Voorgesteld 19 november 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het dragen van de islamitische hoofddoek voor steeds meer moslima's een statement is van hun islamitische identiteit;
constaterende dat de Koran duidelijk stelt dat het dragen van de hoofddoek tot doel heeft om draagsters ervan niet lastig te vallen;
overwegende dat daarmee het belagen van en als minderwaardig behandelen van niet-draagsters van de hoofddoek wordt gelegitimeerd;
overwegende dat dit ideologische symbool ter bevordering van apartheid niet thuishoort in het hart van de parlementaire democratie;
roept de Kamer op, om het dragen van een islamitische hoofddoek in het Kamergebouw te verbieden en roept de regering op om het dragen ervan te verbieden in alle overheidsgebouwen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Graaf
Wilders