Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 oktober 2020
Hierbij bied ik u de tweede nota van wijziging aan op het Belastingplan 2021 (Kamerstuk 35 572, nr. 15). Deze nota van wijziging bevat het voorstel tot invoering van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK). In mijn brief van 29 september 2020 heb ik u de inhoudelijke contouren van de regeling reeds geschetst.1
Met de BIK kunnen bedrijven een deel van het bedrag van hun investering in mindering brengen op hun afdracht loonheffing (loonbelasting en premie voor de volksverzekering). Het kabinet stelt hiervoor € 2 miljard per jaar ter beschikking voor de jaren 2021 en 2022. Vanwege de crisis kiest het kabinet voor een invulling van dit budget die meer gericht de investeringen van ondernemingen bevordert. Als de economische crisis voorbij is, is de BIK niet langer nodig. De regeling geldt dan ook niet voor investeringen die na 31 december 2022 worden gedaan. Vanaf 1 januari 2023 zal de budgettaire ruimte worden gebruikt voor een nader te bepalen maatregel met hetzelfde doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).
Doel van de regeling
De Nederlandse economie krijgt door de coronacrisis flinke klappen. Naar verwachting zullen ook de investeringen sterk dalen. De prognose van het CPB is dat deze investeringen € 10 miljard lager zijn ten opzichte van eerdere prognoses.2 Dat leidt tot economische schade op korte termijn, omdat de bestedingen teruglopen. Een terugval in investeringen zal ook op lange termijn de economie schaden, omdat bedrijven hun productiecapaciteit niet uitbreiden. Het CPB geeft aan dat de (innovatieve) investeringen naar verwachting langdurig zullen achterblijven.3 Het kabinet vindt het daarom belangrijk, juist in een laagconjunctuur, dat de investeringen zoveel mogelijk op peil blijven. Dit zorgt er immers voor dat de tijdelijke economische terugval geen langdurig karakter krijgt. Het kabinet draagt daar al aan bij door als overheid extra te investeren en al geplande investeringen naar voren te halen. De overheid kan het echter niet alleen. Langjarig wordt 80 tot 85% van alle investeringen in ons land gedaan door de private sector. Bedrijven investeren jaarlijks bijna € 100 miljard in bedrijfsmiddelen. Het is dus van cruciaal belang dat ook deze private investeringen zoveel mogelijk doorgang vinden. Hierom acht het kabinet het van groot belang om via de BIK investeringen te bevorderen en er voorts voor te zorgen dat bedrijven investeringen niet uitstellen maar juist naar voren halen.
Met de BIK verlaagt het kabinet de kosten voor bedrijven die investeren. Door private investeringen in 2021 en 2022 te stimuleren draagt de BIK op twee manieren bij. Ten eerste dragen de extra bestedingen bij aan het behoud van banen op de korte termijn («bestedingseffect»). In de tweede plaats dragen deze investeringen eraan bij dat bedrijven hun verdienvermogen uitbreiden, vernieuwen, en zich zo aanpassen aan veranderende omstandigheden («capaciteitseffect»). Zodoende zijn zij klaar om na de crisis een voorspoedig economisch herstel te realiseren en om langdurige schade aan de economie als gevolg van de coronacrisis te voorkomen. Omdat de meeste beschikbare wetenschappelijke studies een positief effect van investeringsregelingen op investeringen laten zien, en bij een tijdelijke regeling het effect speelt dat investeringen naar voren gehaald worden, verwacht het kabinet dat de BIK positief zal bijdragen aan de investeringen in 2021 en 2022.4
De BIK wordt vormgegeven als een afdrachtvermindering in de loonheffing en is daarmee een investeringsregeling die qua systematiek goed overeenkomt met de Wet bevordering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO). Deze vormgeving – die bij de WBSO zijn succes bewezen heeft – heeft het voordeel dat de tegemoetkoming ook ten gunste komt van werkgevers die investeren maar geen winst maken. De hoogte van de tegemoetkoming is namelijk niet afhankelijk van bijvoorbeeld de (hoogte van de) winst die mogelijk als gevolg van de crisis (tijdelijk) onder druk staat. Dit in tegenstelling tot alternatieve investeringsstimulansen zoals versneld afschrijven op bedrijfsmiddelen of een verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting.
Accent op het mkb
De BIK is nadrukkelijk gericht op het mkb. Er is een staffel ingebouwd zodat kleinere investeringen (3%) een grotere tegemoetkoming krijgen dan grotere investeringen (2,44%). Voor het totale investeringsbedrag tot en met € 5.000.000 per kalenderjaar per BIK-inhoudingsplichtige bedraagt de afdrachtvermindering 3% van het investeringsbedrag. Voor het deel van het investeringsbedrag boven de € 5.000.000 per kalenderjaar bedraagt de afdrachtvermindering 2,44% van het investeringsbedrag. Door deze staffel komt circa 60% van de BIK-afdrachtvermindering terecht bij het mkb.
Aanvulling op bestaande stimulering
De BIK vormt een tijdelijke aanvulling op reeds bestaande meer specifieke stimuleringsmaatregelen zoals de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (VAMIL). Het kabinet wil de diverse stimulansen handhaven om te zorgen dat er naast de tijdelijke stimulans voor investeringen ook de structurele stimulansen specifiek voor duurzame investeringen (EIA, MIA, VAMIL) en voor kleinere investeringen (KIA) onverkort van kracht blijven. Doordat bedrijven de EIA, MIA en VAMIL tegelijk met de BIK kunnen toepassen, wordt geborgd dat de bestaande stimulans om te investeren in een groen bedrijfsmiddel in stand blijft. De BIK kan ook tegelijk met de KIA worden toegepast, wat het voordeel benadrukt dat het mkb van de BIK heeft. Hieronder volgen enkele voorbeelden van de mogelijke samenloop van de BIK met de andere investeringsregelingen.5
Vormgeving
Voor de herkenbaarheid bij bedrijven is voor diverse onderdelen aangesloten bij de vormgeving van de KIA. In de eerste plaats komt de reikwijdte van de BIK overeen met de reikwijdte van de KIA als het gaat om de te stimuleren bedrijfsmiddelen.6 Dat geldt grotendeels eveneens voor de reikwijdte van bedrijven die voor de regeling in aanmerking komen. Voor de toepassing van de BIK wordt ook zoveel mogelijk aangesloten bij de voor de KIA gangbare begrippen.
Het aantal bedrijven dat potentieel gebruik kan maken van de BIK is groot. Een dergelijk potentieel maakt het noodzakelijk om een minimum te stellen aan de hoogte van de investering, vanuit een oogpunt van doelmatigheid voor zowel de bedrijven zelf als voor de uitvoeringsorganisaties. Als minimale investering per bedrijfsmiddel die onderdeel kan uitmaken van een aanvraag wordt uitgegaan van een bedrag van € 1.500, als minimale investering per aanvraag geldt een bedrag van € 20.000. Daarmee geldt een minimaal financieel voordeel van € 600 voor een bedrijf als het gebruik maakt van de BIK.
Een aanvraag voor de BIK doet het bedrijf bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Een aanvraag kan gelijktijdig voor meerdere investeringen in bedrijfsmiddelen gedaan worden. Een bedrijf kan maximaal één keer per kwartaal een aanvraag doen. De RVO controleert de aanvraag en geeft bij goedkeuring een BIK-verklaring af. Op grond van de BIK-verklaring kan het bedrijf de BIK toepassen in de loonaangifte in het jaar waarin de BIK-verklaring is afgegeven.
Budgettaire beheersing
Het budgettaire beslag van de BIK is cumulatief € 4 miljard (€ 2 miljard per jaar). Daarom wordt tegen het einde van 2021 op basis van de tot dan toe ontvangen aanvragen door de RVO bezien hoe hoog het budgettaire beslag van de BIK tot dat moment is en wordt op basis daarvan een schatting gemaakt van het verwachte budgettaire beslag voor heel 2021. Indien daaruit blijkt dat het beschikbare budget van € 2 miljard voor 2021 (fors) wordt overschreden of onderschreden, kan dat aanleiding zijn om de parameters van de BIK voor het jaar 2022 dienovereenkomstig aan te passen.
Geleerde lessen van de WIR
Bij de vormgeving van dit voorstel is rekening gehouden met de van de Wet op de investeringsrekening (WIR) geleerde lessen. De WIR kende in de vormgeving een aantal tekortkomingen die dit kabinet wil voorkomen. Daarom kent de BIK een aantal waarborgen. Een groot probleem bij de WIR was dat het bedrijfsmiddel al eerder gebruikt mocht zijn, waardoor een vorm van carrouselfraude kon ontstaan. De BIK is daarom alleen van toepassing op nieuwe bedrijfsmiddelen. Daarnaast moet een bedrijf voor de verzilvering van de BIK, anders dan voor de WIR het geval was, loonheffing voor personeel afdragen. De BIK kan dus niet toegepast worden door bedrijven die geen loonheffing afdragen. In aanvulling daarop kunnen bedrijven de BIK pas toepassen als de investeringen met een laatste betaling in 2021 en 2022 volledig zijn betaald en binnen zes maanden na volledige betaling in gebruik zijn genomen. Voorts wordt in de voorgestelde BIK-regeling fraude voorkomen doordat verplichtingen ter zake van de verbetering van een bedrijfsmiddel en voortbrengingskosten ter zake van een bedrijfsmiddel niet voor de BIK in aanmerking komen. De omvang van dergelijke investeringen laat zich namelijk minder goed controleren. Bovendien is het budgettaire beslag van de BIK kleiner dan dat van de WIR en is voorzien in budgettaire beheersing, zoals hierboven beschreven.
Uitvoering
Het kabinet vindt het van het grootste belang dat de BIK goed uitvoerbaar is. De uitvoeringsorganisaties RVO en de Belastingdienst zijn bij de uitwerking van de maatregel daarom steeds nauw betrokken. Naar aanleiding van overleg met de uitvoeringsorganisaties wordt bijvoorbeeld zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande begrippenkaders van fiscale wet- en regelgeving. Verder komen, ook om fraude te voorkomen, alleen nieuwe (niet eerder gebruikte) investeringen in aanmerking.
Op dit moment wordt verder gewerkt aan de invulling van de regeling in lagere regelgeving. In deze lagere regelgeving wordt uitgewerkt hoe het precieze aanvraagproces verloopt en welke bewijslast moet worden aangedragen.
Met een mkb-toets wordt hiervoor ook de input van ondernemers gevraagd om een proces te realiseren met zo min mogelijk regeldruk. De planning is om deze regelgeving op 1 januari 2021 afgerond te hebben.
De uitvoeringsorganisaties hebben met een impactanalyse laten weten dat de ze de regeling kunnen uitvoeren7. Het kabinet zal nauw contact met de uitvoeringsinstanties blijven onderhouden gedurende de looptijd van de regeling om een effectieve uitvoering te borgen.
RVO en de Belastingdienst zijn gestart met de voorbereiding van de uitvoering van de BIK. RVO start communicatie naar ondernemers per 1 januari 2021. Ook de organisatie voor controle en handhaving wordt ingericht. Het aanvraagloket opent in ieder geval per 1 september 2021.
Toezeggingen
Tijdens de AFB op 1 oktober 2020 (Handelingen II 2020/21, nr. 9, Algemene Financiële Beschouwingen (35 570 IX)) heb ik toegezegd om voorafgaand aan het eerste wetgevingsoverleg over het pakket Belastingplan 2021 de ambtelijke adviezen over de BIK aan uw Kamer te sturen. Deze toezegging herhaal ik hierbij.
Daarnaast heb ik tijdens de AFB aan uw Kamer toegezegd dat het kabinet het Centraal Planbureau (CPB) zal vragen wat de economische effecten zijn van de BIK8. Het kabinet heeft het CPB inmiddels verzocht om in kaart te brengen wat de effecten zijn op de investeringen, de werkgelegenheid en het bbp van de BIK, van een tariefsverlaging in de vennootschapsbelasting, een verlaging van de aof-premie, versnelde afschrijvingen in de vennootschapsbelasting en een verlaging van de verhuurderheffing (alles met een vergelijkbare budgettaire omvang en looptijd). Het kabinet informeert uw Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomsten van dit onderzoek.
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief