijks te delen met de Belastingdienst/Toeslagen, zodat indien nodig de Belastingdienst/Toeslagen contact kan opnemen met de betreffende burgers om de zijn gegevens met betrekking tot de toeslag eventueel aan te passen om zo hoge terugvorderingen te voorkomen. Is de regering bereidt deze werkwijze te monitoren om te bezien of deze werkwijze doelmatig is en de Kamer hierover periodiek te informeren?
De leden van de PVV-fractie vragen de regering nader toe te lichten of het naar voren brengen van de zienswijze door belanghebbende al dan niet reeds uit de Algemene wet bestuursrecht dan wel de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voortvloeit?
De leden van de CDA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat een belanghebbende mag reageren op een vast te stellen beschikking. Betekent dit dat de belanghebbende contact kan opnemen naar aanleiding van de definitieve vaststelling, waarna de Belastingdienst mogelijk een gewijzigde beschikking stuurt? Is deze mogelijkheid bedoeld als informeel alternatief voor het in bezwaar gaan tegen de beschikking? Wat betekent dit naar voren brengen van de zienswijze voor de bezwaartermijn? Op welke wijze wordt de belanghebbende gewezen op de mogelijkheid van het naar voren brengen van zijn zienswijze?
De leden van de CDA-fractie lezen voorts dat de Belastingdienst vier keer per jaar de inkomensgegevens gaat vergelijken met de door de burger opgegeven inkomensgegevens en dat de burger, als daar aanleiding toe bestaat, op verschillen wordt geattendeerd. Hoe vaak vergelijkt de Belastingdienst momenteel de inkomensgegevens? Op welk moment attendeert de Belastingdienst niet alleen de burger, maar worden de inkomensgegevens van de burger ook daadwerkelijk aangepast, zowel nu als na inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel? Worden burgers alleen geattendeerd bij aanzienlijke verschillen tussen de bekende en ingevulde inkomensgegevens? Gaat de Belastingdienst alleen attenderen bij een te laag opgegeven inkomen of ook bij een te hoog opgegeven inkomen? Want sommige ouders vullen expres een iets hoger inkomen in om terugbetalingen te voorkomen. De leden van de CDA-fractie merken hierbij ook op dat toeslaggerechtigden aan het eind van het jaar bijvoorbeeld een mogelijke winstuitkering kunnen krijgen. Dan is het wel zo praktisch om dat bij het schatten van het jaarinkomen al mee te nemen, maar in de actuele inkomensgegevens is dat nog niet zichtbaar.
De leden van de fractie van D66 vragen wat de juridische status is van de zienswijze van de ouder. Tevens vragen zij wat de plicht is van de Belastingdienst/Toeslagen is inzake de zienswijze. Is dat gemotiveerd afwijken, in overweging nemen, en hoe wordt dit dan overwogen? Wat is de status van de zienswijze wanneer de belastingplichtige in beroep gaat, heeft het juridische waarde bij de rechter?
De leden van de fractie van D66 vragen hoe de mogelijkheid van het naar voren brengen van een zienswijze door een belanghebbende er in de praktijk uit zien. Gaat het om een afspraak bij de balie, een telefoongesprek, via de e-mail? Of zijn er meerdere opties mogelijk?
De leden van de GroenLinks-fractie onderschrijven het belang en de urgentie van de-escalatie door meer correspondentieruimte tussen de burger en de Belastingdienst voorafgaand aan de definitieve schikking. Zij lezen dat de regering zich er bewust van is dat dit enerzijds extra uitvoeringslasten en invorderingsrisico’s met zich meebrengt, en anderzijds (doordat bezwaar en beroep voorkomen wordt) er een positief effect op de capaciteit van de Belastingdienst is. Kan de regering een preciezer beeld schetsen van de omvang van de verwachte risico’s en positieve effecten van deze de-escalatie voor de Belastingdienst? Hebben voorgestelde wijzigingen naar verwachting een netto-positief effect op de capaciteit van de Belastingdienst? Hoe beziet de regering in dat verband de kritische kanttekening van de Raad van State op dit punt, die in het licht van snelheid juist wijst op mogelijke capaciteitsrisico’s?
De leden van de SP-fractie vinden dit gedeelte in de memorie van toelichting te weinig concreet. Wat bedoelt de regering met de zinsnede dat «de mogelijkheden om in gesprek te gaan met de belanghebbende worden verruimd». Is kunnen reageren op een beschikking voor een toekenning echt een verruiming in de ogen van de regering? Kan de regering toelichten waarom dit nieuw is, waarom de huidige wet dit niet toelaat? De leden van de SP-fractie stellen dat dit niet volgt uit de wet, maar vooral uit de gegroeide praktijk van automatische beschikkingen en automatische toekenningen. In dit geautomatiseerde proces – wat afhankelijk is van bij de Belastingdienst/Toeslagen beschikbare gegevens – vervalt het kunnen inbrengen van belangrijke feiten en omstandigheden door de toeslagaanvrager. De leden van de SP-fractie vinden het goed dat deze «verruiming» er komt, maar constateren dat er bij de uitvoeringstoets wel is opgemerkt dat dit kwetsbaar is voor de uitvoering. Kan de regering hier op ingaan?
De leden van de SP-fractie vragen wanneer er gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid om voor de toekenning in gesprek te gaan. In welke situaties is dit gesprek voorzien? In welke situaties niet?
De leden van de SP-fractie wijzen het opvragen van informatie bij derden en het vier keer per jaar een automatische scan op basis van gegevens af, als dit leidt tot het buitenspel zetten van degene die toeslag ontvangt. De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe proportioneel het is dat er ieder kwartaal een scan wordt gemaakt en er maandelijks gegevens vereist worden van de kinderopvangorganisatie. Hoe voorkomt de Belastingdienst/Toeslagen dat verschillende programma’s gegevens koppelen en interpreteren die uiteindelijk geen relatie met elkaar hebben? Kan de regering aangeven met welke technieken ieder kwartaal wordt gewerkt voor meer dan 600.000 gezinnen?
De leden van de PvdA-fractie vragen of het contact opnemen met een belanghebbende standaard wordt, of dat dit afhankelijk blijft van een goed oplettende of welwillende behandelaar. Voorts vragen zij welke status eventueel overleg in deze fase heeft. Worden bijvoorbeeld termijn opgeschoven, wordt overleg geadministreerd, en kan dit leiden tot automatisch bezwaar? Via welke kanalen kan overleg plaatsvinden? Wanneer wordt tot overleg overgegaan? Zijn toezeggingen van de behandelaar in deze fase bindend?
De leden van de CDA-fractie missen een belangrijke maatregel in onderhavig wetsvoorstel, namelijk dat toeslaggerechtigden vier weken krijgen om te voldoen aan een informatieverplichting in plaats van twee weken, en zeker bij een al afgelopen toeslagjaar. Deze leden hebben hier eerder reeds schriftelijk om gevraagd toen in de zomervakantie bleek dat de Belastingdienst nog steeds van toeslaggerechtigden vroeg om strikt binnen twee weken bewijsstukken aan te leveren. Dat is al een heel korte termijn, maar zeker in de vakantieperioden wordt die termijn problematisch. De leden van de CDA-fractie zouden graag wettelijk vastgelegd zien dat een burger altijd vier weken de tijd heeft voor het leveren van informatie. Is de regering daartoe bereid?
Zij merken daarbij op dat het andersom immers ook vaak genoeg voorkomt dat toeslaggerechtigden op de Belastingdienst moeten wachten, bij de afhandeling van het bezwaar soms zelfs jaren. Kan de regering aangeven wat in een dergelijk geval van te lange bezwaarbehandeling de rechten zijn van de toeslaggerechtigde?
Daarnaast merken de leden van de CDA-fractie op dat ook geldt dat de toeslaggerechtigde soms ook zit te wachten op informatie van de Belastingdienst, bijvoorbeeld over wat er allemaal in het dossier van de toeslaggerechtigde is opgenomen. Kan de regering aangeven op welke wijze burgers nu hun dossier bij de Belastingdienst kunnen inzien?
De leden van de fractie van D66 vragen of de regering een inschatting kan geven in hoeveel gevallen, of in welk aandeel van de gevallen, de Belastingdienst naar verwachting zal kiezen voor een langere aanmaningstermijn. Zij vragen hoe ervoor wordt gezorgd dat de communicatie, bijvoorbeeld in een brief met aanmaning, in begrijpelijk Nederlands is opgeschreven? Betekent «een redelijkerwijs te vergen inspanning» en het «tijdig en volledig informeren van de burger» ook dat de communicatie van de overheid goed te begrijpen en leesbaar moet zijn? De leden van de fractie van D66 vragen of het speciale schrijfteam, met onder andere adviseurs van Stichting Lezen en Schrijven, dat nu wordt ingezet bij de hersteloperatie toeslagen ook van toegevoegde waarde is voor de bredere communicatie van de Belastingdienst.
De leden van de fractie van D66 vragen wat nu concreet verandert door de aanvullende waarborgen ter verbetering van de rechtspositie bij informatieverplichtingen. Zij lezen dat een beschikking die wordt vastgesteld na het niet nakomen van informatieverplichtingen bepaalde doelen kan dienen. Welke doelen zijn dit, naast het terugvorderen van toeslagen?
De leden van de fractie van D66 vragen wat een redelijkerwijs te vergen inspanning omvat.
De leden van de SP-fractie vinden dat dit gedeelte van de memorie van toelichting allesbehalve uitstraalt dat de werkwijze van de Belastingdienst/Toeslagen in de toekomst een menselijke maat zal hanteren. Er wordt gesproken over de minimale aanmaningstermijn bij het leveren van informatie van twee weken. Vindt de regering dat echt een reële termijn? Is hier sprake van een menselijke maat? Heeft de regering enig idee hoeveel stress een informatie-uitvraag op kan leveren en hoe mensen in de tijd praktisch in de knoop kunnen komen met een termijn van twee weken? Is de regering bereid om te allen tijde een termijn van minimaal zes weken te hanteren als het gaat om een verzoek tot het verstrekken van informatie door een aanvrager van een toeslag? Erkent de regering dat het vragen om «maatwerk» in de termijn altijd zal moeten komen van degene die de aanmaning ontvangt?
De leden van de SP-fractie willen de regering erop wijzen dat de Belastingdienst/Toeslagen in het verleden informatie heeft gevraagd aan mensen zonder aan te geven wat er nodig was of miste. Erkent de regering dat dit beter moet en, zo ja, hoe gaat dit aangepast worden? Want, het kúnnen aanleveren van de juiste gegevens is toch juist iets wat vanuit behoorlijk bestuur mogelijk moet zijn? Voorts merken de leden van de SP-fractie op dat veel informatie in het verleden verkeerd terecht kwam en geoordeeld werd dat de betreffende persoon informatie «niet opgestuurd» zou hebben. Is al geregeld dat dit in de toekomst niet meer kan voorkomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
De leden van de PvdA-fractie constateren dat een veelvoorkomend probleem met de informatieverplichting van belanghebbenden was dat er te hoge eisen werden gesteld aan bewijsvoering. Het ontbreken van een handtekening, een dagtekening of het ontbreken van een formulier in een reeks (bijvoorbeeld slechts elf maandelijkse facturen in plaats van twaalf) was al voldoende om bewijs te weigeren. In hoeverre kan worden gezorgd dat bewijs afdoende is als de juiste informatie redelijkerwijze naar boven is gekomen?
De leden van de fractie van D66 vragen naar de budgettaire impact wanneer de eis om een eigen bijdrage te betalen wordt afgeschaft. Is het afschaffen van deze eis overwogen en wat waren de overwegingen waren dit niet te doen?
De leden van de SP-fractie merken op dat vele mensen in de toeslagenaffaire liever een verzuimboete hadden gekregen voor het «niet aanleveren» van opgevraagde informatie, dan de kwalificatie «opzet/grove schuld» (OGS). Het is een schandvlek voor de rechtsstaat dat de Belastingdienst/Toeslagen mensen via deze kwalificatie tot fraudeur (en crimineel) hebben gemaakt. Erkent de regering dit? Wat is de analyse hoe dit heeft kunnen gebeuren? Waarom is hierover nog geen enkel excuus gemaakt? Waarom is meegegaan in de gedachte van de Adviescommissie Uitvoering Toeslagen dat bij OGS de normale rechtsbescherming zou zijn geboden aan mensen? De leden van de SP-fractie zijn nog altijd ontstemd dat het opleggen van OGS in eerste aanleg van het maken van de «herstelregeling» totaal gebagatelliseerd is en dat enkel het aandringen van de Kamer tot een mate van compensatie heeft kunnen leiden. Erkent de regering dat het opleggen van OGS om te voorkomen dat er gekozen moest worden voor het opleggen van een bewerkelijke verzuimboete een mate van vooringenomenheid tot gevolg heeft gehad? Kan de regering haar antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe de rechtsbescherming bij het opleggen van een verzuimboete geregeld is. Krijgt degene te weten waarom de verzuimboete is opgelegd? Krijgt degene die een verzuimboete krijgt opgelegd te weten wát hij of zij fout of niet heeft aangeleverd? Kan de regering er zorg voor dragen dat eenieder die een verzuimboete krijgt, weet welke bezwaar- en beroepsmogelijkheden daartegen bestaan en wanneer deze kunnen worden gebruikt? Krijgen mensen ook de mogelijkheid om de stukken in te zien die als basis dienden om de verzuimboete op te leggen?
De leden van de VVD-fractie lezen dat, wat betreft de verplichting tot informatieverstrekking voor derden, wordt voorgesteld om administratieplichtigen en verhuurders te verplichten desgevraagd informatie aan de Belastingdienst/Toeslagen aan te leveren die van belang is voor de uitvoering van toeslagen. Op welke manier wordt geborgd dat alleen die informatie gevraagd wordt die nodig is bij het vaststellen van toeslagen? De Belastingdienst/Toeslagen heeft de afgelopen periode te maken gehad met het bijhouden van informatie die niet relevant was. Op welke manier wordt geborgd dat de uitvraag informatie past in de privacywetgeving? En wat betekent deze uitvraag voor de administratieve lasten van administratieplichtigen en verhuurders? In de memorie van toelichting lezen de leden van de VVD-fractie dat het voor rekening van het bedrijfsleven komt. Wat doet deze maatregel in de stapeling? Deelt de regering de opvatting dat een stapeling van kleine bedragen uiteindelijk voor een ondernemer kan oplopen tot een fors bedrag?
De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd over dit onderdeel van het wetsvoorstel. Zij constateren dat de Belastingdienst nog niemand inzage heeft gegeven in de zwarte lijsten, dat er nog veel openstaande Kamervragen over project 1043 met allerlei data van personen zijn en dat de Belastingdienst ondertussen lagere regelgeving regelt waarmee zij naar believen data kan opvragen.
De leden van de CDA-fractie zien hierin geen enkele afbakening en zijn dus niet van nut en noodzaak van zo’n brede wetsbepaling overtuigd. Zij zouden zich kunnen voorstellen dat zeer specifieke gegevens opgevraagd kunnen worden (zoals de urenstaten bij de kinderopvang), maar dan moet ook voorzien worden in een wijze waarop ouders kunnen controleren of de over hen aangeleverde data juist is. Zij verzoeken de regering dit onderdeel van het wetsvoorstel te heroverwegen.
De leden van de fractie van D66 vragen hoe vaak de Belastingdienst naar verwachting informatie zal opvragen bij administratieplichtigen, zoals kinderopvangcentra en gastouderbureaus, en verhuurders.
De leden van de fractie van D66 vragen te bevestigen dat slechts enkel die informatie door derden wordt opgevraagd en gedeeld, die nodig is voor het toezicht van de Belastingdienst/Toeslagen. Zij vragen tevens hoe wordt voorkomen dat oneigenlijke informatie wordt opgevraagd of gedeeld. Daarnaast vragen zij hoe wordt gecontroleerd dat deze informatie betrouwbaar is. Tot slot vragen de leden van de fractie van D66 hoe vaak wordt verwacht dat informatie spontaan door een derde wordt gedeeld met de Belastingdienst/Toeslagen.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe geborgd gaat worden dat de uitgebreidere grondslag voor informatieopvraging van de Belastingdienst enkel tot dienst heeft dat de burger geholpen wordt doordat fouten in aanvragen van toeslagen voorkomen worden, en niet leidt tot uitgebreidere bevoegdheden om de fraudecontrole op burgers enkel uit te breiden en te intensiveren. Hoe gaat dit, met andere woorden, de lasten van de burger verlichten en zonder dat dit het controleregime op haar handelen verzwaart?
De leden van de SP-fractie vragen de regering naar de rechtvaardiging om derden te verplichten tot het delen van gegevens van klanten van hen. Wanneer de rederering is dat dit nodig is voor fraude-opsporing, dan vragen de leden van de SP-fractie in hoeverre het proportioneel is om de gegevens van alle toeslaggerechtigden te laten delen? Als het doel is om fouten in de aanvraag te voorkomen, dan vragen de leden van de SP-fractie waarom dit de geëigende weg is. In eerdere Kamervragen van de leden Kwint en Leijten (beiden SP) aan de Staatssecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën – Toeslagen en Douane, over de verplichte dataverstrekking van kinderopvangorganisaties aan de Belastingdienst (ingezonden 13 augustus 2020; 2020Z14708) is gevraagd naar de proportionaliteit van het maandelijks delen van kinderopvanggegevens met de Belastingdienst/Toeslagen. Waarom zijn die vragen na twee maanden nog niet beantwoord (op 8 september 2020 heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een uitstelbericht gezonden)?
De leden van de SP-fractie constateren dat de verdragsrechtelijke vragen die zij stellen over het verplicht delen kennelijk ingewikkeld zijn en nooit eerder betrokken zijn bij de maatregel. Zij vinden met de kennis van nu – na de verkregen inzichten van databeheer van Belastingdienst/Toeslagen, maar voornamelijk over het toepassen van risicoselectie en risicomodellen door die dienst – dat het voorledig doorslaat om omwille van «efficiëntie» dan wel «fraude-opsporing» een foute afslag te nemen. Er wordt ongericht een enorme set aan data verzameld over kinderen en hun ouders en vervolgens in modellen verwerkt waarvan vriend en vijand zeggen dat ze vooringenomen kunnen zijn. Dit is niet subsidiair en daarom vinden de leden van de SP-fractie dat we deze ingeslagen weg moeten verlaten.
De leden van de SP-fractie zien dat de Autoriteit Persoonsgegevens ook wijst op de inbreuken op de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen, de Grondwet en diverse verdragen. Zij vragen om de noodzaak beter toe te lichten en de leden van de SP-fractie zien geen enkele poging daartoe in de memorie van toelichting. Er wordt verwezen naar de pagina’s zes en elf, maar de leden van de SP-fractie kunnen het daar niet vinden.
De leden van de SP-fractie constateren dat de aanname bij het verder toepassen van de voorgestelde werkwijze rond derden-verstrekking is dat de Belastingdienst op dat punt nu adequaat functioneert. Die aanname is onrealistisch, zo merken de leden van de SP-fractie op, nu hen uit het veld concrete signalen bereiken dat de Belastingdienst bij derden-onderzoeken weigert haar verzoek passend te motiveren en vrij snel gaat dreigen met strafrechtelijke maatregelen als er niet wordt meegewerkt. Is dit wat bedoeld wordt met de frase: «Met dit voorstel kunnen daarnaast derden worden verplicht spontaan informatie te leveren»?
Daarbij, zo merken de leden van de SP-fractie voorts op, wordt momenteel door middel van een standaardfolder aan betrokken derden partijen een geheimhoudingsverplichting voorgehouden, waaraan echter de juridische basis juridisch, aldus deskundigen1 ontbreekt. Kan de regering toelichten waarom geheimhouding nodig zou zijn als het doel is om het de burger makkelijk te maken? Ligt dan niet veeleer voor de hand dat een afschrift van de informatievoorziening ook aan de burger wordt gestuurd? Of is de feitelijkheid dat niet zozeer gemak, maar fraudecontrole de hoofddoelstelling is. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie duidelijkheid over de afwegingen die hierbij zijn gemaakt.
De leden van de SP-fractie vragen de regering inzicht te geven in het functioneren van het proces rond informatieverstrekking rond derden en de derden-onderzoeken die door de Belastingdienst worden uitgevoerd. Hoeveel onderzoeken betreft het op jaarbasis, hoeveel klachten zijn er hierover bij de dienst, respectievelijk haar functionaris voor de gegevensbescherming, ingediend en wat zijn de resultaten van reviews en formele audits rond de administratieve organisatie en controle van dit proces. Is aannemelijk dat het uitbouwen en benutten van die administratieve processen voor een veel breder bereik aansluit op de capaciteiten van de dienst?
De leden van de SP-fractie wijzen er ten principale op dat door het gebruikmaken van algemene maatregelen van bestuur een delegatiestructuur ontstaat die onbepaald is en neerkomt op een blanco cheque voor de overheid. Die figuur maakt de reikwijdte van de informatieverplichting onbeperkt en onbegrensd, hetgeen een inbreuk is op de grondrechten van de burgers. Daarbij wordt heel specifiek ook gevraagd naar feitelijk uitgevoerde financiële transacties als onderdeel van een grote controlesystematiek. De leden van de SP-fractie vragen de regering of zij het ermee eens is dat daarmee sprake is surveillancemaatregelen die verregaand ingrijpen in de levenssfeer van de burgers. Wetenschappelijk onderzoek en recente uitspraken van het Hof van Justitie wijzen erop dat overwegingen van efficiëntie of optimalisering onvoldoende basis vormen hiervoor.2 Wil de regering nader ingaan op de proportionaliteitsdiscussie en de grondrechten die hier aan de orde zijn?
De leden van de SP-fractie vinden dit gedeelte van het wetsvoorstel om de eerder omschreven argumenten disproportioneel en in strijd met Europese verdrag van de Rechten van de Mens en vinden dat dit uit de wet moet worden gehaald. Het advies van de Autoriteit Persoonsgegevens lijkt ook die richting uit te wijzen. Is de regering daartoe bereid? Zo niet, dan zullen de leden van de SP-fractie daartoe een voorstel doen, zo merken zij op.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat spontane informatieverstrekking door een derde aan de Belastingdienst in de praktijk inhoudt. Kan dit gebeuren zonder medeweten van de belanghebbende? Hoe versterkt dit de rechts- en bewijspositie van belanghebbenden? Hoe wordt voorkomen dat belanghebbenden speelbal worden van iets waar zij geen invloed op hebben?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering wat bedoeld wordt met een uitgebreidere motivering. Wat voor motivering dient er te worden opgenomen bij boetes van een lager bedrag dan de genoemde grens van 340 euro?
De leden van de fractie van D66 vragen om een voorbeeld van hoe een uitgebreidere motivering in een dergelijk boeterapport eruit kan zien. De leden van de fractie van D66 vagen of het boeterapport ook onderdeel wordt van de stukken die de rechter te zien krijgt wanneer er sprake is van beroep.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om te bevestigen dat bij een bericht over een mogelijke vergrijpboete de desbetreffende belanghebbende expliciet en helder gewezen wordt op de verschillende mogelijkheden die er zijn tot het inwinnen van rechtsbijstand. Hoe zal hier invulling aan gegeven worden?
De leden van de SP-fractie merken op dat zij over de korte toelichting ook kort zijn: wat bedoelt de regering met «een redelijke termijn»? Hoe wordt gewaarborgd dat een persoon die een vergrijpboete opgelegd krijgt, weet waarom? Krijgen mensen inzage in de op de vergrijpboete betrekking hebbende stukken?
De leden van de VVD-fractie vragen naar het te verwachten tijdpad rond het kwijtschelden van schulden.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering aangeeft dat het inrichten van een proces voor kwijtschelden momenteel te grote complexiteitsgevolgen en te grote risico’s op procesverstoringen voor de uitvoering met zich brengt. Kan de regering nader toelichten welke complexiteitsgevolgen en procesverstoringen een belemmering vormen?
De leden van de PVV-fractie verzoeken de regering om aan te geven of zij heeft onderzocht of de maatregel van matiging van schulden ingezet kan worden om in de praktijk feitelijk de door de regering gewenste kwijtschelding te realiseren.
De leden van de CDA-fractie vinden het positief dat er een mogelijkheid gecreëerd wordt om in de toekomst toeslagschulden kunnen worden kwijtgescholden. Zij begrijpen echter niet zo goed waarom dit de komende jaren onuitvoerbaar is voor de Belastingdienst. Momenteel gebeurt het toch ook al dat incidenteel toeslagschulden worden kwijtgescholden?
De leden van de fractie van D66 vragen om een nadere toelichting waarom het kwijtschelden van schulden de komende jaren onuitvoerbaar is. Wat voor onderzoek is er gedaan? Is er bijvoorbeeld een uitvoeringstoets uitgevoerd? Per wanneer zal de voorgestelde kwijtscheldingsmogelijkheid wel in werking kunnen treden? Is dat naar verwachting binnen drie jaar, vijf jaar of tien jaar? Brengt de mogelijkheid om schulden kwijt te schelden juist ook niet voordelen voor de uitvoering en de handhaving met zich mee? Om hoeveel ouders gaat het op wie het kwijtschelden betrekking heeft?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen welke stappen er de komende tijd gezet worden om kwijtschelding op termijn mogelijk te maken en vragen. En zal de Kamer hierover periodiek geïnformeerd worden?
De leden van de SP-fractie zijn teleurgesteld dat kwijtschelding alleen op termijn kan. Wat is de inhoudelijke reden dat het nu niet kan? De leden begrijpen uit de uitvoeringstoets dat het voor 2023 niet kan, maar begrijpen niet waarom. Welke complexiteitsrisico’s zijn er precies? Kan de regering dit duidelijker uiteenzetten? Welke processen lopen in de soep als er kwijtschelding mogelijk wordt gemaakt?
De leden van de SP-fractie willen dit graag goed weten en begrijpen omdat zij in de dagelijkse praktijk zien dat het feit dat de Belastingdienst/Toeslagen als schuldeiser niet of nauwelijks meewerkt of mee wil werken aan het saneren van schulden als mensen een schuldhulpverleningstraject (dan wel minnelijk, dan wel wettelijk) in gaan. Doordat de Belastingdienst/Toeslagen hieraan niet wil meewerken, komen mensen ook niet van andere schuldeisers af en kunnen zij niet werken aan een schuldenvrije toekomst. De leden van de SP-fractie wijzen de regering erop dat de wethouder van Dordrecht zegt dat «de Belastingdienst de sloopkogel van kwetsbaar Nederland is». Kan de regering daarop reageren? Waarom stelt de Belastingdienst (en Belastingdienst/Toeslagen) zich tot op heden zo hardvochtig op?
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een uiterste inspanning te doen om toch kwijtschelding mogelijk te maken. Wellicht kan het op een wijze van discretionaire bevoegdheid? De leden vragen de regering hier uitgebreid op in te gaan.
De leden van de PVV-fractie vragen de regering om aan te geven welke overwegingen voor de regering van doorslaggevende betekenis zijn geweest om nogmaals een afwijkend partnerbegrip te introduceren in de inkomensafhankelijke regelingen ten opzichte van het partnerbegrip in de inkomstenbelasting. Heeft de regering in dit kader onderzocht of een afwijkend partnerbegrip niet mogelijk ook schrijnende situaties kan opleveren?
De leden van de fractie van D66 vragen wanneer het onderzoek naar het partnerbegrip in het fiscale domein, toeslagenstelsel en de sociale zekerheid zal worden gestart. Wil de regering zich ervoor inspannen dit onderzoek af te ronden voor de kabinetsformatie, zodat een nieuw kabinet hier rekening mee kan houden bij het vormen van nieuw beleid?
De leden van de fractie van D66 lezen dat onbekendheid van burgers met mogelijkheden in bestaand beleid kunnen leiden tot (blijvende) schrijnende situaties. Deze leden vragen daarom wat de regering wil doen om ervoor te zorgen dat burgers hier meer mee bekend raken. Deze leden vragen of bij uitvoeringsorganisaties van de overheid, gezien de toename in de complexiteit voor de burger door minder samenhang en minder transparantie over de toepassing van het partnerbegrip in verschillende regelingen, ook meer begrip ontstaat als mensen onbedoeld fouten maken ten aanzien van het partnerbegrip.
De leden van de fractie van D66 merken op dat de Raad van State heeft aangegeven dat niets is geregeld voor situaties waarbij gedurende het jaar personen ophouden toeslagpartner te zijn. Deze leden vragen daarom waarom niet ook niet deze mensen in aanmerking komen slechts een deel van het jaar toeslagpartner te zijn.
De leden van de VVD-fractie delen de mening dat schrijnende situaties door toeslagpartnerschap moeten worden voorkomen. Door omstandigheden als de geboorte van een kind of de opname van een van beide in het verpleeghuis zullen naar verwachting niet langer leiden tot zorgelijke en schrijnende situaties rond toeslagenpartnerschap. De leden van de VVD-fractie willen benadrukken dat sommige andere levensgebeurtenissen ook gevolgen kunnen hebben voor de toeslagen. Zij doelen op onder andere afgestudeerden die halverwege het jaar een baan krijgen. Niet of te laat hun zorg-/huurtoeslag opzeggen en een jaar later worden geconfronteerd met het moeten terugbetalen van (een deel van) de ontvangen toeslagen. Herkent de regering voorgenoemde situatie? Erkent zij dat ook voor dit soort situaties een oplossing moet komen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de regering bijvoorbeeld pas afgestudeerden een brief sturen met de gevolgen van een baan voor eventuele toeslagen?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de voorgestelde wijzigingen in het partnerbegrip overeenkomen met het gehanteerde partnerbegrip in het pensioenstelsel. Komt dit overeen met elkaar? Zo ja, dan ontvangen de leden van de VVD-fractie graag een toelichting. Zo nee, waarom niet? Wat zegt dit over de duidelijkheid en wat vraagt een verschil in begrip van het doenvermogen van de Nederlander?
De leden van de CDA-fractie zijn zeer blij dat de regering eindelijk een oplossing biedt voor gehuwde partners, waarvan er een wordt opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis.
De leden van de CDA-fractie vragen welke situatie wordt opgelost met de bepaling dat niet alleen een onderlinge zakelijke huurovereenkomst, maar ook een zakelijke huurovereenkomst van twee personen met een derde, de mogelijkheid geeft tot een uitzondering van het partnerbegrip. Is het bij de huurtoeslag niet nogal gebruikelijk dat twee personen met een derde een zakelijke huurovereenkomst afsluiten? Dat is immers de gelegenheid waarvoor de huurtoeslag wordt toegekend?
De leden van de CDA-fractie vinden het een grote verbetering dat het partnerschap voor de toeslagen niet langer met terugwerkende kracht gaat ontstaan. Geldt dit voor alle toeslagen?
De leden van de SP-fractie vinden dit hoofdstuk een flagrante schending van toezeggingen aan de Kamer en vinden dat de regering dit moet rechtzetten. Zij zetten hieronder uiteen waarom.
De leden van de SP-fractie zijn ontstemd over het feit dat dit gedeelte van de wet pas per 2022 in kan gaan, zo blijkt uit de uitvoeringstoets, maar dat dit niet gemeld wordt in de memorie van toelichting. Waarom is daarvoor gekozen? Is het mogelijk om een uitzondering te maken voor het jaar 2021, omdat mensen echt wachten op het moment dat ze wel recht op kinderopvangtoeslag krijgen. De leden van de SP-fractie willen graag een overgangsregeling. Kan de regering daarop ingaan?
De leden van de SP-fractie missen in dit wetsartikel dat ook voor werkende mensen met partner met een dwarslaesie, spierziekte en psychische aandoening ook recht op kinderopvangtoeslag komt. En dat is in november 2019 wel toegezegd door de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid3. Hoe gaat de regering dit herstellen?
Voorts wijzen de leden van de SP-fractie erop dat in de situatie dat een partner ongeneeslijk ziek is en niet meer werkt, ook het recht op kinderopvangtoeslag kan vervallen. De toenmalige Staatssecretaris van SZW verwees deze mensen naar de gemeente voor een sociaal medische indicatie (smi), maar daarvan is het niet zeker of die die ook verschaft. Er zou onderzoek worden gedaan naar het toekennen van smi’s, is dat inmiddels gereed? Er is gezegd «het kan niet de bedoeling zijn», wat is die uitspraak waard geweest?
De leden van de SP-fractie vinden het echt stuitend dat in de wet enkel opname in het verpleeg- of verzorgingshuis is opgenomen. Er is toegezegd dat het zou gaan om mensen met een indicatie voor de Wet langdurige zorg (Wlz). De leden wijzen erop dat op 5 november 2019 tijdens het mondelinge vragenuur op deze wijze is geredeneerd. Dit zou betekenen dat ook partners die thuis wonen met een indicatie voor dagbesteding via de Wlz ook als «afwezig» zouden moeten worden bestempeld. Tot nu toe redeneert de Belastingdienst/Toeslagen dat het hebben van dagbesteding geen werk is en daardoor komt de partner van iemand met een Wlz indicatie dus thuis te zitten. De leden van de SP-fractie vinden het onverklaarbaar dat als de Staatssecretaris van Sociale Zaken iets toezegt dit dan niet in de wet terecht komt.
De leden van de fractie van D66 vragen wat de mogelijkheden zijn om de zorgtoeslag direct uit te betalen aan de zorgverzekeraar in plaats van aan de zorgverzekerde.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Belastingdienst signaleert dat diverse maatregelen zeer ingrijpend zijn en dat risico bestaat op procesverstoringen en incidenteel de nodige inzet van extra fte’s vergt. Welke stappen kan de regering nemen om de door de Belastingdienst gesignaleerde gevolgen van de maatregelen zo veel mogelijk te mitigeren?
De leden van de CDA-fractie vragen naar de reden van de structurele uitvoeringskosten voor de maatregel om geen kleine terugvorderingen meer te innen.
In de uitvoeringstoets signaleert de Belastingdienst dat een partner na ontslag uit een verpleeghuis niet altijd in staat is voor de kinderen te zorgen. De leden van de CDA-fractie vragen of dit betekent dat de partner dan na ontslag alsnog de kinderopvangtoeslag kwijtraakt of dat er maatwerk mogelijk is in dergelijke situaties.
De leden van de fractie van D66 vragen op welke wijze voordelen voor de uitvoering, zoals de mogelijkheid dat bezwaar en beroep in een bepaalde mate wordt voorkomen door eerder in dialoog te gaan met burgers, wordt meegenomen in het overzicht van uitvoeringskosten.
De leden van de fractie van D66 constateren dat deze voorgestelde aanpassingen veel vragen van de Belastingdienst wat betreft uitvoerbaarheid. Wat is de verandercapaciteit is van de Belastingdienst wanneer op termijn wordt overgegaan naar een nieuw stelsel? In welke mate zullen beleidskeuzes worden beïnvloed door de uitvoeringsbeperkingen bij de Belastingdienst en kan daar nu al meer inzicht in worden gegeven? Kan ook worden ingegaan op de vraag hoe een nieuw stelsel juist kan bijdragen aan een betere uitvoerbaarheid?
De leden van de GroenLinks-fractie uiten hun zorgen over de kanttekeningen die de Raad van State plaatst bij de intensiveringen die voor de Belastingdienst zelf begroot zijn als gevolg van de inzet op een menselijke maat. Zij wijzen erop dat er niet enkel sprake is van een afruil tussen meer risico’s enerzijds en de beoogde voordelen anderzijds, maar dat het van groot belang is dat de regering zelf de juiste randvoorwaarden voor de Belastingdienst schept om de onderhavige wijzigingen operationeel door te kunnen voeren. Zij vragen de regering daarom te reflecteren op de kritische houding van de Raad van State op dit punt en het begrootte bedrag aan intensiveringen voor de Belastingdienst zelf explicieter te onderbouwen, gegeven die kritische houding.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering naar de mate waarin een mogelijke toename van complexiteit van rechtszaken de capaciteitswinst die door de Belastingdienst zelf behaald wordt door een afnemend aantal zaken tenietdoet.
De leden van de SP-fractie vragen een toelichting op het feit dat de kosten van de codificatie zo hoog zijn. Voorts vragen de leden een toelichting waarom de kosten op de begroting van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) terecht komen? De leden van de SP-fractie wijzen de regering erop dat beloofd was dat deze organisatie er zou zijn voor het compenseren en herstellen van gedupeerden in de toeslagenaffaire. Waarom kiest de regering ervoor om deze toch al zwaar belaste uitvoeringsorganisatie ook deze taak in de schoenen te schuiven? Kan de regering aangeven waarom UHT en niet het onderdeel Toeslagen deze kosten voor rekening neemt?
–
De leden van de CDA-fractie vragen welk deel van de kosten voor de aanpassingen in het partnerbegrip komt door het niet meer met terugwerkende kracht aanmerken van partners. Kan de regering daarbij aangeven hoe groot de budgettaire effecten zijn voor de verschillende toeslagen apart?
De leden van de fractie van 50PLUS vragen vanaf welk moment de door de regering in memorie van toelichting genoemde «complexiteitsreductie» ook tot kostenbesparingen voor de uitvoering leidt. Kan de burger rekenen op besparingen in de vorm van tijd en inspanning en kan dit gekwantificeerd worden?
De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering van mening is dat er geen Europeesrechtelijke aspecten zijn aan het verplicht delen van data met de Belastingdienst door derden? Kan de regering hierop een toelichting geven?
De leden van de SP-fractie zijn hogelijk verbaasd dat er geen gevolgen zijn voor het EU-recht aangaande het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, voornamelijk op de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en privacy.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om het onderdeel van de wet dat ziet op de verplichte gegevensdeling voor te leggen aan privacy-juristen, ook gezien het harde oordeel van de Autoriteit Persoonsgegevens.
De leden van de fractie van D66 verwelkomen dat de regering in dit wetsvoorstel uitvoerig ingaat op de gevolgen van deze maatregelen voor het doenvermogen en dat de oplossingsrichtingen zijn voorgelegd aan sociaal-maatschappelijke organisaties die hier veel kennis over hebben. Zij vragen of deze sociaal-maatschappelijke organisaties nog verbeterpunten hebben aangedragen die niet zijn overgenomen. De leden van de fractie van D66 constateren daarbij overigens wel dat er ter consultatie van de wetgeving niet direct met de burgers gesproken. Waarom is niet ook met ouders en toeslaggerechtigden zelf in gesprek gegaan? De leden van de fractie van D66 vinden het belangrijk dat het burgerperspectief in ogenschouw wordt genomen en vragen of er niet plan van aanpak moet komen voor alle uitvoeringsorganisaties van het Rijk
De leden van de SP-fractie hebben goede nota genomen van de opmerkingen van de Adviescollege Toetsing Regeldruk dat er niet met de burgers is gesproken over dit wetsvoorstel. Wat zijn de overwegingen geweest van de regering om dat bij dit voorstel niet te doen? Wat wordt er nu precies verwacht van burgers en bedrijven bij dit wetsvoorstel?
Kan de regering uitleggen wat precies bedoeld wordt met de formulering: «Met dit wetsvoorstel kunnen daarnaast derden worden verplicht om spontaan gegevens te leveren». Wordt gedoeld op het naar eigen inzicht vrijwillig kunnen aanleveren van gegevens, als een soort informatie of tiplijn? Of wordt bedoeld dat op regelmatige tijdstippen de volledige betalingsgegevens van opvangverleners en betrokkenen in de kindertoeslagketen spontaan – dus zonder voorafgaand daartoe strekkend specifiek informatieverzoek van de overheid – worden aangeleverd?
De leden van de SP-fractie vragen wat de regering voorstelt dat een burger moet doen als hij zijn kinderopvangorganisatie opdracht wil geven om, onder zijn Europese grondrechten, geen ongeoorloofde derden-verstrekking te doen aan de belastingdienst. De nu bekende signalen zijn dat de kinderopvangorganisaties onder verwijzing naar de lagere regelgeving nul op het rekest geven. Waarom is niet voorzien in een opt-out voor burgers die hun grondrechten wensen te behouden? Hoe verwacht de regering praktisch gezien dat kinderopvangorganisaties de burger informeren?
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering de gegevensbeschermingseffectbeoordeling aan de Kamer kan doen toekomen die voor deze wet wordt uitgevoerd.
De leden van de SP-fractie merken op dat, doordat de regering de toelichting op de noodzaak van het delen van persoonsgegevens op een grote schaal verwerkt in de artikelsgewijze toelichting, het onbevredigend is. Voor het overige wordt verwezen naar de eerdere vragen onder 2.1.7, 6. en 7.
–
–
–
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in de toelichting aangeeft dat verduidelijkt wordt dat de ouder de kosten voor kinderopvang daadwerkelijk betaald moet hebben om aanspraak te kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Zij vragen de regering waarom dat verduidelijkt moest worden. Er bestaat toch helemaal geen twijfel over dat ouders die geen kosten gemaakt hebben voor kinderopvang geen recht hebben op kinderopvangtoeslag? De leden van de CDA-fractie merken ook hier op dat de formulering van de regering ook zo gelezen zou kunnen worden dat de alles-of-nietsbenadering juist wordt ingevoerd; want het lijkt alsof er staat dat ouders eerst de gehele kosten van kinderopvang moeten betalen en dat vervolgens een aanspraak op kinderopvangtoeslag ontstaat.
Verder geeft de regering aan dat de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag kan vaststellen naar rato van de kosten die de ouder daadwerkelijk heeft betaald. De leden van de CDA-fractie vragen de regering vanwege de hier gebruikte formulering of sprake is van een kan-bepaling. Is het aan de inspecteur om te bepalen of er naar rato of geheel wordt teruggevorderd?
De leden van de SP-fractie vinden het opmerkelijk dat de regering de maatregel dat administratieplichtigen gevraagd kunnen worden om informatie aan te leveren bij de artikelsgewijze toelichting zo uitgebreid wordt toegelicht. De leden van de SP-fractie hadden de toelichting in het algemene gedeelte van de memorie van toelichting meer op zijn plaats gevonden. En wel om de reden dat uit de toelichting blijkt dat het hier uitdrukkelijk gaat om een manier om fraude op te sporen. En de leden van de SP-fractie vinden de uitvraag van informatie disproportioneel omdat er andere manieren zijn om tot informatie over de opvanguren van kinderen te komen teneinde te onderzoeken of de kinderopvangtoeslag rechtmatig verstrekt is.
De regering voert aan dat uit onderzoeken naar het «doenvermogen» van mensen is gebleken dat de regeling ingewikkeld is. Dat erkennen de leden van de SP-fractie. De vraag is of het daarom gerechtvaardigd is dat de Belastingdienst/Toeslagen op grote schaal informatie kan opvragen van mensen die van kinderopvang gebruik maken. Het antwoord luidt ontkennend. Gerichte uitvraag van informatie hoort bij twijfel bij de toeslaggerechtigde te gebeuren. Dat dit in het verleden fout ging, lag vaak niet aan degene die informatie aanleverde, maar juist aan de verwerking bij de Belastingdienst/Toeslagen. Erkent de regering dit? Kan zij het antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie vragen zich af of de regering heeft afgewogen dat het verwerken van gegevens in algoritmes risico’s meebrengt? Kan zij het antwoord toelichten?
De leden van de SP-fractie vragen hoe vaak er een verzoek om het (verplicht) leveren van informatie door derden heeft geleid tot een succesvolle afronding van een fraudezaak. Hoe wordt er omgesprongen met de Algemene verordening gegevensbescherming in zo een gegevens uitvraag?
De leden van de SP-fractie vragen welke risico’s de regering ziet dat er op basis van foutief aangeleverde informatie door derden besluiten worden genomen aangaande het recht op kinderopvangtoeslag. Op welke wijze gaat de Belastingdienst/Toeslagen in zo een situatie de rechtsbescherming van de toeslagaanvrager waarborgen? Zal zij te allen tijde de geleverde informatie waarop zij haar bevindingen baseert zal openbaren aan de toeslaggerechtigde? De leden van de SP-fractie horen graag een uitgebreide toelichting op deze vragen.
Tot slot vinden de leden van de SP-fractie dat de regering drogredenen aanvoert voor deze grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van mensen en het eerbiedigen van hun privacy. De regering zegt dat, ómdat het doenvermogen laag is én omdat het de menselijke maat zou dienen, voortaan derden gevraagd zal worden om gegevens. Wat als iemand tegen de kinderopvangorganisatie zegt dat gegevens niet gedeeld mogen worden? Wie heeft dan het recht op de persoonsgegevens?
–
–
De leden van de SP-fractie vragen de regering waarom zij zowel de Autoriteit Persoonsgegevens als de Kamer niet uitlegt waarom het noodzakelijk is de gegevensdeling te verplichten. Waarom legt de regering naast zich neer dat dit een inbreuk is op de persoonlijke levenssfeer, de Grondwet en verdragen?
–
De leden van de VVD-fractie menen dat, als we echt toe willen naar een menselijk systeem, we dan voortdurend het toeslagenstelsel zullen moeten verbeteren. Zij vragen dus ook welke verbeteringen buiten dit wetsvoorstel de regering voornemens is door te voeren. Zij vragen ook op welke manier deze vereenvoudiging tegemoet komt aan de vraag van het lid Lodders (VVD) om de rechten van de belastingbetalers te versterken (Aanhangsel van de Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2682). Graag ontvangen zij van de regering een uitgebreide toelichting op dit punt.
De leden van de VVD-fractie zijn een voorstander van de voorgestelde vereenvoudiging. De leden vragen tegelijkertijd of er voor uitvoeringsorganisaties voldoende mogelijkheden overblijven om mensen die willens en wetens frauderen aan te pakken. Kan de regering hier een toelichting op geven?
De leden van de VVD-fractie vragen in algemene zin op alle onderdelen van het Belastingplan 2021 afzonderlijk een overzicht van de gevolgen van het Belastingplan voor de verschillende uitvoeringsorganisaties: welke taken krijgen deze organisaties erbij? Op basis van welke beoordeling is duidelijk geworden dat dit zonder gevolgen een extra taak kan zijn voor de betreffende uitvoeringsorganisatie? Hebben de uitvoeringsorganisaties meegekeken naar het ontwerp en de specifieke uitvoering van de regeling? Zo ja, waar blijkt dit uit? Zo nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan reageren op de vragen en de opmerkingen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB).
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota van wijziging op onderhavig wetsvoorstel. Deze leden achten het positief dat er een oplossing is gevonden voor het probleem dat een van beide partners een vrijheidsbenemende straf uitzit. Het is zeer onwenselijk dat een ouder met een partner die naar de gevangenis moet, stopt met werken dan wel schulden opbouwt, omdat de ouder de gehele kosten van de kinderopvang zelf moet dragen.
De leden van de CDA-fractie begrijpen, gezien het doel van de versoepeling van de arbeidseis, niet waarom gekozen is voor een termijn van een jaar. Dat betekent dat een ouder met een partner die veroordeeld is tot een jaar gevangenisstraf gedurende de periode van die straf alle kosten van de kinderopvang nog steeds zelf moet betalen. De regering geeft aan dat omdat de partner die in detentie zit geen arbeid verricht, hij of zij wettelijk verondersteld wordt voor het kind te kunnen zorgen, maar dat een ouder die gedetineerd is daar niet toe in staat is.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom dit alleen het geval zou zijn als de ouder of de partner veroordeeld is tot een straf van meer dan een jaar. Ook de partner die veroordeeld is tot een gevangenisstraf van een jaar of korter kan nog steeds niet vanuit de gevangenis de zorg voor de kinderen op zich nemen. Bij een zeer korte gevangenisstraf kan de andere ouder nog verlofuren inzetten en is het effect op het jaarlijkse recht op kinderopvangtoeslag mogelijk beperkt. Is de regering bereid om de grens te verlagen tot langer dan een maand, of hooguit twee maanden? Heeft de regering ook overwogen om een onderscheid te maken tussen detentie in een zeer open instelling waar overdag nog gewerkt kan worden en de gewone detentie waarbij niet gewerkt kan worden?
De motivering dat de grens van een jaar aansluit bij de reeds bestaande uitzondering voor de huurtoeslag achten de leden van de CDA-fractie niet overtuigend. De uitzondering in de huurtoeslag is immers bepalend voor de hoogte van het inkomen, maar bij de kinderopvangtoeslag gaat het niet om de hoogte van het inkomen, maar om de arbeidseis.
De leden van de fractie van D66 vragen waarom niet alle voorgestelde aanpassingen van het rapport «toeslagpartners tegen wil en dank» (een alleenstaande ouder die (tijdelijk) inwoont bij familie of vrienden, een van de partners die in een verpleeghuis of instelling is opgenomen, een van de partners die in het buitenland woont) zijn opgenomen in dit wetsvoorstel. De leden van de fractie van D66 vragen hoe de regelgeving uitwerkt wanneer een van de toeslagpartners chronisch ziek is. Zij vragen waarom pas bij een jaar in detentie de toeslagpartner buiten beschouwing wordt gelaten, terwijl deze wet juist ook regelt dat partners als toeslagpartners worden aangemerkt voor een deel van het jaar. Anders gezegd: waarom geldt de regelgeving niet voor partners waarvan een van de partners voor elf maanden in detentie zit? Werkt dan ook niet de regelgeving hard uit?
De leden van de fractie van D66 vragen wat de stand van zaken is van de Verzamelwet kinderopvang.
De leden van de fractie van D66 vragen naar voorbeelden waarbij terugvordering onredelijk, onbillijk of onevenredig wordt geacht.
De leden van de SP-fractie zien dat er een uitzondering op de arbeidseis wordt opgenomen in de wet kinderopvang, artikel 1.6. Zij vragen zich af hoe dit zich verhoudt tot het oorspronkelijke voorstel dat juist in de Awir wijzigt dat opname in een verpleeghuis betekent dat iemand niet meer als partner wordt aangemerkt?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat er een «Verzamelwet Kinderopvang» zal worden ingediend, waarbij zal worden ingegaan op de situatie van iemand met een partner die een Wlz-indicatie voor 24-uurs zorg. De leden van de SP-fractie vragen de regering om een heldere wet. Waar wordt wat nu precies gewijzigd om te regelen dat een «afwezige» partner niet meetelt in de beoordeling om recht op kinderopvangtoeslag te krijgen?
Voorts hebben de leden van de SP-fractie bedenkingen bij de aanvulling om mensen met een partner in de gevangenis toe te voegen op het punt van minimaal een jaar. Waarom wordt daarvoor gekozen? De leden van de SP-fractie wijzen erop dat als iemand werk verliest er nog drie maanden recht op kinderopvangtoeslag bestaat. Volgens de SP-leden zou het logisch zijn als behoud van het recht op kinderopvangtoeslag geldt in situaties dat de partner voor langer dan drie maanden in detentie zit.
De leden van de SP-fractie zien dat de regering redeneert dat de bedoeling van de kinderopvangtoeslag is dat een ouder werk en de zorg voor kinderen kan combineren. Zij vinden het daarom onverklaarbaar dat de regering toch niet kiest om dit te laten gelden voor alle mensen met een partner die door omstandigheden niet kan werken. De leden van de SP-fractie roepen de regering op tot het herstellen van de genoemde omissies.
De leden van de SP-fractie steunen het voorstel dat ouders zowel de kosten van invordering en de rente bij te late betaling (1.3) te repareren in dit wetsvoorstel. Toch willen zij van de regering weten waarom niet eerder in beeld is gekomen dat ook deze zaken geregeld dienden te worden in de wet. Kan de regering een reconstructie geven van de opbouw van de UHT en het onderzoeken welke wijzigingen in de wet nodig waren? Hierbij zien de leden van de SP-fractie graag het startpunt van voorbereiding binnen de Belastingdienst en op het Ministerie van Financiën.
–
De leden van de SP-fractie wijzen de beperking die de regering rond de hersteloperatie legt, op grond van uniek en uitzonderlijk, af. De leden hebben de indruk dat de «uitzonderlijke omstandigheden» die zijn opgetreden in de toeslagenaffaire niet zo uitzonderlijk zijn. Kan de regering aangeven of bij het bekend worden van soortgelijke vooringenomenheid bij onderzoeken naar systeemfraude (al dan niet CAF), zowel binnen Toeslagen als daarbuiten, opnieuw een herstelorganisatie moet worden opgebouwd, of dat de regering voorziet dat dan teruggevallen wordt op de regeling die is getroffen voor de gedupeerden van de kinderopvangtoeslag?
–
De leden van de SP-fractie verzoeken om in te gaan op de afwegingen rond mogelijke schending van het EVRM en grondrechten van burgers die onder de voorgestelde wet ingericht wordt, alsook op de vraag of het bedrijfsleven niet ook het recht zou moeten hebben de medewerking aan de wet op dezelfde gronden te weigeren. Is denkbaar dat bij gebleken onrechtmatige datalevering een bedrijf een boete krijgt onder de Algemene verordening gegevensbescherming wegens ongeoorloofde dataverstrekking?
–
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering in het tiende en elfde lid een aparte aanspraak opneemt voor ouders van wie een van beide een vrijheidsbenemende straf uitzit. Zij vragen de regering vanwege deze aparte aanspraak expliciet te bevestigen dat er alleen recht op kinderopvangtoeslag bestaat wanneer de partner die geen vrijheidsbenemende straf uitzit aan de arbeidseis voldoet.
Tevens vragen deze leden waarom de regering voor deze wettelijke vormgeving van de uitzondering is gekozen. Waarom heeft de regering niet gekozen voor een bepaling dat een ouder dan wel de partner die is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel gedurende de periode van die straf of maatregel niet hoeft de voldoen aan de arbeidseis of bijvoorbeeld geacht wordt te hebben voldaan aan de arbeidseis?
–
De leden van de CDA-fractie constateren dat met deze nota van wijziging voor een van de schrijnende gevallen binnen de toeslagen die door de Belastingdienst geconstateerd zijn, een oplossing is gezocht. Zij zijn de Staatssecretaris van Financiën erkentelijk dat zij ook heeft gekeken naar de andere cases op de lijst van schrijnende gevallen rondom toeslagen die door de Belastingdienst zijn bijgehouden (reactie op de motie van de leden Omtzigt en Van Weyenberg over oplossingen voor de casussen in het werkdocument van de Belastingdienst; brief van 5 oktober 2020; 2020Z17976). De leden van de CDA-fractie achten het van groot belang dat de uitwerking van wetgeving in de praktijk wordt gemonitord en zij vragen de Staatssecretaris of de Belastingdienst dat zou willen blijven doen, zodat ook bij nieuwe signalen over knelpunten naar een oplossing kan worden gezocht.
De leden van de CDA-fractie leden hebben nog enkele vragen bij de geschetste oplossingen.
Het valt hen op dat voor een heel aantal knelpunten met de kennis van nu ook geen wetswijziging nodig bleek te zijn, maar alleen een beleidswijziging waarin meer ruimte is voor de menselijke maat. Kan de regering aangeven of de geschetste niet-wettelijke oplossingen ook met terugwerkende kracht gelden voor de schrijnende gevallen?
Met betrekking tot casus nummer vier vragen de leden van de CDA-fractie naar de situatie dat echtgenoten aantoonbaar niet samenwonen, omdat zij in een ander land wonen. Bijvoorbeeld omdat de ene echtgenoot zou gaan immigreren, maar waarbij dat toch niet doorgaat. Vaak leidt dit tot beëindiging van het huwelijk, maar daar kunnen jaren overheen gaan. Bestaat er in dit geval recht op zorgtoeslag, huurtoeslag of kinderopvangtoeslag en waar is dat van afhankelijk?
De leden van de CDA-fractie vragen met betrekking tot de update bij casus nummer acht of er met de invoering van artikel 13b Awir iets veranderd is in het oplossen van dit schrijnende geval. Of is artikel 13b Awir alleen de vertaling van artikel 3:4 Awb, zoals deze leden begrepen hadden uit de memorie van toelichting op de Wet hardheidsaanpassing Awir?
Casus nummer twaalf gaat over beurspromovendi. De leden van de CDA-fractie zijn blij dat de beurspromovendus van de Belastingdienst uitsluitsel kan krijgen, maar als uitsluitsel betekent dat de beurspromovendus geen recht heeft op kinderopvangtoeslag is deze nog steeds niet geholpen. Het ontgaat de leden van de CDA-fractie ook geheel wat de logica is dat beurspromovendi geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, terwijl zowel studenten als promovendi die in dienst zijn wel recht hebben op kinderopvangtoeslag. Als de beurspromovendus naar het oordeel van de Belastingdienst geen dienstbetrekking heeft, waar is dan wel sprake van? Een vrijwilligersvergoeding? Deelt de regering de mening van de leden van de CDA-fractie dat een beurspromovendus met kinderen hierdoor belemmerd wordt om te promoveren, omdat zonder kinderopvangtoeslag de kans groot is dat hij of zij de werkzaamheden moet staken?
Met betrekking tot het antwoord op casus nummer 13 vragen de leden van de CDA-fractie welke verlofuren er niet onder het arbeidscontract vallen en bij nummer 14 willen deze leden graag weten in welke gevallen achteraf blijkt dat iemand niet aan de doelgroepenstatus voldeed. Is dat bijvoorbeeld als iemand een inburgeringstraject volgt, maar de inburgeringstoets niet haalt?
Voor de uitzonderingen in de huurtoeslag wordt de termijn verlengd waarin de toeslaggerechtigde beroep kan doen op deze uitzonderingen. In casus nummer 15 wordt vermeld dat de Nationale ombudsman geadviseerd heeft om belanghebbenden in de definitieve beschikking te wijzen op deze uitzonderingen. Heeft de regering dit advies overgenomen?
Met betrekking tot de huurtoeslag bij recreatiewoningen, dit is casus nummer 17, vragen de leden van de CDA-fractie welke lijn duidelijk is geworden uit de jurisprudentie van de Raad van State en of dit gelijk is aan de hypotheekrenteaftrek.
Kan de regering voorts een nadere toelichting geven bij casus nummer 21? Waarom wordt in geval van beëindiging medebewoning het inkomen van de vertrekkende bewoner bij het inkomen van de zittende bewoner opgeteld?
De leden van de CDA-fractie merken tot slot op dat de leden de oplossing bij casus 25 niet voldoende lijkt. Want in hoeveel gevallen is er nu sprake van verschoonbaarheid? Juridisch gezien is dat heel beperkt. De leden van de CDA-fractie wijzen daarbij op de praktijk dat mensen te laat bezwaar maken, juist omdat ze contact hebben opgenomen met de Belastingdienst. Mensen bellen eerst met de BelastingTelefoon, maar krijgen lang niemand te pakken. Mogelijk krijgen ze te maken met onjuiste antwoorden of met belafspraken die voor vertraging zorgen of niet nagekomen worden. Toeslaggerechtigden zijn vaak niet op de hoogte dat je pro forma bezwaar kunt maken om de termijn van zes weken zeker te stellen. Is er ruimte voor overschrijding van de termijn indien mensen in gesprek zijn met de Belastingdienst of kan de Belastingdienst mensen in deze situatie wijzen op het pro forma bezwaar? Kan de regering aangeven wat in de casus bedoeld wordt met «vaktechnische escalatietermijnen gebruiken voor borging»?