Kamerstuk 35570-XII-98

Verslag van een wetgevingsoverleg, gehouden op 1 december 2020, over water en wadden

Dossier: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2021

Gepubliceerd: 23 december 2020
Indiener(s): Agnes Mulder (CDA)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35570-XII-98.html
ID: 35570-XII-98

Nr. 98 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 23 december 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft op 1 december 2020 overleg gevoerd met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat, over:

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570-XII);

  • het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570-J);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 november 2020 inzake verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden inzake vaststelling van de begrotingsstaat van het Deltafonds voor het jaar 2021 (Kamerstuk 35 570-J, nr. 5);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 september 2020 inzake Deltaprogramma 2021 (Kamerstuk 35 570-J, nr. 4);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 november 2020 inzake beantwoording vragen commissie over het Deltaprogramma 2021 (Kamerstuk 35 570-J, nr. 6);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 september 2020 inzake achttiende Voortgangsrapportage Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (Kamerstuk 32 698, nr. 54);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 september 2020 inzake MIRT Overzicht 2021 (Kamerstuk 35 570-A, nr. 4 );

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 15 juni 2020 inzake opzet beleidsdoorlichting Integraal waterbeleid (Kamerstuk 32 861, nr. 60);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 31 augustus 2020 inzake reactie op verzoek commissie over de opzet van de beleidsdoorlichting Integraal waterbeleid (Kamerstuk 32 861, nr. 61);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 10 juli 2020 inzake stand van zaken naar aanleiding van het algemeen overleg Water van 22 juni 2020 (Kamerstuk 27 625, nr. 508);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 november 2020 inzake informatie over de invulling van een aantal moties en toezeggingen voor het wetgevingsoverleg Water van 11 november 2020 (Kamerstuk 27 625, nr. 523);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 8 juli 2020 inzake update droogteperiode – overgang naar normaal waterbeheer (Kamerstuk 27 625, nr. 509);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 4 november 2020 inzake versterken cyberweerbaarheid in de watersector (Kamerstuk 27 625, nr. 522);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 18 mei 2020 inzake reactie op verzoek commissie over de brief van de Commissie voor de m.e.r. inzake het rapport over het onderzoek naar kwaliteit en kwantiteit van milieueffectrapportage (Kamerstuk 34 287, nr. 27);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 juli 2020 inzake ontwerpAgenda voor het Waddengebied 2050 (Kamerstuk 29 684, nr. 206);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 30 oktober 2020 inzake verzamelbrief Wadden (Kamerstuk 29 684, nr. 209);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 14 januari 2020 inzake langetermijnoplossingsrichtingen bereikbaarheid Ameland na 2030 en onderzoek vertragingen verbinding (Kamerstuk 23 645, nr. 711);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 25 maart 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over lange termijn oplossingsrichtingen bereikbaarheid Ameland na 2030 en onderzoek vertragingen verbinding (Kamerstuk 23 645, nr. 711) (Kamerstuk 23 645, nr. 712);

  • de brief van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat d.d. 9 november 2020 inzake beantwoording vragen gesteld tijdens het algemeen overleg Leefomgeving over de milieueffectrapportage (Kamerstuk 29 383, nr. 348).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De griffier van de commissie, Rijkers

Voorzitter: Agnes Mulder

Griffier: Schuurkamp

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Van Aalst, Van Brenk, Bromet, Remco Dijkstra, Dik-Faber, Van Esch, Geurts, De Groot, Laçin, Moorlag en Agnes Mulder,

en mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga, Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

Aanvang 17.00 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag allemaal. Welkom bij de vergadering van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat. We hebben vandaag een wetgevingsoverleg over water en Wadden. We hanteren vandaag de begrotingsvolgorde. Dat betekent dat wij beginnen met de heer Van Aalst van de PVV. Hij heeft acht minuten in eerste termijn en vier in tweede termijn. We hebben net afgesproken dat het aan de leden zelf is hoe zij die verdeling onderling maken. Wij houden het hier natuurlijk wel nauwkeurig bij. U heeft de gelegenheid om vier vragen aan elkaar te stellen. Dat mag u in één keer doen of per onderwerp; dat is aan u.

Het woord is aan de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank je wel, voorzitter. Nederlanders worden doodgegooid met berichten vol rampspoed over klimaatverandering. Daar doen de meeste partijen ook vandaag waarschijnlijk weer vrolijk aan mee. Zo wordt elke droogte met beide handen aangegrepen om de groene maatregelen te legitimeren. De droogte zou namelijk een direct gevolg zijn van die vreselijke klimaatverandering en zou zodoende de schuld zijn van de gewone man die in zijn dieselauto naar zijn werk gaat en die zich daarom scheel moet betalen aan het duurzaamheidsgeneuzel. Maar met dat verhaal wordt nu eindelijk eens keihard gebroken. Ten eerste omdat de Minister zelf moet toegeven dat de droogte dit jaar heel erg meeviel en er geen sprake was van een watertekort. Dat is natuurlijk gek als je naar het doemverhaal van het totale vernietigingsplan van links luistert. Ten tweede omdat mijn eigen Universiteit Twente laatst nog naar buiten bracht dat ons eigen watermanagement een belangrijke oorzaak is van de droogte waar we in sommige jaren mee te maken hebben.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Bromet. Maar voordat ik haar het woord geef, heet ik natuurlijk ook de Minister en haar mensen van harte welkom, want die was ik spontaan vergeten en dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik zat te luisteren. Zijn de boeren die deze zomer zo klaagden over de droogte dan zeurkousen volgens de heer Van Aalst?

De heer Van Aalst (PVV):

Ik val bijna van mijn stoel. De wonderen zijn de wereld nog niet uit. Gaat GroenLinks het nu opnemen voor de boeren? Nee, de boeren zijn geen zeurkousen, de boeren zijn juist de mensen die er heel goed in zijn om dit te regelen. Ik kan me herinneren dat GroenLinks de boeren uit de waterschappen wilde kieperen omdat ze eigenlijk geen verstand van water hadden. Nee, dat zijn geen zeurkousen. Daar moeten we juist veel meer naar luisteren. «Boerenverstand» noemen we dat.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

En de boeren dan een regendansje laten doen.

De heer Van Aalst (PVV):

Nee hoor, dat is helemaal niet nodig. We moeten er gewoon met elkaar naar kijken. Ik zal straks een motie indienen waarin staat dat we ons eigen watermanagement goed moeten bekijken. Daar kom ik zo in mijn tekst op terug. We hebben altijd geleerd dat we water moeten afvoeren, maar nu doet de situatie zich voor dat we water juist moeten gaan vasthouden. Dan hebben we die droogteproblemen niet. Daar kom ik dus zo op terug. Ik reken dan ook op de volle steun van de nieuwe boerenpartij, GroenLinks.

De voorzitter:

De heer Van Aalst vervolgt zijn betoog.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik sta gewoon perplex! Ik ben helemaal van mijn à propos gebracht door het boerenstandpunt van GroenLinks. Het ene moment draaien ze hen de nek om en het andere moment zeggen ze: goh, die boeren. Tja.

Voorzitter. Ik ga verder. Een onderzoeker lichtte namelijk toe dat ons systeem erop is ingericht om snel water af te kunnen voeren. Hierdoor wordt er dus, wanneer het regent, minder water in de bodem opgenomen. Een groot deel van de neerslag die in de grond zou moeten trekken, komt daar niet meer terecht. Een duidelijk verhaal, waar we, als het aan de PVV ligt, serieus naar moeten luisteren. Daar zullen we vandaag dan ook toe oproepen middels een motie in de tweede termijn.

Voorzitter. We kloppen ons als Nederland altijd terecht op de borst als het gaat over watermanagement, maar in dit geval moeten we ook niet blind zijn voor de zwakke kanten van ons systeem. De PVV wil gewoon investeren in goede en sterke dijken en niet in al die natuur-/waterprojecten waar de overheid nu haar miljoenen insteekt. Meer ruimte voor de rivier betekent ook een snellere afvoer van water en zoals gezegd levert dat droogteproblemen op. Steek ons geld gewoon in het versterken en verhogen van onze dijken waar dat nodig is. Schoenmaker, houd je bij je leest, zou de PVV zeggen.

Dat lijkt ook hard nodig. Want kijk nou eens kritisch naar de aanpak van de Afsluitdijk. Ontwerpfouten leiden daar tot enorme extra kosten. De PVV wil daarover graag opheldering van de Minister. Hoe is het mogelijk dat dit project zo uit de klauwen aan het lopen is? Heeft de Minister nog wel controle over dit soort grote projecten? Het lijkt van niet, anders was het waarschijnlijk niet zo enorm geëscaleerd. Bij dezen dus de vraag: wat gaat de Minister doen om de controle terug te pakken?

Voorzitter. Tot slot wil de PVV dat drinkwaterbedrijven in Nederland zich bezighouden met schoon en goedkoop drinkwater. Wij willen niet dat zij het geld van de mensen in Nederland gebruiken om zelf aan ontwikkelingshulp te gaan doen. We hebben dat al eens eerder ingebracht. Ook nu zien we weer dat Vitens via Vitens Evides International betrokken is bij allerlei projecten in Afrika. Op hun website stellen ze dat dit niet volledig betaald wordt met middelen uit donaties; ook middelen uit de tarieven worden gebruikt. Wij maken daaruit op dat de gewone Nederlander dus weer via zijn rekening meebetaalt aan zulke ontwikkelingsprojecten. Kan de Minister uitleggen om hoeveel geld het hier gaat? En is zij het met de PVV eens dat ontwikkelingshulp iets zou moeten zijn waar de mensen thuis zelf voor kunnen kiezen en niet iets wat via dit soort constructies moet worden afgedwongen? Graag een reactie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Voordat u klaar bent, heeft u nog een vraag van de heer Laçin van de SP. Welkom.

De heer Laçin (SP):

Dank. Ik heb een vraag op het laatste punt. Ik ben het met de heer Van Aalst eens dat drinkwaterbedrijven vooral moeten zorgen voor schoon en betaalbaar drinkwater. De heer Van Aalst benoemt één element van één bedrijf. Het geldt niet voor alle bedrijven die zich in Nederland bezighouden met drinkwater. Wat wel voor alle drinkwaterbedrijven geldt, is dat zij last hebben van vervuiling van bijvoorbeeld de chemische industrie. Als wij dat benoemen in andere debatten, krijgen we de heer Van Aalst vaak niet mee om ervoor te zorgen dat die bedrijven hun vervuiling verminderen en minder gaan uitstoten. Vindt de heer Van Aalst van de PVV ook dat we die bedrijven erop moeten aanspreken, zodat zij niet continu nieuwe stoffen uitstoten, waardoor drinkwaterbedrijven met hogere kosten komen te zitten voor schoon drinkwater vanwege de zuivering?

De heer Van Aalst (PVV):

Volgens mij haalt de SP wat dingen door elkaar. Wij hebben altijd gezegd: we kijken altijd goed naar de kwaliteit van water. Het mag nooit ten koste gaan van de volksgezondheid. De SP haalt nu de chemische bedrijven erbij, en volgens mij ook de medicijnresten die we allemaal in het water zien. De waterbedrijven klagen met name over de medicijnresten. De wedervraag die ik zou willen stellen aan de heer Laçin is: gaan we mensen dan geen medicijnen meer verstrekken omdat die resten in ons water terechtkomen? Dat zou heel erg vervelend zijn. Is dat wat de SP nu beoogt?

De heer Laçin (SP):

Dat beoogt de SP natuurlijk niet. We moeten beter omgaan met medicijnresten en ervoor zorgen dat die niet in het water terechtkomen. Maar de vraag blijft staan. Chemische stoffen en giftige stoffen zijn wel degelijk een probleem. Dat geven drinkwaterbedrijven zelf ook aan. Dat verzint de SP niet; die informatie krijgen wij toegestuurd. Dus nogmaals de vraag aan de PVV: vindt de PVV ook dat de chemische industrie en de vervuilende industrie in Nederland iets moeten doen aan hun vervuiling en uitstoot, zodat ons drinkwater goedkoop en schoon blijft?

De heer Van Aalst (PVV):

Ik heb gesproken met al die waterbedrijven. In bijvoorbeeld het dossier van Chemours hebben zij aangegeven dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid en dat ze prima contact hebben met de chemische industrie. U zegt dat de chemische industrie voor vervuild drinkwater zorgt, maar ik zie dat punt dus niet helemaal. Ik heb geconstateerd dat met name de medicijnresten op dit moment een groot probleem zijn. Daar moeten we met elkaar naar kijken, maar ik zou hier niet willen roepen: mensen, stop met het innemen van medicijnen, want anders vervuilt u ons water. Ik zeg wel: wees zorgvuldig in waar het uiteindelijk terechtkomt. Maar we gaan uiteindelijk allemaal naar het toilet en dan komen er medicijnresten in het water, die dus terechtkomen bij de waterzuivering. Ik hoor heel graag van de heer Laçin van de SP hoe hij dat op een andere manier op wil lossen. Nee, dat hoeft niet nu. Ik heb nog vier interrupties in deze termijn.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U ook bedankt, maar mevrouw Van Brenk van 50PLUS heeft ook nog een vraag voor u.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik sluit me aan bij het laatste punt waarop de heer Van Aalst een vraag stelde aan de Minister, over de belastingtarieven van de waterbedrijven. Waterbedrijven zouden voor hun buitenlandse activiteiten geen belasting moeten heffen bij de inwoners. Kan de heer Van Aalst in ieder geval wel begrijpen dat wij hier volgens mij met z'n allen enthousiast waren over de Blue Deal? Het voorstel van het Ministerie van IenW en het Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking is dat we in het buitenland activiteiten gaan ontplooien waarvoor de kennis die waterbedrijven hebben, bij uitstek geschikt is om in te zetten. Het zou goed zijn dat in ieder geval die kennis wel gedeeld wordt. Ik kan me voorstellen dat de PVV begrijpt dat we, als zich een ramp voordoet – te veel water, te weinig water – migratiestromen gaan krijgen, en daar zitten ze volgens mij ook niet op te wachten.

De voorzitter:

Mag ik u allen gelijk aan het begin van deze vergadering vragen om toch iets puntiger te zijn met uw vragen? Het hoeven geen betogen te zijn; het zijn vragen. Het woord is aan de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Er komen in één vraag inderdaad heel veel dingen voorbij. Ons standpunt over ontwikkelingshulp zal ik hier niet opnieuw uitleggen, want dat is mevrouw Van Brenk denk ik wel duidelijk. Zij sprak over het meenemen van kennis. Als het een commercieel bedrijf is dat zijn kennis wil delen, is dat aan het bedrijf zelf, maar op het moment dat de burger betaalt voor een bedrijf en er kosten mee gemoeid zijn waar zij niet voor kiezen, wil ik het niet terugzien op de rekening voor het drinkwater. Vanuit dat oogpunt zeg ik: drinkwaterbedrijven, niet doorbelasten! Als het een commerciële jongen is die zelf iets in het buitenland wil doen, heb ik daar geen moeite mee. Maar zolang je belastinggeld binnenharkt, de tarieven omhooggaan en dat geld vervolgens in Afrika uitgegeven wordt aan een bodemloze put, om die beeldspraak maar te gebruiken, ben ik daar wel klaar mee. Ik hoop dat dat een beetje een antwoord is op de vraag van mevrouw Van Brenk.

De voorzitter:

Nou, nog niet helemaal, want ze heeft een vervolgvraag.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Die «bodemloze put» vind ik dan wel weer een triest voorbeeld in dit geval, want waterputten zijn heel belangrijk, zeker in die landen. Maar als de waterschappen voor het aantal fte dat ze inzetten, vergoed zouden worden vanuit de ministeries, zowel Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking en IenW, zou dat dan wel een acceptabel iets zijn voor de PVV?

De heer Van Aalst (PVV):

Nee, want volgens mij ben je dan belastinggeld richting Afrika aan het pompen. U kent het standpunt van de PVV daarover. Verder wil ik meegeven dat ik de waterschappen sowieso een andere rol … Maar dat heb ik al eens vaker beoogd hier te melden: wat ons betreft kunnen de waterschappen instromen bij de provincies en daar intern worden. Volgens mij maken we daar in ieder geval een slag voor de belastingbetaler. Ik denk dat er wat geld bespaard kan worden, maar het is niet de bedoeling dat dan verdwijnt naar de regimes in Afrika. Dus nee.

De voorzitter:

Dan komen we bij de tweede spreker in deze eerste termijn. Dat is de heer Dijkstra van de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u, voorzitter. Water komt ieder jaar hier terug op de agenda. Dat is een goede zaak. Nederland – nederland, hè, laagland – en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Water is fijn. Water is functioneel. Het geeft ons plezier, maar het kan ook een gevaar vormen. De zeespiegel stijgt langzaam. We hebben steeds meer te maken met droogte en extreme regenbuien. We hebben weliswaar in Nederland, het laagland, de veiligste delta ter wereld, maar het blijft kwetsbaar en het is nooit vanzelfsprekend. Als het gaat om waterveiligheid is Nederland nooit af. Daarom hebben we het Deltaprogramma met een aanpak om problemen als droogte en wateroverlast te identificeren en daarmee om te kunnen gaan.

Ons land kent ook meer dan 5.000 kilometer aan vaarwegen. Die zijn van belang voor een goed en efficiënt goederensysteem. Adequaat onderhoud en tijdige vervanging van alles dat betrekking heeft op waterinfrastructuur hoort daar dus ook bij en is van belang. We hebben het nationaal Deltaprogramma, ruim 1,2 miljard euro per jaar, dat we in het Deltafonds besteden samen met provincies, gemeentes en waterschappen om Nederland veilig te maken, aantrekkelijk te houden en goed te blijven voorzien, ook van zoet water. Ook voor klimaatadaptatie – dat is dit kabinet ingezet – hebben we 200 miljoen beschikbaar gesteld voor de decentrale overheden.

Voorzitter. Ik wil tijdens dit wetgevingsoverleg de nadruk leggen op beheer en onderhoud van de waterwerken, waar ik zo op kom. Ik heb een behoorlijk stuk over de Wadden. Ik vind het erg jammer dat het algemeen overleg Wadden geannuleerd is, vanwege corona en andere redenen, maar ik ga er toch behoorlijk wat tijd aan wijden. Ik heb ook nog wat specifieke vragen.

Als het gaat om het beheer en onderhoud, dan zijn de hoofdvaarwegen juist van belang. Het watersysteem dat we met elkaar hebben, is volgens mij goed voor iets van 600 miljoen per jaar. Het heeft negatieve gevolgen als onze binnenvaart, die onmisbaar is om grote hoeveelheden goederen te kunnen verplaatsen in Noordwest-Europa, gestremd wordt door bruggen of sluizen. Het is best apart dat we ondanks enorme volumes maar 7% van ons beschikbare budget besteden aan die waterwegen, terwijl daar best nog wel winst te halen is om verstoppingen elders in het land – denk aan de vermindering van de files – te voorkomen. Er zijn gelukkig heel veel goede voorbeelden. Het mooiste vind ik altijd de bierbrouwers die tegenwoordig met elektrische schepen de steden bevoorraden, maar ook de grotere afstanden afleggen. In mijn eigen provincie heb je bijvoorbeeld de Heinz ketchup, die vanuit Elst via de binnenvaart richting Rotterdam gaat en vervolgens geëxporteerd wordt naar Engeland.

Het belang van de binnenvaart en een goed benutten van die waterwegen is dus essentieel voor ons. Daarom ben ik zo blij dat we nieuwe overnachtingshavens hebben en dat er ook steeds meer komen. Wat kan de Minister daarover zeggen, juist ook over het voortaan verplaatsen van goederen over het water in plaats van over de weg? Je ziet ook dat steden zo ontlast kunnen worden. Als het gaat om wonen en water is dat ook een hele prima combinatie, maar ik vind het wel van belang dat de maritieme functie gewaarborgd blijft. Naast dat we voldoende geld, handjes en kennis moeten hebben bij de uitvoering in Rijkswaterstaat en waterschappen, moet het niet zo zijn dat milieuregels, bijvoorbeeld de stikstofproblematiek, onderhoud of aanleg verhinderen, zeker als het gaat om de veiligheid. Wat kan de Minister daarover zeggen?

Ik wil ook aandacht vragen voor de nieuwe bedreigingen die op ons afkomen – denk aan de ICT, waar we een keer een briefing over hebben gehad – want je wil niet dat hackers binnendringen in onze systemen en daarmee toegang krijgen tot de bediening van sluizen en gemalen. In potentie kunnen kwaadwillenden ons land grote schade toebrengen. Het valt niet uit te sluiten dat er al pogingen zijn gedaan. Ik wil de Minister vragen een soort monitor op te zetten om de Kamer daarover blijvend te kunnen informeren; als dat nodig is, moet dat in vertrouwelijkheid.

Als ik kijk naar wateronderwerpen, dan zie ik dat er de afgelopen drie jaar echt wel stappen vooruitgezet zijn op behoorlijk wat dossiers. Denk aan de verzilting, waar we nu met elkaar een duidelijker standpunt hebben ingenomen dat zoet water echt wel het beschermen waard is. Denk ook aan de watertekorten van afgelopen zomer als het gaat om de verdeling van het beschikbare drinkwater, het grondwaterpeil, dat natuurlijk dramatisch laag was, wat ook slecht is voor de teelt. Denk ook aan de stappen die gezet zijn wat betreft klimaatadaptatie, niet alleen in de steden, maar juist ook in de dorpen en stroomgebieden, om water beter te kunnen bergen en later te kunnen afvoeren. Ik wijs op het project in Meerssen dat we volgens mij allemaal bezocht hebben, maar er zijn er natuurlijk veel meer in Nederland. Dat is een goede zaak en een goede ontwikkeling.

De economische waarde van water heb ik net al benadrukt met het noemen van de binnenvaart, en het beperken van schade door wateroverlast in feite ook. Waar ik benieuwd naar ben als het gaat om de kwaliteit: we hebben natuurlijk de Kaderrichtlijn Water en ook het beschikbaar houden van voldoende drinkwater op zandgronden. Wat kan de Minister daarover zeggen? Zijn die doelen nog wel relevant en actueel? Zijn die überhaupt realiseerbaar? Hoe zorgen we ervoor dat we voldoende water op de droge zandgronden kunnen beschermen en behouden?

Ten slotte. De kosten van de waterzuivering dienen natuurlijk in de hand te worden gehouden. Ik heb wat brieven gehad van het IPO – dat zijn de provincies – en van de Vewin – de waterleidingbedrijven – over de WACC. Dat staat voor de gewogen gemiddelde kosten van kapitaal. Die regel zorgt er eigenlijk voor dat je minder kunt investeren en dat kan tot problemen leiden. Wat kan de Minister daarover zeggen? Is er een oplossing denkbaar? Want we willen dat er voldoende geïnvesteerd blijft worden en ook dat de kosten voor met name consumenten en bedrijven natuurlijk niet uit de hand lopen. Hetzelfde geldt voor pfas. Daar hebben we natuurlijk ook bepaalde richtlijnen en daar moet ook een soort norm voor worden vastgesteld. Als je die norm helemaal op nul stelt, dan is het eigenlijk ondoenlijk en onhaalbaar. Dus wat doen we dan wel en hoe voorkomen we dat het drinkwater ontzettend duur gaat worden? Want sommige berekeningen leiden tot een verdubbeling van de kosten. Dat lijkt me niet heel erg fijn.

Dan kom ik op de Wadden, voorzitter. De Wadden, de Waddeneilanden en de Waddenzee zijn een uniek en bijzonder natuurgebied. Daar moeten we echt zorgvuldig mee omgaan. De VVD wil dat unieke gebied ook echt beschermen, maar we willen niet dat het op slot gaat en dat er geen ontwikkeling meer mogelijk is. Want het is een gebied waar mensen genieten van de natuur, maar waar ook mensen wonen en hun boterham verdienen, bijvoorbeeld in het toerisme en de visserij. De economie en de ecologie moeten dus met elkaar in balans zijn. Bewoners en ondernemers zijn altijd al onderdeel geweest van het waddengebied en dat moet ook zo blijven.

Dan specifiek over de Waddeneilanden. We hebben als VVD behoorlijk wat vragen gesteld over de bereikbaarheid van de Waddeneilanden en de Waddenhavens. Dat is cruciaal voor het economisch belang. Dat heeft de Tweede Kamer ook uitgesproken, maar toch is er continu gedoe, lijkt het wel. Denk aan de Boontjes, het Westgat en de route naar Ameland. Wat kan de Minister zeggen over het behoud en het beschermen van die verbindingen voor de eilanders en voor iedereen die de eilanden wil bezoeken? In de Verzamelbrief Wadden wordt eigenlijk alleen maar gesproken over duurzaamheidsdoelstellingen en over duurzaam en klimaatneutraal baggeren. Dat begrijp ik niet zo goed, want dat is niet waar onze motie, die we eerder in de Kamer aangenomen hebben gekregen, over ging. Wat gaat de Minister concreet doen om die vaargeulen op orde te houden voor de goede bereikbaarheid van de Waddeneilanden en de havens? Wat gaat ze daaraan doen zowel voor de korte termijn als de lange termijn en specifiek als het gaat om de bereikbaarheid van Ameland?

Voorzitter. Je moet een boot natuurlijk wel kunnen opstappen en afstappen. Rijkswaterstaat knapt die gebieden dan op, maar het probleem wordt niet echt aangepakt, is ons gevoel. De gebieden staan regelmatig onder water en mensen kunnen dan niet van boord of aan boord. Hoe wordt dit nou aangepakt? Zou je werk met werk kunnen maken?

Dan over de concessie, de overdracht naar de provincie Friesland van de Waddenveren. We begrijpen dat eraan gewerkt wordt en dat er ook een intentieverklaring is voor die overdracht. Maar cruciaal is natuurlijk dat de klant er beter van wordt qua dienstverlening, kwaliteit en prijs. Kan de Minister aangeven hoe dat geborgd is? De VVD vindt het belangrijk dat er ook heldere afspraken komen over het baggeren van de vaargeulen, want die zijn nauw verbonden aan een concessie. Wat kan de Minister toezeggen en wat kan zij garanderen?

Over de Waddenagenda horen we vrij veel negatieve geluiden, zeker recent. Daar komt ook nog eens een discussie overheen over een nationaal landschapspark. Dat is volgens mij niet zoals het zou moeten zijn, want ik had het al over de balans tussen ecologie en economie. Is die hier wel voldoende geborgd? De Wadden zijn heel mooi, maar zijn natuurlijk geen reservaat. Het lijkt erop dat er niet alleen gekeken wordt naar de gevolgen voor de keten en de regio. Dat zie je bijvoorbeeld bij de akkerbouw, maar ook bij het Westgat. Kan de Minister een impactanalyse laten maken van alle plannen met betrekking tot de sociale en economische aspecten in de regio? Want we gaan zo meteen een uitvoeringsagenda uitvoeren met elkaar. Hoe worden gemeentes en ondernemers daarbij betrokken? De akkerbouwers hebben wat mij betreft dus ook terecht de noodklok geluid. De VVD vindt dat de Waddenagenda moet worden aangepast, ook naar aanleiding van het overleg met de boeren. Is de Minister daartoe bereid? Want dit ging immers over het historische en traditionele medegebruik. Het lijkt erop dat dit in de Waddenagenda ondergeschikt is gemaakt. Dit kan zelfs de doodsteek zijn voor agrariërs. Hoe wordt dit geborgd? Hoe gaan we dit bewaken? Wanneer wordt de Waddenagenda officieel vastgesteld? We nemen aan dat dit door de Tweede Kamer gebeurt.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat, meneer Dijkstra, is er een vraag van de heer De Groot, en daarna van mevrouw Van Esch. De heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

De heer Dijkstra is ongetwijfeld bekend met het feit dat de boeren helemaal niet wilden aanschuiven bij de Waddenagenda zoals die er ligt, maar daar gaat mijn vraag niet over. Die gaat over het herstellen van de balans tussen de natuur en de economie. Als we die balans willen herstellen, zullen we gegeven de staat van de natuur in het waddengebied, de economie volledig moeten stilleggen. Dat is dus precies de andere kant op. Wat is daarop uw reactie?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat is erg onverstandig, want als je een goede natuur wilt hebben, moet je eerst ook een goede economie hebben. De boeren waren hier al jaren en die moeten hier ook kunnen blijven en een goede boterham kunnen verdienen. Als je er alleen maar een natuurgebied van wilt maken, heb je niet meer die balans.

De heer De Groot (D66):

Het is dus een volstrekt nietszeggend verhaal om het te hebben over «balans», want als je het hebt over balans, zul je dus wel die natuur moeten versterken. Je zult dus wel moeten inzetten op de hoofddoelstelling van de Waddenzee, en niet, zoals de heer Dijkstra, vooral de economie aanzetten, want dan gaat die hele situatie op de Waddenzee nog meer uit evenwicht

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind dat de economie altijd een voorwaarde is om te kunnen blijven bestaan, in een goede omgeving. Het kan niet zo zijn dat een van beide de overhand krijgt. Het gaat om de balans. Daar waak ik voor. U zegt dat er geen ruimte is voor de economie. Dat vind ik erg vervelend om te moeten constateren. Ik denk dat de mensen in het noorden van het land daar ook niet zo over denken.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik kan daar mooi op aanhaken, want mijn vraag gaat over hetzelfde. Het gaat er niet om wat je wel of niet wilt. Het is gewoon een feitelijke constatering dat het waddengebied in een ongunstige situatie zit wat de natuur betreft. Uw eerste woorden waren volgens mij dat u het waddengebied een belangrijk natuurgebied vindt, maar dan moeten we dus wel degelijk iets doen aan die disbalans. Het is niet een kwestie van kiezen. Het is gewoon feitelijke informatie. Het is een feit dat de natuur nu achterloopt op de economische ontwikkelingen daar. Dan zouden we daar toch iets aan moeten doen, helemaal als u zelf aangeeft dat u het zo belangrijk vindt dat het een natuurgebied blijft?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

De Wadden zijn een prachtig gebied, een prachtig natuurgebied. Maar het is niet zo dat mensen niet meer welkom zijn. Het is niet zo dat daar geen economische activiteit kan plaatsvinden. Het is niet zo dat je niet meer naar de Waddeneilanden mag varen omdat de natuur voorrang krijgt boven alles. Wij vragen om een goede balans. Een balans betekent dat twee dingen in evenwicht zijn, economie en ecologie.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Maar dan bent u het dus niet eens met die ontwerpagenda, die aangeeft dat we naar een duurzame bescherming van het waddengebied moeten. In de ogen van de Partij voor de Dieren betekent een duurzame bescherming van het waddengebied dat we nu in ieder geval moeten werken aan het tegengaan van die disbalans, die nu feitelijk aanwezig is. De natuur heeft veel schade ondervonden van de economische activiteit.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Als je dus naar die duurzame bescherming wilt, moet je er wel degelijk iets aan doen. Ik ben benieuwd of de VVD die hele ontwerpagenda die voorligt, überhaupt niet ziet zitten.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Die ontwerpagenda moet natuurlijk worden uitgewerkt. Daarvoor is het een ontwerpagenda. Mijn pleidooi is dat het in balans moet zijn. Het moet niet zo zijn dat je alleen maar natuur hebt. Het moet niet zo zijn dat je alleen maar bescherming op een duurzame manier hebt zoals u die voorstaat, want dat betekent dat er geen ruimte meer is voor economische activiteit en dat partijen die er al eeuwenlang actief zijn, moeten vertrekken en er geen boterham meer kunnen verdienen. Dat is niet een goede, gezonde situatie. Ik denk dat je allebei moet hebben, dus bescherming van de omgeving maar ook economische activiteit en een goede bereikbaarheid, in combinatie met elkaar. Dat hebben we in Nederland al eeuwen gedaan, met heel veel functies die we combineren. Dat moeten we dus ook hier doen. We moeten voorkomen dat één richting de overhand krijgt.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet, GroenLinks. Daarna de heer Moorlag en daarna mevrouw Dik-Faber. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De heer Dijkstra heeft het over dé economie, maar onder dé economie kun je ook een heleboel verschillende activiteiten verstaan. In de ogen van GroenLinks is de grootste economische kracht van de Wadden het toerisme. Daar komen de mensen voor naar de Waddeneilanden, voor de natuur, voor de ruimte. Maar er zijn ook andere economische activiteiten, die wat minder bijdragen aan de natuur en aan de aantrekkingskracht van de Wadden, zoals de mijnbouw. Is de VVD bereid om een onderscheid te maken tussen verschillende economische activiteiten, of is het: alles opgestapeld op elkaar maar blijven doen?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het is een terecht punt dat u toerisme noemt als belangrijke economische drager. Zeker voor de eilanders is dat natuurlijk essentieel. Ik hoop begin januari ook weer naar de eilanden te gaan, om daar te genieten van de rust en ruimte, en om daarmee ook mijn steentje bij te dragen aan de economie. We gaan natuurlijk geen chemische fabrieken op de Waddeneilanden zetten. Dat zult u met me eens zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Bromet. Haar laatste vraag.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Maar we gaan wel door met de mijnbouw in de Waddenzee?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

U bedoelt de zoutwinning, neem ik aan. Volgens mij is er niet zo veel mis met de zoutwinning.

De voorzitter:

Dan gaan we door met de heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Ja, over de economische activiteiten aan de andere kant van het wad, dus zeg maar in de kop van Friesland en Groningen. De heer Dijkstra toont zich bezorgd over de agrarische sector en duidde die met name als economie, maar de economie is daar toch veel breder? Denk aan de wooneconomie. Kijk naar zo'n project als Holwerd aan Zee, naar hoeveel waarde dat toevoegt aan zo'n gebied. Dat kan veel betekenen voor toerisme en recreatie. Zou de heer Dijkstra dan niet eens afstand moeten nemen van dat harde standpunt dat je ook wel in agrarische kringen hoort, dat de Waddenzee eindigt bij de teen van de dijk? Kun je niet op een verantwoorde manier toch hier en daar wat zout binnenlaten, wat een betere natuurwaarde creëert, maar wat ook bijdraagt aan de wooneconomie, aan toerisme en recreatie? Een beetje meer nuance zou toch wel passen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Zeker. Ik hoop ook niet dat ik te rechtlijnig was en dat er geen nuance in mijn verhaal zat. We hebben toerisme ook benoemd als economische drager. Het is meer dan alleen de agrariër, natuurlijk. Maar ik vind het wel van belang dat mensen die daar al eeuwenlang hun business hebben, zoals aardappelteelt, dat kunnen blijven doen. Er zijn ook nieuwe varianten denkbaar – denk aan het project dat u net noemde – waarbij je die functies kunt combineren. Daar ben ik voor, als dat kan en als dat uit kan. Maar het moet niet zo zijn – dat was mijn pleidooi – dat natuur helemaal de overhand krijgt en dat je partijen die er al eeuwen zitten, wegjaagt, dus dat ze daar niet meer hun bestaansrecht hebben. Dat zou ik zonde vinden, want zonder een goede economie, ook in Noord-Friesland en op de Waddeneilanden … Dan heb je prachtige natuur, maar mogen de mensen er niet meer in. Dat zou echt zonde zijn.

De heer Moorlag (PvdA):

Als de maatstaf is «economische activiteiten die al eeuwenlang plaatsvinden», zie ik nog wel heel veel ruimte voor de natuur, want de Westpolder is bijvoorbeeld ingepolderd in het jaar 1877. U weet dat een paar jaar later de dijk doorbrak. Inmiddels is het allemaal agrarische grond. Het Lauwersmeer is misschien nog maar 50 jaar ingepolderd. Er is ook massieve weerstand om dat Lauwersmeer wat brak te maken. Ik begrijp dus dat er wat licht aan het eind van de tunnel zit als de economische activiteit er wat korter zit, dat de heer Dijkstra en de VVD op dat terrein wat flexibeler zijn en ruimte zien voor wat meer zout water binnendijks.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

We zien ruimte voor alles wat een goede balans brengt tussen de natuur aan de ene kant en de economie aan de andere kant. Als er projecten zijn die daaraan bijdragen, waardoor mensen hun boterham kunnen blijven verdienen en op de plek kunnen blijven waar ze zitten, is dat mooi meegenomen.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Meneer Dijkstra, excuses dat ik af en toe hier zit, maar het is even niet anders. Goed nieuws, want ik heb een tijdje geleden gehoord dat de heer Dijkstra vond dat in ieder geval twee gebieden in Nederland beschermwaardig zijn, de Veluwe en het waddengebied. Dus die komen er goed vanaf bij de VVD. Nu zegt de heer Dijkstra dat hij heel graag wil dat eeuwenlange business daar kan blijven. Mijn grootvader haalde daar de aardappels uit de grond, dus ik voel dat ook wel een beetje mee. Op Schiermonnikoog is er bijvoorbeeld een zuivelcoöperatie ontstaan. Dat zijn boeren die gezegd hebben: we zitten hier al eeuwenlang, maar we zijn wel in de eenentwintigste eeuw, dus het moet echt even anders. Zij zijn een zuivelcoöperatie gestart, waarbij ze kunnen boeren in balans met de natuur.

De voorzitter:

En uw vraag is?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Is dit de economie die de VVD voor ogen staat, of wilt u vasthouden aan de economie van de twintigste eeuw?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Nee, want het kenmerk van ondernemers is dat ze zich ook aanpassen aan de omgeving en innovatief zijn. Als dit een mooi project is dat werkt: prima. Als mensen maar wel de keuze hebben en niet door onze Waddenagenda zo meteen gedwongen worden om te verkassen, omdat het niet meer kan. Maar als ze zelf meegaan in de tijd en innovatief zijn, en op die manier nieuwe business creëren, in toerisme of in andere zaken, is dat allemaal welkom. We zijn een liberale partij. We zijn voor ondernemerschap. We houden ook van een mooie omgeving. Dat is even in het kort het standpunt van de VVD.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Nou, deze liberale partij heb ik ook betrapt op de uitspraak dat de Wadden mooie natuur zijn en bescherming verdienen. Dus ik daag de heer Dijkstra ook uit om met de ondernemers na te denken over hoe ze in de eenentwintigste eeuw kunnen ondernemen, met behoud en verbetering van de natuur. Dan moeten we echt afscheid nemen van oude verdienmodellen. Maar dan zijn er nieuwe verdienmodellen nodig, dus doe met mij mee. Laten we die stap naar de eenentwintigste eeuw zetten.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ja, en het mooie is dat die ondernemers dat vaak zelf al doen. Daar heb je die overheid vaak niet eens bij nodig. Als wij denken dat wij hier aan de hand van een notitie of een agenda bepalen wat er gaat gebeuren, dan kan ik u uit de droom helpen: dat heeft u gewoon mis. Het zijn vaak ondernemers die als eerste het voortouw nemen en dit soort dingen gaan doen. Ik ben pro ondernemer en ook pro natuur, want ik houd van beide. Volgens mij kan het uitstekend samen. Ik zie de tegenstelling ook niet goed, maar ik wil ervoor waken dat de een de bovenhand krijgt boven de ander, want dan gaan het niet goed. Het is essentieel om die balans te bewaken.

De voorzitter:

Mevrouw Van Brenk, 50PLUS. O, niet. Ik dacht dat u zwaaide. Dan is het woord aan de heer Laçin van de SP.

De heer Laçin (SP):

Ik ben het met de heer Dijkstra eens dat een deel van de ondernemers inderdaad zelf meegaat in die ontwikkeling. Het is tijd dat de VVD ook eens meegaat in die ontwikkeling, want die blijft nog een beetje achter. De heer Dijkstra zegt continu: die balans, die balans, die balans is belangrijk. We moeten nu constateren dat die balans er de afgelopen jaren niet is geweest en dat we daarom rondom de Wadden in de situatie zitten dat er nu echt iets aan die natuur moet gebeuren. Ziet de VVD dat de economie de afgelopen jaren juist de overhand heeft gehad, waardoor we nu, juist voor de natuur en vooral voor de toeristische activiteiten, de natuur moet laten aansterken? Dat moet de VVD toch ook gaan inzien? Economie is veel breder dan alleen toerisme. Daarin moeten we gaan schakelen als politiek, want dat bepalen wij wel degelijk.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Daar zitten drie punten in het betoog van de heer Laçin waarop ik wil reageren.

Een. Dat de SP het met ons eens, heb ik vaker met de heer Laçin. Dat vind ik altijd wel mooi. Hij houdt daar nooit zo van, maar dat toont aan dat er aan beide kanten van het spectrum overeenkomsten zijn. Daarvoor zit ik ook in de politiek.

Twee. Ik ga zelf begin komend jaar ook naar de Waddeneilanden, hoop ik, als dat allemaal door kan gaan met corona. Maar ik ga daar ook naartoe omdat het zo mooi is. Daarmee breng ik ook nog eens geld in het laatje voor al die ondernemers die daarvan afhankelijk zijn. Die combinatie is toch ideaal?

Ten slotte zegt u: de VVD is traditioneel. Nee, integendeel, de VVD is juist de partij die heel veel loslaat. Wij gaan voor de goede balans. Die is er daar volgens mij ook. Ik deel niet de mening dat het waddengebied er qua natuurontwikkeling zo slecht voor staat dat het niet meer mooi is. Het is een prachtig gebied. Dat blijft het ook. Er gelden heel veel regels voor alle ondernemers op de eilanden en aan de kust waaraan ze moeten voldoen. We moeten oppassen dat we niet doorslaan met het een of het ander.

De voorzitter:

De laatste vraag van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ik hoor de heer Dijkstra nu een aantal keer zeggen dat hij hoopt dat hij in januari die kant op kan. Ik hoop het ook voor hem, maar dat gezegd hebbende, wil ik de heer Dijkstra vragen: juist om ervoor te zorgen dat mensen ernaartoe kunnen blijven gaan en de natuur niet verder wordt aangetast, moeten we toch maatregelen treffen? De andere economische activiteiten die daar plaatsvinden, moeten een tandje minder, zodat de heer Dijkstra komende januari en volgend jaar januari en de januari daarna naar de Waddeneilanden kan blijven gaan. Ziet de VVD dat? Ziet de VVD dat zaken zoals gas- en zoutwinning en baggeren minder moeten gebeuren, zodat de heer Dijkstra de komende jaren zo vaak als hij wil naar de Waddeneilanden kan?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik vind het prachtig. Ik ga er nog steeds heen. Maar ik zie op dit moment het probleem niet.

De heer Laçin (SP):

Dat is het probleem.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik zie het probleem echt niet. Het zijn nog steeds mooie eilanden. Dat blijft ook zo. Stel je voor dat we eenzijdig alleen maar natuur zouden doen. Dan verjagen we ook het ondernemerschap daar. Je hebt allebei nodig, dus daar wil ik voor waken. Het zijn prachtige eilanden. Dat blijft ook echt zo. Daar gaan echt niet massaal grote activiteiten plaatsvinden waardoor het in een keer verpest wordt, zoals andere plaatsen aan de kust daarvoor een slecht voorbeeld zouden kunnen zijn.

De voorzitter:

Daarmee vervolgt de heer Dijkstra zijn betoog. Hij zit op ruim 9 minuten.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dan kom ik op de coronacrisis en op dat ondernemerschap. Ook vanwege de afhankelijkheid van toerisme, zag je daarbij juist dat de gevolgen op de Waddeneilanden groot waren. Er is relatief een mono-economie die draait op toerisme. We hebben eerder aan de CDA-staatssecretaris, mevrouw Keijzer, gevraagd om met de Wadden in gesprek te gaan, maar daar is eigenlijk niks uitgekomen. Dat is jammer. Ze wil wel in constructief overleg. Het is overgedragen aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Maar het overleg en het bezoek is allemaal niet doorgegaan. Het lijkt een beetje: van het kastje naar de muur. Dus wanneer gaat er nu echt iets gebeuren? En wie is nou eigenlijk de coördinerend Minister van de Wadden? Ik hoop dat dat Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat is, want dan weet ik zeker dat er wat gebeurt. Ik wijs er trouwens op dat nergens het percentage steunaanvragen zo hoog was als op de Waddeneilanden. Dat toont dus wel aan dat het heel erg economisch gedreven is op de toerist.

Ten slotte een klein punt, namelijk het tekort aan kapiteins op de veerboten. Zij moeten soms ook getest worden. Ze zoeken daar oplossingen voor in verband met corona. Zouden daarvoor andere oplossingen mogelijk zijn? Je zou bijvoorbeeld ook andere kapiteins, bijvoorbeeld van riviercruises, daarvoor kunnen opleiden. Is daar niet een pragmatischere en snellere oplossing voor?

Ten slotte vraag ik toch nog even aandacht – ik kan het niet laten – voor de Afsluitdijk en de renovatie. Die duurt natuurlijk drie jaar langer en valt een stuk duurder uit. We hebben daar vragen over gesteld. Uit de antwoorden blijkt heel duidelijk dat de Minister het ermee eens is dat de hinder zo veel mogelijk beperkt moet worden, maar we hebben hier wel mee te maken. Wellicht dat ze daar nog een paar woorden aan kan wijden.

Dan sluit ik af, voorzitter.

De voorzitter:

U bent zelfs gewoon helemaal binnen de 11 minuten gebleven. Er is ook nog een vraag voor u van de heer Van Aalst van de PVV.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik wil er toch even gebruik van maken voordat de heer Dijkstra zo meteen, na de verkiezingen, continu op dat eiland zit. Daar heeft hij, geloof ik, alle tijd voor na de verkiezingen.

Ik hoor hem in zijn betoog vooral over ondernemers, ondernemers, ondernemers en economie, economie, economie. Alle ondernemers op de Waddeneilanden hebben het in coronatijd vreselijk zwaar gehad. Daar ben ik het allemaal mee eens. Ik denk: best wijze woorden voor de heer Dijkstra. Maar toen dacht ik bij mezelf: het is toch ditzelfde kabinet onder leiding van de VVD dat nu al die regelingen voor die ondernemers aan het versoberen is? Daar heb ik hem eigenlijk niet over gehoord.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik vind het altijd heerlijk als de PVV zegt: het is toch dit kabinet onder leiding van de VVD. Dat voelt echt goed. Ik hoop dat we dat ook zo houden. Het is natuurlijk niet zo dat het onder leiding van alleen maar de VVD staat; we werken samen met partijen. Het is een feit dat de steunpakketten zijn doorgezet, tot 1 juli volgend jaar geloof ik, maar ook dat je die niet op het niveau kan houden dat ze in het begin van de coronacrisis hadden. Dat betekent dat je gaat kijken waar steun echt heel erg nodig is, waarop die gericht moet zijn en waar die wat minder kan. Daarop is continu maatwerk van toepassing, naast een aantal generieke maatregelen voor alle sectoren.

De heer Van Aalst (PVV):

Mijn vervolgvraag is dan eigenlijk direct: waar kan het dan minder volgens de VVD? Want dat vind ik wel interessant. Er moet blijkbaar heel veel geld naar de ondernemers op de Waddeneilanden. Die komen echt tekort. Dan moeten we ergens anders wat minder gaan doen. Welke ondernemers gaat de VVD zo meteen dan niet meer helpen?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Het gaat er volgens mij niet zozeer om welke ondernemers wel of niet. Het gaat erom dat je het steunpakket een beetje realistischer maakt en aanpast aan de huidige tijd. Bijvoorbeeld bij de Tozo, voor de zzp'ers, was op een gegeven moment de vraag: een partnertoets, wel of niet? Want ja, je moet dit wel zo gericht mogelijk geven aan mensen die dat ook echt nodig hebben. Dat soort maatregelen zit erin. Volgens mij vinden hierover wel de debatten in de plenaire zaal plaats. Af en toe pik ik daar wat van op, maar ik ben daarin geen specialist. Het gaat erom dat we zo lang mogelijk een steunpakket hebben om samen uit de coronacrisis te komen en dat we de gevolgen voor de grootste partijen – tenminste, de mensen die daar het meeste last van hebben – zo veel mogelijk proberen te verlichten.

De voorzitter:

En daarmee komen we bij mevrouw Bromet van GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik kan wel een uur praten over al die onderwerpen die met water te maken hebben, want er is een rijkheid aan onderwerpen en aan opgaves die voor ons liggen. Ik houd het vandaag dus een beetje praktisch. Ik ga zeven minuten volpraten over zeven onderwerpjes, één minuut per onderwerp.

Het eerste onderwerp is bodemdaling en veen. We hebben daar vaker over gesproken in het kader van grondwaterpeilen, maar naar nu steeds vaker blijkt, hebben heel veel huiseigenaren last van een verzakking van hun huis. Hun huizen staan soms op instorten en ze moeten zelf de kosten betalen van de gevolgen daarvan. Ik zou aan de Minister willen vragen wat nou eigenlijk het plan van de Minister is als het gaat om bodemdaling in de bebouwde kom. Wat moeten die mensen die hun huis langzaam de prut in zien zakken? Hoe kijkt zij aan tegen de belangen van de huiseigenaren ten opzichte van de belangen van de landbouw? In de NOVI staat een hele belangrijke zin waar GroenLinks heel blij mee is: functie volgt waterpeil. Dat heeft enorme consequenties voor het omgaan met waterpeilen en het geven van functies aan bepaalde stukken grond. Ik zou graag van de Minister horen hoe zij daarnaar kijkt.

Voorzitter. Het tweede onderwerp dat ik wil aanroeren, is de Afsluitdijk. Werkzaamheden zijn vertraagd en er is een fout gemaakt bij het invoeren van de gegevens, waardoor een budgetverhoging van 53 miljoen moet plaatsvinden. De gevolgen hiervan zijn onder andere dat het fietspad drie jaar langer dicht blijft dan van tevoren bedacht was. Dat betekent dat zes jaar lang niet over de Afsluitdijk gefietst en gewandeld kan worden. Klopt dit, vraag ik aan de Minister. Gisteravond hebben de Staten van Noord-Holland de gedeputeerden opgedragen om met de Minister te gaan spreken over een oplossing hiervoor. Ik zou eigenlijk aan de Minister willen vragen of zij kan verkennen wat wél mogelijk is voor de fietsers en wandelaars op de Afsluitdijk.

Voorzitter. Dan de Wadden. Daar is ook heel veel over te zeggen, maar GroenLinks dringt al heel lang aan op het stoppen van de mijnbouw onder de Waddenzee. Dat betreft niet alleen de zoutwinning, maar ook de gaswinning. Bij het AO Mijnbouw Groningen spraken wij hier ook over. Toen zei Minister Wiebes dat het vergunningsstelsel voor de mijnbouw aan een update toe is, en nog wel in deze kabinetsperiode. GroenLinks vindt dat een heel goed voornemen. De vraag aan de Minister is: wanneer kan de Kamer een brief over deze update verwachten?

Voorzitter. Dan een onderwerp dicht bij mijn eigen huis. Ik was op bezoek bij inwoners van het dorpje Uitdam die langs de Markermeerdijken wonen. Dat is een monumentale dijk. We weten dat er een heleboel dijkversterkingen plaats moeten vinden. Het Hoogwaterbeschermingsprogramma is eigenlijk het grootste dijkversterkingsprogramma sinds de Deltawerken. We hebben daar ook de deltacommissaris over gesproken, maar in het dorpje Uitdam wordt al dertien jaar met omwonenden gepraat over de manier waarop die dijkversterking plaats moet vinden. Dat lijkt mij echt een heel slecht voorbeeld van hoe je omgaat met zo'n dijkversterking. Ik hoop ook echt niet dat dit illustratief is voor de manier waarop we in de rest van Nederland dijken aan het versterken zijn, want dan schiet het niet op en dan blijven de inwoners heel ontevreden. Wat mij altijd opvalt, is dat de inwoners die zich heel druk maken over hun leefomgeving langzamerhand volledige experts worden – experts dijkversterking in dit geval – en dat zij ook met hele constructieve, innovatieve ideeën komen, in dit geval over een kleibekleding van de dijk, zodat er weer planten groeien op die dijk en het een natuurlijk uiterlijk heeft. Dat is goed voor de natuur en goed voor het landschap. Mijn vraag aan de Minister is eigenlijk heel praktisch: kan zij samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, het waterschap in dat gebied en de bewoners tot een oplossing komen waar iedereen tevreden over is? Want het is echt een gedrocht van een proces, als ik het zeggen mag.

Voorzitter. Dan een heel ander onderwerp, namelijk drinkwater. Jaarlijks zijn er 500 gezinnen met kinderen in Nederland die worden afgesloten van het water omdat ze de rekening niet kunnen betalen. Dat betekent dat er soms maanden of jaren geen kraanwater in die huizen aanwezig is, de kinderen ongewassen naar school moeten en de ouders niet eens kunnen koken. Volgens GroenLinks is dat in strijd met het Kinderrechtenverdrag. Er is een Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater. Daar staat in dat kwetsbare consumenten beschermd moeten worden bij het afsluiten van drinkwater. Kinderen vallen daar niet onder. Kan de Minister ervoor zorgen dat ook kinderen onder deze kwetsbare consumenten komen te vallen?

Voorzitter. Dan iets wat mij heel veel verdriet doet. Dat is een uitspraak van de rechter vorige week over het verbod op glyfosaat dat al een aantal jaren op verhardingen geldt in gemeentes. Ik ben zelf ook wethouder geweest en wij hebben daarin toen als gemeentebestuur ook een omslag gemaakt van spuiten van gif naar borstelen. Dat hebben alle gemeentes in Nederland gedaan. Alleen de gifindustrie heeft een proces aangespannen en heeft dat gewonnen. Dus is het voor gemeentes weer mogelijk om op verhardingen met onder andere glyfosaat te spuiten. Dat is heel erg jammer, want de afgelopen jaren hebben de drinkwaterbedrijven juist gemerkt dat het stoppen met spuiten gezorgd heeft voor het minder vervuilen van de drinkwaterbronnen. Ik zou aan de Minister willen vragen of zij kan zorgen dat hier snel een reparatie op komt. De Kamer wil dat dit niet kan. Zoals het in de wet was vastgelegd, was het dus niet adequaat genoeg, maar het kan wel gerepareerd worden. Ik ben heel benieuwd hoe de Minister daarnaar kijkt met het oog op de drinkwatervoorziening.

Voorzitter. Tot zover.

De voorzitter:

Er is een vraag voor u van de heer Geurts. En ik dacht dat u nog niet bij nummer zeven was; dus ik was heel benieuwd. Maar eerst de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik zat even af te wachten waar mevrouw Bromet allemaal mee zou komen om te kijken op welk punt ik een interruptie zou plaatsen. Ik ga terug naar het eerste punt dat mevrouw Bromet met een glimlach bracht, maar dat wel heel diep triest is en dat is het creëren van de tegenstelling tussen het buitengebied en het bebouwde gebied, waarbij zij ook een sneer uitdeelde naar de agrarische sector. Ik heb een casus voor mevrouw Bromet en dan mag ze zo meteen aangeven wat daarin de rol van de boer is. In de binnenstad van Gouda hebben ze houten paalfunderingen die gebaat zijn bij een hoog waterpeil. Ze hebben daar ook funderingen op staal en die zijn gebaat bij een laag waterpeil. Wat is daarin de rol van de boer, vraag ik aan mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het wordt GroenLinks wel vaker aangewreven dat wij tegen de boeren zouden zijn. Dat is niet zo. Wij wegen als GroenLinks belangen af en daarbij zijn we niet tegen de boeren, maar tegen het systeem. Het systeem is aldus dat er al honderden jaren verlaging van het grondwaterpeil plaatsvindt, zodat er geboerd kan worden op het veenweidegebied in Nederland. Dat heeft neveneffecten. Die bodemdaling zorgt ervoor dat binnen de bebouwde kom steeds meer huizen last krijgen van funderingsproblematiek. Dat is een belangentegenstelling. Ik heb helemaal niet de zwartepiet neergelegd bij de boeren. Sterker nog, de heer Geurts weet dat ik een hele initiatiefnota heb geschreven die heet «Veen red je niet alleen». Dat was ook nadrukkelijk samen met de boeren. Het gaat over nieuwe verdienmodellen, andere vormen van inkomstenbronnen in het veenweidegebied. Dus ik ben het er niet mee eens dat wij een valse tegenstelling creëren, maar het is wel een belangenafweging en ik vraag aan de Minister wat zij daarvan vindt.

De heer Geurts (CDA):

Best wel interessant verhaal, vaker gehoord, maar het geeft geen antwoord op de vraag die ik stelde. Je ziet gewoon dat in de binnenstad van Gouda twee problemen bij elkaar komen. Dat wordt door een aantal partijen steeds op het bordje geschoven van de grondeigenaren in het buitengebied. Dat is niet het geval, want voor Gouda is er helemaal geen verband daarmee. Dus nogmaals de vraag aan mevrouw Bromet: wat is nou de rol van die grondeigenaren in het buitengebied voor de binnenstad van Gouda?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De suggestie wordt gewekt dat het een heel eenvoudig probleem is, waarbij je kunt kiezen voor de ene of de andere partij en dan de oplossing kunt vinden door het ene belang te laten prevaleren boven het andere belang. Dat is niet zo. In Gouda zijn de problemen enorm groot. Daar hebben de bestuurders er volgens mij met pijn in het hart voor gekozen om het waterpeil te verlagen, omdat de woningen anders gewoon onder water lopen. Maar er zijn een heleboel gebieden in Nederland waarin dit speelt. Ik had vandaag nog iemand uit Friesland aan de telefoon. Die persoon zei: ik woon in het buitengebied, mijn woning staat op instorten; ik moet het allemaal zelf betalen maar ik kan dat niet betalen. Dat is diep triest.

De voorzitter:

Een derde vraag voor de heer Geurts. Mag hoor! U heeft er vier. Ik zie dat hij er nog geen gebruik van maakt. Dat is aan hem. Is mevrouw Bromet klaar met haar betoog?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. We hadden afgesproken om creatief om te gaan met de minuten. Dus ik heb een hele stapel moties.

De voorzitter:

Helemaal prima. Dan gaan we dat zo doen. Dan kom ik bij het CDA. Het woord is aan de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Water, droogte en het voorkomen van verzilting van landbouwgronden vormen een grote strategische uitdaging voor de komende jaren. En dat we voor die grote uitdaging staan, is wel gebleken. Ik heb het hier al vaker gezegd: heel Holland zakt. Naar schatting zijn zo'n miljoen panden gevoelig voor bodemdaling en lage grondwaterstanden, en daarmee voor droogte. De verzekeraars hebben becijferd dat een schade van 54 miljard euro mogelijk is, alleen al voor panden. Schade aan infrastructuur, zoals telefoonglasvezelkabels, riool- of waterleidingen, wegen en bruggen, zit daar nog niet in. Het is een gigantisch probleem, maar de Minister rept er eigenlijk niet over. Wat gaat hier dan mis, zo vraag ik aan de Minister. Waarom gaan de alarmbellen bij de Minister niet af? Graag een reactie.

De Minister zal mogelijk zeggen dat samen met de verzekeraars het Fonds Duurzaam Funderingsherstel is opgetuigd. Daar wordt echter amper gebruik van gemaakt en er is ook een heel aantal gemeentes die daar niet aan meedoen.

Tot nu toe dachten wij bij schade vooral aan paalrot, maar nu moeten we ook denken aan de veel voorkomende funderingen op staal. Ik gaf het net al aan: die mix van panden op houten paalfunderingen, die gebaat zijn bij een hoog waterpeil, en funderingen op staal, die gebaat zijn bij een laag waterpeil, is een complex geheel. Dat laat de binnenstad van Gouda zien. Ik ben voornemens straks een motie in te dienen die vraagt om een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit te voeren.

Voorzitter. Verdroging en watertekorten zijn complexe vraagstukken. De verlaging van het oppervlaktewaterpeil en de daling van de grondwaterstand zijn gerelateerd maar hebben niet dezelfde oorzaak. De daling van de grondwaterstand is vooral een gevolg van de neerslagtekorten, en niet de onttrekking door de landbouw voor beregening is dus de boosdoener. Als je je er wat verder in verdiept, dan raak je onder de druk van de manier waarop boeren zelf meer water aan het bufferen zijn. Dat doen zij door bijvoorbeeld toepassing van omgekeerde drainage. Sloten worden vol gehouden en via die drainage wordt het water bij de wortels gebracht in plaats van beregenen. Kortom, het echte probleem is de grotere verdamping door de klimaatverandering.

Door de waterschappen is de laatste jaren hard gewerkt aan een verhoging van grondwaterstanden door flexibel peilbeheer, het vormen van zoetwaterbuffers en vergroting van de wateraanvoer uit de rivieren. De volgende stap is – dat zal de Minister niet verbazen – dat het CDA graag een sluizencomplex in de Nieuwe Waterweg wil hebben om water minder snel af te voeren naar de Noordzee.

En tot slot op dit punt, de hoogte van het peil wordt bepaald door de waterschappen. Dat doen de waterschappen al eeuwen. Daar hebben ze ook grote ervaring mee. De waterschappen worden democratisch gecontroleerd. En voor de liefhebbers: voor een goede balans in het waterbeleid houdt het CDA vast aan de geborgde zetels in het waterschap.

Dan medicijnresten.

De voorzitter:

Voordat u daarmee verdergaat, is er een interruptie van de heer Moorlag van de PvdA.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik moet even iets zeggen over die saldobenadering die de heer Geurts hier toepast. Hij zegt: er valt regen, het grondwater daalt; dat komt door een te grote verdamping en dat ligt niet aan onttrekkingen vanuit de agrarische sector. Dat kan er bij mij niet in. Er valt regen, dat zakt de grond in. Er verdampt inderdaad meer, maar als je dat water in de grond laat zitten en het er niet uitpompt, dan verdampt het toch ook niet? Dat is toch een wat te simpele benadering? Zou de heer Geurts dan toch niet eens moeten kijken hoe wij ons grondwater gaan beheren? Moet daar niet een goed plan voor moeten komen? Ik ben erg voor een MKBA-benadering. Dat wil ik de heer Geurts ook wel meegeven.

De heer Geurts (CDA):

Dank voor de positiviteit over een mogelijke motie die ik ga indienen. Het is toch echt zo dat de daling van de grondwaterstand een gevolg is van het neerslagtekort. Veel simpeler kan ik het niet maken. Dat is gewoon het feit. Ik heb daarbij betoogd dat de grondeigenaren ook met innovatieve andere maatregelen proberen om het beregenen tegen te gaan. Ik vind dat positieve ontwikkelingen. Maar het is echt zo simpel als ik het hier heb voorgesteld. Soms is het zo simpel dat we niet geloven dat het zo is.

De voorzitter:

Laatste interruptie, meneer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Maar ook als je zegt dat het niet ligt aan de verdamping maar dat het een neerslagtekort is: als er minder valt, moet je er ook minder uit pompen, lijkt mij toch. Zouden we niet op een andere manier naar grondwater moeten gaan kijken? Ik ben er ook erg voor om zuiniger met water om te gaan. We kunnen een voorbeeld nemen aan de glastuinbouw, waar veel minder water wordt gebruikt bij teelten. Ik maak toch wat bezwaar tegen een benadering alsof grondwateronttrekking helemaal niks te maken heeft met verdroging. Dat kost mij een beetje te veel lenigheid van geest.

De heer Geurts (CDA):

Dan zou ik toch tegen de heer Moorlag willen zeggen: denk er toch nog even goed over na hoe het in elkaar steekt, want de verlaging van het oppervlaktepeil is de afgelopen jaren fors verminderd; dat is juist verhoogd. Dat heb ik net ook aangegeven. Op steeds meer plekken worden de sloten zo veel mogelijk vol gehouden. Daarmee wordt zoetwater gebufferd. Bij mij in de buurt – dat zijn zandgronden – zijn ondernemers bezig om obstakels in sloten te plaatsen zodat water zo veel mogelijk gebufferd kan worden. Het waterschap waarin ik mag wonen, heeft naar ik meen 4 ton beschikbaar gesteld om innovaties in het veld aan te jagen. Het is echt zo simpel als ik het voorstel.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Wat ook simpel is en een feitelijke juistheid, is dat de afgelopen decennia dik vervierhonderdvoudigd is wat boeren en bedrijven in Nederland aan grondwater oppompen en gebruiken. Vervierhonderdvoudigd is dat! Ook het aantal boeren dat met grondwater beregent, neemt enorm snel toe. Dat blijkt gewoon uit cijfers die zijn gepubliceerd door het Landelijk Grondwater Register. Ik ben wel benieuwd hoe de heer Geurts daartegen aankijkt, want deze cijfers zijn toch ook gewoon feitelijke juistheden. En is het grondwater niet juist het probleem als het gaat om het behoud van drinkwater in Nederland?

De heer Geurts (CDA):

Ik heb niet al die cijfers in m'n hoofd, maar meestal als de Partij voor de Dieren met cijfers begint, zit daar een halve waarheid in en niet de hele waarheid. Dus ik zou me er eerst in moeten verdiepen. Ik heb juist aangetoond, ook met de voorbeelden, dat juist de grondeigenaren in het buitengebied steeds meer innovaties toepassen om het op de goede manier te doen. Ik hoop dat de Partij voor de Dieren daar ook eens oog voor gaat krijgen.

De voorzitter:

Laatste vraag, mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ja, dat is prima. Ik vind het wel net iets te makkelijk. Dit zijn geen cijfers van de Partij voor de Dieren maar van het Landelijk Grondwater Register. Ik vind dat u daar wel heel makkelijk overheen stapt. Dat zijn geen cijfers die ik hier zelf oplepel. Dit komt gewoon uit een artikel in Het Financieele Dagblad. Ik vind dat u er wel heel makkelijk eroverheen stapt dat grondwater door boeren dus aanzienlijk meer wordt gebruikt dan eerst en dat het gebruik zelfs vervierhonderdvoudigd is. Volgens moeten we ook dat probleem serieus aankaarten. Als het CDA dat niet inziet, dan vind ik dat echt wel een gemiste kans.

De heer Geurts (CDA):

Hier wordt weer een valse tegenstelling gecreëerd. Ik hoop dat de Partij voor de Dieren dan ook begrijpt dat die grondeigenaren in het buitengebied ook heel veel water opvangen, in ieder geval minimaal hetgeen ze gebruiken.

De voorzitter:

Daarmee vervolgt de heer Geurts zijn betoog. Hij zit op 2 minuut en 40 seconden.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Ik gaf net aan dat ik voor die geborgde zetels ben.

Dan kom ik bij de medicijnresten. Jaarlijks bereikt minstens 190 ton medicijnresten het oppervlaktewater. Dat is veel meer dan de eerdere schatting uit 2016 van 140 ton. Schrikt de Minister met de CDA-fractie hier ook zo van? En wat heeft de Minister nou ondernomen om het te laten dalen? Het is ook nog veel erger dan de eerder genoemde 190 ton. Ik kwam erachter dat de werkelijke hoeveelheid medicijnresten die in het oppervlaktewater komen, groter is. Al het medicijngebruik uit de vrije verkoop en uit de specialistische zorg is onbekend en wordt niet meegenomen. Als iedereen bijgekomen is van de schrik: het werkelijk onvoorstelbare is dat er ook geen rekening wordt gehouden met afbraakproducten die in het water weer de vorm van de oorspronkelijke werkzame stof kunnen krijgen. Dat is een zogenaamde terugvorming. Ik las in de cijfers van het RIVM dat de schattingen uiteenlopen van 50 tot 500 ton extra medicijnresten per jaar. Dat is een rapport van het RIVM uit 2016. Dan blijf de vraag over: welke maatregelen gaat de Minister nu nemen als je deze ongelooflijke getallen op je af ziet komen?

Voorzitter. Niet zo lang geleden, op 14 oktober, heeft de Europese Commissie de chemicaliënstrategie gepubliceerd. Dat is een onderdeel van de EU Green Deal. Dit loopt vooruit op het nulvervuilingsactieplan, dat in 2021 volgt. We moeten ons voorbereiden op dat beleid. Hoe gaat de Minister dat doen, vroeg ik mij af toen ik die stukken zat te lezen. Heeft de Minister een beeld van de impact van die komende strengere regels voor de Nederlandse situatie? De Europese Commissie wil de impact op het milieu van de productie en het gebruik van geneesmiddelen meenemen in de geneesmiddelenstrategie, die eind dit jaar gepubliceerd zal worden. Wat gaat de strategie van de Minister worden? Wordt het een een-op-eenovername van de EU-richtlijn of kiest ze voor een kop op die regelgeving? Ik zou daar vandaag graag wat duidelijkheid over ontvangen.

Voorzitter. Het CDA hecht aan de kwaliteit van drinkwaterbronnen. We zien echter medicijnresten als een van de grootst gevaren. Ik heb me al eerder uitgelaten over de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Ik ben voornemens straks een motie in te dienen die de regering verzoekt in kaart te brengen of de doelen wel haalbaar zijn en wat de maatregelen die nodig zijn om de richtlijn te halen, mogelijk zouden kosten. Want de publieke drinkwaterbedrijven in Nederland staan voor een ongekende opgave in de komende jaren. Een forse toename van het drinkwatergebruik, toenemende droogte en klimaatverandering komen daar allemaal boven. De financiering hiervan staat daardoor onder toenemende druk, mede door de zogenaamde WACC. De VVD-fractie sprak er net ook al over. Kan de Minister de drinkwaterbedrijven meer mogelijkheden geven om de financierbaarheid mogelijk te maken, zo vraag ik aan de Minister.

De voorzitter:

Meneer Geurts, voordat u verdergaat, er is een interruptie van de heer De Groot van de D66-fractie.

De heer De Groot (D66):

Het is fijn dat het CDA ook staat voor de doelen van de Kaderrichtlijn Water. Dat wordt nog een hele opgave, niet alleen vanwege de medicijnresten maar ook vanwege de nutriënten die vanuit de landbouw uitspoelen in met name de kleine wateren. Is de heer Geurts ook bereid om zich daarvoor hard te maken, om ervoor te zorgen dat we écht schoon water krijgen, ook vanuit de landbouw?

De heer Geurts (CDA):

Ik sprak over de doelen van de Kaderrichtlijn Water, en daar is dit ook een onderdeel van; laat daar dus geen onduidelijkheid over bestaan. Die afspraken hebben we gemaakt. Alleen, gezien de grote opgaves die er zijn maak ik me wel zorgen. Ik heb de medicijnen nog maar even als voorbeeld aangehaald, want in deze Kamer wordt regelmatig gesproken over gewasbeschermingsmiddelen, maar 140 ton resten van geneesmiddelen is ruim acht keer de hoeveelheid aan gewasbeschermingsmiddelen die in het oppervlaktewater terechtkomen. Dus laten we daar ook naar gaan kijken. Er is in het verleden – ik mag al geruime tijd Waterwoordvoerder zijn – wel over geneesmiddelen et cetera gesproken, maar echt grote stappen worden er niet gezet. Ik zie in ziekenhuizen hele mooie initiatieven maar ze stoppen op enig moment weer, omdat het geld op is. We hebben hier dus echt een megaprobleem. Dat zal ook de doelen voor de Kaderrichtlijn Water niet dichterbij brengen.

De voorzitter:

Laatste vraag, meneer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Dank voor het antwoord. Dan trekken D66 en CDA graag samen op om uiteindelijk die doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen als het gaat om resten van gewasbescherming, zeker ook resten van medicijnen, en de nutriënten uit de landbouw. Het is goed dat we alles op alles gaan zetten om die doelen te halen.

De heer Geurts (CDA):

Als er zo positief wordt geëindigd, ga ik daar niet meer op reageren, want dan kan het alleen maar slechter worden. Laat ik het daar even bij laten.

Voorzitter, ik ga verder met mijn betoog als u het toestaat, en kom bij de cybersecurity. Het voelt wat ongemakkelijk om over dit onderwerp te praten, met name over de veiligheid van de vitale waterwerken. In 2019 zijn we namelijk als Kamerleden vertrouwelijk gebriefd over de situatie. De Algemene Rekenkamer gaf in het openbaar aan dat onze tunnels, bruggen, sluizen en waterkeringen beter beveiligd zouden moeten worden tegen die aanvallen. Ik zou graag van de Minister horen hoe het er nu echt voorstaat. Zijn bijvoorbeeld alle conclusies en aanbevelingen echt opgevolgd en uitgevoerd? Want dat kan ik niet halen uit de procesbrief die we recent hebben gekregen. Als dat in een vertrouwelijke briefing besproken zou moeten worden, dan wil ik dat ook graag horen, want ik kan me voorstellen dat dit in een vertrouwelijke situatie met ons gedeeld moet worden. Maar ik wil het wél weten, zeg ik tegen de Minister.

Dan de situatie in Oost-Nederland. Begin juli 2019 hebben vele partners, waaronder Noordrijn-Westfalen en het ministerie, een overeenkomst getekend omtrent waterveiligheid en klimaat. Die afspraken zijn niet vrijblijvend maar kennen resultaatsverplichtingen. Nu is mij ter ore gekomen dat het ministerie – ik duid het maar even zo – weinig eigenaarschap toont. Daarbij is de Minister zich er voldoende van bewust dat die Duitse dijken, de zogenaamde dijkring 48, ook een deel van Nederland beschermen. Stel je nou voor dat het in Duitsland misgaat, dan hebben we in Nederland een probleem van ongekende omvang in het oosten en daarmee ook in de rest van Nederland. Binnenkort komt er een bestuurlijk Nederlands-Duitse bijeenkomst en ik vraag de Minister om daar zelf bij aanwezig te zijn en zich niet te laten vertegenwoordigen, want ik heb geleerd dat de Duitsers dat toch niet zo aardig vinden. Graag een reactie van de Minister.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat een vraag van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Die gaat nog wel over het vorige onderdeel. Ik ben blij dat het CDA in ieder geval de cybersecurity aanstipt, want ik was heel teleurgesteld dat van alle collega's behalve de heer Stoffer niemand gereageerd heeft op de mondelinge vraag bij het vragenuur naar aanleiding van het probleem van Waternet. Daar waren door ongelooflijk grove fouten 1,3 miljoen adresgegevens beschikbaar gekomen waarbij alles openstond voor hackers. Niemand heeft daarop gereageerd. Ik zou dus graag willen weten of de heer Geurts dan in ieder geval openstaat voor mijn pleidooi dat ik straks houd om de Minister hier echt meer regie op te laten nemen.

De heer Geurts (CDA):

Eerst even over het eerste punt: geen belangstelling tonen bij de mondelinge vragen. Ik zal even een samenvatting geven. Zoals u weet, worden er drie of vier mondelinge vragen gesteld en mag elke fractie maar twee vragen stellen. Er wordt binnen de CDA-fractie best wel gevochten over welke onderwerpen belangrijk zijn en welke woordvoerder een vervolgvraag mag stellen. Dat heeft er dus niks mee te maken dat het een onbelangrijk onderwerp is, maar met het feit dat er op dat moment door de fractie een andere keuze wordt gemaakt.

Dat gezegd hebbende: ik heb ook kennis genomen van wat mevrouw Van Brenk net aangaf. Ik denk dat daar adequaat op gereageerd is vanuit het kabinet, voor zover het erover gaat. Ik heb ook gezien dat waterschappen... Volgens mij is er zelfs al één waterschap gecertificeerd. Dat heeft het hoogste certificaat gekregen voor de informatiebeveiliging. Moet dat nog beter? Dat zou kunnen, maar dat hoor ik dan graag van de Minister. Ik vind dit een aangelegenheid die sec bij de waterschappen zelf thuishoort, omdat het hun gegevens zijn en we daar vanuit het Rijk niet direct over gaan. Waar ik hier over sprak, zijn de dingen waar met name de rijksoverheid over gaat: de tunnels, de bruggen, de sluizen en de waterkeringen. Dat vind ik het belangrijkste punt op dit moment.

De voorzitter:

De laatste vraag van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ja, dit is mijn laatste vraag, maar ik stel hem toch bij dit onderwerp. Voor mij zal dit ook een heel belangrijk punt worden richting de Minister. Ik vind het echt stuitend om te horen dat het CDA zegt: dit gaat de overheid niet zo veel aan. Potverdorie, we hebben hier het Nationaal Cyber Security Centrum, dat zegt: vitale aanbieders, je moet een incident of een inbreuk melden. Maar hier is er niets gebeurd door dat hele Waternet. Ik vind het echt ongelofelijk dat dat zomaar kan. Ik vind echt dat er onvoldoende gekeken wordt vanuit de regering naar de verantwoording over vitale zaken. Vitale waterwerken horen dat te melden. Het lijkt wel alsof het CDA dat niet belangrijk vindt.

De heer Geurts (CDA):

Ik vind dit wel een bijzondere voorstelling van zaken. Ik geef aan wat de prioriteiten bij de rijksoverheid zouden moeten zijn en dat dit een prioriteit is die bij de waterschappen ligt, maar dat wil niet zeggen dat wij het niet belangrijk vinden. Alleen, het ligt op een ander veld. Ook daar zitten volksvertegenwoordigers en ook daar is er sprake van een toezichthoudende taak. Mevrouw Van Brenk kan wel nee schudden... We hoeven hier als rijksoverheid toch niet alle taken van de gemeenteraden, de provinciale staten of het algemeen bestuur van een waterschap over te doen? Daar zitten ook volksvertegenwoordigers en volgens mij kunnen die hun werk heel goed doen. Als u nog meer vragen heeft over waar de rijksoverheid over gaat, dan zult u die aan de Minister moeten stellen en niet aan mijn fractie. Maar dat wil niet zeggen dat wij het niet belangrijk vinden. Het ligt gewoon op een andere plek, zeg ik tegen mevrouw Van Brenk.

De voorzitter:

U heeft nog bijna een halve minuut of iets meer, 35 seconden.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, ten slotte. Over de Waddenagenda is veel te doen. Het waddengebied, inclusief de noordelijke kleischil, wordt blijkbaar ineens aangewezen als nationaal park. Ik wil opheldering over wat dit betekent voor de landbouw, met name voor de pootgoedteelt in de noordelijke kleischil. Is de Minister bereid om eerst duidelijkheid te geven en om geen onomkeerbare stappen te nemen?

Ook een goede bereikbaarheid van de Waddeneilanden is van groot belang. Het CDA wil garanties van de Minister rondom het toekomstige vaargeulenonderhoud in de Waddenzee. Daarbij betrek ik ook het vaarwegonderhoud in de buitendelta en de Waddenzee. Kortom, houd de Waddenzeehavens bereikbaar, al is het alleen maar om mijn collega van de VVD, de heer Dijkstra, zijn Waddenuitje te kunnen gunnen. Graag hoor ik welke garanties de Minister ons, maar nog belangrijker de Waddenzeehavens en de heer Dijkstra, gaat bieden.

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Ik kijk nog even rond. Dan komen we bij de volgende spreker. Dat is de heer Laçin van de SP. Hij heeft zeven minuten in de eerste termijn.

De heer Laçin (SP):

Dank, voorzitter. Tijdens het vorige WGO heb ik benadrukt dat 2020 een belangrijk jaar zou worden als het gaat om onze waterkwaliteit en de waterbeschikbaarheid. Dat belang is met de klimaatverandering en de veranderende weersomstandigheden, zoals extreme buien en lange perioden van droogte, niet minder geworden. Ik zal daar later in mijn inbreng op terugkomen, want ik wil beginnen met de waterveiligheid.

Voorzitter. Met ons Deltaprogramma en onze deltacommissaris zijn we een voorbeeld voor veel andere landen. Qua watermanagement doen we voor weinig landen onder. En toch is het belangrijk dat we rekening houden met de veranderende omstandigheden, zoals een stijgende zeespiegel en dijken die op tijd versterkt moeten worden. Ik heb helaas het gesprek met de deltacommissaris een paar weken terug moeten missen, maar wat mij wel is bijgebleven van ons gesprek met de deltacommissaris vorig jaar, is dat hij zei dat er wekelijks 1 kilometer aan dijkversterking moest plaatsvinden. De vraag aan de Minister is of dat ook gebeurd is en waar dit dan heeft plaatsgevonden. Ik zal niet elke kilometer nagaan, maar ik zou hier wel graag een toelichting op willen.

Voorzitter. Ik wil het ook hebben over cyberveiligheid. De heer Geurts zei er al het een en ander over, maar ik ga me vooral aansluiten bij het punt van mevrouw Van Brenk. Want de brief die de Minister hierover naar de Kamer stuurde, stelt ons niet gerust. Daarin schrijft de Minister dat ze op basis van de Waterwet en de Drinkwaterwet systeemverantwoordelijk is voor de continuïteit van het waterbeheer en de openbare drinkwatervoorziening, en daarmee dus ook voor de cybersecurity. Ook is zij rechtstreeks verantwoordelijk voor Rijkswaterstaat en is zij de bevoegde autoriteit voor drinkwaterbedrijven die zijn aangewezen als aanbieder van essentiële diensten.

Maar als het gaat om de digitale beveiliging van Waternet, dat onder meer verantwoordelijk is voor het drinkwater en de afvalwaterzuivering in en rondom Amsterdam, wijst ze naar de gemeente Amsterdam en het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht. Die digitale beveiliging bleek na onderzoek van Follow the Money zo lek als een mandje. Deze Minister moet haar verantwoordelijkheid nemen en ingrijpen waar dat kan, ook omdat Waternet een kritisch extern onderzoek heeft achtergehouden voor de ILT. Het is toch volstrekt onvoldoende als de ILT pas over een paar maanden met een completer beeld van de situatie komt? Wat is er de afgelopen maanden gebeurd om de gaten in het systeem te dichten en de beveiliging op orde te brengen? Wat ons betreft had dat al gebeurd moeten zijn en kunnen we niet nog maanden wachten om een beter beeld te krijgen. Over andere drinkwaterbedrijven schrijft de Minister dat de ILT geen signalen heeft van misstanden, maar is het niet verstandig dat de ILT actief toezicht gaat houden bij de drinkwaterbedrijven, zodat de verbeterpunten die naar voren komen bij de auditrapporten, snel worden opgevolgd? Graag een reactie van de Minister.

Voorzitter. Dan kom ik bij het Bestuursakkoord Water. Dat akkoord loopt eind dit jaar af. Ik heb daarom afgelopen juni, tijdens het AO Water, gepleit voor een nieuw akkoord, omdat intensieve samenwerking tussen Rijk, VNG, IPO, de Unie van Waterschappen en Vewin belangrijk is voor bescherming tegen cybercrime maar ook voor het leveren van kwalitatief goed water en voldoende zoetwater. Maar de Minister schrijft dat een formele voortzetting er voorlopig niet in zit, omdat de verkiezingen naderen en andere departementen betrokken moeten worden, bijvoorbeeld bij opgaven in de fysieke leefomgeving. Maar beide argumenten zijn wat de SP betreft onvoldoende. Samenwerking op waterveiligheid en waterkwaliteit staat wat mij betreft los van politieke kleur. En andere departementen die een bijdrage moeten leveren, moeten door deze Minister, als verantwoordelijke, hierbij betrokken worden. Is de Minister het daarmee eens? Gaat zij zich toch inzetten om snel tot een nieuw akkoord te komen?

Voorzitter. Dan de waterbeschikbaarheid. Door langdurige droogtes in opeenvolgende jaren moet het beschikbare grond- en oppervlaktewater beter verdeeld worden en moet er overgeschakeld worden naar een systeem van beter vasthouden in plaats van afvoeren. Dit vergt regie en samenwerking. Wat gaat de Minister doen om te komen tot een gezond watersysteem en om deze vervolgens te bevorderen en te bewaken? Welke plannen liggen er bijvoorbeeld om het kunstmatig laag houden van het waterpeil te stoppen? Graag een reactie.

Voorzitter. Het kwam net ook al naar voren bij de interruptie bij de heer Van Aalst: de kwaliteit van drinkwaterbronnen staat steeds meer onder druk. Dit blijkt ook uit de Nationale analyse waterkwaliteit. Onder andere chemische stoffen, zoals inderdaad medicijnresten en bestrijdingsmiddelen, zorgen ervoor dat de waterkwaliteit verslechtert op sommige plekken en er meer gedaan moet worden om schoon drinkwater te krijgen. Ik heb vorig jaar in dit debat gehamerd op de doelen uit de Kaderrichtlijn Water, die net ook ter sprake kwam, die nog lang niet in zicht zijn. Er wordt nu gewerkt aan de stroomgebiedbeheerplannen en aan het Nationaal Water Programma. Uiteindelijk moeten deze deels regionale plannen bij elkaar gebracht worden om de KRW-doelen te halen en de drinkwaterkwaliteit te verbeteren. Hoe houdt de Minister hier zicht op? Kan zij met zekerheid zeggen dat deze plannen en maatregelen voldoende zullen zijn om de KRW-doelen voor 2027 te halen? Ik ben ook benieuwd naar de motie van de heer Geurts hierover.

Voorzitter. Ik heb eerder dit jaar een motie ingediend om de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging voor pfas in gebieden waar grondwater wordt gebruikt voor drinkwatervoorziening gelijk te stellen aan de indicatieve niveaus voor drinkwater zelf. Naar aanleiding van die discussie is er een onderzoek gestart naar de relatie tussen beide en de KRW-doelstellingen. Hoe staat het met dit onderzoek? Is de Minister het met mij eens dat er geen definitieve niveaus voor pfas vastgesteld kunnen worden totdat dit onderzoek is afgerond en ook gedeeld is met de Kamer?

Tot slot nog één punt, voorzitter. Dat zijn de Wadden, door meerderen hier aangehaald. Dan wil ik beginnen bij de scheepvaart. De ramp met de MSC Zoe heeft enorme gevolgen gehad voor de natuur. Die zijn bijna twee jaar na de ramp nog steeds zichtbaar. We hebben als Kamer meerdere moties ingediend en aangenomen om de zuidelijke vaarroute te sluiten bij slechte weersomstandigheden. De Minister wil daar niet aan, maar wat heeft zij tot nu toe gedaan om samen met Duitsland en Denemarken te komen tot afspraken die een nieuwe ramp moeten voorkomen?

Tijdens de hoorzitting van een paar weken geleden vroeg de FNV aandacht voor het belang van sjorren. De steeds groter wordende schepen en de automatisering hebben het risico op slecht sjorren en verlies van containers vergroot. Wat kan de Minister doen om dit zowel nationaal als internationaal te verbeteren? Het antwoord daarop kan wellicht ook donderdag komen, maar misschien ook nu.

Voorzitter. Bij de Wadden, dat aangewezen is als UNESCO Werelderfgoed en Natura 2000-gebied, passen geen grootschalige economische activiteiten als het boren naar gas en zoutwinning. De bodem van de Waddenzee wordt aangetast voor het economisch belang van bedrijven als de NAM en Frisia. Dit moet wat ons betreft zo snel mogelijk stoppen. De regio moet hierin leidend zijn. Wat gaat de Minister doen met haar collega van EZK, de heer Wiebes, om dit voor elkaar te krijgen? Mevrouw Bromet stelde er ook al een vraag over. Onder meer de Waddenvereniging heeft aangegeven zich zorgen te maken over de cumulatieve effecten van alle activiteiten in het gebied. Wij delen die zorgen heel erg. Het is verstandig dat hier onderzoek naar wordt verricht. Graag hoor ik van de Minister wie of welke partij hiervoor verantwoordelijk wordt gemaakt en ervoor gaat zorgen dat er een helder beeld komt van alle cumulatieve effecten, zodat we dat kunnen blijven volgen en daar vragen over kunnen blijven stellen. Daar wil ik het in mijn eerste termijn bij laten.

Ik wil me nog wel aansluiten bij de vragen over de Afsluitdijk. Ik zal daar zelf op terugkomen in het MIRT-debat als het gaat om de fietsers en dergelijke. Maar die vragen zijn nu gesteld. Daar sluit ik me dus bij aan.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we bij de volgende spreker. Dat is de woordvoerder van D66 voor acht minuten in eerste termijn.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dit is waarschijnlijk het laatste Water en Wadden-WGO in deze periode. Het zijn ook wel mijn twee lievelingsonderwerpen, moet ik eerlijk zeggen. Dat geldt zeker voor de Wadden.

Water, voorzitter. We zijn als Nederlanders eigenlijk maar verwend als het gaat om water. Schoon water komt uit de kraan en dat vinden we vanzelfsprekend. We zijn er altijd goed in geweest om hoogwater op te vangen met onze dijken. Maar de afgelopen jaren hebben we ook gezien dat dat eigenlijk helemaal niet zo vanzelfsprekend is. We hadden drie gortdroge zomers. Onze natuur verdroogde, de landbouw leed verliezen en de huizen verzakten. Naast extreme droogte zagen we ook steeds meer extreme vernatting, met stormen, met straten die blank stonden en met een enorme hoeveelheid regen. De deltacommissaris zei het nog: willen we het hoofd boven water houden, dan moet er echt een tandje bij.

Voor dat extra tandje moeten we een van de grootste knelpunten in de wateropgave aanpakken. We moeten namelijk erkennen dat water als een rode blauwe draad tussen de grote opgaven loopt. Wonen, werken, verkeer en landbouw; in alle vraagstukken speelt dat water een centrale rol. Wij hebben eigenlijk sinds de Tweede Wereldoorlog tussen alle functies hekjes gezet. D66 vindt het tijd dat we die hekjes weer opengooien. Het Noordzeeakkoord is een mooi voorbeeld van over die schutting, over dat hekje kijken, om te kijken of je tussen die windmolenparken ook kunt werken aan natuurversterking of misschien de kweek van zeewier. Verschillende transities gaan allemaal hand in hand.

Dan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Bij die waterveiligheidsopgave zie ik toch weer die hekjes waar ik het net over had. In het programma Ruimte voor de Rivier zagen we dat het werkelijk loont om waterveiligheidsprojecten te doen met de natuur. Zelfs de heer Van Aalst komt een beetje die richting op. Want die natuur kan ook een grote spons zijn om het water vast te houden. Daarom nam de Kamer in 2018 ook de motie van D66 aan die zei: neem de lessen uit dat programma nou mee naar dat Hoogwaterbeschermingsprogramma. Maar uit het advies van het College voor Rijksadviseurs van juli moet ik concluderen dat dit onvoldoende is gebeurd. Mooie projecten zijn vooral een kwestie van toeval en geluk, stelden zij. Het is afhankelijk van het enthousiasme van een enkele ambtenaar of projectleider. Alhoewel ik blij ben dat we in Nederland dat enthousiasme zeker zien, ook bij waterschappen, lijkt het alsof deze mensen door het ministerie eerder worden tegengehouden dan gestimuleerd om met projecten te komen die ook natuur- en omgevingswaarden hebben. De Minister zegt immers zelf: alles buiten waterveiligheid dat wordt geambieerd, moet extern worden gefinancierd. En daar moeten ze dan zelf potjes voor vinden. Terwijl de Minister het dus steeds heeft over zo veel mogelijk meekoppelen, zie ik een praktijk waarin dit gewoon niet wordt gestimuleerd.

Voorzitter. Dat is werkelijk zonde, want Nederland is te klein en de opgaves die we hebben, zijn te groot om niet met elk project ook meer natuur en leefomgevingskwaliteit te creëren. Ik wil de Minister daarom vragen: hoe gaat zij naast monitoren hoe vaak wordt meegekoppeld, ook actief stimuleren dat dit gebeurt? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat die doelstellingen uit de NOVI en de Omgevingswet om zo veel mogelijk functies te combineren, nu en straks zo goed mogelijk zijn geborgd in alle waterveiligheids- en riviermanagementprojecten?

Dan, voorzitter, vismigratie. Als ik het over natuurbehoud in het waterbeheer heb, dan kom ik al snel op vismigratie. We weten allemaal dat trekvissen zoals de paling het moeilijk hebben. De passeerbaarheid van onze rivieren is van groot belang in het ervoor zorgen dat beschermde trekvissen niet meer op de Rode Lijst hoeven te staan. De Minister zei in het vorige overleg: tegen 2021 zijn duizend knelpunten opgelost. Dat zou ze tot 2027 doorzetten. Ik vraag me af: wat is hier de stand van zaken en in welk programma is dit geborgd?

Dan de droogte. Complimenten aan de Minister voor de stappen die al zijn gezet. Ik vraag me alleen af – D66 vraagt zich alleen af – of we het daarmee ook redden. Want als ik kijk naar het droogteprobleem, zie ik vooral nog een heel bestuurlijk circus. Ik zie bijvoorbeeld nog geen goed antwoord op de vraag van wie het grondwater nou is en hoe we daar regie op moeten voeren. Wat ik wel zie, zijn boeren die enerzijds in de winter nog steeds vooral water willen wegpompen in de waterschappen en die anderzijds schadevergoeding eisen van drinkwaterbedrijven in de zomer omdat het grondwaterpeil te laag staat. Ik zie woningeigenaren die volgens een recent onderzoek van Deltares straks misschien honderdduizenden euro's kwijt zijn aan het lage grondwaterpeil. En ik zie drinkwaterbronnen die steeds kwetsbaarder worden.

Met de Beleidstafel Droogte en het Deltaprogramma Zoetwater zijn mooie stappen gezet, maar de fundamentele zaken lijken te blijven liggen. Ja, de NOVI spreekt sommige van dit soort kwesties aan, zoals het idee dat de functie het peil moet volgen, maar een volledig ander watermanagement kan niet alleen op de Omgevingswet leunen. Dat moet ook geborgd worden in alle wetten en beleidsstukken over water en in de landbouwtransitie om maar een voorbeeld te noemen. Ik vraag de Minister of zij de Omgevingswet gaat verankeren in de Waterwet en het bredere waterbeleid, zoals het NWP. Gaat ze ook in overleg met haar collega's bij LNV om te kijken of de waterproblematiek ook in de landbouwtransitie een prominentere rol kan spelen?

Het is ook tijd voor het scheppen van orde in de bestuurlijke chaos. Ik sprak laatst iemand uit de waterwereld en die zei dat je twintig jaar in het wereldje kan zitten en dat dan nog steeds de bestuurlijke drukte, alle overleggen, beleidstafels en weet ik niet wat je kunnen duizelen. Logisch dat de vraag van wie het grondwater is in het algemeen zo'n hoofdpijndossier is geworden. Goed dat de Minister heeft aangekondigd een interbestuurlijke studiegroep – daar heb je er weer eentje – grondwater in te stellen, maar dan wil ik wel weten wanneer we daar de resultaten van kunnen verwachten, of hiermee de taakverdeling tussen provincies, gemeenten en waterschappen ook echt fundamenteel beter wordt bepaald, inclusief de regie van het Rijk, en of ze hiermee het vraagstuk gaat oplossen van van wie het grondwater is. Wordt dat ook meegenomen in een nieuw te sluiten Bestuursakkoord – daar is er weer een – Water?

Dan de Kaderrichtlijn Water. Er zijn collega's die daar ook aandacht voor hebben gevraagd. Het dreigt, volgens de fractie van D66, echt een PAS 2.0 te worden, want we weten nu al dat we de doelstellingen niet gaan halen. We zitten met het mestbeleid en we zitten met de Nitraatrichtlijn. De actieprogramma's daarbij zijn tot nu toe niet in staat geweest om echt te zorgen voor schoon grondwater. Dat moet u toch ook aan het hart gaan. Kan de Minister als eindverantwoordelijke voor de Kaderrichtlijn Water in overleg treden met haar collega van LNV om te kijken of ook in het Deltaprogramma Agrarisch Waterbeheer wat meer verplichtende maatregelen kunnen worden ingebouwd?

Voorzitter. Ik wil graag positief afsluiten op het onderwerp water.

De voorzitter:

Voordat u dat gaat doen, is er een interruptie van de heer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik was even benieuwd naar wat u zei over de Kaderrichtlijn Water. U gaf aan dat uw vraag was: wat zou je dan moeten doen? U gaf eigenlijk direct zelf het antwoord – u moet het zo maar even herhalen – namelijk: je moet agrarisch kijken, samen met die andere Minister. Maar als dat nou ook niet voldoende is? Wat dan? Ga je dan op een gegeven moment ook kijken: jongens, moeten heel Nederland platleggen om de Kaderrichtlijn Waterdoelstellingen te halen of gaan we kijken of het op een andere manier wel lukt? Wat gaan we nou doen?

De heer De Groot (D66):

De heer Dijkstra van de VVD denkt heel digitaal: platleggen versus het allemaal maar op zijn beloop laten. Daar is geen sprake van. We hebben een mestbeleid dat nu 30 jaar lang niet in staat is geweest om de verontreiniging van ons grondwater met nutriënten uit de agrarische sector tegen te gaan. Dat betekent dus dat je daar echte keuzes moet maken. Dat betekent dat je echt moet zorgen dat het mestbeleid werkzaam wordt gemaakt. Er ligt nu een voorstel van de Minister van LNV, waarin eigenlijk die keuzes niet worden gemaakt. De grote keuze die je daar moet maken, is: welke veehouderij is nou grondgebonden en welke niet. Daar moet een definitie van komen. Dat is een van die zaken. Dat betekent dat we niet moeten doorgaan met denken «we halen het wel» of moeten spreken in termen van «dan leggen we het hele land plat», want daar ga je ook niks mee redden, maar dat we gewoon echt moeten kijken welke maatregelen we echt moeten gaan nemen en welke keuzes we met elkaar moeten gaan maken.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat is voor een deel een antwoord op mijn vraag, mestbeleid. Dan moet je ook aangeven hoe en wat dan. Dan moet je ook leveren. Dan moet je ook de consequenties weten. Wat denkt u dan van het buitenland? Ik zag laatst een reportage over België, dat er nog steeds 400.000 woningen niet op het riool zijn aangesloten. Ook dat spul sijpelt door naar Nederland. Wat gaat u daar dan aan doen als D66?

De heer De Groot (D66):

Natuurlijk ga je daar met de Belgen over spreken.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik vind het allemaal nog een beetje vrijblijvend van de heer De Groot van D66. Natuurlijk willen we het probleem oplossen, maar je moet ook kijken of het haalbaar, betaalbaar en realiseerbaar is. Als je inderdaad te maken hebt met dit soort excessen, zoals in België, en u stipt het mestbeleid aan en u wordt daar verder weinig concreet in, dan denk ik dat het aanmodderen blijft wat u betreft. Ik denk dat het ook wel handig is om bij D66 enig realisme tussen de oren te krijgen: kan het überhaupt wel? Die vraag moet je ook durven stellen, want anders blijft u er omheen draaien.

De heer De Groot (D66):

De VVD is een partij die nu al tien jaar in de regering zit en in die tijd heeft de VVD zogenaamd het realisme betracht. Dat heeft ertoe geleid dat we met een gigantisch probleem zitten met de natuur, dat de boeren nog steeds geen toekomst hebben en dat we de Kaderrichtlijn Water niet gaan halen. Als dat realisme is … Dat is gewoon pappen en nathouden. D66 heeft voorstellen gedaan – ik zal ze hier niet herhalen want daar zal de voorzitter mij wellicht de ruimte niet toe geven, maar anders graag – om de problemen daadwerkelijk bij de wortel aan te pakken. De VVD weigert de keuzes te maken die daarvoor nodig zijn.

De voorzitter:

Laatste vraag, meneer Dijkstra.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dan hadden we toch even een mooi debat met de heer De Groot. Ik stel voor dat hij die voorstellen gewoon indient. Dan kijken we hoeveel draagvlak daarvoor is. De consequenties moet u dan ook accepteren.

De heer De Groot (D66):

Ik zie de heer Geurts lachen, maar u kunt het even navragen bij uw collega's in de commissie voor Landbouw. Er zijn tientallen voorstellen door D66 gedaan en ook door deze Kamer aangenomen.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik was wel even nieuwsgierig. Ik hoor de heer De Groot beginnen met «we moeten de hekjes weghalen», maar naarmate het verhaal vorderde, kwamen er volgens mij steeds meer hekjes bij. Het is namelijk D66 dat juist die hekjes plaatst tussen de boeren en de rest. Het is juist D66 dat het hekje plaatst tussen het positieve verhaal van het Noordzeeakkoord en de vissers daarbuiten laat, die daar niet voor wilden tekenen. Dus als we het over realisme hebben, vraag ik me iets af. U heeft net een verhaal gehouden over hekjes weghalen, maar u heeft alleen maar meer hekjes neergezet.

De heer De Groot (D66):

Dank voor deze vraag. Het gaat nou juist om de manier waarop je de landbouw gaat bedrijven, dat je dat met de natuur gaat doen. We hebben een soort industriële landbouw en die mag zijn gang gaan, terwijl de ammoniak op het dichtstbijzijnde natuurgebied neerslaat en in het grondwater, dat verder doorstroomt, de vervuiling zit. Je moet zorgen dat je het met die natuur doet. Je moet dus geen scheiding maken tussen landbouw en natuur, maar je moet het met de natuur doen. Zo kom je weer in evenwicht en zo kun je ook blijven genieten van die mooie natuur, waar ook uw achterban, neem ik aan, gaat wandelen.

De voorzitter:

De heer Van Aalst, laatste vraag.

De heer Van Aalst (PVV):

Ja, laatste vraag. Het is natuurlijk heel gek om uit de mond van D66 horen dat we de balans moeten zoeken met de natuur. Het waren potverdorie honderden jaren lang de boeren die die combinatie opgezocht hebben, die ervoor gezorgd hebben dat ik inderdaad op zondag met mijn gezin de natuur in kon en dat die er prachtig bij lag. U bent degene die zegt: «We draaien die boeren de nek om. We gaan ze halveren. We moeten ermee kappen. Het is allemaal ellende wat die mensen veroorzaken.» U helpt hele gezinnen naar de knoppen en vervolgens gaat u zeggen: we moeten de balans zoeken. Ik kan u één ding vertellen: de constatering die ik vandaag doe, is dat D66 de balans volledig kwijt is.

De heer De Groot (D66):

Als de heer Van Aalst van de PVV het voor het zeggen krijgt, houden we helemaal geen natuur meer over in Nederland. We moeten erkennen dat de landbouw zoals we die nu kennen op een aantal terreinen te ver is doorgeschoten, dat we niet in staat zijn om de negatieve aspecten daarvan op ons water en op de schone lucht teniet te doen. Dat betekent dat we gewoon daar heldere keuzes in moeten maken. D66 heeft inderdaad gezegd dat je daarvoor de veestapel moet halveren. Dan kom je weer in evenwicht en dan krijg je een landbouw die ook voor de boeren weer toekomst biedt. Dat is een sociaal verhaal. Dat heeft niets te maken met het halveren van het aantal boeren, maar met het halveren van de veestapel, het bieden van een toekomst voor de boeren die willen stoppen en het helpen van boeren die door willen gaan met een duurzamere manier van landbouw zodat we ook nog van de natuur kunnen genieten.

De voorzitter:

Dan gaat de heer De Groot nu door met zijn betoog. Hij heeft nog een kleine twintig seconden. Maar u mag ook gebruikmaken van uw tweede termijn, meneer De Groot. Die tijd mag u erbij trekken hoor.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er kwam een compliment aan dus dat wil ik wel even horen!

De heer De Groot (D66):

Ik neem nu wat spreektijd van de Minister over. Ik heb een heel mooi voorbeeld en dat gaat over het Panorama Waterland. Dat is een project van Vitens. Ik ga daar natuurlijk nu geen promotie voor maken, maar ik doe het toch stiekem wel. Dit soort projecten laat heel goed zien waar we naartoe moeten. Met slimme technieken wordt water daar optimaal vastgehouden op de droge zandgronden, door het watersysteem zo in te richten, op een andere manier, dat die natuur een spons wordt en het water wordt vastgehouden. Dat doe je met de natuur, zeg ik tegen de heer Van Aalst. Die heeft toch geen interrupties meer. Dan ga je dus ook de landbouw aanpassen aan de natuur. Dan hou je een schitterend gebied over waar nog voldoende water is, waar de natuur niet verdroogt en waar mensen kunnen wonen en recreëren en nog jaren kunnen genieten. Hoe kunnen we nou dit soort projecten beter ondersteunen? Helpt het aanwijzen van dit soort gebieden als NOVI-gebied daar bijvoorbeeld bij?

Dan moet ik toch ook nog de Wadden nog doen, voorzitter. Ik ga dat kort houden. Er is door anderen ook al wat over gezegd. We hebben een hoofddoelstelling. Dat is een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en behoud van het unieke open landschap. Het is een enorme opgave om dat te gaan halen. Ik zie in de ontwerpagenda niet bepaald heldere keuzes over zaken die toch echt wel schuren met die hoofddoelstelling. Het is dus een document waarin eigenlijk die keuzes niet worden gemaakt. Het gaat om keuzes die we moeten maken ten aanzien van de delfstofwinning en de garnalenvisserij. Ik wil daarom graag weten welke aanpassingen in het beleid er zijn of worden gemaakt in deze gebiedsagenda – wat gaat u, als u dan die keuze maakt, niet meer doen? – en in het uitvoeringsprogramma, zodat die doelstellingen alsnog behaald gaan worden. Welke keuzes worden gemaakt en hoe worden wij als Kamer meegenomen in het uitvoeringsprogramma? Hoe gaat dat bijdragen aan het behalen van die hoofddoelstelling? Komt hiervoor bijvoorbeeld een jaarlijkse rapportage?

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Dan komen we bij de collega van de PvdA. Dat is de heer Moorlag. U hebt zes minuten voor uw inbreng in eerste termijn en drie in de tweede, meneer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik zou bijna wat van mijn spreektijd uitlenen aan de heer De Groot, die zo gloedvol sprak over innovatie. Dat sluit ook aan bij wat mevrouw Bromet stelde over de dijk bij Uitdam. Dat zou ook wel wat innovatiever kunnen. Ik heb ook signalen gehad dat het mensen echt door de ziel snijdt dat daar beton wordt gebruikt. Als er iets is wat zich leent voor innovatie waar je mensen blij mee zou kunnen maken, is het toch een andere bekleding van die dijk.

Ik kom bij mijn eerste hoofdpunt en dat is hoe de weg- en waterbouw erbij ligt. Dat is niet goed op dit moment. De effecten van de coronacrisis zijn merkbaar. Die trekt een verwoestend spoor door de economie heen. Je zult ook zien dat een aantal medeoverheden de hand op de knip houdt en dat daardoor minder weg- en waterbouwprojecten doorgaan. Wij hebben een deltaprogramma. Zoals door een van de sprekers al is gezegd, moet er elk jaar een kilometer dijk bij komen en moet er nog veel meer gebeuren. Maak daar nou eens anderhalve kilometer van de komende jaren, of twee kilometer of drie kilometer. Daarmee kunnen wij werkgelegenheid behouden en kunnen we voorkomen dat mensen de WW ingaan. Ik heb ook goed nieuws: het kost helemaal niks. Het zijn kosten die je in de toekomst moet gaan maken. Die kosten trek je weliswaar naar voren toe, maar met een negatieve rente kost je dat letterlijk niks. Je spaart ook toekomstige uitgaven uit. Mijn vraag aan de Minister is of zij bereid is om die investeringen, onder meer in het deltaprogramma, maar ook in andere infrastructurele werken die onder haar bevoegdheid vallen, te gaan versnellen.

Een van de zaken die niet versneld worden maar zelfs wat vertraagd, is de Afsluitdijk. Dat is toch wel weer een pareltje aan een kralenketting van projecten die niet binnen budget en ook niet binnen planning worden gerealiseerd. In Friesland is er veel zorg bij de mensen of een herziening van het project niet leidt tot aantasting van de functionaliteit, maar ook van de esthetiek van het project. De Afsluitdijk is belangrijk. Het is niet alleen een waterkering, maar ook een iconisch object. Het is samen met de Chinese Muur een van de weinige dingen die je vanuit de ruimte kunt zien. Ik heb zelf nog nooit de blik vanuit dat perspectief erop mogen werpen, maar de Afsluitdijk is iconisch, belangrijk voor toerisme en recreatie en belangrijk voor de natuur. Wil de Minister er zorg voor dragen dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de functionaliteit en de esthetiek van het project?

Voorzitter. De drinkwaterbedrijven staan voor kolossale investeringen. Die investeringen zijn misschien niet zo groot als die van de elektriciteitsnetwerkbedrijven, die de komende jaren 40 miljard moeten investeren, maar er moet wel flink worden geïnvesteerd. Dat zijn verantwoorde investeringen. Er is zorg in de drinkwatersector of er wel voldoende investeringscapaciteit komt. Daar heeft de afkorting «WACC» betrekking op, die staat voor de gemiddelde kosten van kapitaal. Op welk niveau wordt dat vastgesteld? Daar hoeft de Minister hier geen antwoord op te geven, want daar is een heel proces voor. Wel is mijn vraag aan haar of zij wil bevorderen dat de waterbedrijven financieel gezien ruim genoeg in de jas komen te zitten om de noodzakelijke investeringen te doen, dus niet om dividenden aan de aandeelhouders te gaan verhogen – er zijn gelukkig ook waterbedrijven die helemaal geen dividend uitkeren – maar wel om voldoende investeringscapaciteit te hebben.

Voorzitter. Dan het grondwater. Daar hebben we toch jarenlang heel weinig oog voor gehad. Ik schrok eerlijk gezegd van de twee artikelen die vorige week in Het Financieele Dagblad stonden, waarin alles heel systematisch en compact in kaart is gebracht. Het deed mij een beetje denken aan de manier waarop wij in het verleden met de natuur omgingen. Tijdens aardrijkskundeles heb ik nog landkaarten gezien waar geen «natuur» op stond, maar «woeste gronden». Die schreeuwden erom om ontgonnen te worden. Met grondwater is het in feite ook zo: ach, wat je nodig hebt, dat gebruik je maar en trek je er maar uit; wie het eerste komt, die het eerste maalt. Maar we komen toch met verdelingsvraagstukken te zitten. Hoe gaat de Minister die verdeling regelen? Hoe gaat zij die verantwoord beheren? Hoe gaat zij, in termen van sommige collega's, goed rentmeesterschap op het grondwater uitoefenen? Het is gewoon een schaars goed. Er moet echt iets mee gebeuren. Zo goed als wij onze waterhuishouding bovengronds op orde hebben, zo slecht lijkt het ondergronds het geval te zijn. Dat is de afgelopen jaren trouwens met meer beleidsitems zo geweest. Het is ook niet voor niks dat er pas heel laat een structuurvisie voor de ondergrond is gekomen. Je zou je bijna moeten afvragen of er geen structuurvisie voor het grondwater zou moeten komen. Hoe kijkt de Minister daartegen aan?

De zorgen over de Kaderrichtlijn Water zijn mij ook uit het hart gegrepen. Gaan we het allemaal wel halen? Naar mijn smaak moet dat wel. Ik geloof niet in de tegenstelling tussen ecologie en economie, iets wat de heer Dijkstra verwoordde. Er werd laatst gezegd: als je voor natuur bent, ben je niet automatisch tegen boeren. Omgekeerd is dat ook niet het geval. Ook hier moeten gewoon tijdig de goede investeringen worden gedaan. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat we daar het tempo in houden? Hoe gaan we bijvoorbeeld niet alleen kijken naar de medicijnresten, die een terecht punt van zorg zijn van de heer Geurts, maar gaan we bijvoorbeeld ook om met bestrijdingsmiddelen? Ik adviseer de Minister om haar ogen en oren wijd open te houden als de NVWA in de ministerraad aan de orde komt. Het blijkt gewoon dat toezicht en handhaving op een heleboel terreinen ernstig tekortschieten. Dat heeft ook impact op het waterbeleid. Mijn vraag aan de Minister is of zij daar met een meer dan lui oog naar zou willen kijken.

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Dan komen we nu volgens mij uit bij de ChristenUnie. Mevrouw Dik-Faber heeft vier minuten in de eerste termijn.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb de stopwatch aangezet. Nederland en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Water heeft ons veel gekost. Ik denk aan de Watersnoodramp van 1953, maar ook aan de grote overstroming die in 1995 dreigde. Onze kennis van water heeft ons ook veel opgeleverd en wordt wereldwijd geprezen en vermarkt. Er zijn echter uitdagingen waar we nog niet eerder voor hebben gestaan. Klimaatverandering zorgt voor perioden van droogte, waardoor we veel meer ons best moeten doen om water vast te houden in plaats van weg te voeren. Ook zorgen medicijnresten, microplastics en chemische stoffen ervoor dat de kwaliteit van ons water, ons drinkwater en daarmee ook onze leefomgeving en onze gezondheid onder druk staan.

Eerst maar even de droogte. Om voldoende zoet water voor verschillende functies beschikbaar te hebben, ook in periodes van droogte, moet ons watersysteem opnieuw worden ingericht. In de NOVI, de Nationale Omgevingsvisie, staan goede uitgangspunten. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat deze ook doorwerken in het provinciale en gemeentelijke ruimtebeleid? Hoe kan water drager worden van onze ruimtelijke inrichting? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat bedrijven en consumenten er ook veel bewuster van worden dat zoet water steeds meer een schaars goed is?

Dan geneesmiddelen. Uit recent onderzoek van RIVM en Deltares blijkt dat er zich in grond- en oppervlaktewater veel meer medicijnresten bevinden dan eerder werd geschat. Dat is buitengewoon schadelijk voor zowel onze eigen gezondheid als voor bodem, plant en dier. Sinds de door mij geïnitieerde rondetafel in 2013 – ik schrok er even van, maar die was in 2013, zeven jaar geleden – is het gevoel van urgentie bij alle ketenpartijen gegroeid. Maar gebeurt er nu wel voldoende om dit probleem aan te pakken? Ik denk dan niet alleen aan de end-of-pipemaatregelen, zoals zuiveringen en inzameling door apothekers, maar ook aan een bronaanpak. Zijn de meest voorkomende stoffen nu genormeerd? Ik weet dat het moeilijk is, maar kan bijvoorbeeld Europa ons daarbij helpen? Halen we de doelen van de Kaderrichtlijn Water en komt er een jaarlijkse inzamelweek bij apothekers? Doen alle apothekers ook mee?

Voorzitter. Dan de WACC-systematiek, die ook door anderen al is aangekaart. Drinkwaterbedrijven hebben een grote opgave om ons ook in de toekomst te kunnen verzekeren van voldoende kwalitatief goed drinkwater. De Minister heeft ondanks aandringen van zowel de drinkwaterbedrijven zelf als hun aandeelhouders, provincies en gemeenten, de vermogenskostenvoet verder verlaagd, met verminderde investeringsmogelijkheden tot gevolg. Wil de Minister daarom in overleg gaan met drinkwaterbedrijven en aandeelhouders en de WACC-methodiek medio 2021 aanpassen, zodat bedrijven de sterk toegenomen investeringen kunnen doen, die uiteindelijk ook ten goede komen aan het watersysteem en in the end ook aan onze gezondheid?

Voorzitter. Ook het mooie waddengebied staat vandaag weer op de agenda. De ontwerpagenda waddengebied 2050 bevat een prachtige doelstelling: een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. In de ontwerpagenda worden echter weinig maatregelen genoemd die gaan bijdragen aan deze doelstelling. Het is veel meer een grabbelton aan wensen en ideeën. Hoe gaat dit alles bijdragen aan het realiseren van het doel? Zouden we niet moeten komen met harde criteria, zodat we bepaalde ontwikkelingen langs de meetlat kunnen leggen en de doelen, het beschermen en behouden van dit mooie natuurgebied, daadwerkelijk bereikt worden?

Voorzitter. Ook mijn fractie maakt zich veel zorgen over de mijnbouw in dit gebied. Mevrouw Bromet heeft daar ook al een en ander over gezegd, zoals laatst ook aan de orde kwam in het overleg met de Minister van Economische Zaken en Klimaat. Ik vond het opvallend dat de provincie Friesland het voorstel heeft gedaan om de zout- en gaswinning eerder te beëindigen. Omarmt de Minister dat pleidooi?

Ten slotte het toerisme. Wat de ChristenUnie betreft zou het waddengebied zich als toeristische bestemming moeten richten op bezoekers die op zoek zijn naar rust en natuurbeleving. Het aanbod zou zich hierop moeten richten en niet louter op de marktvraag, zoals deze in de ontwerpagenda benoemd staat. Hoe zorgt de Minister ervoor dat toerisme en recreatie zich de komende jaren zo ontwikkelen dat die niet ten koste gaan van het prachtige landschap en de waardevolle natuur? Specifiek heb ik de vraag of zij onze zorgen deelt omtrent toeristische concepten die leunen op snelvaren, een bekend probleem op de Waddenzee.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U ook bedankt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik verstond het niet helemaal. Toeristische concepten die rusten op …?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De concepten die leunen op snelvaren.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

O, oké! Dan heb ik ’m.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik zie hele mooie routes met zeilboten en elektrische bootjes, maar ik zie ook een andere ontwikkeling. Die baart mij zorgen.

De voorzitter:

Dank voor deze verheldering. Dan gaan we naar de Partij voor de Dieren. Of is er nog een vraag? Nee? Oké. De microfoon stond nog aan en dan bent u in beeld, Minister. Zo werkt dat. Dan gaat de griffier altijd even meekijken.

We gaan naar mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Dan toch het begrotingsonderdeel water vanavond. Er gaan miljoenen naar het herstellen van beekjes en ander klimaatadaptief beleid. Wat de Partij voor de Dieren betreft zijn dat op zich aardige stapjes, maar wij vragen wel of de Minister inziet waarom wij eigenlijk die kosten moeten maken. Zou het niet ook mogelijk zijn om die kosten juist níét te hoeven maken? Wat ons betreft blijven we namelijk door een gebrek aan visie gewoon water naar de zee dragen en blijven we belastinggeld uitgeven om schade ongedaan te maken, die is veroorzaakt door het faciliteren van economische belangen. Straks is er weer 80 miljard schade aan verzakkende huizen – meer leden hebben het al gezegd – omdat de boeren het waterpeil laag willen hebben. Is de Minister het met ons eens dat het echt zonde van het geld en de moeite is om aan de ene kant schade te laten ontstaan en aan de andere kant met belastinggeld die schade dan weer te moeten herstellen?

De balans in het waterbeleid is er dus wat ons betreft absoluut niet. Dat lezen we ook terug, onder andere in het Brabants Dagblad, waar recentelijk nog in een artikel stond dat de natuur in Brabant 50 tot 60 miljard liter water nodig heeft. Water dat wel valt, maar nog steeds voor landbouwbelangen wordt gebruikt: 80% van dat water wordt direct afgevoerd. In het Parool stond nog zo'n voorbeeld, namelijk de inderdaad 1 miljoen huizen die dreigen te verzakken, grotendeels door droogte. Ook in andere kranten zagen we de afgelopen tijd ecologen zeer dringend aandringen op het ongedaan maken van de disbalans die we op dit moment zien. Vindt de Minister dat de belangen van de natuur, het milieu, het klimaat, de dieren en de economie wel in balans zijn? Zo niet – en wij hopen dat de problemen van dit moment toch echt wel erkend worden – wat is dan haar visie, haar grote plan om die zaken wel in balans te krijgen? Wij zien die balans nu niet en volgens mij is het woord «balans» vandaag een soort kernthema. Ook de VVD had het daar al over, maar volgens mij zien zij de balans precies de andere kant op gaan. Wij vinden echt dat daar stappen in moeten worden gezet.

Voorzitter. Snel door naar het waddengebied, want ook daar zien we hetzelfde probleem: die disbalans. De ontwerpagenda heeft het doel om in 2050 een duurzame bescherming te realiseren. Op zich kunnen wij het wel eens zijn met dat doel, al zijn we daar wel echt een paar decennia te laat mee. Als je ziet dat in het waddengebied continu gas- en zoutwinning plaatsvindt, waardoor de bodem daalt; als je ziet dat de keuze voor waar een elektriciteitskabel gelegd wordt, gemaakt wordt op basis van welke optie het goedkoopst is in plaats van het minst ingrijpend; als je tegelijk beseft dat dit UNESCO-werelderfgoed is, vergelijkbaar met het Great Barrier Reef, dan wordt duidelijk dat die balans dus echt heel erg scheef ligt. Dat vinden wij echt hypocriet, want wat zouden wij de Australiërs boos aankijken als ze hun stroomkabel dwars door het Great Barrier Reef trokken, simpelweg omdat dat de goedkoopste optie was. Hier doen we iets vergelijkbaars gewoon wel.

De ontwerpagenda is voor de Partij voor de Dieren nog visionair, omdat het kabinet pas in 2050 de doelen wil halen. De ontwerpagenda is ook onhaalbaar, omdat ontwikkeling, gebruik en economisch gewin bij dit kabinet constant de voorrang krijgen op de belangen van de natuur. Echt een disbalans dus. Ik vind het ook opmerkelijk dat de Minister stelt dat bescherming van de natuur in de Waddenzee werkt, ondanks dat de ontwikkeling van de natuur achterblijft en terwijl de Waddenvereniging stelt dat het overgrote deel van de Waddenzee in zeer ongunstige of matig ongunstige staat verkeert.

Bij de bescherming van broedvogels in het waddengebied is zich een ongunstige trend aan het ontwikkelen. Daarom ben ik benieuwd en wil ik weten van de Minister wat zij vindt van een resultaatverplichting, bijvoorbeeld bovenop de hoofddoelstelling van het beschermen van het gebied. Volgens mij ging D66 daar ook al op in. Moeten we niet die hoofddoelstelling wel omarmen, maar tot een echte resultaatverplichting komen om die doelstelling te halen? Die zien wij nu echt onvoldoende terug. Kan de Minister ook aangeven hoeveel handhavingscapaciteit er nu is op die Waddenzee? Zou die niet verhoogd moeten worden, gezien het behalen van die specifieke hoofddoelstellingen? Heeft de Minister scenario's voor de extensivering van het gebruik? In de ogen van de Partij voor de Dieren is het namelijk echt nodig om minder gebruik te maken van de Waddenzee en van het waddengebied om die hoofddoelstelling te kunnen halen. Anders komen we er echt niet.

Voorzitter. Daarmee wilde ik afsluiten.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog anderhalve minuut voor de tweede termijn. Er is nog een vraag van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

We willen allemaal graag aan het diner, maar wij hebben nog even de cijfers nagekeken naar aanleiding van wat er daarstraks geroepen werd. Het klopt van die halve waarheden. En het is nog veel erger, zeg ik tegen de Partij voor de Dieren. Het is maar verhonderdvoudigd. Dus vervierhonderdvoudigd klopt niet, met de waterputten. En 35% daarvan is agrarisch gerelateerd. Dus 65% van de waterputten is niet agrarisch gerelateerd.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dan moet u uw cijfers gewoon richting Het Financieele Dagblad melden. Ik probeer hier niet om andere cijfers te noemen dan die in de krant zijn opgeschreven en hier gewoon staan. Maar ik vind het wel interessant om het nog over de waterputten te hebben. Een collega van u was namelijk vanmiddag bij het mondelinge vragenuur heel duidelijk: als iets illegaal is, moet je het ook handhaven. Dat ging toevallig over vuurwerk. Wij hebben laatst een motie ingediend over illegale waterputten. Zelfs de Minister zei: oordeel Kamer als u de motie zo indient. Er worden illegale waterputten geslagen en daar zouden we op kunnen handhaven. De Minister zei: dat vind ik helemaal niet erg om te doen. Maar het CDA stemde daartegen en de VVD ook. Dat vind ik heel interessant. De Minister had de motie oordeel Kamer gegeven. Ik ben toch wel benieuwd. Volgens mij bent u zo'n law-and-orderpartij. Ik zou wel willen weten waarom u dan op dit specifieke punt van de illegale waterputten toch tegen een motie stemt die zelfs van de Minister oordeel Kamer heeft gekregen.

De heer Geurts (CDA):

Dit is een hartstikke leuke bijdrage van de Partij voor de Dieren, maar geen antwoord op de vraag en de stellingname die ik neerzet. De Partij voor de Dieren beweerde zostraks in een interruptie richting mij dat er een vervierhonderdvoudiging is geweest. Ik geef even de feiten aan, en ik ben daarbij teruggegaan tot de Tweede Wereldoorlog. Het is een verhonderdvoudiging, en 35% daarvan is gerelateerd aan de agrarische sector. Afrondend zeg ik richting de Partij voor de Dieren: ik ben zo ongelofelijk blij dat zij niet de rijksboekhouding in handen hebben.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Het interessante is dat het CDA in de afgelopen jaren vaker aangaf dat de Partij voor de Dieren met de verkeerde cijfers kwam. Dat hebben ze vaker geprobeerd, ook bij films die de Partij voor de Dieren heeft uitgebracht. Dan gingen ze heel hoog van de toren blazen dat het allemaal foute cijfers waren, en uiteindelijk waren het altijd de juiste cijfers die de Partij voor de Dieren gaf. Ik blijf het dus fascinerend vinden dat het CDA constant dezelfde retoriek herhaalt, van dat wij foute cijfers geven. En dan komt er gewoon onderzoek, bijvoorbeeld van de Wageningen Universiteit. Die komen dan terug met cijfers en zeggen: nee, de Partij voor de Dieren had gewoon gelijk en het CDA niet. Volgens mij zou het dus veel slimmer zijn als het CDA op een andere manier het debat in zou gaan. Want het is constant zo dat wat u aangeeft uiteindelijk toch niet klopt en de feiten die de Partij voor de Dieren noemt gewoon juist zijn.

De voorzitter:

En daarmee komen we in deze ronde bij mevrouw Van Brenk, 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter. In verband met tijdgebrek volsta ik met het uitsluitend vragen stellen aan de Minister. Ik begin bij de kwestie Waternet. Wanneer is het ILT-onderzoek afgerond? Wat is de reden dat het ILT bij voorbaat al geen risico's ziet voor de drinkwaterlevering? Zijn er gevaren voor de overige waterinfrastructuur? Welke acties worden er genomen op het gebied van de bescherming van klantgegevens bij Waternet? Graag een beschouwing van de voortgang van acties op het gebied van cybersecurity bij vitale kunstwerken en bij andere waterbedrijven. Is de Minister het eens met 50PLUS dat een ernstig veiligheidsincident in de vitale sector, en zo kun je dit toch wel zien, altijd gemeld moet worden bij het NCSC, het Nationaal Cyber Security Centrum? Heeft het ministerie het incident inmiddels gemeld bij het NCSC, naar aanleiding van de Waternetartikelen? Is het NCSC alsnog op de hoogte gesteld? Het ILT-onderzoek richt zich op vitale processen. Welke aandacht is er voor de veiligheid van de gegevens van de 1,3 miljoen klanten? En nog maar eens: er waren ruim 13.000 openstaande poorten, en 11 kwetsbaarheden waarvan 5 kritiek. Vindt de Minister dat ook onacceptabel? En nogmaals: vindt de Minister op basis van de huidige gegevens het management van Waternet capabel voor zijn taak?

Dan de huidige zuiveringsheffing. Die is niet fair vormgegeven. Onze motie hierover kon rekenen op een Kamermeerderheid. Wettelijk is het mogelijk om gericht te heffen. Dat kan per verordening geregeld worden, maar het gebeurt niet. Kan de Minister daar een reactie op geven?

Ook voor bedrijven gaan de verhoudingen scheef. Er wordt vaak aangeslagen op verbruik en niet op vervuiling. Wie dus water bespaart maar veel vervuilt, betaalt minder dan een bedrijf dat relatief veel water gebruikt maar weinig vervuilt. De vervuiler betaalt. Vindt de Minister dat ook in dit verband? Wat gaat zij doen om dit te verbeteren?

Dan de medicijnresten. Is de Minister het met ons eens dat het nieuwe cijfer van 190 ton medicijnresten in het afvalwater schrikbarend hoog is? Kan de Minister een voortgang geven van het programma «medicijnresten uit water» en de green deal inzake medicijnafval en de effecten hiervan, ook in het licht van de grotere hoeveelheid medicijnresten? Bent u bereid om in overleg te gaan met de Minister van VWS en andere betrokken partijen om te bezien of en hoe het mogelijk is onnodig medicijngebruik verder terug te dringen? Wat vindt zij van het pleidooi van 50PLUS voor meer preventie in de zorg en het kritisch bezien van medicijngebruik in relatie tot waterkwaliteit? Kunt u een update geven?

Dan Sluiskil. 50PLUS heeft al eerder schriftelijke vragen gesteld over de gang van zaken in Sluiskil. Mensen daar ondervinden schade en wateroverlast door het Kanaal Gent-Terneuzen. Bij de gemeente krijgt men geen poot aan de grond en ook Rijkswaterstaat geeft niet thuis. Men heeft zelfs een stichting opgericht en contact proberen te maken met het ministerie, maar ook dat lukt niet. Wat gaat deze Minister doen voor deze mensen?

Is de Minister bereid de indicatieve niveaus van ernstige verontreiniging niet vast te stellen voordat de drinkwatersector haar onderzoek naar het grondwater heeft afgerond?

De voorzitter:

Ik ga u hierbij toch onderbreken, want anders heeft u straks geen tweede termijn meer over.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Klopt! Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Oké, hartelijk dank!

Dan komen we hiermee aan het eind van de eerste termijn van de Kamer. Ik ga schorsen zodat de Minister alle antwoorden even goed kan voorbereiden, maar ook zodat er wat gegeten kan worden. Dan kunnen wij hier straks weer met een volle maag zitten. Ik schors tot 19.35 uur. U heeft in totaal dus 40 minuten. Dat is iets korter dan gebruikelijk, maar we hebben de tijd vanavond nog wel nodig. Ik schors deze vergadering en dan zien we elkaar straks weer.

De vergadering wordt van 18.55 uur tot 19.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Goedenavond. We gaan door met de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat. We hebben vandaag een wetgevingsoverleg over water en Wadden, en ik geef het woord aan de Minister voor haar beantwoording in eerste termijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de leden voor de, zoals altijd in dit debat, vind ik, positieve en constructieve inbreng. Wat dat betreft is het debat over het water ook altijd bijzonder. Ja, ik ben heel vergevingsgezind. Ik ben altijd blij met de sfeer in dit wetgevingsoverleg Water. Ik wil toch even memoreren dat het voor dit kabinet het laatste wetgevingsoverleg Water in missionaire status zal zijn. Dat is toch ook wel belangrijk. Dan kijk ik even naar een aantal leden van wie we nu al weten dat ze ons straks gaan verlaten, zoals mevrouw Van Brenk en de heer Laçin, en de heer Dijkstra natuurlijk. Van anderen weet ik het niet allemaal, maar in ieder geval wil ik deze Kamerleden alvast heel veel dank zeggen voor de inbreng. Mevrouw van Brenk dacht «ik haal er nog even het maximale uit», want zij heeft met mitrailleursnelheid vragen op mij afgevuurd! Ik ga dus maar snel beginnen aan de beantwoording.

En misschien gaan we een klein beetje tijd winnen, voorzitter, omdat ik de Kamer zou willen vragen of ik de vragen over twee onderdelen kan beantwoorden bij het AO Maritiem. Dat is niet omdat ik die nu niet kan beantwoorden, maar omdat de stukken die erbij horen, staan geagendeerd voor het AO Maritiem. Dat gaat om de MSC Zoe en om de ligplaatsen. Ik zou het anders niet plezierig vinden voor de andere woordvoerders, die hier nu niet bij zijn en zich daar ook op hebben geprepareerd. Dus als we die twee punten zouden kunnen verplaatsten naar het AO Maritiem, winnen we daar misschien ook een klein beetje tijd mee, maar ik ga er zeker graag over in gesprek. Het is overmorgen al, hoor ik nu zeggen. Precies, dus dat is geen heel lang uitstel.

Dan zijn er nog een aantal vragen gesteld over mijnbouw. Die liggen echt op het terrein van collega Wiebes, dus daarvoor verwijs ik ook echt naar hem.

De voorzitter:

De Minister gaat vast antwoorden in een aantal blokjes. Dat is van belang voor de leden, zodat zij kunnen bepalen wanneer zij hun interrupties willen plaatsen. Ik geef de leden in ieder geval vijf vragen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb inderdaad een aantal blokjes. Het eerste blokje is waterveiligheid en integraal riviermanagement. Het tweede blokje is cyberveiligheid, dus cybersecurity. Het derde blokje is klimaatadaptatie, droogte en zoet water. Dan heb ik daarna een blokje drinkwater en waterkwaliteit. Dan een blokje over de Wadden en tot slot nog wat in de categorie overig.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ja, een vraag, of eigenlijk een punt van orde. Ik heb wel een beetje moeite met wat de Minister net zei over de Wadden. We hebben het gehad over gaswinning en zoutwinning, economische activiteit en cumulatieve effecten. De Ontwerp Agenda voor het Waddengebied staat wel voor dit debat geagendeerd. Daarom hebben een aantal sprekers ook vragen gesteld over die specifieke onderwerpen. Dus als daar iets van een antwoord op zou kunnen komen, zou ik dat toch wel waarderen, moet ik zeggen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Wat ik daarover in ieder geval weet, is dat collega Wiebes heeft toegezegd om nog deze kabinetsperiode te komen met zijn visie op de toekomst van het vergunningsstelsel mijnbouw. Mevrouw Bromet verwees daar ook al naar. Ik heb hier voor mij liggen dat de brief in februari 2021 aan de Kamer zal worden aangeboden. Naast de visie op zich zal de brief ook een overzicht bevatten van aanpassingen die al in gang gezet zijn of op korte termijn uitgevoerd worden. Meer kan ik er ook echt niet van zeggen.

Ja? Zal ik dan beginnen met het eerste blokje, over waterveiligheid?

Natuurlijk is dat het pièce de résistance bij dit onderwerp in deze commissie, want het begint natuurlijk met veiligheid. We zijn in Nederland wel gewend aan onze situatie. Ik geloof dat de heer De Groot daar ook aan refereerde. We zijn goed beschermd tegen overstromingen. Dat hebben we goed geregeld. Wij voelen ons in Nederland veilig achter de dijken. De heer Dijkstra zei ook: de veiligste delta ter wereld. Dat is zeker terecht, maar het is ook van groot belang dat we eraan blijven werken. En daar zijn ook investeringen voor nodig. Het werk is ook nog niet af. We komen straks bij het HWBP ook nog wel te spreken over toenemende eisen, ook door de zeespiegelstijging et cetera.

In 2050 willen we natuurlijk voldoen aan de nieuwe waterveiligheidseisen. Er loopt op dit moment een landelijke beoordelingsronde van de primaire keren en daar zijn de waterbeheerders ook al volop mee aan de slag. Het is dan ook de bedoeling om in 2023 de uitkomsten aan de Kamer te kunnen presenteren. We weten nu al dat er zelfs na 2050 nog volop werk te doen zal zijn, want de zeespiegelstijging is kernpunt van de volgende herijking van het Deltaprogramma, die weer in 2026 plaats zal vinden. Dus met de huidige aanpak zijn we voorlopig echt heel goed beschermd. Maar in het kader van het Kennisprogramma Zeespiegelstijging wordt er ook bezien wat er nodig zal zijn om goed voorbereid te zijn op de situatie na 2050, omdat dat misschien ook wel weer een hele lange voorbereidingstijd zal vragen. Daarbij wordt nadrukkelijk niet alleen gekeken naar waterveiligheid, maar ook naar de gecombineerde effecten van de zeespiegelstijging: droogte, extremer weer en de bevaarbaarheid van onze vaarwegen in haar totaliteit.

Maatregelen om de primaire keringen aan de norm te laten voldoen, worden natuurlijk uitgevoerd via de suppletieprogramma's voor de kust. Versterkingen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma en maatregelen in het rivierengebied, waar het dan onder de kop van het Integraal Rivier Management valt. De ontwikkeling van het programma Integraal Rivier Management vordert gestaag. Ik was ook bijzonder blij – ik kon er op het laatste moment helaas zelf niet bij zijn – dat bij het Deltacongres, het digitale Deltacongres om iedereen gerust te stellen, een intentieovereenkomst is gepresenteerd om de reeds gemaakte stappen ook te borgen en om richting te geven aan het vervolg. Dus Rijk en regio hebben hier de handen ineengeslagen om samen een integrale samenhangende aanpak in de praktijk te brengen. Daar zie je ook de eerste voorbeelden al van. Ik noem u dan bijvoorbeeld het Rivierklimaatpark IJsselpoort, dat denk ik een hele mooie eerste is.

Dat even in zijn algemeenheid en dan kom ik nu op de specifieke vragen. De heer Dijkstra heeft gezegd: het kan toch niet zo zijn dat milieuregels onderhoud of aanleg verhinderen als het om de veiligheid gaat? Nou, voor regulier beheer en onderhoud is geen natuurvergunning nodig. Milieuregels verhinderen dus ook beheer en onderhoud niet. Voor aanlegprojecten is in sommige gevallen wel extra onderzoek nodig. Dat kost tijd, maar als het gaat om de waterveiligheid dan verhindert dat de uitvoering niet. Dus de hoogwaterveiligheid mag op die manier op geen enkele manier in het geding komen.

De heer Laçin vroeg naar het Hoogwaterbeschermingsprogramma en dan specifiek naar de 1 kilometer dijkversterking per week. Dat is een hele mooie mijlpaal. Die omrekening naar 1 kilometer per week klopt inderdaad. Ik moet eerlijk zeggen dat op dit moment dat tempo nog niet wordt gehaald. Dat komt doordat de meest complexe projecten als eerste zijn geagendeerd. De verwachting is dat we het uiteindelijk echt halen en dat alles er in 2050 dus op voorbereid is. Maar er is juist begonnen met de meest ingewikkelde trajecten, zodat het later ook steeds makkelijker wordt. De waterbeheerders zijn op dit moment ook nog bezig met de beoordeling van alle keringen. Dat beeld moeten we dus in 2023 landelijk hebben. Ik heb daar ook onlangs nog met de waterbeheerders over gesproken om ook daar het tempo erin te houden, want de ILT moet dat op haar beurt ook weer beoordelen. Ik heb de waterbeheerders ook voorgehouden dat het niet zo kan zijn dat al die plannen en al die beoordelingen opeens in het laatste halfjaar worden aangeleverd, want dan krijgt je natuurlijk een enorme prop bij de ILT, omdat die dat niet kan verwerken. Het is dus echt zaak dat er voortvarend aan wordt doorgewerkt. Maar daar zijn de medeoverheden en de waterbeheerders het ook mee eens.

De heer Moorlag zei: werk naar voren halen, want de medeoverheden houden misschien de hand op de knip en er zijn minder weg- en waterbouwprojecten. Bij de Taskforce infra, die ik met Rijkswaterstaat heb ingesteld voor breed beheer en onderhoud, zitten de waterbouwers ook aan tafel en die zijn dus ook betrokken bij dat hele proces van: wat kan er naar voren gehaald worden en wat kan er versneld worden? Ik ben het verder zeer met u eens dat daar zeker de waterbouw niet bij mag worden vergeten. De gww-sector is de grond-, weg én waterbouw-sector en die waterbouwers zitten dus ook aan tafel en denken ook mee. Als daar kansen liggen om toch nog dingen naar voren te halen, dan zal ik daar zeker ook wederom met collega Hoekstra over in gesprek gaan, zodat we waar mogelijk met kasschuiven en dergelijke geld naar voren kunnen halen. Het is niet mijn eigen bevoegdheid om dat zomaar te doen en dat zullen we dus goed moeten onderbouwen. We zullen écht moeten laten zien dat die projecten ook écht eerder uitgevoerd kunnen worden. Dan kunnen we daar misschien ook nog wat meer in doen.

De voorzitter:

Daarover is een vraag van de heer Dijkstra van de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik ben heel blij dat de Minister dat beaamt en ook bereid is om investeringen in onze waterinfrastructuur naar voren te halen. Tijdens mijn voorbereiding op dit overleg las ik ergens: 600 miljoen uitgesteld onderhoud. Dat is toch wel een fors bedrag en ik hoop dat we dat kunnen terugdringen. Als de Minister de toezegging doet om met haar collega-Minister Financiën te kijken wat we eerder kunnen doen om te zorgen dat onze logistiek en onze waterwegen op orde blijven en dat er ook een inhaalslagje kan worden gepleegd bij dat uitgesteld onderhoud, dan zou dat heel erg mooi zijn.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Jazeker. Wat ik net bedoelde te zeggen, is dat we het niet alleen doen voor de weginfrastructuur en ook niet alleen voor de vaarwegen en het spoor. Daar betrekken we de waterwerken zeker bij, want die hebben ook beheer en onderhoud nodig. Als daar iets sneller kan, dan zullen we dat zeker niet nalaten, om ook die sector aan het werk te houden.

De heer Van Aalst (PVV):

De afgelopen jaren hebben wij als PVV er al voor gepleit ons te richten op onze primaire taak om die dijken te versterken. Het verbaast me dan enigszins dat de Minister nu het antwoord geeft: jaja, we zijn eerst begonnen met de moeilijke projecten. Ik begrijp dat niet. Stop dan met dit hobbyen en zorg dat die dijkversterking op orde is! Ik begrijp dat echt niet. We hebben potverdorie een deltacommissaris en een heel Deltafonds. Ik begrijp niet dat de Minister het dan in haar hoofd haalt om iets anders te gaan doen dan dijkversterking. Zorg dat we op schema liggen! Dit is toch onze primaire taak? Het is echt ónbegrijpelijk dat de Minister aangeeft: jaja, we doen eerst de moeilijke dingen. Ja, weet je, laat die hobby's liggen en ga lekker de dijken versterken en ervoor zorgen dat de... Ik begrijp het niet, echt niet.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kan de heer Van Aalst geruststellen: niemand is zomaar met hobby's bezig. Ik vind het juist een hele verstandige keuze van de waterbeheerders om eerst de moeilijkste trajecten te doen. Het is misschien makkelijker om met het laaghangende fruit te beginnen, maar dan kom je straks aan het einde in de knel als je de moeilijkste projecten overhoudt. Ik denk dat daar ook geleerd van kan worden. Ik heb zelf ook de eerste 8 kilometer bij Delfzijl, een heel ingewikkeld traject, mogen openen. Er wordt dus echt wel voortvarend aan gewerkt, maar nogmaals: we moeten eerst nog die hele operatie door en overal het onderzoek afronden naar wat er nog precies nodig is.

De heer Van Aalst (PVV):

Dat is precies wat wij de afgelopen jaren gezegd hebben. Dat was een hele discussie over meekoppelkansen en al dat soort geneuzel. Toen hebben wij gezegd: zorg nou eerst dat je je primaire taak uitvoert. Toen zei de Minister: nee, we kunnen het er allemaal bij doen. Nou, na vier jaar blijkt dus dat we dat er allemaal niet bij kunnen doen. Dat is wat ik bedoel. Stop nou met het hobbyen en kies voor je primaire taken. We zien dat er bij de weginfrastructuur een hoop dingen zijn blijven liggen en ik ben daarom blij met die motie van vorige week om het onderhoud naar voren te halen. Maar jongens, kom op. We lopen allemaal te klagen over die klimaatverandering die er zogenaamd zou zijn en die gigantische zeespiegelstijging en wat doen we? We gaan hobbyen in plaats van onze dijken te versterken. Ik begrijp dat niet. Ik begrijp niet waar de prioriteiten van deze Minister liggen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De prioriteiten van deze Minister liggen bij de waterveiligheid, maar als er meekoppelkansen liggen – en die liggen er – dan raad ik u aan om naar dat project in Delfzijl te gaan kijken. Daar zeiden ze zelfs: het kon minder. Nou, dat wil toch heel wat zeggen. Dan heb je echt een goed project afgeleverd, waar heel mooie meekoppelkansen in zitten.

De heer Laçin (SP):

Ik zal proberen om me iets constructiever op te stellen. De keuze om met moeilijke projecten te beginnen, laat ik echt aan de professionals. Dat vind ik prima. Ik heb er wel een beetje moeite mee dat de Minister nu zegt dat we nog niet op tempo zijn, omdat de moeilijke projecten eerst zijn. Dan zou ik graag van de Minister willen horen hoe de planning er dan uitziet. Tot 2050 is het nog 30 jaar, uiteraard. Hoe lopen we dat dan straks in? Dat hoeft wat mij betreft niet duidelijk te zijn voor de komende 30 jaar, maar is er al een inkijkje? Zo ja, kan de Minister dat dan met ons delen, zodat ook de heer Van Aalst wat meer gerustgesteld wordt en de Minister af en toe ook gewoon kan hobbyen? Dat is ook belangrijk.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik hoef niet te hobbyen. Ik weet niet of het mij gaat lukken om de heer Van Aalst gerust te stellen, maar er wordt heel serieus gewerkt aan die beoordelingen door het hele land. Die moeten we echt hebben. Iedereen is er ook echt van overtuigd dat die vóór 2023 klaar moeten zijn. Maar ik zal kijken of we eens een keer een inkijkje kunnen geven in wat er voor de komende jaren al in de planning zit aan heel goede, belangrijke waterveiligheidsprojecten.

Even kijken. De overnachtingshavens hebben we naar het AO Maritiem verschoven.

Mevrouw Bromet heeft gevraagd of ik samen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de bewoners van Uitdam tot een oplossing zou kunnen komen voor de dijkversterking bij het dorp. Mevrouw Bromet noemde daarvoor de kleibekleding. U noemde zelf al het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Zij zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het project Markermeerdijken. Dat is inclusief Uitdam. Het is dus niet aan mij om daar gemaakte projectkeuzes ter discussie te stellen. Juist voor Uitdam heeft een intensieve burgerparticipatie plaatsgevonden onder leiding van de deltacommissaris. Dan hebben we het overigens over de vorige deltacommissaris. Het huidige ontwerp voldoet aan alle voorwaarden en is ook conform het advies van de deltacommissaris, dus ja... Het projectplan is door de provincie goedgekeurd. De Raad van State heeft alle beroepen ongegrond verklaard, dus het projectplan is daarmee ook onherroepelijk.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Maar vindt de Minister het niet een treurige conclusie dat je dertien jaar met bewoners rond de tafel zit en dat er dan uiteindelijk een variant uit komt waar niemand tevreden mee is? Is dat dan wat burgers vertrouwen moet geven in de politiek? Ze zijn van het kastje naar de muur gestuurd. Ze hebben met verschillende deltacommissarissen gesproken. Ze hebben iedereen op die dijk ontvangen die maar iets te zeggen had over die dijk en nu ligt er iets waar ze niet tevreden mee zijn. Ik heb het niet alleen als incident willen opnoemen, maar ook als voorbeeld voor de rest van al die dijkversterkingen die in Nederland moeten plaatsvinden. Wat vindt de Minister ervan? Ze gaf een heel formeel antwoord, het is natuurlijk niet bevredigend, neem ik aan; ook niet voor de Minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Mevrouw Bromet heeft gelijk: je levert natuurlijk het liefst alleen maar projecten op waar iedereen uiteindelijk helemaal 100% tevreden mee is. Dat dat in dit geval niet zo is, vind ik natuurlijk ook heel erg jammer. Maar dit traject heeft al zo ver in het verleden plaatsgevonden dat je daar achteraf weinig meer aan kunt veranderen. Natuurlijk vinden we dat juist heel belangrijk bij alle projecten die we doen. In het kader van Ruimte voor de Rivier is het bijvoorbeeld heel vaak uitstekend gelukt om mensen daar zo goed mogelijk bij te betrekken. Ik weet bijvoorbeeld ook van een project van Ruimte voor de Rivier waarbij de bewoners het heel erg jammer vonden dat de nieuwsbrief ophield, omdat het project afgerond was. Het kan dus ook anders. Dat zal niet altijd overal lukken, maar ik steun zeer uw pleidooi voor een hele goede participatie.

Dan heeft de heer Geurts gesproken over de samenwerking met Noordrijn-Westfalen in het kader van Oost-Nederland. In 2019 is daar een overeenkomst over waterveiligheid en klimaat gesloten. Hij vroeg of ik van het belang van de Duitse kant van de zaak wel overtuigd ben. Dat probleem zie ik zeker. De heer Pieper heeft daar ook regelmatig aandacht voor gevraagd bij mij. De heer Geurts verzoekt mij om persoonlijk aanwezig te zijn als er binnenkort een bestuurlijke bijeenkomst tussen Nederland en Duitsland plaatsvindt. Bij de hoogwaterconferentie waar de verlenging van die gemeenschappelijke verklaring werd ondertekend, kon ik helaas niet aanwezig zijn. Zodra er meer bekend is over de regionale bestuurlijke bijeenkomst met Noordrijn-Westfalen, word ik daar graag voor uitgenodigd. In het huidige covidregime – zo zou ik bijna zeggen – is het ook makkelijker om bij dat soort dingen aanwezig te zijn, omdat ze meestal digitaal zijn. Dat is vaak veel eenvoudiger in de agenda in te passen. Ik begrijp dat de voorbereiding van die bijeenkomst nog maar net gestart is. Het waterschap Rijn en IJssel treft die voorbereidingen samen met de provincie Gelderland. Ik ben graag bereid om te kijken of ik daar in mijn agenda een plek voor kan vinden, want ik ben het met u eens dat wij, als het in Duitsland niet goed gaat, daar straks heel veel last van hebben.

Dan heeft mevrouw Van Brenk gevraagd wat ik ga doen voor de mensen in Sluiskil. In 2018 heb ik u gemeld welke onderhoudsmaatregelen Rijkswaterstaat heeft uitgevoerd aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen ter hoogte van Sluiskil. Op dit moment zijn er geen aanvullende maatregelen vanuit de beheertaak van Rijkswaterstaat beschikbaar of gepland die zouden kunnen bijdragen aan het terugdringen van de vochtoverlast. Rijkswaterstaat gaat wel in gesprek met de Stichting Wateroverlast Sluiskil en met de betrokken wethouder van de gemeente Terneuzen. Dat gesprek wordt op dit moment gepland. We gaan dus wel met hen in gesprek.

De voorzitter:

Daarover is er een vraag van mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Mijn lid van de waterschappen en ook gemeenteraadslid aldaar stuurde mij even een fotootje. Ik heb het hier. Ik kan het zo misschien even doorsturen naar de Minister of haar p.a. Het grondwater staat daar 30 centimeter onder het straatniveau. Het is daar echt een grote puinhoop. Ik vind het fijn dat de Minister in gesprek gaat met de bewoners, want ik denk dat dat heel erg op prijs gesteld wordt. Maar het gaat erom dat er een oplossing komt. Die mensen wachten al zo ontzettend lang en het is daar dus echt urgent. Kan de Minister dus, behalve dat ze in gesprek gaat, dus ook nog echt iets gaan betekenen voor die bewoners?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat kan ik op dit moment niet inschatten. Het is daar inderdaad het gevolg van de hoge grondwaterstand, zoals u aangeeft. Maar het peil dat daar moet worden aangehouden, is onderdeel van een verdrag met het Koninkrijk België aangaande het Kanaal van Gent naar Terneuzen. Dat verdrag en daarmee ook het peil zijn sinds 1960 niet meer gewijzigd, waardoor de oorzaak en dus ook de oplossing van die vochtoverlast niet binnen de beheertaken van Rijkswaterstaat horen. Ik ga graag nog een keer zelf met de mensen in gesprek. En als we er iets aan kunnen doen, zullen we dat zeker ook op tafel leggen.

Voorzitter, dan kom ik bij de Afsluitdijk. Daar zijn door meerdere leden vragen over gesteld. De vernieuwing van de Afsluitdijk is op dit moment volop in uitvoering. Het is een heel groot, iconisch project, zeg ik wederom in de richting van de heer Moorlag. Het bestaat uit meerdere deelprojecten. Uiteraard gaat het om de versterking van de dijk zelf, de bouw van gemalen, de keersluizen, de spuisluizen en de vernieuwing van de rijksweg A7 over de Afsluitdijk zelf.

Ik heb u al eerder geïnformeerd over het issue rond de hydraulische randvoorwaarden. Dat zijn reeksen van combinaties van waterstanden en golfhoogtes die kunnen optreden. Die worden uiteraard gebruikt om te berekenen hoe sterk de constructies moeten worden gebouwd. Hoewel voor het opstellen van die randvoorwaarden een uitgebreid proces is doorlopen, waarbij ook diverse externe deskundigen zijn betrokken, ontbrak toch een combinatie die voor het ontwerp ook van belang bleek te zijn. Het ging om een combinatie van relatief lage waterstanden waarbij toch vrij hoge golven kunnen optreden. Daardoor moesten er verschillende aanpassingen aan het ontwerp worden gemaakt. Dat probleem spitst zich toe op twee deelprojecten: de bouw van de nieuwe spuisluizen en de renovatie van de bestaande spuisluizen. Door wijzigingen in de randvoorwaarden wijzigen het ontwerp en de planning. De nieuwe spuisluizen komen dus later beschikbaar dan eerder gepland en de renovatie van de bestaande spuisluizen moet daarom ook gefaseerd worden uitgevoerd, omdat het voor de waterveiligheid natuurlijk wel van belang is dat er steeds voldoende water kan worden afgevoerd om het IJsselmeer op peil te houden. De doorlooptijd van de renovatie wordt daardoor langer. Het eerste beeld is dat de renovatie van de bestaande spuisluizen in 2025 kan worden afgerond. De andere deelprojecten worden niet of minder geraakt en komen naar verwachting dus gewoon in 2022 en 2023 gereed. Het gaat dan over het versterken van het dijklichaam, het bouwen van de twee gemalen en de twee keersluizen en over de vernieuwing van de weg. Duidelijkheid over de aanvullende kosten, waarnaar is gevraagd, kan ik helaas op dit moment nog niet geven, want samen met de aannemer worden op dit moment de voorkeursoplossing en de bijbehorende kosten uitgewerkt. Zodra dat concreet wordt, zal ik u daar uiteraard graag over informeren.

Er zijn hier ook specifieke vragen over gesteld. De heer Dijkstra vraagt hoe het kan dat een project zo uit de klauwen loopt. Ik zeg het in uw woorden. Ik heb net nog even uiteengezet hoe het zat met die hydraulische randvoorwaarden. U mag van mij aannemen dat er natuurlijk stapsgewijs vorderingen worden gemaakt. We zijn dat nu allemaal opnieuw aan het bekijken. Het is een groot en complex project, waarbij er dus gelukkig hele grote delen wel gewoon door kunnen gaan.

Mevrouw Bromet noemde het bedrag van 53 miljoen. Dat is afkomstig uit de Najaarsnota. Dat betreft extra middelen voor het jaar 2020 die binnen het bestaande totale projectbudget voor de Afsluitdijk vanuit een later jaar naar het huidige kalenderjaar zijn gebracht. Hoeveel er in totaal extra nodig zal zijn, weten we nog niet.

Er zijn ook meerdere vragen gesteld over het fietspad. Dat zal inderdaad langer dicht moeten blijven. Fietsers en wandelaars zullen wel gebruik kunnen blijven maken van de fietsbus, maar zodra het weggedeelte klaar is, het langste deel van het traject, kan er over dat deel van de Afsluitdijk natuurlijk ook weer gewoon gefietst worden. Dan zullen we die delen van het fietspad natuurlijk weer openstellen. Voor de korte termijn zijn de mogelijkheden beperkt. Ik ben graag bereid om nog eens een keer te kijken wat er dan wel kan. Ik geloof dat mevrouw Bromet en anderen, zoals de heer Moorlag, dat vroegen. Wij zijn graag bereid om, net zoals in het verleden, met de Fietsersbond te kijken wat praktisch is. Want het moet ook veilig blijven op de Afsluitdijk. Wat is er te bedenken om het voor fietsers en wandelaars toch weer zo aantrekkelijk mogelijk te maken? Ik haal er zelf een beetje hoop uit dat het langste deel van de Afsluitdijk, te weten de weg zelf, gewoon wel volgens schema opgeleverd kan worden. Maar ter hoogte van de sluizen zul je mogelijk langer gebruik moeten maken van de fietsbus. Ik ben dus graag bereid om ieder jaar te kijken wat er wél kan en wat we mogelijk kunnen maken.

De heer Moorlag vroeg nog – dat was ik zeer met hem eens – of ik kon zeggen dat er geen afbreuk mag worden gedaan aan de esthetiek en de functionaliteit van de Afsluitdijk. We moeten nu niet penny wise, pound foolish ofwel een lelijke ofwel een minder goed functionerende Afsluitdijk gaan opleveren. Ik kan hem geruststellen, want we gaan geen concessies doen aan de beoogde kwaliteit bij de vernieuwing van de Afsluitdijk. De Afsluitdijk wordt met zorg ontworpen en ingericht. Die moet Nederland weer voor langere tijd beschermen. Tegelijkertijd moet het ook de plek blijven die iedere Nederlander graag wil bezoeken. De Afsluitdijk kan met Google Earth of vanuit de ruimte worden bekeken, maar ik denk dat de meeste mensen er toch liever echt overheen rijden, wandelen of fietsen. We gaan daar dus geen concessies aan doen.

De voorzitter:

De heer Geurts heeft een vraag.

De heer Geurts (CDA):

Ik zat te luisteren naar het betoog van de Minister. Wat mij dan opvalt, is dat zij het bedrag van 53 miljoen noemt, maar eigenlijk in het ongewisse laat wat het uiteindelijke bedrag gaat worden. Dat betekent in mijn ogen dus dat het bedrag voor de schade nog veel hoger dan 53 miljoen gaat worden. Dat geld wordt uit het Deltafonds getrokken. Klopt dat? Kan het bedrag vele malen groter worden? Dat is een. Want dit is 10% van de totale aanneemsom van 550 miljoen. En de tweede vraag die ik daaraan gekoppeld heb, is of er nog een onderzoek gaat plaatsvinden. Ik denk al te weten waar het fout zit. Maar wordt daar ook nog naar gekeken? Want dit heeft er gewoon mee te maken dat Rijkswaterstaat de verkeerde gegevens heeft aangeleverd aan de aannemer. Klopt die veronderstelling?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kan nu noch op de vraag over het totale eindbedrag, noch op de rest van de vraag van de heer Geurts antwoord geven, omdat we het gesprek met de aannemer op dit moment aan het voeren zijn. Zodra daar duidelijkheid over is, zal ik u meteen informeren.

De heer Geurts (CDA):

Ik blijf dit toch een hele bijzondere situatie vinden. Dit is een open eind. Dit kan nog wel 50 miljoen extra kosten. Ik vind het vreemd dat we allemaal rustig blijven zitten, want dit is best wel nieuws. Het is totaal niet duidelijk wat de nieuwe Afsluitdijk en het project gaan kosten. Het heeft al 550 miljoen gekost. Er komt misschien wel 100 miljoen bij. Het komt uit het Deltafonds. Over de besteding daarvan gaan wij. Ik vind dat er echt wel een goede verklaring terug moet komen. Dat is één. Twee. De gegevens zijn gewoon verkeerd aangeleverd door Rijkswaterstaat bij de aannemer. Daar hoef je helemaal niet voor gestudeerd te hebben. Dat kan de Minister dus gewoon toegeven.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Maar dat hebben we ook gewoon beschreven in een brief. Daar valt ook verder niets aan toe te geven. Ik leg u net uit dat het ook inderdaad zo gegaan is. Een deel van de randvoorwaarden, een bepaalde reeks, die toch wel van belang was voor het ontwerp, is niet aangegeven. Als uw vervolgvraag is wat dat precies betekent voor de kosten, de planning en het exacte ontwerp, dan is het antwoord dat we daar op dit moment nog de gesprekken over voeren met de aannemer. U hebt helemaal gelijk dat er een goede verklaring moet komen. Die zullen wij ook aan de Kamer doen toekomen zodra die er is.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik ben het wel eens met de heer Geurts en de kritische toon die hij aanslaat. Het lijkt met deze projecten wel een beetje op het Piet Paulusma-excuus: de verwachting was uitstekend, maar het weer heeft zich er niet aan gehouden. Een keer kan dat gebeuren. Ik heb het in mijn eerste termijn al gezegd. Het is geen pareltje, maar een kraaltje aan een lange ketting met projecten. Wat gaat de Minister structureel doen om projecten beter in controle te houden en voor te bereiden om te voorkomen dat er nog meer aanslagen op het Deltafonds of publieke middelen gaan komen? Want dit is eerlijk gezegd wel een beetje een kras op de reputatie van het ministerie. Als fouten van deze orde bij een bedrijf voorkomen, dan is zo'n bedrijf failliet, weg. Als je kijkt naar die projecten, dan waren er gewoon een stuk of vijf, zes, zeven, acht bedrijven failliet op gegaan. Die orde van grootte heeft het. Dus het is me wel wat.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar doe ik ook helemaal niets aan af. U kunt zich voorstellen dat ik hier de eerste keer dat ik er kennis van nam, ook ontzettend de pee over inhad. U zegt dat er meerdere projecten zijn waarbij grote tegenvallers zijn. Overigens zijn ook aan de private kant, bij de aannemerij, fouten gemaakt waar zij soms ook flinke scheuren in de broek mee hebben opgelopen. Dat is precies de reden dat we destijds dat rapport aan McKinsey hebben gevraagd. Wat kunnen we daarvan leren? Hoe zit het met de risicoverdeling? Daarom gaan we ook nu aan de slag met de tweefasenaanpak. Ik denk dat we daar volgende week bij het MIRT-overleg ook nog op terug zullen komen. Daarom zijn we ook het intensiveren bij Rijkswaterstaat. Er komen echt flink wat fte's bij om wat meer expertise in huis te halen. Dus daar wordt echt wel aan gewerkt. Het heeft ook vooral te maken met de risicoverdeling. We moeten misschien op een andere manier omgaan met enorme, complexe projecten en die niet in één keer aanbesteden. Zo zijn we echt met de markt samen aan het kijken hoe dat beter kan.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

We hebben 6 november vragen gesteld over de kosten van de Afsluitdijk. Die heeft u heel keurig op 10 november al beantwoord. In de antwoorden geeft u aan dat u in het komend voorjaar meer duidelijkheid kunt geven. Wanneer is dat dan? Maken we dat nog mee? U geeft ook aan dat het niet ten koste gaat van andere projecten die bekostigd worden uit het Deltafonds. Kan ik dat ook zo lezen dat het niet ten koste van waterveiligheidsprojecten en wat voor soort garantie kunt u daar dan op geven?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat hangt natuurlijk af van wat voor soort garantie. Ik weet niet wat u bedoelt met «garantie». We laten in ieder geval de waterveiligheid niet in het geding komen, zoals ik ook in de richting van de heer Moorlag heb aangegeven. De kwaliteit van de Afsluitdijk staat voorop. Daar mag geen enkele twijfel over bestaan. Ik denk dat het daarom ook alleen maar goed is dat die tekortkoming aan het licht is gekomen toen de bouwers er daadwerkelijk mee aan slag gingen, anders zou je mogelijk een dijk hebben gehad die bij die speciale combinatie van golven niet de druk zou hebben aangekund bij die spuisluis. Het is dus goed dat dit naar boven is gekomen. U vraagt wanneer het precies in het voorjaar zal zijn en of u dat in de huidige missionaire status nog mee gaat maken. Ik ga er eerlijk gezegd wel van uit dat dat nog moet lukken. Maar ik kan het niet helemaal overzien, want het hangt natuurlijk toch van de gesprekken af tussen de aannemer en Rijkswaterstaat. Het is in ieder geval echt wel de bedoeling dat u daar nog voor de verkiezingen kennis van kunt nemen.

De heer Laçin (SP):

Ik zou dezelfde verontwaardiging die ik net – terecht – bij de heer Geurts zag, ook graag zien bij zijn collega Postma als het gaat om de verbreding van de A27 bij Amelisweerd. Die zou 1,2 miljard kosten, maar we weten nu al dat die 1,5 miljard gaat kosten. 300 miljoen meer, en er is nog niks gebeurd. Maar ik bleef rustig in mijn stoel zitten in plaats van daarop te reageren, omdat ik dacht te hebben gehoord dat de Minister over die 53 miljoen zei dat dat een onderdeel is van het totale bedrag dat al gereserveerd is, en dat dit naar voren is gehaald naar 2020. Dat is geen extra uitgave, als ik het goed heb begrepen. Ik ben het wel heel erg eens met de vraag hoe hoog de totale kosten kunnen zijn, maar die 53 miljoen is nog geen extra uitgave, als ik het goed heb begrepen. Die wordt alleen naar voren gehaald.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Klopt. Die 53 miljoen die zat binnen het totale bestaande projectbudget van de Afsluitdijk en is naar voren gehaald om niet in de problemen te komen.

De voorzitter:

De Minister vervolgt haar betoog.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kom bij het blokje cyber. Mevrouw Van Brenk heeft tijdens het vragenuurtje in september al gevraagd wat ik doe om de cyberweerbaarheid in de watersector te versterken. De heer Geurts heeft er uitgebreid aandacht voor gevraagd en ook anderen deden dat. Uit de brief van 4 november en de beantwoording van Kamervragen van 10 november hebt u hopelijk kunnen opmaken dat dit onderwerp voor mij hoge prioriteit heeft. Ik heb ook bij mijn aantreden cybersecurity in die waterwereld geïntroduceerd en ervoor gezorgd dat er een addendum aan het Bestuursakkoord Water kwam et cetera. We hebben er extra middelen voor ingezet en afspraken gemaakt met de waterpartners. Ik deel dus uw passie voor dat onderwerp.

Om die ambities kracht bij te zetten, investeer ik dit jaar en volgend jaar 22 miljoen euro om de cyberweerbaarheid in het waterdomein te versterken. Daarvan is 8 miljoen euro beschikbaar voor de afspraken die we hebben gemaakt in dat addendum bij het Bestuursakkoord Water. Er zijn al goede stappen gezet, maar gezien de urgentie mag er ook best een tandje bij. Ik heb dat volgens mij ook al wel eerder gezegd. We bespreken ook met de waterpartners welke intensivering volgend jaar haalbaar is. 11 miljoen van dat geld gaat naar Rijkswaterstaat voor het versterkingsprogramma cybersecurity voor het hoofdwatersysteem, waar de heer Geurts uitdrukkelijk aandacht voor vroeg. In de cybersecurity van het Landelijk Meetnet Water wordt ook over vier jaar ook bijna 4 miljoen extra geïnvesteerd.

Het is misschien ook wel leuk om te vermelden dat het Landelijk Meetnet Water onlangs de Computable Award 2020 in de categorie overheidsprojecten heeft gewonnen. Het gebeurt niet zo vaak dat je dat soort awards wint. Ik denk dat dat een mooi compliment is. Bij de wedstrijd van ICT Media is hetzelfde project hoog geëindigd in de categorie meest innovatieve business-to-businessproject. Er wordt dus op een innovatieve manier aan gewerkt.

De heer Geurts vroeg of alle aanbevelingen van de Rekenkamer zijn opgevolgd. In mijn brief van 15 juni van dit jaar heb ik de Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de aanbevelingen. Daaruit bleek toen dat de meeste zijn uitgevoerd en dat een deel nu via een risicogestuurd versterkingsprogramma wordt opgepakt. Ik kan me voorstellen dat de heer Geurts zal zeggen: de devil kan in de details zitten. Ik wil ook graag weten hoe het zit met de aanbevelingen die nog under construction zijn, dus uw voorstel om daar een briefing over te krijgen wil ik graag honoreren. Daar kan in een brede context wat meer verteld worden dan wij schriftelijk zouden kunnen en mogen communiceren over cybersecurity.

De heer Dijkstra heeft gevraagd of ik een monitor wil opzetten, waarbij de Kamer mogelijk periodiek zou kunnen worden geïnformeerd. Op dit moment wordt er door de Minister van JenV elk jaar een cybersecuritybeeld opgesteld waarin de situatie en ook specifiek de dreiging worden gemonitord. Dat omvat ook de watersector. Daarnaast werken de betrokken inspectiediensten en BZK aan een jaarlijks inspectiebeeld voor cybersecurity en een monitor met prestatie-indicatoren voor bestuurders om de invoering van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO) inzichtelijk te maken en om te kunnen sturen op de weerbaarheid tegen dreiging. Ook dat geldt ook voor de watersector. Ik wil daarnaast niet nog een aparte monitor opzetten maar dat onderdeel laten blijven zijn van het nationale beeld.

Dan de specifieke vragen over Waternet. Welke acties zijn er ondernomen om de klantgegevens bij Waternet te beschermen? Dat is onderdeel van het externe onderzoek dat in opdracht van Waternet wordt uitgevoerd. Het beschermen van klantgegevens behoort niet tot mijn systeemverantwoordelijkheid of ministeriële verantwoordelijkheid in het kader van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen, de Drinkwaterwet of de Waterwet. Dat hoort bij hen zelf. Het onderzoek van de ILT richt zich vooral op de procesautomatisering en de continuïteit van het primaire proces. In dit geval gaat het dan om de continuïteit van het leveren van deugdelijk drinkwater. Daarin neem ik de regie.

Wanneer is dat ILT-onderzoek dan af? Op basis waarvan maakt de ILT hard dat drinkwaterinfra niet in gevaar komt? Het ILT-onderzoek bij Waternet richt zich op twee onderzoeksvragen. De eerste is: voldoet Waternet aan de verplichtingen? Dat geldt zowel voor de zorgplicht als de meldplicht, zoals gesteld in de Wbni en het Bbni. De tweede vraag is: hoe is de besturing bij Waternet ingericht? Is daarin een adequate sturing op cyberveiligheid zichtbaar? Om daarvan een goed beeld te krijgen en goede conclusies te kunnen trekken is een gedegen en zorgvuldig onderzoek nodig. De eerste inschatting is dat de resultaten in maart 2021 beschikbaar zullen zijn. Op dit moment heeft de ILT geen reden om aan te nemen dat de leveringszekerheid bij Waternet als gevolg van cyberrisico's in het geding is. De ILT komt tot die bevinding op basis van vertrouwelijke informatie uit het leveringsplan, de verstoringsrisicoanalyse, het auditrapport van de procesautomatisering en andere informatie die voor en na het gesprek met Waternet beschikbaar is gekomen. De conclusie van de pentest en de wijze van communiceren daarover door Waternet geven de ILT aanleiding om het onderzoek van Waternet zelf niet af te wachten maar met haar eigen onderzoek te starten, dat dus in maart 2021 beschikbaar komt.

De heer Laçin heeft nog gevraagd wat de ILT de laatste maanden heeft gedaan om de gaten te dichten. Begin maart 2021 hopen wij dus een compleet beeld uit de diverse onderzoeken beschikbaar te hebben. Daar is zij voortvarend mee aan de slag gegaan. Die twee onderzoeksvragen heb ik u net gemeld.

Dan de vraag van de heer Laçin of de ILT ook actief toezicht gaat houden op de cybersecurity bij andere drinkwaterbedrijven. Zeker zal de ILT bij alle drinkwaterbedrijven het toezicht op cybersecurity uitvoeren en de komende jaren verder opbouwen. De ILT is op grond van het Bbni aangewezen als toezichthouder op aanbieders van essentiële diensten, waaronder ook de tien drinkwaterbedrijven. Daarnaast heeft zij toezichthoudende taken op grond van de Drinkwaterwet zelf. Zij zal dat actief blijven doen.

Dan de laatste vraag op dit onderwerp, ook van mevrouw Van Brenk: heeft het ministerie dit veiligheidsincident ook gemeld bij het NCSC? Volgens het Bbni bestaat er een meldplicht bij ernstige cyberincidenten bij zowel NCSC als de toezichthouder. Dat is geen taak voor mijn ministerie. In dit geval is geen sprake van een ernstig incident dat gemeld had moeten worden vanwege de Waterwet, want het ging om een rapportage van een pentest. Wel was het natuurlijk veel beter geweest als Waternet de resultaten van die pentest eerder en liefst ook uit eigen beweging met de ILT had gedeeld. De inhoud van die pentest wordt meegenomen in het onderzoek door de ILT.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb hier twee keer schriftelijke vragen over gesteld en twee keer antwoord gekregen. Ik ben gewoon ontevreden over de uitleg van de Wbni (Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen). Als je op de website van het Nationaal Cyber Security Centrum kijkt, dan staat daar toch echt dat vitale aanbieders – dat zijn al die waterbedrijven – een incident moeten melden dat gevolgen kan hebben voor de continuïteit. Daar staat: bij een inbreuk van de beveiliging van uw netwerken. Uit die pentest bleek dat er 13.000 dingen openstonden. Wanneer zou het dan gemeld moeten worden? Ik vind het ook heel bizar dat die pentest niet gemeld is aan de Minister of wie dan ook, terwijl ze toch wisten dat het heel erg ernstig was. Wordt de Minister daar niet een beetje meer wantrouwig van?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kijk daar natuurlijk objectief naar. Ik vond het artikel ook zorgwekkend. Ik vind het ook goed dat de ILT dit onderzoek zeer gedegen aanpakt. Als daar aanbevelingen uitkomen, dan zullen we daar serieus met elkaar naar moeten kijken. Volgens mij zit de ILT hier bovenop. Ik heb er ook alle vertrouwen in dat we straks een goed onderzoek krijgen.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dat duurt maanden, omdat ze natuurlijk zo zorgvuldig willen zijn. Maar wat gebeurt er in de tussentijd? Ik vind het bijna cynisch dat de dijkgraaf die hierbij betrokken is, de voorzitter is van het Expertise Netwerk Waterveiligheid. Deze dijkgraaf gaat over veiligheid en bij Waternet is het gewoon een zooitje! De zaken worden niet geüpdatet. Het management wil blijven werken met de Androidsystemen die niet meer geactualiseerd worden. Ik vind het onbegrijpelijk dat dat kan en dat wij erbij staan en ernaar kijken. Ik heb het gevoel dat wij nu een heleboel dingen laten lopen. We zijn nu maanden verder en straks gebeurt er iets vreselijks. Kan de Minister ons de zekerheid geven dat dat niet gaat gebeuren in de periode dat dat onderzoek loopt?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik terug op wat ik net al aangaf: de ILT ziet geen aanleiding om daarvan uit te gaan. Anders had zij een ander geluid laten horen. Ik kan de tekst nog een keer voorlezen, maar dat heeft geen zin. Ik verlaat mij op het oordeel van de ILT. Ik ga ervan uit dat zij gedegen onderzoek doet en dat zij daar niet meer tijd voor inruimt dan strikt noodzakelijk. Ik ga er gewoon van uit dat wij daar in maart een goed verslag van krijgen. De kwalificaties laat ik verder voor u. Ik wacht eerst het onderzoek af.

De heer Laçin (SP):

Ik ga even door op dit punt. Het bericht dat ons heeft bereikt over Waternet dateert van ruim twee maanden geleden. We zijn nu dus twee maanden verder en we moeten nog iets van vier of vijf maanden wachten op een rapport van de ILT. Ik vertrouw er best op dat de ILT haar werk serieus neemt en goed doet, maar ik wil net als mevrouw Van Brenk weten wat er in de tussentijd gebeurt om die gaten te dichten. Dat hoeft niet los van het rapport te staan. Als dit soort berichten verschijnt, als er zo veel gaten in dat systeem zitten en als wij het Kamerbreed heel belangrijk vinden dat de cybersecurity op orde is, dan moet daar meteen actie op ondernomen worden. Ik kan niet leven met het antwoord van de Minister dat haar ministerie daar niet over gaat terwijl zij daadwerkelijk verantwoordelijk is voor de continuïteit van het waterbeheer, voor de openbare drinkwatervoorziening en daarmee ook de cybersecurity. Ik zeg niet dat de Minister nu maar meteen alles moet overnemen. Er zijn nu stappen gezet. Er moeten gaten worden gedicht. Er moet onderzocht worden welke mogelijke gaten er zijn bij andere drinkwaterbedrijven. Dat zou voor deze Minister nu prioriteit moeten zijn. En «geen signalen bij de ILT» zegt mij niet zo heel veel, want die signalen worden blijkbaar niet altijd doorgegeven. Dat hebben we ook in deze situatie meegemaakt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb niet gezegd dat er geen onderzoek naar wordt gedaan. Ik heb juist aangegeven dat de ILT die taak heeft voor alle tien de drinkwaterbedrijven en dat zij daar in toenemende mate werk van gaat maken. In de specifieke casus-Waternet zegt de ILT naar aanleiding van alle informatie die zij heeft kunnen zien, geen risico's te zien voor de leveringszekerheid van deugdelijk drinkwater. Ik verlaat mij op de expertise en het oordeel van de ILT. Verder wachten wij de onderzoeken die Waternet zelf doet af, maar ik ben vooral gericht op de uitkomst van het onderzoek van de ILT.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog. Ik denk dat u bij het derde blok was, hè, klimaatadaptatie, droogte, et cetera.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Klopt. Klimaatadaptatie, droogte en zoet water. Het is voor het derde jaar op rij heel erg droog geweest in Nederland. Ik was een beetje verbaasd door de inbreng van de heer Van Aalst, alsof er helemaal geen vuiltje aan de lucht was deze zomer. Dat hing er maar net van af waar je was. Nou dacht ik toch dat de heer Van Aalst ook regelmatig in het Oosten verbleef. Daar is het op de zandgronden toch heel erg droog geweest. Daar is echt een serieus probleem ontstaan, zowel voor de landbouw als voor de natuur. Overigens is het ook droog in Zeeland, want dat wordt vaak vergeten. Zij zijn omgeven door zout water en ook heel erg afhankelijk van neerslag. Als het daar weinig regent, heb je meteen problemen. Bij alle werkbezoeken die ik heb afgelegd, heb ik dat wel degelijk heel veel meegemaakt. Zo ben ik bijvoorbeeld bij de Springendalse Beek in Twente geweest, bij de Meanderende Maas, bij de stuwwal Nijmegen, in Meerssen, waar velen van u ook geweest zijn, heb ik begrepen, en bij de Zeeuwse boeren. Er zijn voorbeelden te over die laten zien dat wij hier een hele grote uitdaging hebben met elkaar.

Mijn inzet is erop gericht om Nederland weerbaarder te maken tegen de droogte en watertekorten. Ik geloof dat u het bijna allemaal heeft gezegd: we moeten water beter leren vasthouden. We moeten meer gebruikmaken van zowel de landbouw als de natuur om een sponswerking te creëren. Heel veel waterbeheerders, eigenlijk allemaal, zijn daar in de dagelijkse praktijk ook al mee aan de slag. We moeten natuurlijk kijken naar de ruimtelijke inrichting en bij landgebruik moeten we ook meer rekening houden met de waterbeschikbaarheid. Ik vind het heel goed en ben er erg tevreden mee dat water als ordenend principe nu echt een goede plek heeft gekregen in de NOVI; velen van u meldden dat ook. In het voorjaar van 2021 zal ik een besluit nemen over een pakket aan maatregelen van zowel Rijk en regio voor de tweede fase van het Deltaplan Zoetwater met een omvang van 800 miljoen euro. Dat is twee keer zo veel als in de eerste fase. Daar spreekt ook al iets van de urgentie uit.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Van Aalst van de PVV.

De heer Van Aalst (PVV):

Er ontstaat wat onduidelijkheid. Ik heb in mijn tekst gezegd dat het met de droogte wel meeviel en dat we zeker geen watertekort hebben gehad. Sterker nog, ik heb mijn zwembad gewoon tot het eind van de zomer kunnen blijven vullen, zonder dat Vitens in de problemen kwam. In dat opzicht was er geen probleem. Laten we eerlijk zijn: er was geen watertekort. Als ik zo meteen mijn motie in tweede termijn indien, ga ik er dus ook van uit dat die zomaar op oordeel Kamer kan rekenen. Als we ons watermanagement op orde hebben en het water vast kunnen houden, hebben we het probleem gewoon niet. Dat er droogte is, heb ik niet ontkend. Er was droogte, maar het viel reuze mee. We hadden ten opzichte van de jaren ervoor geen watertekort. De Minister hoefde niet met een boot op en neer om water te gaan verplaatsen. Dus pas ons watermanagement aan en we hebben dat probleem niet meer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Laat ik eens kijken of ik toch ergens bij aan kan sluiten. Als de heer Van Aalst zegt dat we de droogte onder controle hebben als wij ons watermanagement op orde hebben, dan ben ik dat met hem eens. Maar zover zijn we nog niet, want we moeten nog veel doen aan het vasthouden van water. Maar als we dat straks hebben, dan is dat mogelijk zo. Maar ik heb toch echt bij mensen gestaan … Ik noem bijvoorbeeld de natuurbeheerders. Dan sta je heel treurig naast zo'n poel waar bepaalde soorten horen te leven. Als je ernaartoe loopt, denk je nog dat het er prachtig uitziet, totdat de boswachter ter plekke je vertelt dat het helemaal niet goed is wat daar allemaal groeit, dat het daar niet hoort en niet goed past in de biodiversiteit. Dan snap je waarom die mensen daar met tranen in de ogen naast staan. En als je naast een boer staat die zijn aardappeloogst ziet mislukken omdat hij niet op een goede manier aan water kan komen, terwijl hij ook met allerlei innovatieve technieken bezig is om water vast te houden – de heer Geurts noemde een paar goede voorbeelden zoals drainage van onderen; iedereen probeert van alles te doen – realiseer je je toch dat het een hele uitdaging is en dat we er echt nog niet zijn.

De heer Van Aalst (PVV):

Het duurde even voor de Minister op het punt kwam, maar volgens mij zijn we het met elkaar eens. Het is exact wat ik aangeef. We hebben net geconstateerd dat die boeren van alles willen. Wat mij betreft kunnen we dat met elkaar oppakken, maar de grootste slag moet gemaakt worden bij de overheid omdat we ervoor gekozen hebben water af te voeren in plaats van vast te houden. Volgens mij komen we in die zin tot elkaar. Houd dat water vast en ga in gesprek met die boeren, want die doen al van alles. Volgens mij is het probleem niet zo groot en maakt u het groter dan het is.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Laat ik het positieve eruit halen, namelijk dat de heer Van Aalst zei dat hij het met mij eens was. Daar houd ik me dan aan vast. We gaan samen verder aan de slag, want we zien toch dat er nog wel het een en ander moet gebeuren om het water ook daadwerkelijk beter vast te houden. Prima.

Mevrouw Van Esch zei dat er miljoenen naar de maatregelen gaan. Ziet de Minister in waarom we die kosten moeten maken? Kun je niet voorkomen dat je die maatregelen moet nemen? Ik begrijp heel goed wat mevrouw Van Esch hiermee wil zeggen, namelijk dat we problemen bij de bron aan moeten pakken en dat het beter is om dingen te voorkomen dan naderhand de schade te moeten herstellen. Als ik dat dan even naar de wereldwijde schaal mag trekken: we hopen op 25 januari de Climate Adaptation Summit 2021 te houden, speciaal gericht op klimaatadaptatie wereldwijd. In dat kader hebben we met kennisinstituten over de hele wereld echt laten zien dat je zeven tot acht keer meer geld kwijt bent als je je maatregelen niet op voorhand neemt en wacht tot er allerlei rampen gebeuren als overstromingen enzovoorts. Kunnen we zeggen dat we alles met mitigatie doen? Nee, daar zijn we helaas al te laat voor. Dat kan niet meer. Klimaatadaptatie en mitigatie zullen allebei moeten.

Mevrouw Dik-Faber vroeg: hoe gaat de Minister nou de uitkomsten uit de Beleidstafel Droogte en het Deltaplan Zoetwater goed borgen in het beleid? Ik noemde net al even de NOVI. Volgens mij had u het daar zelf ook over. De voorkeursvolgorde uit de NOVI nemen we over in de regionale strategieën van de zoetwaterregio's van het Deltaprogramma. De water gebruikende sectoren, dus de bedrijven en de industrie, worden ook meegenomen in dat proces van waterbeschikbaarheid. We gaan vraag en aanbod echt goed in beeld brengen en kijken of we tot optimalisatie kunnen komen. We proberen iedereen er goed bij te betrekken, juist ook in de regionale omgevingsagenda's en gebiedsagenda's. Ik heb dat zien groeien in de afgelopen paar jaar. De allereerste keren dat we de MIRT-rondes hadden, moest ik iedere keer over klimaatadaptatie beginnen en stond het verder eigenlijk niet op de agenda. De afgelopen keer vond ik het daarom heel erg leuk om te zien dat ik er zelf eigenlijk niet specifiek aandacht voor hoefde te vragen en dat ze er in iedere regio mee aan de slag zijn. Ook daar bestaat enthousiasme voor projecten, terwijl we ook weten dat gemeenten het financieel soms best moeilijk hebben. Ik vind het bemoedigend dat ze daar toch geld voor willen uittrekken.

Een onderwerp dat hier heel erg tegenaan schuurt, is het grondwater. De heer De Groot sprak over de taakverdeling rondom dat grondwater. Van wie is het nou eigenlijk? Precies dat soort vragen hebben mij ertoe gebracht die interbestuurlijke studiegroep grondwater in te stellen. Na de eerste droge zomer in 2018 heb ik de Beleidstafel Droogte ingesteld met alle experts vanuit heel Nederland bij elkaar. Ik vond dat dat ontzettend goed heeft gewerkt. Die hele lange lijst met aanbevelingen die daaruit kwam, werd door iedereen gedragen. Iedereen is daar heel enthousiast mee aan de slag. Dat was voor mij een trigger, want nu zitten we toch nog met allerlei onduidelijkheden en vragen rondom dat grondwater. Kunnen we niet weer datzelfde recept gebruiken door weer alle kennis en kunde bij elkaar te brengen? Dan kunnen we die vragen rondom grondwater op dezelfde manier van een set aanbevelingen voorzien, waarmee we dan aan de slag kunnen. Die studiegroep zal aan het begin van het komende jaar echt starten. Die gaat het in kaart brengen. Dat gaat geen jaren duren, hoor. Met de Beleidstafel Droogte hadden we het ook in een jaar voor elkaar. Iedereen zit nu in de uitvoering. Dat wil ik met grondwater op dezelfde manier doen, zodat we daarna kunnen gaan aanpakken.

De heer Moorlag heeft hier ook vragen over gesteld, in het kader van de verdelingsvraagstukken. Hij had het ook over rentmeesterschap. De regulering van het grondwatergebruik ligt bij provincies en waterschappen. De provincies zijn verantwoordelijk voor een goede grondwaterbalans conform de Kaderrichtlijn Water. Grondwateronttrekkingen vinden plaats via een vergunningsstelsel en algemene regels van provincies en waterschappen. Op mijn verzoek zijn IPO en de Unie van Waterschappen al langer bezig om die grondwateronttrekkingen in kaart te brengen. De resultaten daarvan verwacht ik begin volgend jaar. Dat loopt voor op de interbestuurlijke studiegroep. Die studiegroep zal dus in bredere zin de beleidsopgave inventariseren. Ik ga me niet mengen in de discussie over de cijfers tussen de heer Geurts en mevrouw Van Esch, maar mij is ook wel opgevallen dat veel particulieren zonder vergunning putten hebben geslagen om hun tuinen enzovoort te besproeien. Ik zal eerlijk bekennen dat ik een keer leedvermaak heb gehad toen ik zag dat iemand dat had gedaan op een plek waar dat volgens mij helemaal niet kon. De mensen in kwestie hadden een wit huis en het betrof ijzerhoudende grond. Zij waren dus snel genezen van het sproeien, want de hele voorkant van het huis werd oranje. Dan heb je wel even het gevoel dat boontje om zijn loontje komt. Maar goed, dat is even een zijstapje. Ik dacht: als je het netjes had gedaan, had je dat geweten. Ik denk dat zowel bij bedrijven als bij particulieren er goed naar gekeken moet worden.

Mevrouw Bromet heeft het belangrijke punt van de bodemdaling aangekaart en velen anderen deden dat ook.

Is er een vraag tussendoor?

De voorzitter:

Ja, er is een vraag tussendoor van de heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Het is goed dat er een studiegroep is, maar naar mijn smaak moet het echt op systeemniveau worden bekeken. Het is ook een attitudekwestie. Ik heb niet voor niets de vergelijking gemaakt met de woeste gronden. Als je wat nodig had uit de natuur en er stond iets in de weg, dan sloopte je het eruit of schoof je het weg. Daar zijn we anders over gaan denken. Dat moet hier bij het grondwater eigenlijk ook. De Minister noemde ze al, de mensen die denken: ach, ik sla zelf wel een put. In het verleden werd er ook weleens gezegd: ach ja, vissen gaat makkelijker zonder visakte dan zonder hengel. Maar daar is het denken ook over veranderd. Een studiegroep en kijken naar vergunningverlening is één ding, maar er moet naar mijn smaak echt een steek dieper worden gekeken. Hoe beantwoordt de Minister die vraag, dus dat we het op systeemniveau systematisch anders kunnen gaan beheren?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het hele brede spectrum ligt echt bij die interbestuurlijke studiegroep. Die kan iedere vraag adresseren, eigenlijk op dezelfde manier als bij de Beleidstafel Droogte. Van de governance tot alle andere aspecten konden ze daarin meenemen. Dat doen we nu ook bij deze interbestuurlijke studiegroep. Natuurlijk doen provincies en de Unie van Waterschappen eigen dingen, maar zij brengen ook allemaal hun expertise in. We kijken dus zowel naar de governance, naar het hele systeem, als naar de misschien wel heel concrete aanbevelingen. Dat moet ik afwachten, maar ze hebben de vrijheid om het geheel te bekijken.

De voorzitter:

Mevrouw van Esch van de Partij voor de Dieren en daarna mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Mijn vraag ging specifiek hierover, want we horen heel veel experts en mensen die zeggen dat we die studies al hebben, dat we al weten wat we moeten doen, en dat we wel door kunnen blijven studeren en praten, maar dat de oplossingen en de inventieve zaken die we moeten doen, allang voorhanden zijn. Ik heb het gevoel dat we sneller kunnen dan we nu doen, daar kent u, denk ik, de Partij voor de Dieren ook best goed in. Ik denk dat we al weten welke problemen we moeten tackelen, maar dat het nu wel heel veel een kwestie is van: een stuurgroep, een onderzoek, we komen er volgend jaar, in 2021 op terug. Het voelt alsof we in herhaling vervallen en daarvoor vind ik de urgentie van dit onderwerp te groot. Dus ik ben toch benieuwd wat we concreet nu al kunnen gaan doen. We hebben de oplossingen voorhanden; waarom zouden we nog wachten als we allang werk kunnen maken van de problematiek?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er is natuurlijk al heel veel kennis beschikbaar, maar een groot deel toch ook nog niet. Daar wordt nu bijvoorbeeld ook door de provincies en de Unie van Waterschappen aan gewerkt. Het mooie van deze club mensen bij elkaar is juist dat zij het met elkaar in verband kunnen brengen. Want alle verschillende bestuurslagen moeten hier toch op een bepaalde manier mee aan de slag. U zegt dat het een herhaling van zetten is, maar dat is het echt niet. Ik heb echt hoop dat we het succes herhalen, waar volgens mij de hele Kamer blij mee was, van de Beleidstafel Droogte, die in een jaar tot 46 goede aanbevelingen is gekomen waar iedereen nu mee aan de slag is. Want sinds afgelopen zomer zien we echt dat we op het gebied van grondwater nog eenzelfde soort vragen hebben. Het is er dus echt op gericht om straks tot door iedereen gezamenlijk gedragen concrete aanbevelingen te komen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik blijf er toch bij dat... Het klinkt misschien raar, maar ik ben het in één opzicht wel eens met de inbreng van de PVV, namelijk dat het niet ligt aan de hoeveelheid regen die er valt in Nederland. Want er valt weleens meer regen in Nederland dan vroeger, alleen het valt nu allemaal in één bepaald stukje van het jaar en daarna weten we niet hoe we het goed kunnen opslaan. Dát is het grote probleem dat we in Nederland ervaren: we voeren in idioot snel tempo al dat water af en daarna zijn we het kwijt. Volgens mij kunnen we daar zeker nu al gewoon op door. Ik ben heel benieuwd of u erkent dat dit echt een megaprobleem is waar we nu tegen aanlopen. We kunnen volgens mij daarin nu stappen zetten. De heer Van Aalst is helemaal blij dat ik het met hem eens ben, gelukkig. Volgens mij kunnen we al stappen zetten op dit punt en hoeven we daarmee niet te wachten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Maar dat is dan ook een heel groot misverstand. Ik gaf u namelijk net aan, mevrouw Van Esch, dat we wat betreft de stimuleringsregeling voor klimaatadaptatie al met allerlei projecten aan de gang zijn, zowel in landelijk als stedelijk gebied. Daar zijn fantastische voorbeelden van. Er wordt al heel veel aan gedaan. In Horst aan de Maas ben ik bijvoorbeeld bij een project geweest waar ze een parkeerterrein hebben met tegels die niet het water afvoeren maar helemaal opnemen. Dat is fantastisch: als je met je gieter water op zo'n baksteen giet, neemt hij dat helemaal op. Ik heb heel veel voorbeelden van waar we mee aan de slag zijn. Ik gaf zojuist al aan dat we geen 400 miljoen maar 800 miljoen gaan inzetten voor het Deltaplan Zoetwater. Er zitten dus in die stimuleringsregeling allemaal hele goede projecten om water beter vast te houden. Ik noem ook de innovatieve projecten bij de landbouw. Er gebeurt dus al heel veel. Maar ik vind het belangrijk dat we ten aanzien van het specifieke probleem rondom grondwater wel alles in kaart krijgen en dat we dan ook, net als bij de Beleidstafel Droogte, in één keer een totale ronde krijgen van wat we allemaal moeten doen, en we dus niet alleen maar ad hoc aan de gang zijn. U hebt helemaal gelijk dat we ondertussen natuurlijk wel bezig moeten blijven. Dat doen we dan ook echt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Volgens mij zat ik op de kleuterschool toen de overheid een campagne had: wees wijs met water. Dat is al een hele tijd geleden en ik denk dat campagnes niet meer van deze tijd zijn. Toch zie ik wel dat er bij het bedrijfsleven, maar ook bij burgers, huishoudens, onvoldoende bewustzijn is dat water schaars is. Ik meng me even niet in de discussie van de PVV en de Partij voor de Dieren waar dat door komt, maar water is een schaars goed in droge perioden. Hoe kunnen we burgers en bedrijven meenemen in het zuinig omgaan met water?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Er is een variëteit aan campagnes die ook tegenwoordig wel aan de gang zijn. We hebben Operatie Steenbreek gehad, we hebben het NK Tegelwippen gehad tussen Amsterdam en Rotterdam: tegel eruit, plant erin om het water meer vast te houden. Ik ben in Dordrecht bij een woningcorporatie geweest waar ze bij een nieuwbouwproject met de bewoners hebben afgesproken dat ze een maximaal percentage van hun tuin mogen bestraten. Dat ligt erin en meer mag niet, om zo te zorgen dat de grond goed water kan absorberen. Er zijn heel veel zaken, zowel op provinciaal als op gemeentelijk gebied. Ik ben in Enschede bij mensen thuis geweest die een heel smal spleetje tussen twee woningen, waar je eigenlijk niks mee kunt, hadden gebruikt om water in op te slaan dat ze in de zomer kunnen gebruiken. Er gebeurt ontzettend veel. Ik wil hier niet de hele avond over dat soort dingen vertellen, maar er gebeurt echt veel. Ik noem ook een zandlopertje onder de douche dat een heel zielig huilend ijsbeertje te zien geeft wanneer je te lang onder de douche staat. Nou ja, elk wat wils, maar er gebeurt wel ontzettend veel, hoor.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Dik-Faber, weet wat u vraagt!

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ja, zoals dat ijsbeertje en dat zandlopertje, geweldig. Nee, voorzitter, ik weet wat ik vraag. Ik kijk niet heel veel tv, maar afgelopen zomer tijdens de droge periode zag ik de interviews met mensen op straat, waarbij werd gevraagd: het is zo enorm droog; geeft u zich daar ook rekenschap van? Dan merk je toch dat mensen denken: dat is een probleem dat anderen moeten oplossen. Ik wil mensen daar niet de schuld van geven; wellicht speelt kennisachterstand een rol. Maar ik zie dat we in de zomer als het droog is nog gewoon vrolijk onze auto wassen voor de deur en dat we het zwembad in de tuin laten vollopen. Bij het bedrijfsleven wordt de urgentie ook niet altijd gevoeld – vaak wel, maar ook vaak niet. Ik heb dus het gevoel dat er heel veel mooie dingen gebeuren, maar alles bij elkaar waarschijnlijk niet genoeg. Ik vraag dus toch aan de Minister of zij haar creativiteit wil inzetten om een soort Wees wijs met water 2.0 te bedenken.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat we daar samen met alle andere medeoverheden in de hele waterketen voortdurend aan moeten blijven werken. U hebt gelijk: er gebeurt veel, maar het is nog niet genoeg. Dat ben ik ook direct met u eens. Maar laten we daar met z'n allen naar blijven kijken. Misschien is het wel aardig om toch nog een keer voor u op een rijtje te zetten wat we allemaal doen, al is het alleen maar omdat het gewoon leuk is om dat allemaal te zien. Maar ik begrijp uw pleidooi heel goed. Van al die mensen die bijvoorbeeld hun auto willen wassen in de zomer hebben we ook gezegd: dat moeten ze dan vooral doen bij de wasstraat, waar het water weer wordt opgevangen en hergebruikt, en niet met hun emmertjes en hun tuinslang in de straat. Dan kun je die auto toch prima wassen, als je dat graag wilt. Ik zie de heer Dijkstra helemaal opveren. Dat komt goed.

De voorzitter:

Dan gaat de Minister verder met haar betoog in het derde blok.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik had de bodemdaling nog in dit blok zitten. Mevrouw Bromet heeft daar natuurlijk al heel veel tijd in gestoken met haar initiatiefvoorstel over bodemdaling en veen. Wat is nou het plan? Het kabinet is natuurlijk op allerlei manieren betrokken bij het tegengaan van die bodemdaling. De Minister van LNV heeft een veenplan opgesteld, waarin regionale veenweidestrategieën worden ontwikkeld. Daarin wordt gebiedsgericht gewerkt aan een aanpak van die bodemdaling. Specifiek voor het Groene Hart hebben Rijk en regio ook een regiodeal om handelingsperspectieven te bieden voor bodemdaling in veenweidegebieden. Daar is 20 miljoen voor beschikbaar. In het kader van het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie voeren alle overheden nu ook stresstesten uit om de kwetsbaarheid voor klimaatverandering in beeld te brengen. Daar hoort bodemdaling bij. Het is dus ook aan de verschillende overheden om maatregelen te treffen. Het Kennis Centrum Aanpak Funderingsproblematiek is ook al genoemd. Huiseigenaren kunnen daar terecht voor informatie over de problematiek. Het kabinet zal binnenkort ook nog komen met een reactie op het advies van Rli over de bodemdaling in veenweidegebieden. Ik weet niet precies wanneer, maar het komt wel binnenkort.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik weet dat er al allerlei initiatieven zijn. Het zijn kleine aanzetten, een begin van een klein deel van de oplossing. Maar als je zelf huiseigenaar bent, je huis op dit moment is verzakt en je weet dat je € 100.000 of € 150.000 uit moet geven om je huis te redden, maar dat niet hebt, dan sta je met lege handen. Ik zou de Minister willen vragen om daar toch wat meer oog voor te hebben, want alle initiatieven die ze opnoemt, zijn initiatieven die in het landelijk gebied liggen, misschien met uitzondering van die in het Groene Hart. Maar het gaat ook niet om één initiatief; het gaat gewoon over al die huizen. Ook lokale overheden gaan dit niet oplossen. Het is echt een enorm probleem.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Jazeker, dat wil ik ook absoluut niet ontkennen, maar ik verwijs dan toch ook naar de kabinetsreactie op het Rli-advies. Dat advies is aangeboden aan de collega's Ollongren en Schouten. Zeker waar het water raakt, zullen zij dat met mij afstemmen. Maar die reactie zal ook binnenkort naar u toe komen.

Dan kom ik bij het volgende blokje: drinkwater en waterkwaliteit. Er zijn door meerdere leden vragen gesteld over de doelen van de Kaderrichtlijn Water; zijn die doelen wel realiseerbaar? Door op een natuurlijke wijze water vast te houden – dat is een mooi bruggetje naar het vorige blok – wordt er natuurlijk ook bijgedragen aan de doelen van de Kaderrichtlijn Water en wordt tegelijkertijd ook de droogte tegengegaan. Want zuiniger omgaan met water en hergebruik van water dragen bij aan die doelen van de Kaderrichtlijn Water. Doen we nou wel genoeg? In delen van het land komen de doelen al echt in zicht, maar met name in het Maasstroomgebied ligt er nog een flinke uitdaging. Ik zal in 2021 een ex-ante-evaluatie laten uitvoeren op de voorgestelde maatregelen van de ontwerpstroomgebiedsbeheerplannen. Daarbij ga ik dan ook de planMER op het zevende actieprogramma Nitraatrichtlijn betrekken. Daarmee zal ik dan dus ook toetsen of we wel genoeg doen om die doelen van de Kaderrichtlijn Water te halen.

Zitten daar ook verplichte maatregelen in om uitspoeling uit de landbouw te verminderen, vroeg de heer De Groot. Samen met de collega van LNV hebben we natuurlijk specifiek aandacht voor de landbouw. Daarin wordt gezocht naar een mix van verplichte en vrijwillige maatregelen. Ik zie zelf eigenlijk ook wel kansen om aan te sluiten bij de maatregelen die toch genomen moeten worden in het kader van de stikstofuitstoot. Daar zijn, denk ik, mooie win-winresultaten te behalen, want collega Schouten is daar ook zeer voor te porren. Het heeft namelijk weinig zin om alleen het stikstofprobleem aan te pakken in een bepaald gebied als vervolgens door de hydrologische omstandigheden van verdroging diezelfde habitats alsnog niet goed kunnen functioneren. We kijken dus ook echt samen waar win-winsituaties te behalen zijn: als je toch met natuur aan de gang moet, doe dan gelijk de hydrologie- en de stikstofaanpak samen.

Kan de Minister in de ministerraad met betrekking tot de gewasbeschermingsmiddelen goed blijven letten op de inzet van de NVWA, zo vraagt de heer Moorlag. Het wegnemen van normoverschrijdingen van de gewasbeschermingsmiddelen in water is onderdeel van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 van de Minister van LNV. Het toezicht op de voorschriften door de NVWA hoort daarbij. En niet alleen ondergetekende in de ministerraad, maar het hele ministerie houdt natuurlijk de ogen en oren open of het ook bij dat onderdeel allemaal adequaat verloopt.

Kan ik projecten als Panorama Waterland verder ondersteunen, vroeg de heer De Groot. Maar liefst in 34 grondwaterbeschermingsgebieden zijn agrarische ondernemers, drinkwaterbedrijven, provincies, LNV en IenW al samen aan de slag om uitspoeling van nitraat naar grondwater effectief terug te dringen. Ik zal zorgen dat het programma Panorama Waterland in dat kader ook de aandacht krijgt die het verdient.

Mevrouw Bromet heeft het over de uitspraak van de rechtbank met betrekking tot de toepassing van glyfosaat buiten de landbouw. Chemische onkruidbestrijding op verhardingen valt onder de verantwoordelijkheid van mijn collega, Staatssecretaris Van Veldhoven. Ik heb begrepen dat zij de uitspraak zal bestuderen en uw Kamer via een brief daarover zal informeren.

Dan de medicijnresten. Daar hebben bijna alle leden over gesproken. Het RIVM rapporteert hogere aantallen; bent u bereid om met VWS in gesprek te gaan om de verspilling van medicijnresten tegen te gaan? Met het Ministerie van VWS is intensief contact, ook over onnodig gebruik en preventie. Mijn collega van VWS heeft daarover onlangs ook een brief naar de Kamer gestuurd. Bij de Stuurgroep Water van 9 december aanstaande ga ik ook verdere afspraken maken met alle ketenpartners over die aanpak medicijnresten. Ik zal u daar volgend jaar ook nader over informeren. Een voortgangsrapportage van alle maatregelen onder de Ketenaanpak medicijnresten uit water is daar ook onderdeel van.

De voorzitter:

Meneer De Groot heeft een vraag voor u.

De heer De Groot (D66):

Ik had geen spreektekst aan medicijnresten gewijd, maar ik herinner me een voorstel van mijn fractie – deze Kamer heeft dat aangenomen – om een breng-mij-terugsticker op medicijnverpakkingen te plakken. Het is heel simpel: als je medicijnen niet gebruikt, breng je die terug naar de apotheek, die dan natuurlijk een acceptatieplicht heeft. Hoe staat het daarmee?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ga even kijken of het in mijn stapel zit. Omdat u in de eerste termijn geen vraag heeft gesteld over de breng-mij-terugsticker, zit die vast niet bij mijn antwoorden. Ik stel voor dat ik daar in de tweede termijn even op terugkom.

Dan over de hoeveelheid medicijnresten. Die is hoger dan eerdere RIVM-schattingen. In de richting van de heer Geurts zeg ik dat daarbij wel moeten worden aangetekend dat de schattingsmethode is verbeterd. Het onderstreept de noodzaak om de maatregelen van de ketenaanpak verder uit te voeren. Zo gaan tien waterschappen voor 2023 aan de slag met een vergaande zuiveringsstap bij vijftien rioolwaterzuiveringsinstallaties, met een bijdrage van 30 miljoen van het Rijk. Het waren dus een paar waterschappen – denk bijvoorbeeld aan Aa en Maas, die daarbij vooropliep – maar dat gaat nu dus op veel grotere schaal gebeuren.

Vorige maand is er in zes ziekenhuizen een pilot gestart met de opvang van röntgencontrastmiddelen, waarbij mensen een plaszak mee naar huis krijgen; heel praktisch. Als die proef slaagt, gaat VWS zich vervolgens inspannen om dat tot het nieuwe normaal te maken. De inzameling van ongebruikte medicijnresten gaat ook steeds beter. In oktober hadden we de Week van Ons Water. Toen was er een specifieke inzamelweek. We willen dat jaarlijks herhalen, zodat mensen eraan herinnerd worden om de medicijnen die ze nog in het kastje hebben staan en die over de datum zijn, in die week naar de apotheek te brengen. Op dit moment zijn er nog geen normen voor medicijnen onder de Kaderrichtlijn Water. De Europese Commissie onderzoekt in het kader van de herziening van de Richtlijn prioritaire stoffen de opname van enkele geneesmiddelen. Dat voorstel wordt in 2022 verwacht.

In 2021 – dat zeg ik in de richting van de heer Geurts – komt de Europese Commissie met een voorstel voor een zero pollution ambition. Wij kijken daar uiteraard met belangstelling naar, want dat zou belangrijk zijn om een Europees gelijk speelveld te behouden. Dat kan tegelijkertijd bijdragen aan het verminderen van de verontreiniging via de grote rivieren. Maar de Staatssecretaris zal daar komend jaar op terugkomen.

Dan heeft de heer Laçin het nog gehad over pfas in het grondwater. Na overleg met Vewin is een onderzoek naar pfas in grondwater gestart. In de eerste helft van het komende jaar zullen de resultaten bekend zijn over de aanwezigheid van pfas in het grondwater. De INEV's worden gebruikt om de ernst van de bodemverontreiniging te beoordelen. Dat gaat dan niet alleen over drinkwater, maar ook over de vraag of en welke beheersmaatregelen genomen moeten worden voor het gebied dat verontreinigd is. Het vaststellen van die INEV's is daarom ook niet afhankelijk van het onderzoek naar pfas in grondwater; dat is echt gebiedsgericht.

De heer Laçin (SP):

Ik ben het absoluut niet eens met wat de Minister hier zegt. Drinkwaterbedrijven geven namelijk zelf aan dat, als de indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging, de INEV's, hoger worden gesteld dan de norm voor het drinkwater zelf, wij er veel meer werk aan hebben om het te zuiveren. Daarom willen de drinkwaterbedrijven dat de INEV's voor de gebieden waar het grondwater gebruikt wordt voor drinkwatervoorziening gelijk worden gesteld aan de norm voor drinkwater zelf. Dat is een wezenlijk verschil. Het is misschien wel gebiedsafhankelijk, maar die twee hebben zeker wel met elkaar te maken. Daarom heb ik in mei een motie ingediend om die gelijk te stellen. Daarna is het onderzoek gestart. Ik zeg nu: doe daar geen definitieve uitspraak over en leg geen definitieve waarde vast voordat het onderzoek klaar is. Ik wil die garantie, die toezegging, van de Minister.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Die definitieve normen leg ik ook niet vast. Dat ligt in eerste instantie bij de Staatssecretaris. Laat ik dit even hernemen en met de Staatssecretaris bespreken. Dat lijkt mij het verstandigst, want ik kan dat nu niet zomaar voor haar gaan bepalen. Ik neem die vragen mee naar de Staatssecretaris.

De voorzitter:

En daar komt u vast op terug.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Daar wordt u uiteraard over geïnformeerd, want anders hebt u er ook niet veel aan.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik wil het nog even hebben over het vorige punt. De Minister gaf aan dat Europa nadenkt over normering in 2022. Dat gaat ook meetellen voor de Kaderrichtlijn Water. Het is goed om te horen dat die normering er komt, maar hoe gaat dat dan precies? Is Nederland aangehaakt bij die discussie? Zwitserland is al behoorlijk ver hiermee. Wordt de kennis van Zwitserland gebruikt? Als we moeten gaan zuiveren, wie gaat dan de kosten betalen? Er zitten echt behoorlijk wat haken en ogen aan. Het ging even heel snel. Ik ben blij dat die normering er komt, maar volgens mij komen er ook heel veel vervolgvragen die allemaal wel een keer een antwoord moeten krijgen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Zeker. Maar aangezien dit ook het terrein van de Staatssecretaris is... Ik heb net aangegeven dat de Staatssecretaris u daarover zal informeren middels een brief. Ik ga ervan uit dat alle vragen die u hier nu over stelt, ambtelijk zullen worden doorgeleid, zodat die meegenomen kunnen worden.

De heer Geurts (CDA):

Het wordt nog druk bij de Staatssecretaris, als ik het zo hoor. De vraag die ik stelde, ging over de terugvorming van medicijnen. Die zitten in het water en die krijgen dan hun oorspronkelijke werkzame stof terug. Dat zou 50 tot 500 ton kunnen zijn volgens een publicatie van het RIVM. Ik heb aan de Minister gevraagd welke maatregelen zij daarvoor gaat treffen, maar daar heb ik nog geen antwoord op gehad.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat antwoord moet ik u nog even schuldig blijven. Wellicht kunnen we daar in de tweede termijn op terugkomen. Ik kan u daar nog geen antwoord op geven. Ik ga proberen om dat in de tweede termijn te doen en anders krijgt u het schriftelijk, want ik weet het op dit moment gewoon niet.

De heer De Groot heeft nog vragen gesteld over de vismigratie. Wat is de stand van zaken? Ieder jaar informeer ik uw Kamer over de stand van de uitvoering van de maatregelen middels de Staat van Ons Water. Dit jaar hebben we aangegeven dat er ruim 1.000 knelpunten zijn opgelost voor het einde van 2021. Voor de periode 2022 tot 2027 worden er nog eens 600 knelpunten opgelost. Dat staat allemaal in de ontwerpstroomgebiedbeheerplannen die aan het begin van komend jaar ter inzage worden gelegd. Ik kan nu natuurlijk niet al die 1.000 en die 600 knelpunten gaan opnoemen. Die vindt u in de ontwerpen van de stroomgebiedbeheerplannen, die begin 2021 ter inzage worden gelegd.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik wil het nog even hebben over de Kaderrichtlijn Water. Daar zijn vele debatten over gevoerd in dit huis. Ik heb hier een motie van 14 november 2016 van de heer Geurts, mevrouw Visser en de heer Bisschop met het verzoek om in kaart te brengen of de doelen wel haalbaar zijn, wat de maatregelen zijn om te KRW-doelen te halen en wat het zou kosten. Daar is ongetwijfeld een keer een antwoord op gekomen, maar ik ben daar op dit moment ook wel benieuwd naar. We hebben tot 2027 om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water, maar de VVD wil wel graag weten wat het kost, zodat we op een gegeven moment de afweging kunnen maken of we dit nog willen of dat we hier op een andere manier aan kunnen voldoen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Willen we dit nog wel? Ik denk dat we die keuze niet meer hebben. Ik heb een tijdje geleden in de antwoorden aangegeven dat we een aantal analyses in gang hebben gezet. Die moeten laten zien of we op het goede tijdpad liggen om het ook te gaan halen en in welk gebied er nog wat extra's moet gebeuren. Dat inzicht hebben we nu nog niet. Op het moment dat we dat allemaal in kaart hebben, kunnen we pas zien welke kosten daarmee gemoeid zijn, in welk gebied en voor welke maatregelen. Die afweging kunt u dan natuurlijk nog maken.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de heer Van Aalst. Hij heeft vragen gesteld over de kosten van ontwikkelingshulp op het gebied van drinkwater. In het Drinkwaterbesluit is vastgelegd dat drinkwaterbedrijven maximaal 1% van hun omzet mogen besteden aan projecten ten behoeve van de bevordering van een goede drinkwatervoorziening in het buitenland. U knikt, want u weet dat ook. Dit moet worden betaald uit de winst. Als je deze kosten maakt, is de winst dus lager. Daarmee kun je stellen dat de consument daar dan ook aan meebetaalt. Met deze samenwerking wordt overigens niet alleen kennis gebracht, maar ook kennis opgehaald. Die kan in de toekomst voor onze eigen drinkwatervoorziening van belang kan zijn, bijvoorbeeld als het gaat om de droogteproblematiek, waar ze in andere landen soms meer kennis van en ervaring mee hebben dan wij. Maar het is dus gewoon vastgelegd in het Drinkwaterbesluit; als u dat wilt veranderen, moet u dus een voorstel doen om dat Drinkwaterbesluit aan te passen.

Mevrouw Bromet heeft aandacht gevraagd voor kinderen bij wie er sprake zou kunnen zijn van het afsluiten van het water. Kinderen vallen niet onder de kwetsbare gevallen. Dat is een keuze geweest bij het opstellen van die regeling, om ook de groep niet te groot te maken. Maar er ligt op dit moment wel een zaak bij de rechter om afsluiting voor gezinnen met kinderen te voorkomen. De uitspraak wordt komend jaar verwacht. Lopende die rechtszaak wil ik daar ook geen uitspraken over doen, maar ik kan mevrouw Bromet wel geruststellen dat er tijdens de coronamaatregelen is afgesproken dat er überhaupt, helemaal geen huishoudens van drinkwater afgesloten worden. Zolang de maatregelen nog niet zijn opgeheven, blijft dat zo.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Natuurlijk kunnen we wachten tot de rechter daar een uitspraak over doet, en ik denk ook dat het verstandig is dat de Minister daar even op wacht. Maar los daarvan kun je natuurlijk ook zelf besluiten dat je vindt dat kinderen tot een kwetsbare doelgroep behoren, ongeacht hoe de uitspraak van de rechter uitvalt. Deze regel is door de overheid bedacht en die kun je als overheid ook gewoon veranderen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat klopt, maar aangezien het op dit moment toch geen probleem is vanwege de coronamaatregelen denk ik dat het verstandig is om eerst de uitspraak van de rechter af te wachten. Die regeling is hier zo vastgesteld, ook bewust.

Dan een vraag die door meerdere leden is gesteld. Daarbij gaat het over de investeringsmogelijkheden van de drinkwaterbedrijven, de WACC. Het klopt dat de financiering van investeringen van drinkwaterbedrijven onder druk staat en dat drinkwaterbedrijven voor kolossale investeringen worden gesteld. De ILT doet onderzoek naar de toekomstige investeringen van de drinkwaterbedrijven en de relatie met deze WACC. Tot 2020 en 2030 zien we ook dat bedrijven veel meer willen investeren dan de afgelopen jaren. Ik ben ook in overleg met de drinkwaterbedrijven om een oplossing te vinden voor die financieringsproblemen. Ik verwacht daar aankomende maanden al resultaten van en ik zal u daar in de aanloop naar een volgend AO ook zeker over berichten.

Dan kom ik bij de Wadden, voorzitter. De eerste vraag hierover, van de heer Dijkstra, staat in relatie tot het overleg over corona. U vroeg wie coördinerend Minister voor de Wadden is. Dat had u goed gezien: ik ben de coördinerend Minister voor de Wadden. Die eer heb ik. Maar de collega-Ministers hebben natuurlijk ook verantwoordelijkheden voor bepaalde inhoudelijke dossiers die aan de Wadden gerelateerd zijn. Laat ik eerst vaststellen dat de economische en maatschappelijke gevolgen van de coronacrisis voor iedereen voelbaar zijn, zeker als je kijkt naar het toerisme, de horeca en het sociale leven op de Waddeneilanden; maar dat geldt natuurlijk overal. Daarom is er het steun- en herstelpakket met tijdelijke financiële regelingen. Het kabinet moedigt ondernemers in het waddengebied aan daar ook een beroep op te doen. In aanvulling daarop heeft de Staatssecretaris van EZK een Taskforce Samenwerking Gastvrijheidssector ingesteld. Op verzoek van de regio's die sterk afhankelijk zijn van het toerisme, zoals de Wadden, komt er op korte termijn ook een gesprek om informatie en ervaringen uit te wisselen. Daarnaast wordt voor de Waddeneilanden een programma opgesteld op het gebied van wonen, werken, voorzieningen, zorg en onderwijs, duurzaamheid en bereikbaarheid. Er worden dus veel gesprekken over gevoerd.

De heer De Groot zei dat er in de ontwerpagenda geen duidelijke keuzes worden gemaakt. Welke aanpassingen in beleid zijn of worden er nog gedaan? Het klopt dat de agenda een lange tijdshorizon heeft. Er wordt echt op een strategisch niveau beschreven op welke wijze we de opgave willen realiseren. In het uitvoeringsprogramma volgt dan de concrete uitwerking van die agenda. Het uitvoeringsprogramma moet de komende maanden verder worden uitgewerkt met de betrokken partijen. Het programma zal ook voor advies voorgelegd worden aan de het Omgevingsberaad. Na vaststelling in het Bestuurlijk Overleg Waddengebied zal het dan uiteraard ook aan uw Kamer worden aangeboden. Het is ook de bedoeling om de Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang en over het behalen van de hoofddoelstelling.

De heer De Groot (D66):

Betekent dat dan ook dat er in dat overleg keuzes worden voorgelegd? Als je de hoofddoelstelling wilt halen, en dat wil de Minister, dan zul je ook met elkaar moeten besluiten wat je doet met thema's als mijnbouw en visserij. Hoe ga je toerisme zodanig vormgeven dat het ook duurzaam is? Hetzelfde geldt voor de scheepvaart enzovoort. Worden die keuzes ook voorgelegd? Hoe ga je dat dan doen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Die keuzes zullen eerst in gezamenlijkheid tot stand moeten komen. Ze worden ook aan het Omgevingsberaad voorgelegd enzovoort. Ik kan meteen de vraag van de heer Dijkstra beantwoorden. Hij vroeg of er een impactanalyse voor alle plannen kan worden uitgevoerd. Wanneer wordt het officieel vastgelegd? Er ligt nu een concept-Waddenagenda met een nota van antwoord. Die wordt besproken in het bestuurlijk overleg later deze week. Parallel wordt er ook gewerkt aan een uitvoeringsprogramma. Een impactanalyse lijkt me heel zinvol als de agenda en het uitvoeringsprogramma in samenhang worden bekeken. Die stukken zullen we natuurlijk ook naar uw Kamer sturen. Het traject is dus als volgt: vaststellen van de agenda en nota van antwoord op 3 december in het Bestuurlijk Overleg Waddengebied en daarna toewerken naar het uitvoeringsprogramma. Het is de bedoeling dat we dat deze zomer kunnen vaststellen.

De heer De Groot (D66):

Dus als ik het goed begrijp, krijgen we dat uitvoeringsprogramma terug. Daarin zijn keuzes gemaakt over de thema's die ik noemde, dus de visserij, de mijnbouw, de scheepvaart en het toerisme, met het oog op de hoofddoelstelling? Begrijp ik het zo goed?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, het is de bedoeling om in de uitvoeringsagenda een vertaling te maken van hoe je komt tot die doelstellingen, zeker.

Mevrouw Van Esch heeft daar...

De voorzitter:

Ik geloof dat er nog een vervolgvraag was.

De heer De Groot (D66):

Nou, ik wilde daar even een heel dikke streep onder zetten. Dank aan de Minister voor dit antwoord.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Mevrouw Van Esch vroeg of we een resultaatverplichting voor de hoofddoelstelling zouden moeten krijgen. Die hoofddoelstelling moet gehaald worden in 2050. Dat is de agenda. Het uitvoeringsprogramma wordt, zoals ik net aangaf, in de komende maanden nader uitgewerkt. We zullen jaarlijks de voortgang bespreken en daarbij ook aangeven hoe het heeft bijgedragen aan het realiseren van de hoofddoelstelling. Je gaat er met elkaar wel van uit dat je die hoofddoelstelling in ieder geval in 2050 hebt behaald.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik denk dat ik hier nog even op door wil gaan, om de streep die de heer De Groot net zette, nog net iets explicieter te maken. Ik wil wel zeker weten dat straks niet wordt gezegd «dit is het uitvoeringsprogramma» en via moties of amendementen onderwerpen die we hebben aangedragen, in het uitvoeringsprogramma ingevoerd moeten worden. We hebben het over de ontwerpagenda en nu staan de Wadden expliciet op de agenda. Ik wil graag weten in hoeverre de onderwerpen die door de Partij van de Dieren en ook door D66 zijn aangedragen, onderdeel gaan uitmaken van die uitvoeringsagenda. Kunnen we er zeker van zijn dat ze daar deel van uitmaken? We hebben specifiek over de extensivering van het gebied gesproken. Ik wil zeker weten dat dit onderdeel is van die uitvoeringsagenda om te komen tot de hoofddoelstelling.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De agenda, het programma dat nu voorligt en dat we hopelijk met elkaar kunnen gaan vaststellen, is natuurlijk de basis. Dat moet je vertalen in het uitvoeringsprogramma. Er zullen niet opeens andere dingen in komen te staan of dingen eruit vallen, want dan ben je het niet aan het omzetten in een uitvoeringsprogramma.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch. Niet? Dan gaan we naar mevrouw Dik-Faber.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik wilde net een vraag van haar beantwoorden, misschien kan ik dat beter eerst doen. Mevrouw Dik-Faber had gevraagd: moeten we niet met harde criteria komen voor die maatregelen? Natuurlijk moeten de maatregelen passen binnen de hoofddoelstelling voor de Waddenzee en het waddengebied. Ze moeten daaraan bijdragen. Ik denk dat het goed is als we eerst kijken hoe het uitvoeringsprogramma eruitziet en vervolgens met elkaar kijken of dat hard genoeg is om in de tijd de verschillende doelstellingen te kunnen behalen. Ik denk dat dit ook onderdeel is van wat de heer Dijkstra aangaf over die impactanalyse: welk onderdeel uit je actieprogramma gaat nou wat opleveren? Je wilt de uitwerking op een bepaalde manier gekwantificeerd zien.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik probeer zo veel mogelijk grip te krijgen – misschien wil de Minister mij dat vergeven – op wat er nou precies gaat gebeuren. Er is een aantal kernwaarden benoemd: rust, ruimte en stilte. We hebben straks een uitvoeringsagenda. Hoe krijgen we nou specifiek die kernwaarden in beeld? Hoe kunnen we dat vastpakken? Hoe ga je die kernwaarden toetsen? Hoe ga je het uitvoeringsprogramma toetsen op het behoud van die kernwaarden? Dat vind ik echt een heel lastige. Het zou heel behulpzaam zijn om criteria op een rij te zetten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik begrijp heel goed wat mevrouw Dik-Faber bedoelt, maar ik kan dat nu nog niet aangeven, want er moet nog begonnen worden aan dat uitvoeringsprogramma. Die slag zullen we moeten maken. Ik zie dat u eigenlijk allemaal hetzelfde vraagt, zij het op verschillende manieren. U wilt zeker weten dat die doelstellingen gehaald worden. Wat betekent dat dan? Wanneer bereik je wat? Ik stel me voor dat we dat middels die impactanalyses bij het uitvoeringsprogramma doen. We zetten dus niet zomaar wat acties op een rijtje in het uitvoeringsprogramma, maar maken ook inzichtelijk wat het doet voor het behalen van de doelstellingen.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank voor de beantwoording. Ik ben nu wel even benieuwd of we op dezelfde lijn zitten wat betreft de vraag wat een duurzame bescherming realiseren in 2050 eigenlijk betekent. Ik ben benieuwd of de Minister daarop een antwoord kan geven. Wat houdt die doelstelling volgens haar in? Waar gaan we dan naartoe in 2050?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is wel een hele brede vraag. Ik denk niet dat het verstandig is dat ik die nu ga proberen te beantwoorden door een definitie te geven. Ik vind dit nu juist iets van alle gebiedspartijen in het proces. Zij moeten daar samen invulling aan geven. Zij hebben deze agenda ook samen opgesteld en zij zijn ook als eerste aan zet om aan de slag te gaan met het actieprogramma.

De voorzitter:

Een laatste vraag van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dit antwoord verbaast mij. We hebben het hier over een ontwerpagenda. Volgens mij is het de Minister die daar een doel in 2050 aan verbindt. Ik vraag dan: wat is uw doel, hoe ziet u die duurzame bescherming van het waddengebied voor zich? Ik vind dat een essentiële vraag, die hier prima gesteld kan worden en die ook in de ontwerpagenda een rol speelt. Als u zegt dat u de Minister bent die over de Wadden gaat – volgens mij bent u dat – vind ik dat u hier wel iets van een antwoord op zou kunnen formuleren.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik toch in de algemeenheden terecht, dus dat het een oplossing moet zijn die toekomstproof is, een oplossing die duurzaam is op alle mogelijke manieren, voor zowel mens als natuur. Het gaat er natuurlijk om welke invulling je daar per beleidsterrein aan geeft. Daar zijn al die mooie doelen voor geformuleerd en daar moet nog een agenda bij komen voor hoe je dat haalt.

De heer Geurts (CDA):

Ik zat even na te denken. Wat betekent hetgeen de Minister zegt nou precies? Ik heb betoogd dat als ik die Waddenagenda zo lees, dadelijk de hele pootgoedsector kan verdwijnen. Is dat ook de bedoeling van de Waddenagenda?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat de heer Geurts wel weet wat ik nu ga antwoorden. Natuurlijk is dat niet de bedoeling. Het is nooit een doelstelling om een bepaalde sector ergens te verjagen of iets dergelijks. Het gaat om een advies. U had het over dat nationale park. Ik geloof dat de heer Dijkstra daar ook naar vroeg. Het is een advies van de Commissie Verkenning Nationale Parken. Die voorstellen raken bevoegdheden van heel veel verschillende partijen: provincies en nationale parken. De collega van LNV gaat dat advies bespreken met die partijen. Maar het kan nooit de bedoeling zijn om een sector, de pootteelt, om zeep te helpen.

De heer Geurts (CDA):

Dank in ieder geval. Daar ben ik het mee eens en al blij mee, maar dat komt dus op enig moment terug naar de Kamer, of het echt een nationaal park wordt, ja of nee. Kijk, we moeten de heer De Groot een beetje in de gaten houden, want anders is heel Nederland tot nationaal park benoemd. Dus ik wil wel een beetje de hand aan de kraan hebben opdat de heer De Groot niet de overmacht krijgt.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De collega van LNV kan dat niet eens alleen besluiten. Daar is ook de provincie nog bij betrokken et cetera. Daar wordt uw Kamer zeker over geïnformeerd. Dat durf ik zonder ruggespraak met collega Schouten wel te beloven.

Mevrouw Van Esch heeft nog gevraagd naar de handhavingscapaciteit op de Waddenzee. Door de beschikbare capaciteit van ongeveer 18 fte vanuit de Waddenunit van LNV en RWS effectief in te zetten en samen te werken op het terrein van toezicht en handhaving vinden wij dat voldoende. Dus dat zijn 18 fte.

De heer Dijkstra had het nog over het baggeren: wat gaan we doen om de vaargeulen op orde te houden voor de bereikbaarheid van de havens en Ameland? Het op juiste diepte en breedte houden van de vaargeulen en daarmee dus ook de goede bereikbaarheid van de Waddeneilanden en de havens heeft onze volle aandacht. De aanbesteding vaargeulonderhoud Waddenzee bevat daarnaast de doelstelling om de CO2-uitstoot bij het baggeren met 30% te verminderen. Aan de vaargeul Holwerd-Ameland is in het bijzonder aandacht besteed, omdat daar relatief veel afvaarten waren vertraagd; u kent het rapport-Lievense uit 2019. Daaruit volgt dat de staat van de vaargeul slechts 4% bijdraagt aan de vertragingen van de afvaarten. Overige factoren voor vertragingen zijn – dat zal u niet verbazen – de weeromstandigheden en de waterstanden. De situatie is inmiddels wel flink verbeterd door het aanleggen van de vloedgeul in 2018. De aanbesteding bevindt zich op dit moment in de inschrijffase.

De heer Dijkstra heeft nog aandacht gevraagd voor het tekort aan kapiteins op de veerboten. Dat is verkend met de reders. Zij geven aan dat er op dit moment geen tekort is.

De heer Dijkstra heeft nog gevraagd naar de concessie Waddenveren. Rijk en provincie verwachten dat de decentralisatie hiervan van toegevoegde waarde kan zijn voor de reiziger. Concessieverlening voor het meeste ov komt daarbij in handen van één partij, te weten de provincie, dus lokale en regionale verbindingen kunnen daarmee worden versterkt. Daarom gaat collega Van Veldhoven met de provincie een traject in om te inventariseren welke kennisvragen er nog openliggen. Er zal ook een tijdspad voor het proces opgesteld worden. Zij zal u daar in een later stadium over informeren.

Is de Minister bereid, vraagt de heer Dijkstra nog, om de agenda aan te passen na overleg met de boeren? Diverse landbouworganisaties hebben een zienswijze ingediend op de ontwerpagenda. 5 november en ook hedenmiddag nog was er een gezamenlijk gesprek van IenW en LNV met een brede vertegenwoordiging van de landbouw. LTO Noord, de Nederlandse akkerbouwvereniging, de pootaardappelensector en de Nederlandse melkveehoudersvereniging waren daarbij vertegenwoordigd. Op basis van de zienswijzen en het gesprek is de agenda op een aantal punten aangepast.

Wat doen we om stapeling van effecten in en onder de Waddenzee op langere termijn, om verdere klimaatverandering te voorkomen? Het Kennisprogramma Zeespiegelstijging, het Programma naar een rijke Waddenzee en het uitvoeringsprogramma spelen daar een belangrijke rol bij. Er vindt via het Deltaprogramma onderzoek en monitoring plaats en er worden pilots uitgevoerd. Een belangrijke basis daarbij is een scherp beeld, juist van die cumulatieve effecten. Daarnaast doen we – heel belangrijk; daar hebben we het nog helemaal niet over gehad – natuurversterkende maatregelen via de Programmatische Aanpak Grote Wateren, waar we ook deze MIRT-ronde weer hele mooie afspraken over hebben kunnen maken. Daar wordt gewerkt vanuit het principe: ecologie en economie versterken elkaar; dan is het woord «balans» weer terug. Ik denk dat we ook in de Programmatische Aanpak Grote Wateren weer hele mooie stappen zetten.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat is er een vraag van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ja, op dit punt, want ik heb dit specifiek in mijn eerste termijn genoemd: de cumulatieve effecten, de monitoring daarvan, van alle economische activiteiten in de Waddenzee en de effecten daarvan op de natuur. De Minister zei eerst: de ontwerpagenda is mijn verantwoordelijkheid. Kunnen we hier vaststellen dat het monitoren van die cumulatieve effecten bij deze Minister ligt en dat deze Minister dus ook aan te spreken is op het moment dat dat niet goed gaat?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Het begint natuurlijk met een goede impactanalyse: wat gaan we überhaupt doen? Daarna moet je het monitoren, en dat doen we natuurlijk met elkaar. Maar ik weet niet of ik de vraag goed begrijp.

De heer Laçin (SP):

Nee, u...

De voorzitter:

Nou vooruit, u mag nog een keer, maar het is wel de laatste.

De heer Laçin (SP):

Heel kort. Ik vraag wie verantwoordelijk is voor het monitoren van die cumulatieve effecten en wie daarop aanspreekbaar is, welke Minister dat is. Dat is de vraag die ik wil stellen en het antwoord dat ik wil hebben.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Op het eerste gezicht ben ik dat, samen met de Minister van LNV, maar laat ik dat in tweede termijn nog even heel precies voor u formuleren.

Mevrouw Dik-Faber heeft het gehad over het snel varen. Bij ingrepen of handelingen in het waddengebied gaan we uit van duurzame bescherming. Toerisme is uiteraard toegestaan binnen die hoofddoelstelling, maar we moeten natuurlijk ook wel kijken... Het hangt ervan af wat er dan precies gebeurt in het kader van snel varen of wat voor impact dat heeft. Het kan nooit één grote... Hoe heten die dingen ook weer, die enorme, nou ja, die enorme speedboten. Het kan natuurlijk nooit zijn dat het een racecircuit wordt; ik noem maar wat. Dat kan niet, dus dat is weer een definitiekwestie. Het mag niet ten koste gaan van de hoofddoelstelling.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik denk dat dit heel precies aangeeft dat het ontzettend nodig is dat er criteria komen. Nu gaan we toch kijken of een activiteit die zich aandient weer goed in te passen is, terwijl wat mij betreft niet de activiteiten die we willen ondernemen leidend zouden moeten zijn, maar de natuurwaarden in het gebied. Ik wil helemaal niet economie, toerisme en alles uitsluiten, maar de natuur en de natuurlijke kwaliteiten moeten de basis zijn. Van daaruit ga je kijken: past het? Maar het mag nooit zo zijn dat een activiteit zich aandient en dat we ons in allemaal bochten gaan wringen om het toch maar weer voor elkaar te krijgen. Dit is precies waarom ik me zo zorgen maak.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan doe ik toch nog een poging om mevrouw Dik-Faber gerust te stellen. Dan sluit ik weer even aan bij wat ook de heer Laçin vroeg. Het gaat natuurlijk altijd om een cumulatie van effecten. Daarom is een impactanalyse ook zo belangrijk bij alles wat je doet, of het nou een economische activiteit is of iets wat je voor de natuur denkt te bewerkstelligen. Je kijkt dan: wat levert het nou op en hoe verhoudt zich dat tot de andere projecten? Want één individueel project is misschien niet schadelijk voor een doelstelling, maar als het er heel veel meer zijn misschien wel, en omgekeerd ook. Ik denk dat dat nog eens duidelijk maakt dat het heel belangrijk is om bij de uitvoeringsagenda te kijken: wat draagt het bij aan het doel en hoe verhoudt het zich tot de rest in het totale actieprogramma?

Mevrouw Dik-Faber heeft een vraag gesteld – dan heb ik de laatste vraag hierover, denk ik – over het pleidooi van de provincie Friesland om de gaswinning eerder te beëindigen. Het uitgangspunt is dat mijnbouwactiviteiten onder de Waddenzee alleen worden toegestaan als het veilig en verantwoord kan en er geen schade optreedt aan de natuur. Hier zit ik eigenlijk alleen maar weer de tekst van de Minister van EZK voor te lezen. Ik heb u om die reden ook verwezen naar de Minister van EZK. Dit voegt weinig toe.

Dan hebben we nog het Bestuursakkoord Water; inmiddels zit ik in het mapje overig. Dat loopt inderdaad bijna af. De heer Laçin pleit voor een nieuw akkoord. Zoals ik in mijn brief voor dit debat heb gemeld, zijn de partners het met mij eens dat het Bestuursakkoord Water, het huidige akkoord, ons veel heeft gebracht. Er is zeker bereidheid om vanuit de inhoud te blijven werken aan samenwerking op het gebied van water, waarbij nadrukkelijk wel de verbinding met andere opgaven van belang wordt geacht. Ik heb samen met de partners verkend voor welke onderwerpen afspraken nodig zijn na afloop van het Bestuursakkoord Water op 31 december. Uit die verkenning zijn in ieder geval een aantal onderwerpen gekomen: cybersecurity, de watertoets, data en innovatie. Ik wil daar graag nadere afspraken over maken in de Stuurgroep Water. Overigens wil ik u best het geheim verklappen dat ikzelf ook heel graag het Bestuursakkoord Water wil verlengen, maar dat andere partners ook wel weer zoiets hadden van: is dat nou wel nodig, we werken wel goed samen en we hebben al zoveel overleg. Het Bestuursakkoord Water is natuurlijk niet het enige vehikel om gezamenlijke doelstellingen te halen, maar ik ben in ieder geval blij dat we deze delen hebben geïnventariseerd, waarvan iedereen ook ziet dat het toegevoegde waarde heeft om dat weer in een nieuw akkoord vast te leggen.

De heer De Groot heeft nog gevraagd: «Gaat de Minister natuur- en omgevingswaarden stimuleren bij waterveiligheidsprojecten en ook in het rivierengebied? Hoe zorgen we nou dat de doelstellingen uit de NOVI en de Omgevingswet worden geborgd?» De primaire doelstelling van het Hoogwaterbeschermingsprogramma is natuurlijk waterveiligheid. Ruimtelijke inpassing wordt daaruit gefinancierd. Aanvullende opgaven voor ruimtelijke kwaliteit zijn een verantwoordelijkheid van de gebiedspartners. Door de waterschappen wordt met brede verkenningen in een vroeg stadium samenwerking gezocht om ruimtelijke kwaliteit ook een plek te kunnen geven. Momenteel wordt er door heel veel partijen ook wel integraal gewerkt in het rivierengebied. Klimaatpark IJsselpoort, het voorbeeld dat ik u straks noemde, is daar een mooi voorbeeld van. De opgaven in het rivierengebied voor de verschillende gebruiksfuncties zijn natuurlijk heel groot en vragen ook om een integrale aanpak op riviersysteemniveau. Volgens mij hebt u in het verleden juist in het kader van integraal riviermanagement er aandacht voor gevraagd om van de voordelen van Ruimte voor de Rivier gebruik te blijven maken. Dat is precies wat we doen in het kader van het verder beleidsmatig uitwerken van het Programma Integraal Riviermanagement. Daar wordt u natuurlijk verder over geïnformeerd.

De heer De Groot (D66):

Zou dit ook gelden voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma, mede in het licht van de NOVI, die zegt dat als je functies kunt combineren, dat leidend is? Dat gaat toch nog iets verder. Ik zeg niet dat je vanuit het Deltaprogramma natuur moet gaan aanleggen. Dat zeg ik uitdrukkelijk niet. Maar als je bezig bent met dijkversterking, doe dat dan mét de natuur, met behulp van de natuur, zodat je op die manier de voordelen, zoals u ook schetst, kunt bereiken.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De regels rondom het Hoogwaterbeschermingsprogramma liggen natuurlijk vast. Maar je ziet wel – dat merkte ik ook in alle MIRT-overleggen – dat we in het kader van juist de NOVI en de Omgevingswet nu naar nieuwe manieren moeten zoeken: hoe ga je dat verder samen invullen? Ik zal graag het gesprek verder voeren met de medeoverheden over hoe we precies water als leidend principe ook in de NOVI verder vorm en inhoud kunnen geven.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dit klinkt natuurlijk heel erg logisch en niemand zou snappen waarom het niet zo zou gebeuren, maar in het Deltaprogramma en in het Hoogwaterbeschermingsprogramma staat de bepaling dat het altijd sober en doelmatig moet gebeuren. Zo staat het in de Waterwet. Verhindert die omschrijving dat we ook natuur kunnen aanleggen op die plekken, omdat dat soms misschien niet sober en doelmatig genoeg is?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat we er wel naar moeten blijven streven om de voorziening zelf – het programma is er voor de waterveiligheid – sober en doelmatig te laten gebeuren. Dat staat voorop. Dat neemt helemaal niet weg dat je meekoppelkansen heel goed kunt gebruiken, maar de voorziening op zich, of dat nou een dijk is of een verruiming of wat dan ook, moet je natuurlijk wel in de eerste plaats doelmatig en in de tweede plaats sober doen. Dat is gewoon het principe dat je niet onnodig geld gaat uitgeven.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat snap ik, maar zijn er ook niet juist kansen, ook in verband met de gelden die beschikbaar komen voor natuur en de stikstofproblematiek? Die zitten natuurlijk geparkeerd in een ander potje op een ander ministerie, maar die zou je soms heel goed kunnen gebruiken, juist ook op dit terrein. Hoe kunnen we dat nou voor elkaar krijgen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is precies wat ik bedoelde in mijn antwoord aan de heer De Groot. Dat hebben we bijvoorbeeld ook bij projecten rondom de Meanderende Maas gezien. Ook daar gaven de waterschappen aan dat ze veel verschillende financieringsstromen hebben die ieder misschien goed zijn voor het doel dat ze daar gaan realiseren, maar dat ze het gecombineerd niet kunnen gebruiken. Laten we daar dus ook het gesprek over voeren met de medeoverheden, met de waterschappen. Hoe kun je straks de bestaande programma's die we hebben het beste combineren met de Omgevingswet en de nieuwe principes die daarbij horen?

Dan ben ik toe aan het laatste blaadje, met een vraag van mevrouw Van Brenk over de zuiveringsheffing waterschap huishoudens. De vervuiler betaalt; dat is eigenlijk het principe dat mevrouw Van Brenk graag terugziet. De waterschappen kunnen bij de zuiveringsheffing voor huishoudens nu al kiezen tussen heffen op basis van drinkwatergebruik en heffen op basis van vervuilingseenheden. Die keuze leggen zij vast in de verordening, maar die keuzemogelijkheid hebben ze dus. Alle waterschappen heffen nu op basis van vervuilingseenheden en niet op basis van waterverbruik. Dat doen ze om doelmatigheidsredenen, want het verzamelen en toepassen van gegevens over drinkwatergebruik is voor hen bewerkelijker dan het bijhouden van de huishoudgroottes. Bedrijven worden voor de zuiverings- en verontreinigingsheffing aangeslagen op de hoeveelheid vuillast in combinatie met waterverbruik. Hier wordt het «de vervuiler betaalt»-principe dus wel toegepast. De waterschappen hebben die mogelijkheid dus, alleen doen ze dat om doelmatigheidsredenen niet.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dat ze het niet doen, weten we. De Kamer heeft die motie heel breed aangenomen. We zien dat er of één vervuilingseenheid is of drie vervuilingseenheden zijn. Dat is in principe niet fair. Onze concrete vraag is de volgende. De Kamer zegt: wij willen eigenlijk dat dat eerlijker moet, op een faire manier, dus één, twee of drie enzovoorts. Wat kan de Minister doen om dat nog eens te stimuleren bij de waterschappen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik denk dat ik mevrouw Van Brenk dan alleen maar kan aanbieden om die vraag nog eens bij de Unie van Waterschappen neer te leggen. Ja? Dan doen we dat.

Dan ben ik erdoorheen, voorzitter.

De voorzitter:

Dan ga ik de vergadering voor twee minuten schorsen … O, u heeft nog een vervolgvraag. Excuus, mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Sorry, voorzitter. Ik ben heel spaarzaam geweest met mijn inbreng. Ik heb nog één vraag over. Ik had een vraag nog niet kunnen stellen, dus ik dacht: daar maak ik dan nog even gebruik van. Gelukkig hebben een heleboel collega's al een deel van mijn vragen weggenomen, maar ik heb nog twee puntjes. Die probeer ik in één vraag te stellen. Dat is heel kort. Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving is namens de Minister bezig met een rondgang langs diverse partijen over dat rapport Geborgd gewogen. Ik wil graag weten wat de Minister gaat doen zodra in december het rapport is opgeleverd. Ik zou een heel slechte ambassadeur van SDG 6 zijn als ik dat niet nog even zou melden. Ik zou aan de Minister willen vragen of zij iets kan zeggen over de stand van zaken van de Blue Deal.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Kan ik iets zeggen over de stand van zaken van de Blue Deal? Ik denk dat ik daar in tweede termijn op moet terugkomen. Er komen, net als bij de campagnes waar mevrouw Dik-Faber naar vroeg, willekeurige voorbeelden in mij op en dat is misschien niet het beste overzicht. Laat ik daarop terugkomen.

Nou ben ik van mijn à propos. Wat was uw eerste vraag ook al weer? O ja, wat ik ga doen met het rapport Geborgd gewogen. Dat hangt natuurlijk af van hoe dat rapport eruitziet. Volgens mij hebben we daar al eerder over gesproken. Ik dacht dat de heer De Groot daar een motie over heeft ingediend ooit. We werken toe naar goede beslisinformatie voor een volgend kabinet, dacht ik. Het hangt er een beetje vanaf. Ik heb inderdaad nog de verwachting dat ik het rapport in december krijg. Afhankelijk van welke adviezen en wat voor dingen daarin staan, zal ik mij moeten beraden op hoe ik daarmee omga. Meer kan ik er niet van maken. Ik heb nog steeds de verwachting dat ik het in december ga ontvangen. Ik ga zeker nog naar de Kamer reageren begin 2021.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik heb niet zozeer een vraag, maar meer een opmerking: het gegeven is dat de Minister in ieder geval tot de verkiezingen missionair is. Het zou dus kunnen zijn dat zij onder de kerstboom zit en dat er, al onweert het niet vaak in december, een bliksemschicht van wijsheid inslaat en dat er vervolgens toch een standpunt van de Minister komt naar aanleiding van dat rapport. Ik geef het maar in overweging.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Struck by lightning onder de kerstboom. Ik weet niet wat me allemaal te wachten staat, maar ik ben benieuwd. We gaan het zien.

De voorzitter:

Daarmee komen we aan het eind van de eerste termijn van de regering. Ik schors voor twee minuten, zodat we even de benen kunnen strekken en de handen kunnen wassen. Dan komen we zo lekker fit weer terug en gaan we door met de tweede termijn.

De vergadering wordt van 21.47 uur tot 21.52 uur geschorst.

De voorzitter:

We gaan snel door met de tweede termijn van de Kamer. Als eerste geef ik het woord aan de PVV, de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik ga het kort houden. Ik heb goed geluisterd vanavond en ik zal kort de balans opmaken. De balans die ik heb opgemaakt, is dat D66 nog steeds in hokjes denkt en heel druk is met de breng-me-terugstickers, dat GroenLinks inmiddels vriend van de boeren is geworden, dat de heer Dijkstra van de VVD binnenkort op een onbewoond Waddeneiland zit en dat de Minister nog steeds verder hobbyt. Dat allemaal gezegd hebbende, kom ik dan maar met een constructieve motie, om het compleet te maken. Ja, helaas had ik geen woorden voor de heer Geurts, dus dat heb ik maar gelaten. Het is toch het CDA, een beetje moeilijk qua richting.

Dus, voorzitter, de volgende motie. O, ik hoor iemand «concurrenten» zeggen. Nou ja, tja … Bilateraal hebben we het er even over gehad. De heer Geurts zegt dat Gelderland tegenwoordig ook onder het oosten valt. Nou ja, dat gaan we dan zien. Maar dit brengt me bij de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat droogte deels te wijten is aan ons eigen watermanagement;

van mening dat dit mee moet worden genomen in het benoemen van de problemen van droogte en de aanpak daarvan;

verzoekt de regering de gevolgen van het eigen watermanagement mee te nemen in de aanpak van de droogte,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Aalst. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 64 (35 570-XII).

De heer Van Aalst (PVV):

Voorzitter, afsluitend. Dit sluit natuurlijk aan bij onze inbreng in eerste termijn: houd het water vast, in plaats van dat we het allemaal afvoeren. Dank u wel.

De voorzitter:

U bedankt. Maar er is een vraag aan u van mevrouw Van Esch. Ik sta twee vragen toe in deze ronde. Mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik wil even zeker weten dat de motie van de PVV ook gaat over watermanagement in de industrie en de landbouw, want ook daar hebben we nog wel wat te doen om water vast te houden. Is de motie zo breed geïnterpreteerd dat we dus ook vinden dat de landbouw en de industrie dit op een andere manier moeten vormgeven?

De heer Van Aalst (PVV):

Ik heb haar heel breed opgesteld. In die zin, inderdaad. Ik zie heel veel kwaliteit en boerenverstand. Het lijkt me heel goed dat we die gaan meenemen in het watermanagement. Ik hoop dat dat het antwoord is op uw vraag.

De voorzitter:

Dan komen we bij de heer Dijkstra van de VVD.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dank u wel. Het is al laat, vind ik. Ik zal het dus niet allemaal herhalen. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Ik vind dit wel een leuke commissie, omdat je verschillende woordvoerders hebt op infra, maar ook op LNV-gebied. Dat verrijkt. Het was een goede avond, over een belangrijk onderdeel van de begroting. Daar gaat het tenslotte om.

Ik heb één motie. Die is heel lang, dus ik begin maar meteen met voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er onduidelijkheid en onzekerheid is over de gevolgen van alle plannen voor bewoners, ondernemers, economische sectoren, de keten, de werkgelegenheid en de voedselvoorziening door alle plannen rondom de Wadden;

constaterende dat de pootaardappelsector in de noordelijke kleischil een toonaangevende positie in de wereld heeft en van cruciaal belang is voor de voedselvoorziening voor mensen wereldwijd;

spreekt uit dat economische sectoren, zoals de pootaardappelsector, de ruimte moeten blijven houden in de noordelijke kleischil om hun activiteiten uit te voeren;

verzoekt de regering in beleidsstukken en beleidsuitvoering, zoals de Agenda voor het Waddengebied en het bijbehorende uitvoeringsprogramma, te zorgen dat de positie en activiteiten van economische sectoren, zoals de pootaardappelsector, maar ook breder de akkerbouw en toerisme, voldoende worden geborgd;

verzoekt de regering met betrokkenheid van (agrarische) ondernemers en bewoners een impactanalyse te maken voor de Waddenagenda en het bijbehorende uitvoeringsprogramma, voordat deze definitief worden vastgesteld, waaruit de gevolgen voor economische sectoren en de regio duidelijk worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Remco Dijkstra en Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (35 570-XII).

Er is een vraag van de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Realiseert de heer Dijkstra zich dat je die impactanalyse alleen kunt doen in het licht van de hoofddoelstelling, zoals die is gedefinieerd?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

De motie heb ik net voorgelezen. We hebben daar eerder een debat over gehad. De letterlijke tekst van de motie geldt. We hebben een debat gehad over de balans tussen economie en ecologie.

De voorzitter:

Een vervolgvraag van de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Als je een impactanalyse vraagt, is dat natuurlijk de impact op het bereiken van de hoofddoelstelling. Zo kan ik ’m eigenlijk wel steunen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik hoop dat de heer De Groot de motie gaat steunen zoals die op dit moment voorligt.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb goed geluisterd naar de motie. Ik heb die hier nog niet op papier, maar volgens mij staat er: een impactanalyse op economische sectoren zoals pootaardappelen en toerisme. De natuur staat daar niet bij. Is de heer Dijkstra bereid om die impactanalyse te verbreden tot zowel de economische kant als de ecologische kant?

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Nou, ik kijk even wat de Minister van de motie vindt zoals die er op dit moment ligt, en als er een aanpassing nodig is, kan ik die altijd overwegen.

De voorzitter:

Prima. Dan komen we bij mevrouw Bromet. En omdat u heeft aangekondigd dat u meerdere moties heeft, is het voor de volgorde wel goed als u die dan omgekeerd op uw tafel legt – dat klinkt misschien een beetje tuttig nu – zodat de bode ze daarna in één keer kan ophalen en ze in de goede volgorde liggen voor de verslaglegging.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Dat zegt u tegen mevrouw Bromet, hè? Niet dat ik tuttig word gevonden, want wat mij betreft hoeft dat natuurlijk helemaal niet. Maar het is goed.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het is bijzonder dat de VVD tegenwoordig al blind moties afwijst die ze nog niet kent. Het debat zou hier toch plaats moeten vinden, zou je zeggen.

Ik heb een hele stapel moties. Over de eerste heb ik getwijfeld, omdat ik best tevreden ben met de toezeggingen van de Minister over de Afsluitdijk. Ter onderstreping van die toezeggingen wil ik de motie toch graag indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat enkele projecten bij de renovatie van de Afsluitdijk vertraging oplopen;

overwegende dat de versterking van de Afsluitdijk daardoor meer gaat kosten;

overwegende dat het fietspad op de Afsluitdijk daardoor drie jaar langer dicht blijft, wat betekent dat deze in totaal zes jaar niet toegankelijk is voor wandelaars en fietsers;

verzoekt de regering te verkennen wat er mogelijk is om fietsers en wandelaars over de Afsluitdijk te laten gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet, De Groot, Van Esch, Moorlag en Laçin.

Zij krijgt nr. 66 (35 570-XII).

Er is een vraag van de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik probeer even te begrijpen wat er in de motie staat. Hoor ik mevrouw Bromet nou zeggen dat we die mensen van het fietspad af gaan halen en naar de weg gaan brengen, zodat ze de Afsluitdijk over kunnen?

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik zal het even uitleggen. De Afsluitdijk wordt drie jaar afgesloten voor fietsers en wandelaars. Dat dreigt nu zes jaar te worden. En omdat GroenLinks dat een onwenselijke situatie vindt, lijkt het ons goed als de Minister in overleg gaat met de Fietsersbond, zoals zij gezegd heeft, om op zoek te gaan naar oplossingen om die fietsers en die wandelaars toch deels of helemaal of eerder – het is maar wat eruit komt en wat er mogelijk is – over de Afsluitdijk te laten gaan.

De heer Van Aalst (PVV):

Ja, dan heb ik het volgens mij goed begrepen. Ze gaan dus op de weg bij het andere verkeer als ik dat zo hoor, want een ander alternatief is er in mijn optiek niet. Dat was ook mijn vraag, maar dan hoor ik ook graag van de Minister wat dat doet voor de verkeersveiligheid.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik hoor allemaal interpretaties die ik niet genoemd heb, maar die zijn voor rekening van de PVV.

De volgende motie gaat over het onderwerpje waar het debatje tussen de heer De Groot en de Minister over ging, en over de combinatie van de ambities die er zijn en de onmogelijkheden die er nu nog lijken te zijn.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met het Deltaprogramma en Hoogwaterbeschermingsprogramma de komende decennia veel dijkversterkingen in Nederland zullen plaatsvinden;

overwegende dat dit kansen biedt voor milieu, landschap en natuur, zoals ook door het College van Rijksadviseurs aangegeven;

overwegende dat het wettelijke en beleidskader rondom Deltaprogramma en Hoogwaterbeschermingsprogramma met bijvoorbeeld de bepaling «sober en doelmatig» in de Waterwet hier niet optimaal op is toegerust;

verzoekt de regering onafhankelijk advies in te winnen of en waar dit wettelijke en beleidskader van de Waterwet aanpassing behoeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (35 570-XII).

Er is ook een vraag van de heer Geurts. Wil mevrouw Bromet in de tussentijd haar microfoon even uitzetten? De camera gaat namelijk mee met de microfoon.

De heer Geurts (CDA):

Ik zat net even te luisteren naar die motie. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn – en ik denk dat het dat ook is – dat het kader van het Deltafonds wordt aangetast. Het mooiste wat we hebben, is het Deltaprogramma. Welk kabinet er ook zit, er is altijd geld voor beschikbaar en het gaat bij de kabinetsformatie altijd als het ware geruisloos door. Ik merk dat er met deze motie nu een poging gewaagd wordt om er weer wat aan toe te voegen, waardoor die fundering verzwakt. Ik maak me er oprecht zorgen over of GroenLinks van plan is om zogenaamde meekoppelkansen net zo belangrijk te maken als het Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik kan de heer Geurts geruststellen: dat is helemaal niet de bedoeling van GroenLinks. Het is de bedoeling van GroenLinks dat als er ergens een dijkversterking plaatsvindt en er kansen zijn voor de natuur, er dan niet op grond van soberheid en doelmatigheid wordt verzuimd om daar gelden bij te halen. De motie vraagt eigenlijk alleen maar om een onafhankelijk advies. Al die andere stappen die daarna zullen volgen en die de heer Geurts nu al invult, zijn nog helemaal niet aan de orde.

De heer Geurts (CDA):

Ik kan toch niet anders concluderen dan dat dit een verkenning is om de fundering van ons Hoogwaterbeschermingsprogramma en Deltafonds gewoon omver te werpen. Ik waarschuw de collega's er wel voor dat dat het gevolg is van deze motie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

GroenLinks heeft geen enkele reden om dat te doen, dus dat is absoluut niet aan de orde.

De volgende motie gaat over gif.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het gerechtshof in Den Haag op 24 november 2020 uitspraak heeft gedaan waardoor het weer is toegestaan om professioneel bestrijdingsmiddelen toe te passen op verhardingen en andere oppervlakten buiten de land- en tuinbouw;

overwegende dat bij innamepunten voor drinkwater sinds het verbod een afname van de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen zoals glyfosaat in het water te zien is, en het verbod daar waarschijnlijk aan heeft bijgedragen;

verzoekt de regering zo snel als mogelijk een toereikende rechtsgrondslag te creëren in de wet die het mogelijk maakt het eerdere door de Kamer ingestelde verbod weer te bekrachtigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68 (35 570-XII).

U heeft nog tweeënhalve minuut.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in het Hoogwaterbeschermingsprogramma geen geld gereserveerd is voor natuurmaatregelen die verdergaan dan de ruimtelijke inpassing;

overwegende dat het juist bij dijkversterkingen wenselijk is om de natuur in de omgeving te versterken en dit vaak de veiligheid en de stikstof- en klimaatproblematiek ten goede komt;

overwegende dat bewoners veel expertise hebben opgedaan op het gebied van natuurinclusieve oplossingen van dijkversterking maar dat zij nauwelijks betrokken worden bij de uitwerking;

overwegende dat er nu een concrete situatie is met betrekking tot de dijkversterking in Uitdam;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat bewoners en het hoogheemraadschap binnen afzienbare tijd met een gezamenlijke oplossing voor de dijkversterking bij Uitdam komen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (35 570-XII).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Dan de laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende er jaarlijks 500 tot 750 gezinnen met kinderen worden afgesloten van drinkwater, omdat hun ouders de waterrekening niet kunnen betalen;

constaterende dat sommige kinderen hierdoor soms maanden tot jaren zonder kraanwater moeten leven;

overwegende dat drinkwater een primaire levensbehoefte is en dat het afsluiten van drinkwater bij kinderen in strijd is met het Kinderrechtenverdrag;

constaterende dat «kwetsbare consumenten» niet mogen worden afgesloten van drinkwater, maar kinderen momenteel niet onder die definitie vallen;

verzoekt de regering om kinderen op te nemen in de definitie van «kwetsbare consumenten» in de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van drinkwater, om ervoor te zorgen dat kinderen nooit zonder drinkwater komen te zitten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (35 570-XII).

Hartelijk dank, mevrouw Bromet. Dan gaan wij naar de heer Geurts van het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Twee moties. De eerste gaat over de impact van droogte op funderingen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onderzoek naar de gevolgen van droogte in stedelijk gebied in Nederland nog in de kinderschoenen staat;

constaterende dat funderingsproblemen structurele schade aan een pand kunnen aanrichten, zoals schade door vochtoverlast en waterschade, maar ook breuken aan nutsvoorzieningen kunnen opleveren;

verzoekt de regering een maatschappelijke kosten-batenanalyse ten aanzien van het waterpeil uit te voeren, en deze met Prinsjesdag 2021 naar de Kamer toe te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, De Groot, Dik-Faber en Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (35 570-XII).

De heer Geurts (CDA):

De tweede en laatste motie in dit wetgevingsoverleg.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de doelen voor het oppervlaktewater vanwege de Kaderrichtlijn Water in 2027 moeten zijn behaald;

constaterende dat de hoeveelheid medicijnresten in het oppervlaktewater elk jaar stijgende is;

overwegende dat het er sterk op begint te lijken dat de doelen op veel plaatsen niet te halen zijn, ook niet als er zeer kostbare maatregelen worden genomen;

verzoekt de regering in kaart te brengen of de doelen wel haalbaar zijn en wat de maatregelen nodig om de Kaderrichtlijn Water-doelen te halen, zouden kosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Geurts, Remco Dijkstra en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72 (35 570-XII).

Daar is een vraag over van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ik wil deze vraag stellen aan de heer Geurts omdat ik hoor dat ook de naam van de heer Dijkstra onder deze motie staat, en die was net heel helder. Hij maakte het behalen van de doelen in de Kaderrichtlijn Water optioneel. De Minister was daar klip-en-klaar over: dat is niet optioneel, we gaan ze gewoon halen en moeten kijken wat daarvoor nodig is. Is het ook de insteek van de heer Geurts dat we die doelen moeten halen en dat we in kaart willen brengen wat daarvoor nodig is, zonder in twijfel te trekken of we die doelen wel willen halen?

De heer Geurts (CDA):

Ik zat even na te denken. Het is een serieuze vraag, maar volgens mij heeft de heer De Groot in een interruptie op mijn spreektekst dit ook al gevraagd. Het antwoord blijft gewoon hetzelfde. De afspraken die we hebben gemaakt, hebben we gewoon na te komen. Punt.

De voorzitter:

Komen we daarmee aan het einde van de termijn van de heer Geurts?

De heer Geurts (CDA):

Nou, ik heb nog één opmerking. Ik had de Minister een vraag gesteld waar zij in tweede termijn op zou terugkomen. Ik herinner haar daar nog maar even aan. Ik ben erachter gekomen dat er geen rekening wordt gehouden met afbraakproducten die in het water weer de vorm van een oorspronkelijk werkzame stof kunnen krijgen. Dat noemen ze een terugvorming. Die zouden weleens 50 tot 500 ton extra medicijnresten per jaar kunnen bewerkstelligen. Ik weet dit op basis van de update over medicijnresten en waterkwaliteit van 12 oktober 2020 van het RIVM. Ik wil daar toch graag een reactie op. Als dat nu niet lukt, dan graag schriftelijk en op korte termijn, of in ieder geval zodanig snel dat we erover kunnen spreken in het eerstvolgende overleg waarin water aan de orde komt. Want mijn fractie maakt zich hier oprecht zorgen over.

Voorzitter. Laatste punt. Ik dank de Minister voor de gegeven antwoorden tot op heden.

De voorzitter:

U ook bedankt. Er ligt ook nog een vraag van D66 voor de tweede termijn, over de breng-mij-terugsticker en van mevrouw Van Brenk over de Blue Deal.

Dan gaan we door met de SP. De heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Dat lijkt mij een strak plan, voorzitter. Ik wil de Minister danken voor haar antwoorden. Ik merkte dat de Minister heel erg enthousiast al die voorbeelden opnoemde van wat er lokaal en op individueel niveau gebeurt. Ik denk dat we die dingen vooral moeten toejuichen, maar ons vooral ook moeten realiseren dat de strijd tegen klimaatverandering of het beter vasthouden van het water ook echt systeemkritiek en een ander systeem vergt en dat we niet te veel moeten leunen op maatregelen die twee buren samen nemen, of op tegelwippen tussen Amsterdam en Rotterdam. Dat is allemaal leuk en draagt zeker bij, maar ik denk dat we hier wel echt een serieus debat aan het voeren zijn over enorme opgaves die voor ons liggen. Dat wilde ik gezegd hebben.

Dan over cybersecurity. Ik wil van deze Minister eigenlijk de toezegging dat zij ons schriftelijk laat weten wat de ILT tot nu toe heeft gedaan, zodat we niet hoeven wachten tot maart totdat het rapport over Waternet komt, maar we ook tussentijds geïnformeerd worden over wat er de afgelopen tijd is gebeurd. Ik hoop daar een toezegging op te krijgen en heb een motie over het actief doorlichten van de andere drinkwaterbedrijven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Minister van IenW systeemverantwoordelijke is voor de continuïteit van het waterbeheer en de openbare drinkwatervoorziening en daarmee ook de cybersecurity;

overwegende dat de Minister de zorgen over de grote risico's bij essentiële drinkwaterinfrastructuur niet geheel heeft kunnen wegnemen;

verzoekt de regering de ILT opdracht te geven om de cybersecurity bij drinkwaterbedrijven actief door te lichten zodat verbeterpunten zo spoedig mogelijk opgepakt en opgelost worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Laçin en Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73 (35 570-XII).

De heer Laçin (SP):

Voorzitter. Dan over de INEV's en pfas-drinkwater. Ik heb, zoals ik al zei, hierover in mei van dit jaar een motie ingediend. Toen ging de Minister erover. Ik vraag er nu over door. Dan krijg ik als antwoord dat de Staatssecretaris erover gaat. Volgens mij is het zo dat dit over drinkwater gaat en dat de Minister daarvoor verantwoordelijk is. De vraag die ik stelde, heeft de Minister wat mij betreft onvoldoende beantwoord. Daarom heb ik ook op dit punt een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het RIVM INEV's voor de stoffen pfos, pfoa en GenX heeft vastgesteld voor grond en grondwater;

overwegende dat de indicatieve niveaus die zijn vastgesteld voor grondwater dat gebruikt wordt voor drinkwatervoorziening aanzienlijk hoger liggen dan de indicatieve richtwaarden voor deze stoffen in het drinkwater;

overwegende dat verdere verontreiniging van het grondwater risico's oplevert voor de drinkwatervoorziening;

overwegende dat het kabinet heeft toegezegd onderzoek te doen naar uitloging naar het grondwater en de relatie met de KRW-doelstellingen en de resultaten hiervan te betrekken bij verdere besluitvorming;

verzoekt de regering geen verdere stappen te nemen in het vaststellen van INEV's voor pfas totdat het onderzoek is afgerond en de resultaten daarvan zijn verstuurd naar de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (35 570-XII).

De heer Laçin (SP):

Tot slot over de Wadden. Ik ben blij om te horen, maar dat gaat de Minister zo meteen in tweede termijn nog bevestigen, wie nou de eindverantwoordelijke is als het gaat om de cumulatieve effecten van de economische activiteit op de natuur. Ik vind dit ontzettend belangrijk. Ik denk inderdaad, zoals de heer De Groot ook zei, dat het doel van die ontwerpagenda altijd centraal moet staan en dat – dat wil ik echt gezegd hebben – de regio, de bestuurders daar, een centrale rol moeten spelen in het vaststellen daarvan. We moeten niet, zoals bij de Luchtvaartnota, gaan zien dat er 434 zienswijzen worden ingediend waar vervolgens helemaal niks mee gebeurt. Ik vind dat een belangrijk punt en ik wil het daarom ook onderstrepen.

Daar wil ik mijn inbreng bij laten, voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Dan komen we bij de heer De Groot van D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik vind dit altijd een prettig overleg, want iedereen hier heeft iets met water. Voor D66 staat de natuur centraal evenals het water, dat natuurlijk leidend is voor ons land. De autowaspartij, de VVD, heeft weer iets anders met water. Maar zo hebben we in ieder geval allemaal wat.

Fijn dat de Minister heel duidelijk is over de Kaderrichtlijn Water en dat ook de collega's heel duidelijk zijn over die kaderrichtlijn. Het is geen kwestie meer van willen, maar van kunnen. Dat betekent dat als daar een gat tussen zit, we met elkaar moeten kijken waar we scherpe keuzes gaan maken.

Dank ook aan de Minister voor haar duiding van de rol van het uitvoeringsprogramma voor de Wadden. Daar worden dus de keuzes in gemaakt. Dat is heel fijn. Ik heb nog een aanvullende vraag. Hoe zorgen we er ook voor dat uiterlijk 2050 die hoofddoelstelling wordt gehaald? Wordt dat ook daar bij die keuzes geschetst? Dat lijkt mij logisch, maar ik hoor het graag nog even van de Minister.

Dan heb ik drie moties, voorzitter.

De voorzitter:

Maar u heeft nog maar een minuut. Dus dat wordt een beetje lastig. U was namelijk in uw eerste termijn wat … Als de commissie coulant is, ben ik het ook. Vooruit dan maar.

De heer De Groot (D66):

Dan dank ik de collega's en de voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de hoofddoelstelling voor de Waddenzee, «een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap», breed gedragen is onder belanghebbenden;

constaterende dat het behalen van deze doelstelling significante inspanningen vergt van alle betrokkenen;

verzoekt de regering jaarlijks te rapporteren welke voortgang is geboekt in het bereiken van de hoofddoelstelling voor de Waddenzee en hoe deze voortgang is bereikt;

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (35 570-XII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de passeerbaarheid van rivieren en wateren een struikelblok vormt in het behouden van gezonde trekvispopulaties;

overwegende dat niet alle aangebrachte migratievoorzieningen op dit moment goed functioneren voor alle soorten trekvissen;

overwegende dat migratievoorzieningen door gebrekkig beheer en onderhoud na enige tijd niet meer goed functioneren;

verzoekt de regering om in de stroomgebiedbeheerplannen vast te leggen dat naast de aanleg van vispassages bij sluizen en centrales in het kader van de Kaderrichtlijn Water ook het beheer en onderhoud van deze vispassages moeten worden opgenomen in de beheer- en onderhoudprogramma's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Groot en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (35 570-XII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer met de motie-De Groot verzocht de lessen uit Ruimte voor de Rivier mee te nemen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma;

overwegende dat het College van Rijksadviseurs een set aanbevelingen deed aan het Rijk en medeoverheden om de ruimtelijke kwaliteit beter in de wateropgave te integreren;

overwegende dat ook in de NOVI is opgenomen dat functies bij voorkeur worden gecombineerd;

verzoekt de regering om ten behoeve van de formatie een verkenning te doen met medeoverheden hoe aandacht voor ruimtelijke kwaliteit nog meer verbonden kan worden met de wateropgave, en de Kamer te informeren welke mogelijkheden er zijn om dit zo veel mogelijk te stimuleren in het waterbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Groot en Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 77 (35 570-XII).

Hartelijk dank. Dan gaan we door naar de heer Moorlag.

De heer Moorlag (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording. Er zijn een aantal goede woorden gesproken, maar toch hecht ik er wel aan om die met moties te onderstrepen. Ik zal het zo meteen nog kort toelichten, voor zover ik daartoe spreektijd heb.

De voorzitter:

In totaal heeft u drie minuten.

De heer Moorlag (PvdA):

Oké. Aan de andere kant mocht de heer De Groot daar ook overheen gaan. Er wordt nu gelachen, maar dat gaat allemaal van mijn spreektijd af. Daarom ga ik snel door naar de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat investeringen in weg- en waterbouw stagneren en dat dit de werkgelegenheid en bedrijven in deze sector ernstig bedreigt;

overwegende dat verdere versnelling van de investeringen in noodzakelijke en onontkoombare waterbouwkundige werken in het kader van de realisering van onder meer het nationaal Deltaprogramma helpen om de werkgelegenheid te behouden en bedrijven overeind te houden;

verzoekt de regering investeringsprojecten naar voren te halen en versneld te realiseren;

verzoekt de regering tevens in overleg en samenwerking met waterschappen, provincies, gemeenten en het bedrijfsleven te inventariseren welke projecten zich hiervoor lenen, en de Kamer over de uitkomsten spoedig te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (35 570-XII).

De heer Moorlag (PvdA):

Ik hoop dat die motie een beetje behulpzaam is in het lastige overleg dat de Minister moet voeren met haar collega van Financiën.

De tweede motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de realisatie van het project Afsluitdijk sprake is van bouwtijd- en kostenoverschrijding;

overwegende dat de iconische Afsluitdijk grote waarde heeft, niet alleen als waterkering, maar ook voor auto- en scheepvaartverkeer, voor natuurbehoud en -ontwikkeling en voor toerisme en recreatie;

verzoekt de regering in de verdere realisatie van het project geen concessies te doen aan de kwaliteit, functionaliteiten en esthetiek van het project,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Moorlag en Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (35 570-XII).

De heer Moorlag (PvdA):

Dan de derde motie, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een te laag vastgestelde WACC de drinkwaterbedrijven belemmert in het doen van noodzakelijke investeringen die van belang zijn voor de leveringszekerheid en kwaliteit van drinkwater;

verzoekt de regering bij de vaststelling van de WACC te borgen dat de drinkwaterbedrijven de sterk toenemende investeringen in de leveringszekerheid en waterkwaliteit kunnen financieren en uitvoeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Moorlag. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (35 570-XII).

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Over de tweede motie, over de Afsluitdijk, merk ik nog kort op dat de Minister daar de goede woorden over heeft gesproken. Alleen, ik denk dat het de bestuurders in Friesland wel wat meer comfort geeft als er wat vastgelegd wordt. Na de verkiezingen ontstaat een heel kwartetspel met functies en ingewikkeldheden. Dan biedt zo'n motie, als die goed en geborgd in de Handelingen vastligt, toch wat extra comfort. Maar ik wil wel benadrukken dat de Minister wat mij betreft de goede dingen daarover gezegd heeft.

Dank u wel.

De voorzitter:

U ook bedankt. Dan komen we bij mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie. Zij heeft twee minuten.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor de beantwoording van alle vragen. Ik ga vanwege de tijd maar gelijk mijn beide moties indienen. Ik hoorde net ook al een motie over de WACC, maar ik ga er hier ook een indienen. Ik heb twee mede-indieners: de heer Geurts en de heer Remco Dijkstra. Dus we moeten even kijken hoe we dat oplossen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat drinkwaterbedrijven de komende jaren voor forse uitdagingen staan om de kwaliteit en kwantiteit van het drinkwater op peil te houden;

overwegende dat hier stevige investeringen voor moeten worden gedaan;

overwegende dat drinkwaterbedrijven bereid zijn dit te doen, maar worden belemmerd bij het aantrekken van het kapitaal door de WACC-methodiek;

verzoekt de regering om in overleg te treden met drinkwaterbedrijven en aandeelhouders/overheden om te komen tot een tijdige herziening van de WACC (ingaande 2022) teneinde continuïteit van de drinkwaterbedrijven en hun kerntaken te kunnen waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber, Geurts en Remco Dijkstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (35 570-XII).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de landschappelijke kwaliteiten en identiteit van de Waddeneilanden onder druk staan door de groei van het toerisme;

constaterende dat in de ontwerpAgenda voor het Waddengebied 2050 uitgebreid wordt ingegaan op het problematische dilemma tussen leefbaarheid, landschappelijke, historische en natuurwaarden enerzijds en recreatie en toerisme anderzijds;

overwegende dat rust, ruimte en stilte tot kernwaarden van het Waddengebied zijn benoemd;

overwegende dat deze kernwaarden in de ontwerpAgenda voor het Waddengebied 2050 geen onderdeel uitmaken van de strategieën betreffende toerisme;

verzoekt de regering om de kernwaarden rust, ruimte en stilte uit te werken in criteria, zodat een duidelijk afwegingskader ontstaat bij het uitwerken van deze kernwaarden in de uitvoeringsagenda,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (35 570-XII).

Dan komen wij aan het eind van de termijn van mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Geen spreektijd meer? Oké.

De voorzitter:

Dan gaan we naar mevrouw Van Esch van de Partij voor de Dieren. Zij heeft anderhalve minuut.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Dan ga ik snel beginnen. Ik wil mij in eerste instantie aansluiten bij de opmerkingen van de heer Laçin. Ik zag dat de Minister enorm enthousiast is. Ik vind haar enthousiasme heel mooi als ze het heeft over wat burgers kunnen doen om hun waterverbruik te verminderen. Het is mooi om het zwembad van de heer Van Aalst af te gaan bouwen en om die auto van de VVD niet meer te gaan wassen, maar ik wil haar ook even prikkelen om een aantal mooie, enthousiaste voorbeelden te noemen van hoe we het grondwaterpeil gaan verhogen, hoe we ervoor gaan zorgen dat de industrie minder water gaat verbruiken en van andere initiatieven. Ik ben benieuwd of de Minister daar ook enthousiasme over kan tonen en of ze kan bezien of dat verder kan.

Dan twee moties over het Waddengebied. Ik vind de duurzame bescherming die de Minister voorschrijft, nog een beetje zorgelijk. Als we hier over duurzame bescherming praten, vind ik het zorgelijk dat ze dat dan toch gaat overlaten aan partners. Daarom ga …

De voorzitter:

Ik zou u willen vragen of u de moties nu wil voorlezen, want u bent al bijna over uw tijd.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ja, maar … Kijk, als de heer De Groot het ook krijgt, ga ik dat toch doen. Maar ik ga nu twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de staat van de natuur in het Waddengebied ongunstig is en zich niet positief ontwikkelt;

overwegende dat de ontwikkeling van de natuur beter gemonitord en zo nodig bijgestuurd kan worden indien er afrekenbare (tussen)doelen worden gesteld;

verzoekt de regering om kwantitatieve en afrekenbare doelen en tussendoelen te formuleren voor de natuurontwikkeling in en rond het Waddengebied,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (35 570-XII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de zeespiegel stijgt als gevolg van de klimaatverandering en het smelten van het poolijs;

constaterende dat het effect van deze zeespiegelstijging verergerd wordt door de bodemdaling die het gevolg is van gas- en zoutwinning in de Waddenzee;

constaterende dat de Waddenzee als getijdengebied uniek is in de wereld en daarom opgenomen is in de Werelderfgoedlijst van UNESCO;

overwegende dat schade aan de Waddenzee waar mogelijk voorkomen moet worden;

verzoekt de regering om scenario's met betrekking tot het uitfaseren van gas- en zoutwinning uit te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch en Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (35 570-XII).

Hartelijk dank. Dan gaan we naar de laatste spreker in deze ronde. Dat is mevrouw Van Brenk van 50PLUS. Zij heeft een minuut.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat waterkunstwerken en de watervoorziening vitale sectoren zijn en aangemerkt worden als aanbieder van essentiële dienstverlening;

overwegende dat cybercriminaliteit helaas reële een dreiging is, ook in deze vitale sector;

overwegende het feit dat alles op alles moet worden gezet om te voorkomen dat deze vitale sector op enige wijze slachtoffer wordt van cybercriminaliteit, en structurele en serieuze monitoring derhalve vereist is;

overwegende de situatie bij Waternet;

verzoekt de regering jaarlijks een door het Nationaal Cyber Security Centrum uitgevoerde, geaccordeerde rapportage van ieder waterschap en de drinkwaterbedrijven naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Brenk en Laçin. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (35 570-XII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer heeft uitgesproken dat het «wenselijk is te streven naar een nieuwe vormgeving, waarin gestreefd wordt naar een evenredige zuiveringsheffing op basis van drinkwatergebruik»;

overwegende dat het volgens de wet al mogelijk is om deze evenredige heffing voor huishoudens bij verordening toe te passen;

verzoekt de regering na te gaan waar de belemmeringen zitten om deze verordening toe te passen en waterschappen vervolgens te helpen deze belemmeringen weg te nemen, zodat gekomen kan worden tot een meer evenredige zuiveringsheffing voor huishoudens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Brenk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (35 570-XII).

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter, mag ik u bedanken voor uw bezielende leiding?

De voorzitter:

Nou!

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Dit is het laatste WGO Water. Ik merk dat iedereen elkaar straks gaat missen, dus misschien kunnen we een reünie afspreken bij het zwembad van de heer Van Aalst.

De voorzitter:

Hahaha. Nou, meneer Van Raan, wat zegt u daarvan? O, sorry! Hahaha.

De heer Van Aalst (PVV):

Als er geen watertekort is, is dat geen enkel probleem.

De voorzitter:

Dat is wel weer grappig. Wij komen aan het eind van de tweede termijn van de Kamer. Wij gaan schorsen tot twintig voor, want het is nogal een logistiek hier met alle moties. Dan kan er even goed naar worden gekeken. Om 22.40 uur krijgen wij het oordeel van deze Minister over alle moties die vanavond zijn ingediend.

De vergadering wordt van 22.27 uur tot 22.43 uur geschorst.

De voorzitter:

Welkom terug bij de vergadering van de vaste Kamercommissie voor Infrastructuur en Waterstaat. De Minister zal ingaan op de moties en nog een enkele vraag.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voorzitter, ik stel voor dat ik eerst nog even de vragen beantwoord die waren blijven liggen.

De vraag van de heer Geurts ging over afbraakresten van medicijnen die dan weer in de oorspronkelijke vorm terug zouden kunnen komen. Dat hebben wij nu niet op een niveau van beantwoording dat ik de heer Geurts gun. Ik stel voor dat we dat schriftelijk doen, dus daar komen wij dan nog op terug.

De heer Laçin had het over de monitoring van cumulatieve effecten en vroeg wie nou verantwoordelijk is. Als coördinerend Minister ben ik verantwoordelijk voor een goede impactanalyse en het inzichtelijk maken van de cumulatieve effecten van de maatregelen die we treffen. De Minister van LNV is verantwoordelijk voor het monitoren van de natuurwaarden. Gezien de samenhang daartussen nemen wij altijd beiden deel aan het bestuurlijk overleg Wadden en aan de Gebiedsagenda Wadden, maar in principe sta ik aan de lat voor die cumulatieve effecten.

De heer De Groot had het nog over de breng-mij-terugsticker. Het idee van de breng-mij-terugsticker is uitgebreid aan de orde geweest binnen de Ketenaanpak medicijnresten uit water. De Minister van VWS heeft u daar schriftelijk over geïnformeerd. Ik citeer nu even. Daarin wordt gezegd dat het een sympathiek idee is maar dat het wel weer een extra handeling vraagt van de apotheker en mogelijk zorgt voor aanvullende kosten. Bovendien bestaat de kans dat een extra sticker de aandacht afleidt van de waarschuwingsboodschappen op doosjes, capsules enzovoort, die van groot belang zijn voor veilig gebruik. Daarom is er ingezet op het opzetten van een landelijke inzamelweek om daarmee terugbrengen te stimuleren. Ik gaf u daarstraks al aan dat wij die inzamelweek jaarlijks willen herhalen.

Mevrouw Van Brenk vroeg naar de voortgang op de Blue Deal. U zult begrijpen dat de situatie door corona is gewijzigd. Alle partnerschappen zijn in gang gezet. Die geven met aanpassingen nog steeds uitvoering aan hun samenwerking. De tussenevaluatie begin komend jaar gaat gewoon door. Mede op basis van de uitkomsten zal in 2021 een besluit worden genomen over de tweede uitvoeringsfase. U snapt dat uitgaande missies allemaal zijn gecanceld. Die worden mogelijk hervat in de loop van komend jaar. Er zijn wel heel veel digitale activiteiten geweest: e-learning, webinars … Maar juist in die landen zijn de digitale voorzieningen weer niet helemaal op orde. De huidige planning is niet meer haalbaar. Die wordt aangepast. U wordt bij de tussenevaluatie gewoon weer op de hoogte gesteld.

Even zien hoor. De heer Laçin zei: allemaal leuk en aardig dat u voorbeelden geeft over individuele burgers, maar u moet terdege beseffen dat u op systeemniveau verantwoordelijk bent. Eigenlijk zei mevrouw Van Esch ook zoiets. Het is absoluut niet mijn bedoeling geweest om het te bagatelliseren of wat dan ook door deze voorbeelden te noemen. Ik ben mij terdege bewust van mijn systeemverantwoordelijkheid.

Mevrouw Van Esch vroeg: kun je nou nog eens een voorbeeld noemen van de industrie of zo? Toen schoot mij meteen het voorbeeld te binnen van een bierbrouwer uit het zuiden des lands waar het proceswater naderhand teruggegeven wordt aan de landbouw in de omgeving om de velden te irrigeren. Dus er zijn ook vanuit de industrie hele goede voorbeelden te vinden. Maar goed, laat ik niet weer een hele rij voorbeelden gaan noemen. Anders wordt het heel laat, want we moeten al die moties ook nog doen.

Volgens mij heb ik dan alle vragen beantwoord, voorzitter.

De heer Laçin (SP):

Ik had gevraagd of de Minister schriftelijk kan nasturen wat er bij Waternet is gebeurd de afgelopen maanden. En ik had over inspraak van de regio bij de uitvoeringsagenda Wadden nog de vraag gesteld of zij een prominente plek kunnen krijgen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Op allebei de vragen kan ik heel kort antwoorden: ja. Laten we dat ook nog schriftelijk doen. Nee, laat ik het nog praktischer doen. Ik heb in de richting van de heer Geurts toegezegd om u een briefing te geven. Ook bij dit specifieke punt van Waternet zijn bepaalde zaken vertrouwelijk. Ik denk dat het handiger is om het in die briefing mee te nemen. Schriftelijk kan ik niet alle informatie van de ILT met u delen. Dat kan wel als we dat in zo'n setting doen.

De voorzitter:

Het is aan de heer Laçin om later te bepalen of hij dat wel of niet wil. Hij wil natuurlijk het liefst zo veel mogelijk in de openbaarheid en dat snappen we allemaal.

De heer Laçin (SP):

Precies, voorzitter. Wat openbaar zou kunnen graag wel schriftelijk.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan doen wij schriftelijk wat de ILT kan delen. Dan kunt u zelf kijken of u tijdens die brede briefing nog vragen hierover wilt stellen.

Wat die regionale inspraak betreft, dat is bij uitstek een proces van de regio, dus dat is zeker de bedoeling.

De heer De Groot (D66):

Ik had nog gevraagd in hoeverre in het uitvoeringsprogramma ook het traject wordt geschetst om uiterlijk 2050 die hoofddoelstelling te halen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kan niet helemaal inschatten op welk detailniveau dat allemaal kan, maar dit hele uitvoeringsprogramma wordt ingesteld om die hoofddoelstellingen te halen. Over hoe concreet dat precies kan zijn in zo'n eerste uitvoeringsprogramma kan ik geen uitspraak doen, maar dat is wel waar wij naar streven.

De voorzitter:

Dan gaan we naar de moties.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Voorzitter. Ik zal ze heel snel doen.

De motie-Van Aalst op stuk nr. 64 krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 65 krijgt ook oordeel Kamer, want ik heb die als volgt begrepen. Zo'n agenda is natuurlijk niet in beton gegoten. Ik wil wel echt de agenda gaan vaststellen, maar ik heb juist begrepen dat u en anderen graag impactanalyses willen. Als daaruit blijkt dat je je doelstellingen niet haalt, dan ga je die agenda natuurlijk aanpassen. Het is een agenda tot 2050, dus het zal een levend document zijn. Wij gaan hier komende week mee starten, maar als uit impactanalyses blijkt dat zaken niet bijdragen aan de doelstellingen of andere nare effecten hebben, dan is het natuurlijk zaak om die agenda aan te passen. Met die kanttekening geef ik haar graag oordeel Kamer.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 66 van mevrouw Bromet. Die krijgt ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

Minister, u gaat ontzettend snel, maar ik krijg het verzoek om de oordelen te herhalen voor de verslaglegging. De motie op stuk nr. 64, oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 65, oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 66 – heb ik dat goed verstaan – oordeel Kamer?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, hoor.

De voorzitter:

Ik check het even. U bent nu bij de motie op stuk nr. 67. Dat klopt toch, hè?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik ben nu bij de motie-Bromet op stuk nr. 67. Die ontraad ik omdat ik niet het pad op wil om de Waterwet te gaan wijzigen. Die is echt bedoeld voor de waterveiligheid. Ik vind dat dat zo moet blijven. Er zijn nu voldoende andere mogelijkheden om te verbreden buiten die Waterwet, dus die motie ontraad ik.

De voorzitter:

We komen nog even terug bij de motie op stuk nr. 66, want daar is een vraag over van de heer Van Aalst.

De heer Van Aalst (PVV):

Ik vind het op zich een sympathieke motie, maar ik heb nog geen antwoord gekregen op de vraag of dit gevolgen gaat hebben voor de verkeersveiligheid. Als de Minister dat toezegt, dan begrijp ik het. Maar ik haal hier niet uit wat we gaan doen met de fietsers en de wandelaars.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik heb de motie zo verstaan dat we goed gaan kijken wat er wel en niet op een verkeersveilige manier kan voor fietsers en wandelaars. Op die manier kan ik haar oordeel Kamer geven.

De voorzitter:

Dus de motie op stuk nr. 66, oordeel Kamer. De motie op stuk nr. 67, ontraden. Dan de motie op stuk nr. 68.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, die is ook van mevrouw Bromet en die gaat over de gewasbescherming op verharding. Ik zou u willen vragen om die motie aan te houden. Er is morgen een AO Circulaire economie. Er komt ook nog een AO Gewasbescherming. Dat lijkt mij meer de plek om het met de Staatssecretaris te bespreken.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik ga er even over nadenken.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan wordt die motie ontraden.

De voorzitter:

Dan is het oordeel «ontraden». Op dit moment wordt de motie op stuk nr. 68 ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 69 gaat over Uitdam. Daar hebben we al genoeg over gewisseld en daar ga ik niet op terugkomen. Ik ontraad die motie.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 69: ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 70. Die ontraad ik ook, omdat er in deze zaak een uitspraak van de rechter komt. Ik heb al aangegeven dat ik dat wil afwachten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 70: ontraden.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik zou deze motie graag aanhouden, voorzitter.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Bromet stel ik voor haar motie (35 570-XII, nr. 70) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel. Dan kom ik bij de heer Geurts, bij de motie op stuk nr. 71. Ik zou de heer Geurts willen verzoeken om deze motie nog even aan te houden tot de kabinetsreactie van de collega's van BZK en LNV op het Rli-advies over bodemdaling er is. Dat zal binnenkort komen.

De heer Geurts (CDA):

Ik houd de motie vooralsnog even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Geurts stel ik voor zijn motie (35 570-XII, nr. 71) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dank u wel. Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 72 van de heer Geurts. Die geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 72: oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 73 van de heer Laçin over cybersecurity. Deze motie ontraad ik. Doorlichting vindt plaats door middel van de beoordeling van audits, leveringsplannen en onderzoek naar kwetsbaarheden. Dat onderzoek vindt dus gewoon al plaats.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 73 wordt dus ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan de motie op stuk nr. 74. Die ontraad ik ook. Ik heb toegezegd dat de Staatssecretaris u zal informeren. Het onderzoek naar concentraties van pfas in grondwater staat los van de INEV's.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 74: ontraden. Daar is een vraag over van de heer Laçin.

De heer Laçin (SP):

Ik volg de Minister in dezen niet. Er zijn voor pfas indicatieve niveaus over ernstige verontreiniging. Die zijn nu in concept vastgesteld. Wij hebben daar zes, zeven maanden geleden vragen over gesteld. Er is een onderzoek gaande naar die waarden in relatie tot de waarden voor drinkwater en de KRW-doelstellingen. Deze motie vraagt om daarvóór geen definitieve stappen te nemen. Dat lijkt me logisch, toch, als er een onderzoek gaande is naar dat onderwerp?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik kan er niets anders van maken dan dat het onderzoek naar de concentraties van pfas in het grondwater op zich losstaat van die INEV's. Ik houd het bij het oordeel ontraden.

De heer Laçin (SP):

Die indicatieve niveaus, die INEV's, zijn er voor pfas. Die zijn dus niet los van elkaar te zien. Ik begrijp niet dat de Minister dat zegt. Het zijn indicatieve niveaus voor ernstige verontreiniging met pfas-stoffen. Hoe kan dat dan los van elkaar staan?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan heb ik een tussenvoorstel. Ik vraag de heer Laçin om de motie aan te houden. Wij zullen in de tussentijd u schriftelijk informeren over waarom dit anders zit. Dan kunt u de motie daarna misschien alsnog in stemming brengen. Anders blijf ik bij het oordeel «ontraden».

De heer Laçin (SP):

Dan zou ik willen vragen of dat schriftelijke oordeel er voor volgende week dinsdag kan komen, want dan zijn de stemmingen.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ja, dat gaan we doen.

De voorzitter:

Tot die tijd heeft de motie wel als oordeel ontraden gekregen.

De heer Laçin (SP):

Dan houd ik de motie nu gewoon even aan totdat het schriftelijke oordeel er is.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Laçin stel ik voor zijn motie (35 570-XII, nr. 74) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 75 van de heer De Groot. Die krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 75: oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 76 van de heer De Groot: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 76: oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 77 van de heer De Groot: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 77: oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 78 van de heer Moorlag: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 78: oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 79 van de heer Moorlag: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 79: oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 80 van de heer Moorlag gaat over de WACC. Ik verzoek de heer Moorlag om die motie aan te houden. Ik ben in overleg met de drinkwaterbedrijven over een oplossing voor die problemen. Ik verwacht daar de komende maanden resultaten van. Wellicht helpt het u ook nog een beetje dat ik de motie op stuk nr. 81 van mevrouw Dik-Faber op hetzelfde punt wel oordeel Kamer kan geven. Die van u gaat net iets verder.

De heer Moorlag (PvdA):

Ik kan ook goed leven met de tekst van de motie van mevrouw Dik-Faber. Ik ga na afloop dus even met mevrouw Dik-Faber kijken of ik medeondertekenaar kan worden. Dan trek ik deze motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Moorlag (35 570-XII, nr. 80) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Van de motie op stuk nr. 81 had ik net al aangegeven: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 81 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 82 van mevrouw Dik-Faber: oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 82 krijgt oordeel Kamer.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 83 van mevrouw Van Esch wil ik ontraden, want in de Natura 2000-beheerplannen en in de Kaderrichtlijn Water zijn al kwantitatieve doelen opgenomen. Die worden ook gemonitord, ook in trilateraal verband met Duitsland en Denemarken. Het is dus niet nodig om nog extra kwantitatieve doelen toe te voegen. Dus ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 83 wordt ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat geldt ook voor de volgende motie van mevrouw Van Esch, de motie op stuk nr. 84 over het uitfaseren van gas- en zoutwinning. Dat is het terrein van de collega van EZK en het uitgangspunt is dat concessies die zijn verleend, doorgang vinden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 84 wordt ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

De motie op stuk nr. 85 van mevrouw Van Brenk over de monitoring door het NCSC wil ik ontraden, want het NCSC is niet de bevoegde autoriteit voor de waterschappen, gemeenten en drinkwaterbedrijven. Het NCSC heeft een ondersteunende adviesfunctie en geen toetsende taak.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Zou het mogelijk zijn dat het NCSC hier een coördinerende rol in speelt? De Minister heeft ook de motie van de heer Laçin en mijzelf ontraden vanuit de gedachte dat het niet nodig is omdat er audits zijn. Maar de chaos bij Waternet was niet gemeld en was niet gezien. Wie weet dus wat er nog meer in dat land speelt? De Minister heeft geen idee en had ook geen idee. Ik heb er dus echt behoefte aan dat er een club is die daar gewoon even induikt. Kan de Minister dan in ieder geval zeggen op welke manier het wél zou kunnen?

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ik zie op dit moment geen aanleiding om iets te gaan veranderen aan de taken en bevoegdheden van de verschillende gremia. De ILT is ook bezig met dat onderzoek naar Waternet. Dat wil ik echt eerst afwachten.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 85 wordt ontraden.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Maar we gaan wel positief eindigen, want de motie op stuk nr. 86 van mevrouw Van Brenk geef ik oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 86 krijgt oordeel Kamer.

Daarmee komen we aan het einde van de behandeling van de moties. Ik heb nog een heel aantal toezeggingen. Die wil ik even voorlezen, zodat u kunt checken of het allemaal klopt en of wij het hier samen goed hebben gehoord en gezien.

– De Minister stuurt de Kamer begin 2021 een overzicht van de planning van de waterveiligheidsprojecten met betrekking tot dijkversterking. Dat was een toezegging aan de heer Laçin.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat kunt u in principe allemaal terugvinden in het Deltaprogramma, maar we zullen even de goede verwijzingen daarvoor naar de Kamer sturen.

De voorzitter:

Ik ga verder met de toezeggingen.

  • De Kamer ontvangt in het voorjaar van 2021 nadere informatie over de aanvullende kosten, de planning en het ontwerp van de Afsluitdijk naar aanleiding van de gesprekken die met de aannemer worden gevoerd en de uitgewerkte voorkeursoplossing. Dat was een vraag van de hele commissie.

  • Binnenkort komt het kabinet met een reactie op het advies van de Rli over bodemdaling in veenweidegebieden. Dit was een toezegging aan mevrouw Bromet en de commissie.

  • In het voorjaar van 2021 wordt de Kamer geïnformeerd over de aanpak van de medicijnresten in drinkwater en de Ketenaanpak medicijnresten.

  • De Minister zal de vragen van de heer Laçin over het vaststellen van de INEV's in drinkwater voorleggen bij de Staatssecretaris en het antwoord zal per brief naar de Kamer worden gestuurd; dat betreft de hele discussie van net van de heer Laçin.

  • De Kamer ontvangt voor het volgende algemeen overleg Water meer informatie over de investeringsmogelijkheden van drinkwaterbedrijven in relatie tot de WACC.

  • De vragen van de heer Geurts over de terugvorming van afbraakresten van medicijnen in water zullen schriftelijk worden beantwoord.

  • Naar aanleiding van het verzoek van de heer Geurts om een technische briefing over cybersecurity zal een datum worden gezocht in januari 2021.

  • De Kamer ontvangt schriftelijke informatie over het onderzoek dat de ILT uitvoert naar de cybersecurity bij Waternet. Dat is een toezegging aan de heer Laçin en ook een beetje aan mevrouw Van Brenk.

Daarmee zijn we gekomen aan het eind van de toezeggingen. Heb ik nog iets gemist?

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb een hele belangrijke toezegging gekregen. Ik weet alleen niet precies wanneer, maar de Minister gaat praten met de bewoners van Sluiskil. Daar staan ze echt om te springen. Ik vind het dus fantastisch dat die toezegging er is. Dus graag een datum, maar die toezegging is er in ieder geval.

De voorzitter:

Het punt is: als u als Kamerlid een toezegging krijgt waar niet direct een brief achteraan komt, dan noteren wij die hier niet op de lijst als toezegging. Maar om het even ingewikkeld te maken op de late avond: dat wil niet zeggen dat het geen toezegging is.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik weet ook niet of het een toezegging was of niet, maar ik heb de Minister wel horen zeggen dat er in februari een brief over mijnbouw in de Waddenzee komt.

De voorzitter:

Dat was volgens mij al een eerdere toezegging van Minister Wiebes.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Dat is geen nieuwe toezegging van mij.

De voorzitter:

Dat heeft de Minister hier vanavond volgens mij herhaald. Dan is het geen nieuwe toezegging. Ja, ik ben toch nog wel scherp aan het eind van de avond.

Lieve mensen, ik dank u allen voor uw inbreng vanavond en ik dank iedereen die dit thuis heeft gevolgd. Ik wens iedereen een goede reis naar huis en nog een gezegende avond. Ik sluit de vergadering.

Sluiting 23.05 uur.