Kamerstuk 35570-XVI-151

Motie van het lid Van Esch c.s. over een adequaat wettelijk instrumentarium om vanuit het voorzorgsbeginsel te kunnen handelen bij zoönosen

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2021


49,7 %
50,3 %

FVD

PVV

GL

50PLUS

SGP

CU

Van Kooten-Arissen

Krol

D66

SP

CDA

DENK

PvdA

VVD

PvdD


Nr. 151 MOTIE VAN HET LID VAN ESCH C.S.

Voorgesteld 3 december 2020

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Van Dijk de regering naar aanleiding van de Q-koortsepidemie dringend adviseerde om voortaan het voorzorgsbeginsel te hanteren als het gaat om dierziekten die ook voor mensen gevaarlijk zijn (zoönosen);

constaterende dat het voorzorgsbeginsel nog onvoldoende is geborgd in de wetgeving op het gebied van besmettelijke dierziekten;

constaterende dat de regering werkt aan een plan van aanpak om het risico op het ontstaan van zoönosen aanmerkelijk te verkleinen (motie-Ouwehand 25 295, nr. 452);

spreekt uit dat het wettelijk instrumentarium om vanuit het voorzorgsbeginsel tijdig te kunnen ingrijpen bij dreiging van zoönosen op orde moet zijn;

verzoekt de regering, in het plan van aanpak duidelijk te maken hoe zal worden voorzien in een adequaat wettelijk instrumentarium om vanuit het voorzorgsbeginsel te kunnen handelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Esch

Ellemeet

Ploumen

Sazias

Van Gerven

Kuzu.