Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 september 2020
De vaste commissie voor Financiën van uw Kamer heeft op 24 september 2020 verzocht in te gaan op de hoeveelheid wetsvoorstellen die deel uitmaken van het pakket Belastingplan 2021 en de aankondiging dat de nota’s van wijziging kort voorafgaand aan de afgesproken datum voor de schriftelijke inbreng aan de Kamer worden toegezonden. Bij dezelfde brief heeft de vaste commissie voor Financiën van uw Kamer verzocht de nota van wijziging samenhangende met de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK), zoals deze momenteel bij de Afdeling advisering van de Raad van State aanhangig is, voorafgaand aan de Algemene Financiële Beschouwingen aan uw Kamer te doen toekomen, inclusief onderliggende ambtelijke adviezen.1
In deze brief reageer ik op uw verzoeken.
Pakket Belastingplan 2021
Het pakket Belastingplan 2021 is inderdaad omvangrijk. Dat hangt samen met de ambitie van het kabinet om juist nu een aantal structurele onevenwichtigheden aan te pakken. Dat een en ander zich vertaalt in een relatief groot aantal wetsvoorstellen hangt ook rechtstreeks samen met de wens om zoveel mogelijk separate wetsvoorstellen te ontvangen en niet alles in een groot verzamelwetsvoorstel op te nemen.2
Het pakket is stevig, onder andere vanwege de coronacrisis en de wens om stappen te zetten bij de hersteloperatie van de (kinderopvang)toeslag, mede om uitvoering te geven aan de motie van het lid Lodders c.s.3 (wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen). Ook zijn in het pakket maatregelen opgenomen die tegemoetkomen aan al langer bestaande onevenwichtigheden. Zo komt het wetsvoorstel aanpassing box 3 tegemoet aan de gevoelens van onrechtvaardigheid van belastingplichtigen met kleinere vermogens bij de vermogensrendementsheffing. Het wetsvoorstel differentiatie overdrachtsbelasting moet meer ruimte bieden aan starters op de krappe woningmarkt. Een van de uitwerkingen van het klimaatakkoord -de CO₂-heffing voor de industrie- heeft ook een plaats gekregen in het pakket Belastingplan 2021.
Tegelijkertijd blijft het kabinet ook werken aan spreiding van fiscale wetgeving. Denk aan de Fiscale verzamelwet 20214, het wetsvoorstel vliegbelasting5, het wetsvoorstel minimum CO2-prijs elektriciteitsopwekking6 en het wetsvoorstel excessief lenen bij eigen vennootschap.7
Om u meer tijd te geven voor een goede voorbereiding van de wetsbehandeling schets ik in deze brief de contouren van de BIK, zoals die door de Koning naar de Raad van State is gezonden. Omdat de Raad van State op dit moment werkt aan haar spoedadvies voel ik mij niet vrij om, zoals door u verzocht, de integrale nota van wijziging op dit moment mee te zenden. Het kabinet hecht grote waarde aan het advies van de Raad van State en weegt dit zwaar mee in de uiteindelijke nota van wijziging. Ik zal de nota van wijziging, tezamen met het nader rapport waarin het advies is opgenomen en daarop wordt gereageerd, op 5 oktober naar uw Kamer sturen.
Daarnaast heeft u verzocht om de ambtelijke adviezen over de BIK naar uw Kamer te sturen. Ook hieraan zal ik tegemoetkomen door u deze stukken te sturen. Dit vergt echter nog enige tijd. Het kabinet zal uw verzoek mede oppakken in het licht van de verzoeken die onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) inmiddels zijn ingediend.
Baangerelateerde investeringskorting (BIK)
Hierbij informeer ik u over de belangrijkste onderdelen van de inhoudelijke vormgeving van de BIK zoals het kabinet die zal voorstellen. Daarbij voldoe ik ook aan de toezegging van de Minister van Financiën om de vragen van het lid Van Brenk (50PLUS) te beantwoorden die zij tijdens het debat over het derde steunpakket voor bedrijven en werknemers van 24 september 2020 over de BIK heeft gesteld (Handelingen II 2020/21, nr. 6, debat over het derde steunpakket voor bedrijven en werknemers).
Doel van de BIK
De Nederlandse economie krijgt door de coronacrisis flinke klappen. Naar verwachting zullen de investeringen in 2020 en 2021 en mogelijk ook daarna sterk dalen. Het kabinet vindt het van groot belang dat de investeringen zo veel mogelijk op peil blijven, ook in een laagconjunctuur, zodat de tijdelijke economische terugval geen langdurig karakter krijgt. Het kabinet draagt daar al aan bij door extra te investeren en al geplande investeringen naar voren te halen. De overheid kan het echter niet alleen. Langjarig wordt 80 tot 85% van alle investeringen in ons land gedaan door de private sector. Het is dus cruciaal dat ook deze private investeringen zoveel mogelijk doorgang vinden. De doelstelling van de BIK is daarom het stimuleren en naar voren halen van investeringen van bedrijven tijdens de economische crisis die een gevolg is van het coronavirus.
Het kabinet stelt met de BIK een generieke regeling voor. De BIK vormt een tijdelijke aanvulling op reeds bestaande meer specifieke stimuleringsmaatregelen zoals de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieu-bedrijfsmiddelen (VAMIL). Het kabinet wil de diverse stimulansen handhaven om te zorgen dat er naast de tijdelijke stimulans voor investeringen ook de structurele stimulansen specifiek voor duurzame investeringen (EIA, MIA, VAMIL) en voor kleinere investeringen (KIA) onverkort van kracht blijven. Het zal voor ondernemers mogelijk zijn om verschillende investeringsregelingen tegelijkertijd te benutten, indien ze van toepassing zijn op een investering. Dit is overigens anders dan eerder abusievelijk in de Bijlagen bij de Miljoenennota is vermeld.8 Het kabinet kiest er bewust voor om een samenloop van de BIK met deze bestaande stimulansen toe te staan. Voor kleinere investeringen kunnen de KIA en de BIK samengaan. Bedrijven die groene investeringen doen, kunnen dus profiteren van de BIK en tegelijkertijd ook van de EIA, MIA of VAMIL. Hierdoor worden ook groene investeringen nog aantrekkelijker.
De regeling is tijdelijk. Als de economische crisis voorbij is, is de maatregel in deze vorm niet langer nodig. Er wordt van uitgegaan dat de regeling niet langer nodig is voor investeringen die na 31 december 2022 worden gedaan. De regeling is dan ook tot die duur beperkt. Daarna zal het budget gebruikt worden voor een regeling met een soortgelijk doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).
Vormgeving BIK
De BIK is gericht op nieuwe investeringen in bedrijfsmiddelen, waarvan de investeringsverplichting is aangegaan op of na 1 oktober 2020. Daarbij moeten de investeringen met een laatste betaling in de periode van 1 januari 2021 tot en met uiterlijk 31 december 2022 volledig zijn betaald en binnen zes maanden na die volledige betaling in gebruik zijn genomen. Door deze voorwaarden prikkelt de BIK werkgevers zoveel mogelijk tot het realiseren van nieuwe investeringen in 2021 en 2022. De regeling is geen beloning voor eerder gerealiseerde investeringen, of voor investeringen die pas op zeer lange termijn gerealiseerd worden. Door bedrijfsinvesteringen in 2021 en 2022 te stimuleren dempt de BIK de laagconjunctuur, en draagt de regeling bij aan het behoud van banen op de korte termijn. Daarnaast zijn investeringen nodig voor bedrijven om hun verdienvermogen uit te breiden. Dit is nodig zodat zij zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden en om na de crisis klaar te zijn om een voorspoedig economisch herstel te realiseren.
Het voorstel van het kabinet is om de BIK vorm te geven als een afdrachtvermindering op de loonheffing. De vormgeving van een afdrachtvermindering op de loonheffing heeft het voordeel dat de tegemoetkoming bij een gelijke investering ook voor alle bedrijven met werknemers gelijk is, en niet alleen ten gunste komt van bedrijven die winst maken. Omdat de BIK is gekoppeld aan de loonheffing kunnen bedrijven de korting alleen innen als zij voldoende werknemers (loonsom) in dienst hebben om de investeringskorting via de loonheffing te verzilveren.
Accent op het mkb
Voorgesteld zal worden de hoogte van de BIK te bepalen aan de hand van een staffel. De verwachting is dat circa 60% van de BIK-afdrachtvermindering terechtkomt bij het mkb. Omdat de bestaande KIA blijft gelden naast de BIK kan bovendien het mkb meer profiteren van investeringsregelingen dan het grootbedrijf.
Budgettaire beheersbaarheid
Het budgettaire beslag van de BIK is cumulatief € 4 miljard (€ 2 miljard per jaar). Daarom wordt tegen het einde van 2021 op basis van de tot dan toe ontvangen aanvragen door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) bezien hoe hoog het budgettaire beslag van de BIK tot dat moment is en wordt een schatting gemaakt van het verwachte budgettaire beslag voor heel 2021. Indien daaruit blijkt dat het beschikbare budget van € 2 miljard voor 2021 (fors) wordt overschreden of onderschreden, kan dat aanleiding zijn om de parameters van de BIK voor het jaar 2022 dienovereenkomstig aan te passen. Hiermee is budgettaire veiligheid ingebouwd. Voor het jaar 2021 zullen de tegemoetkomingen gebaseerd blijven op de parameters zoals die op 1 januari 2021 gelden. Een wijziging van de parameters voor het jaar 2022 zal uiterlijk op 15 december 2021 bekend worden gemaakt.
Voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik
Het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik is een belangrijk aandachtspunt van het kabinet. Daar vallen lessen te trekken uit de investeringsregeling die tot eind jaren ’80 gold, de zogenoemde Wet op de investeringsrekening (WIR). Bij de vormgeving van de BIK houdt het kabinet rekening met de van de WIR geleerde lessen.
Zo moet een onderneming voor de verzilvering van de BIK, anders dan voor de WIR destijds, loonheffing voor personeel afdragen. In aanvulling daarop zal de BIK alleen van toepassing zijn op de aanschaf van niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen. Daarnaast kunnen bedrijven de BIK pas toepassen als de investeringen volledig zijn betaald en binnen zes maanden na die volledige betaling in gebruik zijn genomen. Bovendien wordt in de voorgestelde BIK-regeling fraude voorkomen doordat verplichtingen ter zake van de verbetering van een bedrijfsmiddel en voortbrengingskosten ter zake van een bedrijfsmiddel niet voor de BIK in aanmerking komen. De omvang van dergelijke investeringen laat zich namelijk minder goed controleren.
Uitvoerbaarheid
Tot slot vindt het kabinet het van het grootste belang dat de BIK goed uitvoerbaar is. De uitvoeringsorganisaties RVO en de Belastingdienst zijn bij de uitwerking van de maatregel daarom steeds nauw betrokken. Naar aanleiding van overleg met de uitvoeringsorganisaties wordt bijvoorbeeld zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande begrippenkaders van fiscale wet- en regelgeving en komen alleen nieuwe (niet eerder gebruikte) investeringen in aanmerking. Het kabinet zal nauw contact met de uitvoeringsinstanties blijven onderhouden gedurende het bestaan van de regeling.
Zoals hiervoor aangegeven zal ik de nota van wijziging op het Belastingplan 2021 met betrekking tot de BIK tezamen met het nader rapport op 5 oktober naar uw Kamer sturen.
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief