Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 februari 2021
In het Algemeen Overleg van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van dinsdag 2 februari jongstleden (Kamerstuk 33 835, nr. 182) heb ik uw Kamer toegezegd u nader te informeren over de instelling van een externe integriteitscommissie voor het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Deze toezegging deed ik naar aanleiding van de vragen van uw Kamer over de situatie bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Met deze brief informeer ik u welke stappen ik voornemens ben te doen om tot een dergelijke commissie te komen. Tevens vindt u in bijlage 1 de antwoorden op de nog niet volledig beantwoorde vragen van uw Kamer ten tijde van de het AO NVWA op 2 februari 2021, evenals in bijlage 2 de beantwoording van de door het lid De Groot (D66) gestelde vragen inzake het rapport «Toezicht op dierenwelzijn» (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1621).
Doelstelling externe integriteitscommissie LNV
De doelstelling van de externe integriteitscommissie van LNV is het waarborgen van een onafhankelijk meldpunt waar een medewerker terecht kan met signalen over integriteit in de breedste zin van het woord. Hiermee voeg ik een belangrijk element toe om een infrastructuur voor veilig melden te waarborgen. Deze commissie komt bovenop de bestaande faciliteiten zoals vertrouwenspersonen, klachtenprocedure en integriteitsvoorzieningen. De externe integriteitscommissie draagt bij aan het bevorderen van het gevoel van sociale veiligheid en integriteit binnen de organisatie. De meerwaarde van de integriteitscommissie ten opzichte van al bestaande faciliteiten schuilt in het externe karakter van de commissie. Deze is namelijk op alle punten volstrekt buiten de organisatie, waar bestaande faciliteiten in meer of mindere mate binding hebben met LNV. Ook als een medewerker al gebruik heeft gemaakt van de eerder genoemde interne mogelijkheden, staat een gang naar de integriteitscommissie altijd nog open.
Desondanks realiseer ik mij dat de oprichting van een dergelijke commissie geen totaaloplossing voor de door mij en de NVWA geconstateerde problemen is. Een commissie op zichzelf biedt niet direct verbetering in onderliggende cultuur- of leiderschapsdilemma’s die al langer aan de orde zijn. Parallel aan de oprichting van de commissie werkt de NVWA verder aan een veilige organisatie en zal zorgdragen dat bestaande faciliteiten voor werknemers, zoals de beschikbare interne en externe vertrouwenspersonen, beter vindbaar en toegankelijk worden.
Naar het voorbeeld van enkele reeds bestaande integriteitscommissies in de rijksoverheid streef ik naar een gezaghebbende commissie die laagdrempelig bereikbaar is voor elke werknemer van LNV.
Scope van de integriteitscommissie
Ik beoog een onafhankelijke en externe commissie op te richten met een brede scope. Daarmee bedoel ik dat de commissie met een ruime bewegingsvrijheid zich kan buigen over (vermoedens van) integriteitsschendingen en misstanden, maar ook over ongewenste omgangsvormen. Ook medewerkers die menen dat zij benadeeld zijn vanwege een eerdere melding van een schending of een misstand kunnen bij de commissie terecht. De commissie staat daarin open voor alle medewerkers van LNV en daarmee ook voor de leidinggevenden. In mijn optiek is het belangrijk dat de commissie drempelloos benaderbaar is. Daarmee bedoel ik dat het niet noodzakelijk is om eerst via bestaande meldkanalen een klacht of melding aanhangig te hebben gemaakt. Desondanks realiseer ik mij dat er reeds bestaande voorzieningen zijn die op het werk van de integriteitscommissie aansluiten en dat er mogelijk ook sprake kan zijn van een overlap tussen de voorzieningen. Zowel binnen de NVWA als elders binnen LNV zal tegelijkertijd worden gewerkt aan het bekender maken van die voorzieningen. Dat geldt uiteraard ook voor de commissie zelf. Ik hecht er belang aan dat de commissie zich ter introductie binnen de organisatie presenteert en waar van toepassing in gesprek gaat met medewerkers, met de uitgesproken steun van de ambtelijke top.
De commissie die ik voor ogen heb brengt na eigenstandig onderzoek een onafhankelijk advies uit aan de Secretaris-generaal van LNV. Het advies van de commissie kan uitsluitend gemotiveerd terzijde worden gelegd. Ik zal mij in de komende tijd beraden op hoe deze motivatie zodanig kan worden vormgegeven dat er voldoende garanties zijn dat aanbevelingen ook in de praktijk worden uitgevoerd.
Mandaat en eigenstandigheid
De beoogde externe en onafhankelijke integriteitscommissie krijgt een ruim mandaat om haar handelwijze in te richten naar gelang de gemelde situatie.
Het externe karakter van de commissie wil ik tot uiting laten komen door zowel locatie, ict als secretariële ondersteuning volstrekt los van het departement en de daaronder ressorterende diensten en agentschappen te organiseren. Daartoe zal ik contact leggen met enkele partijen die hier reeds ervaring mee hebben. Ook beoog ik de commissie met een eigen begroting de beschikking te geven over middelen die zij naar eigen inzicht kan inzetten ter verwezenlijking van haar taak.
Wat betreft de samenstelling van de commissie vind ik het van groot belang dat de medewerkers voldoende gekend zijn, maar zich ook vertegenwoordigd voelen in de commissie. Dat doe ik door zo spoedig mogelijk de medezeggenschap en het decentraal georganiseerd overleg te betrekken in zaken als het profiel en de werving van de commissieleden.
Bescherming van melders en relatie met andere stakeholders
Zoals ik al eerder beschreef vind ik het belangrijk dat medewerkers zich veilig en gesteund voelen door de commissie, bijvoorbeeld door waar nodig de identiteit van de melder te beschermen. Daarnaast wil ik dat de commissie een mogelijkheid biedt te melden door tussenkomst van een door de melder gekozen vertrouwenspersoon van binnen of buiten het ministerie. Eerder in deze brief schreef ik over de rol van vertrouwenspersonen. Dit betreft zowel vertrouwenspersonen van alle onderdelen van LNV, maar ook de vertrouwenspersonen van EZK met wie LNV aspecten van haar bedrijfsvoering deelt. Ik zie een belangrijke rol voor vertrouwenspersonen als collegiale sparringpartner voor medewerkers, maar ook als de experts die een melder kunnen doorverwijzen naar de integriteitscommissie. Integriteitscommissie en vertrouwenspersonen zijn in die optiek belangrijke partners.
Anderzijds heeft de integriteitscommissie wel degelijk belang bij een goed functionerend integriteitsstelsel binnen LNV, waar zij naar eigen inzicht (delen van) zaken naar kan doorverwijzen of uitbesteden en onbeperkt informatie kan opvragen. Tot slot zie ik een belangrijke partner van de integriteitscommissie in de medezeggenschap, die samen met de werkgever aanbevelingen van de commissie naar de praktijk kan doorvertalen.
Planning en rapportage
Naast de individuele rapportage van de integriteitscommissie bij de behandeling van voorkomende zaken, beoog ik uw Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang, gelijktijdig met het publiek jaarverslag integriteit. Hiermee bied ik graag inzicht in de werkwijze en het functioneren van de commissie, alsmede de aard, de opvolging en het aantal meldingen dat zij per dienstonderdeel in behandeling heeft en heeft gehad. Het is mijn voornemen om de integriteitscommissie uiterlijk in september 2021 te installeren. Ik vind het belangrijk deze tijd te benutten om de procedure nauwkeurig te doorlopen, onder andere om de medezeggenschap inhoudelijk te betrekken en voor een ordentelijk wervingsproces van commissieleden.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
Vragen van de leden van de VVD-fractie
1
Voor het AO NVWA van 2 februari waren tal van rapporten geagendeerd. Al deze rapporten zijn intern georiënteerd en de bijdrage en/of het overleg met externe partijen ontbreekt.
Kunt u hierop reflecteren?
Antwoord
De doelstelling van de herbezinning NVWA betrof het onderzoeken van dieperliggende belemmeringen en patronen die ten grondslag lagen aan de ontstane situatie. De Raad van advies heeft gefungeerd als externe blik op dit proces. Daarnaast is de thematiek van efficiency, van de transparantie van kostprijzen en retributies die behandeld is in de rapporten van KPMG en PWC intensief besproken aan de strategische tafel met het bedrijfsleven.
2
In het rapport «Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn» komt veel intern gedoe tussen verschillende teams naar voren. Tijdens het AO hebben deze leden verwezen naar de citaten die door het CDA naar voren zijn gebracht. Kunt u een reactie geven op de verschillende citaten uit het rapport?
Antwoord
In het rapport «Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn» worden geïnterviewde medewerkers van de dienst geciteerd. Hun uitspraken zijn in bepaalde gevallen stevig.
Ik ben van mening dat deze verschillende inhoudelijke opvattingen van de NVWA een weerspiegeling zijn van de uiteenlopende opvattingen in de samenleving en binnen de afdeling Dier over wat «goed» dierenwelzijn is en hoe de wetgeving hierover moet worden opgevat en uitgelegd. Het raakt ieders normen-en waardenpatroon. En dat geeft onderlinge spanning. Meer dan bij andere terreinen speelt hier emotie een rol. Het welzijn van dieren raakt mensen, niet in de laatste plaats de inspecteurs die zich hier dagelijks voor inzetten.
Het vastgestelde en door de NVWA kenbaar gemaakte interventie- c.q. handhavingsbeleid is leidend voor de uitvoering van het toezicht op dierenwelzijn. Binnen het interventiebeleid is ruimte om intern het gesprek te voeren binnen de professionele ruimte om waar nodig gemotiveerd en met maatwerk afwijkend te beslissen. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om particuliere, niet ambtelijke opvattingen zoals die in de maatschappij bestaan en natuurlijk ook bij NVWA medewerkers kunnen spelen.
Wat «goed» dierenwelzijn is dat in het normenkader tot uitdrukking zou moeten komen is een breder politiek-maatschappelijk vraagstuk. Uitvoerbaar toezicht vraagt om heldere normstelling en goed onderbouwde afwegingen.
3
Waarom wordt ook hier alleen de interne blik gehanteerd en is er geen enkele rol of aandacht voor partijen voor wie het werk wordt gedaan? Hoe kan dit?
Antwoord
De NVWA houdt toezicht op het publieke belang dierenwelzijn op basis van het wettelijk kader en handelt conform het door de NVWA kenbaar gemaakte interventie c.q. handhavingsbeleid in deze. Het is aan de NVWA om dit op uniforme wijze uit te voeren. De NVWA is regelmatig in overleg met stakeholders, onder andere aan de strategische tafel met het bedrijfsleven.
4
Waarom wordt extra management als oplossing gekozen?
Antwoord
Er is geen sprake van extra management. Het uiteindelijke doel was om een advies uit te brengen aan de interim IG over de toekomstige organisatiestructuur van het domein Dierenwelzijn. Om een goede verbinding met de werkpraktijk te onderhouden is ervoor gekozen om de interim manager naast afdelingshoofd ook de huidige twee dierenwelzijnsteams met hun teamleiders aan te sturen.
5
Kunt u toezeggen dat er geen aandacht meer gaat naar het overnemen van (een deel van de) taken van de verschillende private keuringsorganisaties, zoals de NAK?
Antwoord
In mijn brief van november 2020 bij het KPMG rapport «Brede analyse toezichts- en keuringslandschap» (Kamerstuk 28 286, nr. 1140) heb ik uw Kamer aangegeven dat er geen reden is om het totale keuringslandschap te herzien of anders in te richten. In mijn recente Voortgangsbrief NVWA d.d. 29 januari jl. (Kamerstuk 33 835, nr. 179) heb ik opgemerkt dat juist het elders beleggen van taken met behoud van tweedelijnstoezicht van de NVWA een mogelijkheid is bij het toewerken naar een betere balans tussen taken en middelen. Op dit moment zijn er dan ook zeker geen voornemens om taken terug te halen.
6
U geeft aan een politieke afweging te maken op de taken van de NVWA. Wat is er in de afgelopen periode gebeurd met de verschillende voorstellen op het gebied van kostenreductie en efficiency?
Antwoord
Uw Kamer heeft in mei 2020 het rapport van KPMG «Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA» ontvangen (Kamerstuk 33 835, nr. 160). KPMG stelt hierin op basis van een benchmark met zeven met de NVWA vergelijkbare toezichthoudende organisaties in Nederland vast dat de NVWA binnen de bandbreedte van bedrijfsvoeringskosten beweegt en vergelijkbaar efficiënt is.
Op basis van de aanbevelingen van KPMG is de strategische NVWA-tafel bedrijfsleven en overheid gecontinueerd. In dit overleg wordt specifiek aandacht besteed aan de juiste (financiële) prikkels op de juiste plaats in de hele keten om zo efficiënt mogelijk te kunnen werken. Hierbij wordt dus bewust verder gekeken dan alleen efficiëntie bij de NVWA en worden ook de interacties tussen de NVWA en het bedrijfsleven betrokken.
7
Kunt u aangeven welke juridische grondslag er is om bepaalde taken niet langer uit te voeren, zoals de stop op export van ouder slachtrund?
Antwoord
De juridische grondslag daarvoor is opgenomen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De NVWA is gehouden aanvragen zorgvuldig af te handelen (artikel 3:2 en artikel 3:4, eerste lid, Awb) en de betrokken belangen tegen elkaar af te wegen (artikel 3:4, tweede lid, Awb).
8
Indien deze juridische grondslag er is, kunt u dan toelichten op welke manier er voor deze categorie dieren alsnog óf een oplossing komt óf een tegemoetkoming?
Antwoord
Deze dieren zullen in Nederland ter slacht moeten worden aangeboden. Zoals ik in reactie op vraag 7 aangaf, is dit vanuit oogpunt van dierenwelzijn voor een groot deel van deze dieren ook te prefereren boven export. Een tegemoetkoming is niet aan de orde.
9
Wat zijn de gevolgen voor de nationale markt wanneer oudere slachtrunderen (in alle verschillende categorieën) worden uitgesloten van export?
Antwoord
Over de gevolgen voor de nationale markt kan ik geen uitspraken doen. Essentieel is dat het ter slacht aanbieden van deze categorie dieren nog steeds mogelijk is.
10
Met welke marktpartijen is afstemming geweest over het mogelijke besluit tot stop op de export van ouder slachtrund?
Antwoord
De NVWA heeft hierover overleg gevoerd met Vee en Logistiek Nederland (VLN), Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) en Stichting Brancheorganisatie Kalversector (SBK). In het overleg van 25 januari 2021 hebben partijen onder andere afspraken gemaakt over het toepassen van deze maatregel door de NVWA.
11
Welke stappen zijn er afgelopen vier jaar concreet gezet op een verbetering van de effectiviteit binnen de NVWA?
Antwoord
Uit het KPMG-onderzoek «Kostentoerekening en doelmatigheid» dat ik in mei 2020 naar uw Kamer heb gestuurd (Kamerstuk 33 835, nr. 160) blijkt dat de NVWA vergelijkbaar efficiënt is met andere toezichthoudende organisaties in Nederland. Verbetering van effectiviteit betreft de gehele keten. NVWA en bedrijfsleven maken hierover afspraken aan de strategische tafel bedrijfsleven-overheid.
12
Kan de uitvoeringstoets voor drempels in de ruggenteelt met de Kamer gedeeld worden?
Antwoord
Ja, de HUF-toets is als bijlage 1 toegevoegd.1 Op 3 februari jl. heb ik u in de beantwoording van vragen overigens geïnformeerd dat ik gehoor heb gegeven aan het verzoek van de meerderheid van uw Kamer om deze maatregel te schrappen door het desbetreffende artikel van het Besluit gebruik meststoffen (Bgm) niet in werking te laten treden.
13
Hoe kunt u er zorg voor dragen dat de Kamer haar controlerende taak op het verbeterproces van de voorbereiding op strafrechtelijk onderzoek (naar aanleiding van de casus van de noordelijke slachthuizen) voldoende kan uitoefenen?
Antwoord
Naar aanleiding van het stopzetten van drie strafrechtelijke onderzoeken door het Openbaar Ministerie (OM) heeft de Inspecteur Generaal ad interim (IG) van de NVWA onderzoek laten doen. Het doel hiervan was om de oorzaken van het beëindigen van de onderzoeken duidelijk te krijgen, ervan te leren en concrete verbeteracties in te zetten. Het onderzoek heeft een feitenrapport opgeleverd, dat ik op 18 september 2020 naar uw Kamer heb toegezonden (Kamerstuk 33 835, nr. 170). Daarbij heb ik mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid de vragen van de leden Groothuizen en De Groot (D66), het lid Wassenberg (PvdD) en het lid Lodders (VVD) beantwoord over de samenwerking met het OM. Ik heb uw Kamer hiermee een zo volledig en transparant mogelijk beeld gegeven van de geconstateerde problemen en van de maatregelen die de IG getroffen heeft.
De NVWA heeft daarna meteen verschillende verbeteracties in gang gezet, waarbij is aangesloten bij de acties uit de herbezinning van de NVWA. Ik heb eerder aan uw Kamer laten weten dat ik het mijn verantwoordelijkheid vind en die van de IG om de voortgang van individuele verbeterpunten te monitoren (Kamerstukken 28 286 en 28 973, nr. 1136). Hieronder geef ik u een update van de stand van zaken:
– In oktober 2020 hebben de NVWA en het OM gesproken over de samenwerking. Na dit gesprek zijn de afspraken over samenwerking en kwaliteitsborging aangepast. Onderdeel van de afspraken is dat de NVWA vanuit haar beheersmatige rol een afweging maakt over de behoefte aan inzet van (extra) personele capaciteit en de andere taken van de inspecteurs. Dit gaat in overleg met het OM.
– De NVWA heeft een overzicht gemaakt van de lopende strafrechtelijke onderzoeken door de divisie Inspectie. Het overzicht helpt om regie te kunnen voeren.
– De NVWA heeft in beeld gebracht wat de behoefte aan opleiding is van teamleiders om inspecteurs en boa’s aan te kunnen sturen tijdens het uitvoeren van strafrechtelijke onderzoeken. Dit jaar wordt gestart met de opleidingen.
– Er zijn heldere procesafspraken gemaakt over rollen en verantwoordelijkheden bij een strafrechtelijk onderzoek door boa’s. Onderdeel van de procesafspraken zijn stuur- en verantwoordingsinformatie.
– Er wordt extra capaciteit aan strafrechtelijke expertise ingezet voor collegiaal advies en toetsing bij de uitvoering van strafrechtelijk onderzoek door boa’s en inspecteurs.
– Er is een escalatiemodel opgesteld met criteria waarmee een afweging van alle expertise binnen de NVWA wordt geborgd vooraf aan een keuze voor bestuursrechtelijke dan wel strafrechtelijke aanpak.
14
Wat is de stand van zaken rond de Brexit? Hoe loopt dit, zijn er knelpunten en, zo ja, welke?
Antwoord
De weken voor en na 1 januari 2021 was er dagelijks overleg tussen de NVWA en diverse groepen stakeholders in de Rotterdamse haven, Schiphol, de keuringsdiensten en de visserijsector. Vragen van het bedrijfsleven werden behalve via het Klant Contact Centrum van de NVWA ook beantwoord via een dagelijks spreekuur van de NVWA, en via webinars die georganiseerd werden door zowel het bedrijfsleven als de NVWA. Tegen het einde van de maand konden de overlegstructuren gradueel worden afgeschaald.
In het algemeen lopen de werkzaamheden van de NVWA goed. Als het aantal ingeroosterde medewerkers wordt afgezet tegen het werkelijk aangeboden werk, dan kan de NVWA de handelsstroom goed aan. De indruk bestaat dat Frankrijk in Calais de eerste weken een soepeler regime hanteerde dan de EU voorschrijft, maar Frankrijk heeft aangekondigd het regime aan te scherpen. Mocht er een significante verplaatsing ontstaan van het aanbod van Frankrijk naar Rotterdam dan ontstaan er wellicht grotere risico’s voor de afhandeling van de handelsstromen.
Voor een compleet overzicht van de eerste ervaringen met Brexit verwijs ik u naar de brief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, die in de afrondende fase is voor verzending naar uw Kamer.
15
In 2016 is de pilot van start gegaan voor certificeren op afstand. Deze pilot is nog steeds niet afgerond en geïmplementeerd als staand beleid. Waarom moet dit zo lang duren?
Antwoord
De pilot is voor een deel van de sector inmiddels reguliere werkwijze geworden. Het voordeel van deze werkwijze voor de exporteur is dat de aanvraagtermijn voor een certificaat aanzienlijk korter kan zijn dan ten opzichte van certificeren op locatie. Hierdoor kan beter worden ingespeeld op de snelheid van de handel in deze sector.
Bij het toepassen van deze certificeringsystematiek moest rekening gehouden worden met nieuwe Europese regelgeving, die vanaf 21 april 2021 van toepassing is en waarvan de inhoud lang onzeker was.
16
Klopt het dat certificeren op afstand duurder is dan op locatie? Zo ja, waarom?
Antwoord
Het is lastig hier in algemene zin uitspraken over te doen. De uiteindelijke prijs is met name afhankelijk van het aantal certificaten dat per aangevraagde zending wordt afgegeven. In de meeste gevallen is certificeren op afstand – gelet op het aantal te verstrekken certificaten per keer en de versnelde afgifte – in het totaal goedkoper. Bij grote hoeveelheden certificaten is certificeren op locatie goedkoper. Het bedrijfsleven heeft hierin een eigen keuze.
17
Waarom is hier na verschillende vragen niet eerder meer prioriteit aan gegeven?
Antwoord
Zoals uit antwoord op bovenstaande vragen blijkt, is certificeren op afstand al enkele jaren mogelijk voor bijvoorbeeld de exporteurs van vers paardensperma. Ik ben van mening dat hier voldoende aandacht en prioriteit aan is gegeven, hoewel de pilot en het onderzoek naar de bezwaren van een klein aantal grote bedrijven in 2020 wegens de impact van COVID-19 vertraging heeft opgelopen.
18
Kunt u een concreet tijdpad toezeggen om het fosfaatrechtenstelsel door te lichten op effecten?
Antwoord
Het fosfaatrechtenstelsel is ingevoerd om de excretie van de melkveehouderij te borgen onder de ook in de wet opgenomen excretieplafonds. Het stelsel borgt hiermee zowel de fosfaat- als de stikstofexcretie. Elk kwartaal rapporteer ik aan uw Kamer over de verwachte excreties vanuit de veehouderij. Dit op basis van in dit kader opgestelde rapportages van het CBS. In juni volgend op een lopend jaar volgt de definitieve excretie. Deze rapportages laten ook ontwikkelingen in de veestapel en bijvoorbeeld gehaltes in voer zien.
In de toekomstige evaluatie van de Meststoffenwet die naar verwachting uiterlijk 2024 wordt afgerond zal gekeken worden naar doelmatigheid en doeltreffendheid van de regelgeving en daarmee ook het fosfaatrechtenstelsel. Deze analyse zal zich niet richten op de bedrijfseconomische effecten welke het fosfaatrechtenstelsel mogelijk met zich heeft meegebracht. Wel heb ik, zoals aangekondigd in mijn brief van 30 oktober jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 376), het onderzoek van de fosfaatrechtenmarkt met een jaar verlengd.
19
De laatste vraag die deze leden omwille van de tijd niet konden stellen, gaat over het hanteren van de menselijke maat. Twee weken geleden werden deze leden geattendeerd op een situatie waarbij een man uit het leven is gestapt. Vrouw en kinderen blijven achter. Veel regelwerk naast een enorm verdriet. Een al reeds gepland controlebezoek van de NVWA kon niet doorgeschoven worden. Daar krijgen deze leden kippenvel van. Hoe kan dit?
Antwoord
Mocht deze situatie hebben plaatsgevonden, dan betreur ik dat zeer. Juist in dergelijke omstandigheden is het heel belangrijk om oog te houden voor de menselijke maat.
Het algemene interventiebeleid biedt ruimte om onder andere in geval van persoonlijke omstandigheden maatwerk te bieden en bijvoorbeeld een inspectie uit te stellen. De NVWA heeft de geschetste casus overigens niet kunnen achterhalen.
Vragen van de leden van de CDA-fractie
1
In het stuk getiteld «Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn» komen deze leden bizarre passages tegen. Hoe lang weet u hier al van?
Antwoord
Het rapport «Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn» is op 27 januari 2021, na het besloten gesprek in de Tweede Kamer dat u had met de SG en IG, genoemd. Op 28 januari 2021 heb ik het rapport ontvangen en hierover met de IG gesproken. Op 29 januari 2021 heb ik dit stuk op informeel verzoek van een aantal leden van uw Kamer naar uw Kamer gestuurd. Dat er spanning is in dit onderdeel van de organisatie is mij al langer bekend. De IG informeert mij regelmatig over zijn aanpak.
2
Wat betekent en heeft dit betekend voor de afnemers van NVWA-diensten?
Antwoord
De NVWA houdt toezicht op het publieke belang dierenwelzijn op basis van haar interventiebeleid. Op het moment dat inspecteurs en medewerkers dit beleid buiten de bandbreedte interpreteren is het aan het management om te zorgen dat binnen de bandbreedte wordt gehandeld. Die rol is in het verleden en zal, waar nodig in de toekomst, door het management worden opgepakt. Uniforme handhaving is essentieel voor het onderhouden van een level playing field voor het agrarisch bedrijfsleven. Het je aan de normen houden en je niet op of over de randen van wat is toegestaan begeven is daarmee de beste koers. Dit onderdeel van de NVWA levert geen diensten aan het bedrijfsleven.
3
Wat betekent dit voor rechtszaken die tegen of namens de NVWA worden gevoerd?
Antwoord
Door ter zake kundige inspecteurs van de NVWA worden controles uitgevoerd en rapportages opgesteld. Op basis daarvan worden besluiten genomen, waartegen eerst bezwaar kan worden aangetekend en vervolgens beroep bij de rechter. Het is aan de rechter om te beoordelen of het handelen van de NVWA voldoet aan de eisen die het recht stelt.
4
Hoe wordt rechtszekerheid geboden aan afnemers van NVWA-diensten?
Antwoord
De NVWA handelt binnen de kaders die het recht stelt. Daartoe behoren de beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het beginsel van rechtszekerheid. In lijn met die beginselen is de NVWA transparant over haar dienstverlening en haar interventiebeleid. Het is uiteindelijk de rechter die bepaalt of de NVWA in een concrete zaak heeft voldaan aan genoemde eisen.
5
In het regeerakkoord van het kabinet-Rutte III staat: «...alleen de kosten voor vergunningverlening aan bedrijven in rekening gebracht en worden de kosten voor toezicht en handhaving als overheidskosten beschouwd.» Kunt u verklaren waarom daar vier jaar later nog geen invulling aan is gegeven?
Antwoord
U heeft tijdens de begrotingsbehandeling van LNV een vergelijkbare vraag gesteld. In de schriftelijke beantwoording (d.d. 25 november 2020) heb ik het volgende aangegeven: «In het Regeerakkoord in paragraaf 3.2 (op p. 42) wordt onder het kopje «goederenvervoer» gesteld dat voor de vervoersector in lijn met het advies van de Raad van State alleen de kosten voor vergunningverlening aan bedrijven in rekening worden gebracht dat de kosten voor toezicht en handhaving als overheidskosten beschouwd. Hier is invulling aan gegeven.» In aanvulling hierop kan ik u melden dat aan de komende strategische tafel met het bedrijfsleven afspraken worden gemaakt over hoe een gezamenlijk traject overheid – bedrijfsleven eruit gaat zien om de kosten van de NVWA preciezer te gaan toerekenen aan de voor overheid en bedrijfsleven herkenbare producten van de NVWA.
6
Heeft u wel door dat bedrijven economisch de grens over worden gejaagd naar de havens van Antwerpen en Bremen of naar andere Europese luchthavens?
Antwoord
Voor import geldt dat de EU-regels voorschrijven dat de werkelijke kosten in rekening moeten worden gebracht. Voor de overige activiteiten geldt dat het kabinetsbeleid (Maat Houden 2014) is om kostendekkende tarieven direct bij het bedrijfsleven in rekening te brengen. Dit betekent dat sprake moet zijn van een integrale kostentoerekening van de werkelijke kosten naar de producten en diensten van de NVWA. Het voorgaande komt ook naar voren in het KPMG-rapport «Kostentoerekening en doelmatigheid van de NVWA» (Kamerstuk 33 835, nr. 160). In de ons omliggende landen worden de toezicht- en inspectietarieven veelal geheel of gedeeltelijk via algemene heffingen doorberekend en dat heeft een matigende invloed op de hoogte van de individuele tarieven. Het besluit van bedrijven om hun activiteiten te verplaatsen, is niet alleen afhankelijk van de logistieke kosten, inspectietarieven en beschikbaarheid van het toezicht, maar ook van tal van andere factoren. Onder aansturing van de strategische tafel waarin overheid en bedrijfsleven samen participeren start een traject waarbij het retributiestelsel fundamenteel tegen het licht wordt gehouden.
7
Deze leden bereiken berichten dat de verschillende markttoegangsdossiers en andere acute problemen niet opgelost worden door onvoldoende capaciteit in mankracht en kennis. Wat gaat u hieraan doen?
Antwoord
In mijn brief van 29 januari 2021 (Kamerstuk 33 835, nr. 179) heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de NVWA en de opdrachtgevers de afgelopen maanden hebben gewerkt aan uitwerken en hanteerbaar maken van de uitkomsten van het onderzoek naar de balans tussen taken en middelen, dat ik in oktober 2020 aan uw Kamer heb aangeboden (Kamerstuk 33 835, nr. 171). De nadere uitwerking van de uitkomsten van het eerdere onderzoek bevestigt opnieuw het beeld dat er een disbalans is ontstaan tussen de taken en middelen van de NVWA. Het werk van de NVWA wordt steeds omvangrijker en complexer, bijvoorbeeld door internationalisering van voedsel- en productieketens, toenemende aandacht voor de gevolgen van uitstoot van gassen en mineralen voor natuur en milieu, transities in de landbouw en toenemende aandacht voor dierenwelzijn en daarmee gepaard gaande meldingen en Wob-verzoeken. Hierdoor zijn voortdurend afwegingen nodig in het werk dat de NVWA kan uitvoeren.
Voor 2021 is een aantal dringende risico’s ondervangen. Daarbij gaat het onder andere om aanvullende middelen voor visduurzaamheid (als gevolg van de infractieprocedure en om nieuwe ingebrekestellingen in de toekomst te voorkomen), voor de versterking van het toezicht op de vleesketen (keuren) en het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Ook in 2020 zijn al extra middelen ingezet, bijvoorbeeld ten behoeve van het toezicht op meststoffen en productveiligheid.
Deze versterkingen voorkomen niet dat ook een nieuw kabinet keuzes moet maken in de opgaves van de NVWA. Extra capaciteit biedt niet in alle gevallen een oplossing, nog afgezien van het schaarse aanbod van gespecialiseerd personeel dat de vacatures zou moeten invullen. Het capaciteitsprobleem kan ook ondervangen worden door te kijken naar de manier waarop we bepaalde zaken georganiseerd hebben. De komende weken wordt in voorbereiding op de kabinetsformatie hard gewerkt om verder concreet te maken of, en zo ja, welke investeringen noodzakelijk zijn om de balans te kunnen herstellen. Tegelijkertijd vind ik het belangrijk om duidelijk te zijn over de huidige grenzen die er zijn aan het werk van een toezichthouder. Samen met de NVWA wil ik eraan werken om de verwachtingen daarover beter beheersbaar te maken.
8
Bent u echt voornemens de export van slachtrunderen ouder dan twaalf maanden aan banden te leggen?
Antwoord
In het kader van de prioritering in het Jaarplan 2021 heeft de NVWA keuzes moeten maken welke diensten er wel of niet in al dan niet gewijzigde vorm voortgang konden hebben. Ten aanzien van de export van runderen ouder dan 12 maanden is besloten om aanvragen daartoe vooralsnog tot 1 september 2021 op te schorten.
9
Kan er een overzicht gegeven worden van de uitgekeerde schadebedragen met betrekking tot de zogenaamde «kalverfraude»?
Antwoord
Er zijn tot nu toe ongeveer 130 bedrijven die een claim hebben ingediend omdat zij menen dat zij destijds onterecht zijn geblokkeerd. Met 30 bedrijven is overeenstemming bereikt over het te ontvangen schadebedrag. Van ca. 15 bedrijven moet de claim nog worden afgehandeld. Alle overige claims zijn al afgehandeld. Dit betreffen claims van bedrijven die terecht zijn geblokkeerd, claims van bedrijven waar geen aantoonbaar verband bleek tussen de gevorderde schadevergoeding en de blokkade, of claims van bedrijven die niet hebben gereageerd op het verzoek om hun schadeclaim verder te onderbouwen. Een overzicht van uitgekeerde schadebedragen komt beschikbaar nadat alle zaken zijn afgerond.
Vragen van de leden van de D66-fractie
1
Hoe ziet u het externe meldpunt genoemd in het AO voor zich?
2
Hoe snel kan zo’n meldpunt worden ingericht?
3
Bent u van mening dat dit op korte termijn kan leiden tot concrete oplossingen voor medewerkers die nu in de knel zitten?
Antwoord 1, 2 en 3
Voor de beantwoording van bovenstaande vragen verwijs ik u naar mijn brief die ik uw Kamer op 9 februari 2021 heb gestuurd over de instelling van de externe klachtencommissie.
4
U heeft tijdens het AO aangegeven de gebeurtenissen bij de NVWA niet te willen kwalificeren als een heksenjacht. Hoe zou u de aangedragen casus die bij u bekend is dan willen kwalificeren in relatie tot het beleid waarbij handhaven de norm is?
Antwoord
Het vastgestelde en door de NVWA kenbaar gemaakte interventie- c.q. handhavingsbeleid is leidend voor de uitvoering van het toezicht op dierenwelzijn. Binnen het interventiebeleid is ruimte om intern het gesprek te voeren binnen de professionele ruimte om waar nodig gemotiveerd en met maatwerk afwijkend te beslissen. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om particuliere, niet ambtelijke opvattingen zoals die in de maatschappij bestaan en natuurlijk ook bij NVWA medewerkers kunnen spelen.
5
Welke stappen gaat u, naast het openen van een meldpunt, nemen om op korte termijn de veiligheid van medewerkers te waarborgen?
Antwoord
Een veilige werkomgeving voor alle inspecteurs en medewerkers van de NVWA is voor de interim IG, voor het management en medewerkers en voor mij randvoorwaardelijk voor de uitvoering van goed toezicht. Vanwege het belang hiervan voor een professionele organisatie is de IG vanuit de herbezinning het ontwikkeltraject «leiding geven, leiding ontvangen» gestart, waarbij medewerkers en leidinggevenden worden ondersteund om met elkaar de goede gesprekken te voeren. Medewerkers die zich door hun eigen leidinggevende onvoldoende gesteund voelen kunnen terecht bij een naast hogere leidinggevende manager, bij vertrouwenspersonen, bij de integriteitscoördinator, incidenten-postbus en Huis voor de Klokkenluiders. En daarbij hecht ik zeer aan een veilige werkomgeving en zal daarom een extern meldpunt openen dat nog in 2021 operationeel zal zijn.
6
Wanneer kunt u meer duidelijkheid geven over het plaatsvinden van een vertrouwelijk gesprek tussen verbalisanten, de Minister en de Kamer?
Antwoord
Zoals toegezegd ben ik in overleg over de planning en organisatie en zal dit binnen afzienbare tijd worden gepland.
7
Was het rapport «Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn» ook voor de presentatie ervan al gedeeld met de inspecteur-generaal?
Antwoord
Ja.
8
Klopt het dat er meerdere voorbeelden zijn waarin zonder medeweten van verbalisanten processen-verbaal worden gewijzigd? Zo ja, bent u bereid om dit tot de bodem te laten uitzoeken?
Antwoord
In relatie tot het stopzetten van het onderzoek naar de noordelijke slachthuizen zijn deze voorbeelden mij niet bekend. Mocht hier sprake van zijn, dan zal de NVWA daar opvolging aan geven. Immers, een strafrechtelijk proces-verbaal wordt door een verbalisant op ambtseed opgemaakt. Dit betekent dat een proces-verbaal door een verbalisant persoonlijk wordt opgemaakt, gedagtekend en ondertekend ten behoeve van het Openbaar Ministerie.
9
Bent u op de hoogte van het feitenrelaas met betrekking tot het stopzetten van het strafrechtelijk onderzoek naar de noordelijke slachthuizen?
Antwoord
De Inspecteur-Generaal ad interim van de NVWA heeft de totstandkoming en het verloop van de uitvoering van de drie strafrechtelijke onderzoeken intern laten onderzoeken. Ten behoeve van dit interne onderzoek is een feitenrelaas opgesteld. Ook het OM heeft een feitenrelaas opgesteld. Deze feitenrelazen zijn met elkaar gedeeld. Tezamen geven de feiten een volledig beeld van het verloop van de zaak. Het resultaat van het interne onderzoek is vastgelegd in het feitenrapport, dat ik op 18 september 2020 aan uw Kamer heb toegezonden (Kamerstuk 33 835, nr. 170). Overigens verwijs ik naar het antwoord op vraag 13 van de VVD.
10
Bent u bereid dit rapport met de Kamer te delen, evenals het rapport dat is opgesteld door de verbalisanten?
Antwoord
Het resultaat van het interne onderzoek is vastgelegd in het feitenrapport, dat ik op 18 september 2020 aan uw Kamer heb toegezonden (Kamerstuk 33 835, nr. 170). Het is niet aan mij, maar aan het Openbaar Ministerie om te beslissen over het delen met uw Kamer van de door de verbalisanten opgestelde processen-verbaal.
11
Bent u bereid om met het Openbaar Ministerie in gesprek te gaan om het onderzoek te heropenen?
Antwoord
Het Openbaar Ministerie heeft besloten om het onderzoek definitief te beëindigen.
12
Waarom duurt het twee jaar voordat een open norm als voldoende water bij runderen is ingevuld?
Antwoord
Open normen zijn onderdeel van de wetgeving. In mijn brief inzake de Evaluatie Wet Dieren (Kamerstuk 28 286, nr. 1139) heb ik aangegeven dat nadere invulling van open normen die evident lastig handhaafbaar zijn en van eminent belang zijn voor het beschermingsniveau van het dier of de voedselveiligheid met voorrang worden opgepakt. De NVWA signaleert in deze aanpak via een verzoek aan mijn ministerie dat naar haar mening een open norm onvoldoende is ingevuld.
De invulling van een open norm in de praktijk kan op verschillende wijze geschieden, zoals via jurisprudentie, via het opstellen van een beleidsregel – op basis van wetenschappelijk onderzoek of deskundigenverklaringen of op basis van een werkinstructie van de toezichthouder – het opstellen van een Gids voor Goede Praktijken door de sector. De tijd die nodig is voor invulling van een open norm is mede afhankelijk van de aard van de open norm en de beschikbaarheid van informatie en kennis. Om tot invulling van een open norm te kunnen komen, is vaak wetenschappelijk onderzoek nodig. Opzet en zorgvuldige uitvoering daarvan neemt de nodige tijd in beslag. Als gekozen is voor het opstellen van een beleidsregel, kan het nodig zijn dat deze ter notificatie aan de Europese Commissie moet worden voorgelegd.
13
U zei tijdens het debat dat open normen een zaak zijn van de politiek. Waarom heeft u in uw ambtsperiode geen voorstellen gedaan aan de Kamer?
Antwoord
In de afgelopen jaren zijn diverse open normen ingevuld. Ik wijs bijvoorbeeld op de beleidsregel waarmee ter invulling van een open norm in de Transportverordening een verbod is gesteld op transport van dieren bij een buitentemperatuur van tenminste 35 graden Celsius (Kamerstuk 28 286, nr. 1123), de door de Faculteit Diergeneeskunde in 2018 in opdracht van mijn ministerie ontwikkelde criteria voor de beoordeling van kortsnuitige honden en de door Wageningen UR in opdracht van mijn ministerie en in overleg met de varkenssector ontwikkelde brochure over de eisen waaraan geschikt hokverrijkingsmateriaal moet voldoen.
In de brief die de Minister voor Medische Zorg en ik aan uw Kamer hebben gestuurd over de opvolging van het advies van het rapport «De NVWA: bewaker, ook beleidsmaker?» (Kamerstuk 33 835, nr. 175) wordt aangegeven hoe mijn ministerie en de NVWA samen werken aan een goed proces van invulling van open normen op basis van prioritaire risico’s op het gebied van dierenwelzijn, inclusief de rol- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen LNV en NVWA. Ook over open normen die gerelateerd zijn aan andere publieke belangen dan dierenwelzijn, zullen het ministerie en de NVWA in gesprek gaan.
Open normen maken onderdeel uit van de regelgeving. Dat kan Europese regelgeving zijn, en dat kunnen ook nationale regels zijn. In mijn ambtsperiode zijn verschillende ontwerpbesluiten op het vlak van dierenwelzijn na een maatschappelijke consultatie, met het oog op voorhang, aan uw Kamer voorgelegd.
De invulling van een open norm in de praktijk kan op verschillende wijze geschieden, zoals via jurisprudentie, via het opstellen van een beleidsregel, via een werkinstructie van de toezichthouder – of het opstellen van zogenoemde gidsen voor goede praktijken door de sector. Ook kan bij de uitvoering van toezicht gebruik worden gemaakt van nieuw wetenschappelijk onderzoek of van een deskundigenverklaring.
De invulling van een open norm komt meestal in samenspraak met diverse partijen tot stand.
Het gaat hier niet om regelgeving zelf, maar om de invulling van een regel in de praktijk. Deze uitvoering hoeft niet vooraf te worden goedgekeurd door het parlement.
14
Met betrekking tot vogelgriep is er momenteel geen officiële landelijke richtlijn voor onder andere vrijwilligersorganisaties, gemeenten, politie en waterschappen over welke stappen gezet moeten worden als er een zieke levende vogel wordt gevonden. Bent u bereid zo’n formele richtlijn te realiseren?
Antwoord
De NVWA heeft een instructie voor het opruimen van dode vogels, die gebruikt kan worden door professionals die in contact komen met dode wilde vogels. Deze kan ook worden gebruikt voor het omgaan met zieke levende wilde vogels. Daarnaast heeft Stichting Dierenlot en Stichting Vogelklas Karel Schot samen met Erasmus Medisch Centrum (EMC) een instructie gemaakt voor personeel van dierenambulances, dat in aanraking komt met zieke vogels.
Lokale overheden en grondeigenaren zijn nu verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van zieke levende wilde vogels. Mijn ministerie is vanzelfsprekend wel bereid hierin mee te denken. In geval er een zoönotisch vogelgriepvirus zou circuleren in wilde vogels is er wel een rol voor de rijksoverheid. Het RIVM schat het risico op zoönotische overdracht van de vogelgriepvirussen die nu circuleren laag in.
Dode wilde vogels kunnen gemeld worden bij de NVWA als het meer dan drie risicosoorten betreft, of anders bij het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC).
15
Daarbij duurt het soms weken voor dierenambulances en vogelopvangcentra de testuitslag krijgen van een vogel waarvan het vermoeden bestaat dat vogelgriep aanwezig is. Soms horen ze zelfs niks. Hoe kan dat gebeuren?
Antwoord
Wanneer een vogelopvangcentrum een melding doet van een verdenking van hoogpathogene vogelgriep (HPAI) wordt deze op dezelfde manier afgehandeld als een verdenking op een pluimveebedrijf. Zodra de NVWA de uitslag ontvangt van het nationale referentielaboratorium Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), wordt deze ook teruggekoppeld aan de melder.
Meldingen van dode wilde vogels kunnen (afhankelijk van het aantal en de soort) bij de NVWA of bij het Dutch Wildlife Health Center (DWHC) worden gedaan. De uitslagen worden teruggekoppeld aan de melder. Het DWHC doet dit schriftelijk en de NVWA per telefoon. Het kan voorkomen dat de dierenambulance is ingeschakeld voor het vervoer van de karkassen en de telefonische terugmelding van de uitslag plaatsvindt aan de particulier, die gemeld heeft. De dierenambulance krijgt in dit geval geen terugkoppeling. Als de Dierenambulance de melder is, wordt de uitslag wel teruggekoppeld aan de Dierenambulance. In sommige gevallen kan het enige tijd duren voordat de terugkoppeling plaatsvindt. Het is de afgelopen maanden bijvoorbeeld voorgekomen dat bij hoge aantallen inzendingen van dode wilde vogels voorrang is gegeven aan het onderzoeken van monsters van vogelgriep verdachte pluimveebedrijven. Voor zover bekend is in alle gevallen de uitslag uiteindelijk teruggekoppeld aan de melder.
16
Is dit een communicatieprobleem tussen de WUR en de NVWA?
Antwoord
De communicatie tussen de NVWA en Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), dat onderdeel is van WUR, verloopt goed en is voor veel onderwerpen, zoals de afhandeling van verdenkingen, in protocollen vastgelegd. De NVWA heeft inzage in de gegevens met betrekking tot onderzoeken en testuitslagen van WBVR, die in opdracht van de NVWA worden verricht. In geval er vragen zijn, is er altijd direct contact vanuit de NVWA met meerdere afdelingen van WBVR mogelijk. Tevens vindt er structureel operationeel overleg plaats tussen de NVWA en WBVR.
17
Welke stappen gaat u zetten om deze organisaties sneller duidelijkheid te bieden?
Antwoord
Zie mijn antwoorden op vraag 15 en 16.
18
Klopt het dat de vogelgriep in 2020–2021 meer aanwezig is dan voorgaande jaren?
Antwoord
Nederland is de afgelopen 20 jaar meerdere keren getroffen door vogelgriep. Er zijn eerder meerdere bedrijven besmet geraakt en veel besmette wilde vogels gevonden. Qua aantal besmette bedrijven is dit seizoen vergelijkbaar met het seizoen 2017/2018. In het seizoen 2016/2017 werd ook veel sterfte onder wilde vogels gezien.
19
Wat is het totale aantal wilde dieren dat daadwerkelijk gediagnosticeerd is?
Antwoord
Het totaal aantal wilde vogels dat vanaf oktober 2020 door WBVR is gediagnostiseerd met hoogpathogene vogelgriep is 726 wilde vogels (er worden per locatie maximaal 3 vogels ingestuurd).
20
Bent u van mening dat deze informatie van belang is bij de ontwikkeling van een «early warning system»?
Antwoord
De dode wilde vogelmonitoring en de meldingen van uitbraken van hoogpathogene vogelgriep (HPAI) in landen noordwestelijk van Nederland, op de trekroute van wilde watervogels, functioneren als een early warning system en dat werkt tot nu toe goed. Er werd dit seizoen eerst HPAI aangetoond bij dode wilde knobbelzwanen, waarop preventieve maatregelen, waar onder de ophokplicht werd ingesteld. Toen het eerste bedrijf besmet raakte, was de ophokplicht al van kracht.
21
Welke lessen uit de coronacrisis neemt u mee in de aanpak van de vogelgriep?
Antwoord
Op dit moment kan ik nog niet aangeven of en welke lessen uit de coronacrisis mee te nemen zijn in de aanpak van vogelgriep. Iedere crisis is uniek en brengt zijn eigen lessen met zich mee. Daarom wordt elke crisis uitgebreid geëvalueerd, ook de coronabestrijding bij de nertsen en de bestrijding van hoogpathogene vogelgriep. Daarnaast heb ik heb samen met mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een expertgroep benoemd, die aanbevelingen gaat doen om de risico’s op toekomstige zoönotische uitbraken te verkleinen. De experts brengen in beeld wat hiervoor nodig is in de breedte van volksgezondheid, diergezondheid en milieu. Omdat HPAI ook een zoönose kan zijn, ligt het voor de hand dat deze expertgroep ook de risico’s van hoogpathogene vogelgriep meenemen in hun beoordeling.
22
Klopt het dat de open norm met betrekking tot luchtkwaliteit in varkensstallen nauwelijks gehandhaafd wordt?
Antwoord
De luchtkwaliteit in varkensstallen is onderdeel van een welzijnsinspectie van de NVWA. Indien overtredingen worden geconstateerd, dan handhaaft de NVWA conform het interventiebeleid.
23
In de eerste helft van 2020 is nul keer een ondermaats stalklimaat geconstateerd, in heel 2019 vijf keer op 207 inspecties. Vindt u dit zelf realistisch?
Antwoord
Sinds 2018 heeft de NVWA een protocol ter beoordeling van het stalklimaat. Dit is tot stand gekomen na onderzoek van Wageningen Livestock Research (WLR). Indien overtredingen worden geconstateerd, dan handhaaft de NVWA conform het interventiebeleid. Tijdens inspecties werden weliswaar regelmatig hoge gaswaarden (NH3 en CO2) gemeten, maar de zgn. gemeten dierindicatoren zaten niet boven de grenswaarde. Dit betekent dat varkens in deze gevallen geen zichtbare kenmerken van een schadelijk stalklimaat hadden ontwikkeld in de tijd dat ze bloot werden gesteld aan deze hoge gaswaarden. In zulke gevallen kan niet onderbouwd worden dat het stalklimaat schadelijk is voor de dieren en is er geen sprake van een overtreding
24
Hoe vaak is het protocol in 2020 en in 2019 gebruikt?
Antwoord
Het protocol is sinds 2018 opgenomen als één van de toetsingsinstrumenten van de inspecteur: deze kan het toepassen wanneer hier aanleiding toe is. Er wordt niet vastgelegd hoe vaak het protocol wordt gebruikt.
25
Worden standaard metingen uitgevoerd van bijvoorbeeld luchtkwaliteit en wordt het protocol altijd meegenomen in de checklist?
Antwoord
De luchtkwaliteit wordt bij iedere welzijnsinspectie in varkensstallen beoordeeld. Het protocol wordt toegepast wanneer hier aanleiding toe is. Bijvoorbeeld wanneer de inspecteur ammoniak (geur of irritatie) of indicatoren bij dieren waarneemt die kunnen wijzen op een schadelijk stalklimaat.
Vragen van de leden van de Partij voor de Dieren
1
Wat is het doel geweest van de tussenrapportage «Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn»?
Antwoord
De tussenrapportage is opgesteld om vanuit de uitkomsten samen met de medewerkers te werken aan verbetering en aan een gedeeld gezamenlijk perspectief.
2
Door wie is de opsteller van deze tussenrapportage aangesteld?
Antwoord
Door de inspecteur-generaal van de NVWA.
3
Waarom, op basis van welke relevante kwalificaties of werkervaring, is deze persoon benaderd?
Antwoord
De interim manager Dier is aangesteld door de interim IG van de NVWA. Ik vertrouw op zijn oordeelsvermogen in deze.
4
Erkent u dat deze tussenrapportage door het ontbreken van gekwantificeerde onderbouwing slechts een zeer subjectief beeld en daarmee suggestief beeld geeft van de werkelijke situatie?
Antwoord
In het rapport over de herbezinning wordt gesproken van een hardnekkige, complexe en gelaagde problematiek. De tussenrapportage beschrijft de opvattingen van alle direct betrokkenen bij het domein dierenwelzijn. In die zin geeft het persoonlijke beleidsopvattingen van NVWA-medewerkers weer. Deze rapportage laat zien dat er nog een weg te gaan is in de samenwerking in dit onderdeel van de organisatie, en welke emoties die situatie dagelijks teweeg brengt bij de betrokkenen.
5
Heeft u ook signalen ontvangen dat veel medewerkers het beeld niet herkennen dat wordt geschetst in de rapportage? Zo nee, bent u bereid dit na te gaan?
Antwoord
De IG heeft signalen ontvangen van medewerkers afkomstig uit de twee teams dierenwelzijn. Met hen is op 1 februari 2021 gesproken over de rapportage «Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn» en hun gevoelens daarover. Medewerkers en management hebben aangegeven hierover verder in gesprek te willen.
6
Heeft u ook signalen ontvangen dat een groot deel van de geïnterviewden voor deze tussenrapportage geen of nauwelijks contact heeft met de teams die uitgebreid worden beschreven? Zo nee, bent u bereid dit na te gaan?
Antwoord
De rapportage »Op weg naar een vitale organisatie Dierenwelzijn» handelt over het domein dierenwelzijn welke in de afdeling Dier van de NVWA binnen 17 teams wordt uitgevoerd. Naast het domein dierenwelzijn wordt vanuit deze 17 teams toezicht gehouden op nog 13 domeinen. Het klopt dat niet alle inspecteurs van de afdeling Dier functioneel contact hebben met de 2 dierenwelzijnsteams.
7
Heeft u ook signalen ontvangen dat niet is gesproken met een flink aantal medewerkers dat juist wel veel contact heeft met de teams die uitgebreid worden beschreven? Zo nee, bent u bereid dit na te gaan?
Antwoord
Het klopt dat er signalen zijn binnen gekomen dat een aantal medewerkers die ervaringen hebben met de twee specifieke dierenwelzijnsteams graag nog willen spreken over deze ervaring. Deze gesprekken zijn mogelijk en zullen gevoerd worden.
8
Deelt u de mening dat deze tussenrapportage voor een groot deel bestaat uit een oncontroleerbare en vooral niet-gekwantificeerde opsomming van anonieme klachten en verdachtmakingen en dat deze tussenrapportage daarom onmogelijk gebruikt kan worden als bouwsteen bij de besluitvorming over de herinrichting van de NVWA?
Antwoord
De herinrichting van de afdeling Dier (17 teams) betreft vooral het opsplitsen naar een afdeling Dier (8 teams) en een afdeling Grond (8 teams). Hiermee wordt de «span of control» teruggebracht naar een reële omvang qua FTE en toezichtsdomeinen. De huidige twee specifieke dierenwelzijnsteams blijven conform de motie van het lid Graus (Kamerstuk 33 835, nr. 143) bij elkaar in de nieuwe afdeling Dier. Binnen deze nieuwe afdeling dier wordt invulling gegeven aan een adequate uitvoering van het vastgestelde interventie beleid op het dierenwelzijn domein.
9
Kunt u bevestigen dat de opsteller van deze rapportage op dit moment ook leidinggevende is van de dierenwelzijnsteams?
Antwoord
Van 1 september 2020 tot 5 februari 2021 was deze persoon het interim afdelingshoofd van de twee specifieke dierenwelzijnsteams. Op 5 februari 2021 heeft hij aangegeven zijn functie als interim manager bij de afdeling Dier per direct neer te leggen. Zijn motivering hiervoor is dat er niet genoeg draagvlak is om samen met de NVWA-medewerkers te werken aan een nieuw perspectief dat moet leiden tot concrete verbeteringen.
10
Deelt u de mening dat deze situatie met het verschijnen van deze rapportage en de werkwijze die hierbij is gekozen, onhoudbaar is geworden?
Antwoord
In het belang van dierenwelzijn en de werkbeleving van NVWA-medewerkers dient de situatie verbeterd te worden. Voor die verbetering is nodig dat de betrokken medewerkers zich uitspreken en dat er van hier uit wordt doorgewerkt aan een professionele werkrelatie, tussen medewerkers en tussen medewerkers en hun leidinggevenden.
11
Deelt u de mening dat er alles aan gedaan moet worden om NVWA-medewerkers die misstanden binnen de veehouderij willen aanpakken of misstanden binnen de organisatie willen aankaarten een veilige werkomgeving te bieden en dat zij beschermd dienen te worden tegen intimidaties vanuit de organisatie zelf? Zo ja, hoe?
Antwoord
Het uitgangspunt van mijzelf en ook van de interim IG is een veilige werkomgeving voor alle inspecteurs en medewerkers van de NVWA. Ik vind het belangrijk dat alle NVWA-medewerkers de vrijheid en veiligheid voelen om zich uit te spreken over mogelijke misstanden naar collega’s en leidinggevenden. Mochten medewerkers zich toch onvoldoende gehoord voelen door het lijnmanagement dan kunnen zij terecht bij vertrouwenspersonen en integriteitscoördinator.
Naast deze bestaande interne procedures stel ik daarom dit jaar nog een extern klachtencommissie in met een eigen meldpunt.
12
Wanneer heeft u met uw collega’s van VWS de bevindingen besproken uit het rapport van Deloitte, waaruit bleek dat de NVWA onvoldoende capaciteit of kwaliteit heeft voor het uitvoeren van twee derde van haar taken?2
Antwoord
Ik heb uw Kamer mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport op 16 oktober jl. geïnformeerd over de uitkomsten van het Deloitte-onderzoek naar de taken en middelen (Kamerstuk 33 835, nr. 171). De opdracht tot en de begeleiding van het onderzoek heeft in nauwe afstemming met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport plaatsgevonden.
13
Wat waren de conclusies bij dit overleg?
Antwoord
Voor de appreciatie van het rapport verwijs ik u naar de brief van mijn collega voor Medische Zorg en Sport en mij die ik uw Kamer op 16 oktober aanbood (Kamerstuk 33 835, nr. 171).
14
Wanneer heeft u met uw collega’s van VWS overlegd over de constatering van Deloitte dat Nederland door onvoldoende toezicht op dierziekten een groter risico loopt op uitbraken en verspreiding van dierziektes?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 12 en 13.
15
Wat waren de conclusies bij dit overleg?
Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 12, 13 en 14.
16
Overlegt u met de Minister van VWS en de Minister voor Medische Zorg over de keuzes voor de inzet van de schaarse capaciteit bij de NVWA en de risico’s die dit met zich meebrengt? Zo ja, hoe vaak?
Antwoord
Het jaarplan van de NVWA wordt in de driehoek met eigenaar en beide opdrachtgevers besproken en vastgesteld. De inzet van schaarse capaciteit ten behoeve van verschillende toezichtrisico’s is daarbij continu onderdeel van gesprek.
17
Heeft u overleg gevoerd met de Minister van VWS voordat u de NVWA inzette om de handelsbelemmeringen op te lossen toen Rusland door de vogelgriepuitbraken in Nederland geen Nederlandse broedeieren meer wilde hebben?
Antwoord
Nee. De Minister voor Medische Zorg en Sport draagt geen beleidsverantwoordelijkheid voor handelingsbelemmeringen aangaande broedeieren.