Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 december 2020
Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat op 19 november jl.(Handelingen II 2020/21, nr. 27, Begroting Infrastructuur en Waterstaat 2021) is door het lid Postma (CDA) een motie ingediend (Kamerstuk 35 570 XII, nr. 29) die de regering verzoekt om in overleg te gaan met SZW, betrokken gemeenten, welzijnsorganisaties en havenbedrijven om te onderzoeken wat er nodig is om zorg te dragen voor een stabiele financiering van de zeemanshuizen zodat het voortbestaan wordt geborgd en de Kamer voor maart 2021 te informeren over de resultaten van het overleg. Bij het ordedebat op 24 november jl. (Handelingen II 2020/21, nr. 28, Stemmingen) verzocht het lid Kuik (CDA) om een reactie binnen twee weken hoe ik deze motie ga uitvoeren. Met deze brief geef ik gevolg aan dat verzoek.
Bij voorbaat wil ik benadrukken dat ik het belang deel van zeemanswelzijn in de meest brede zin, zeker in deze voor zeevarenden zo moeilijke tijden. Zoals ik uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling al toezegde, wil ik in beeld brengen hoe het beste kan worden voorzien in de (veranderende) behoefte van zeevarenden op het terrein van welzijn, inclusief de rol van de traditionele zeemanshuizen. Die vraag kan alleen beantwoord worden in goede samenwerking en afstemming met de sociale partners in de maritieme sector.
Ik zal het invulling geven aan de motie Postma combineren met de door mij gedane toezegging. Daartoe zal ik samen met SZW en VWS het overleg met belanghebbenden aangaan. Ik ben van plan enerzijds een «quick-scan» naar de welzijnsbehoefte van zeevarenden uit te laten voeren. Tegelijkertijd zal ik kijken naar het huidige aanbod aan voorzieningen en de mate waarin dit invulling geeft aan de behoefte, inclusief de rol, het functioneren en de financiering van de zeemanshuizen. Ik zal u voor maart 2021 over de uitkomsten informeren.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga