Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 april 2021
In mijn brief van 16 februari 2021 (Kamerstuk 35 570 X, nr. 84) heb ik gemeld dat ik naar verwachting eind april 2021 de rapportages van het RIVM aangaande het onderzoek naar de gezondheidsrisico’s als gevolg van blootstelling aan chroom-6 op alle defensielocaties, de daaropvolgende conclusies en aanbevelingen van de paritaire commissie en mijn beleidsreactie ter zake zou sturen.
De voorzitter van de Paritaire Commissie die verantwoordelijk is voor de begeleiding van het RIVM-onderzoek heeft mij gemeld via bijgevoegde brief dat de Paritaire Commissie op 13 april jongstleden de definitieve rapportage van het RIVM aangaande het onderzoek heeft ontvangen1. In de oorspronkelijke planning was dit eerder voorzien. Bij de bespreking van de concept onderzoeksresultaten begin 2021 heeft de Paritaire Commissie echter nog een aantal aanvullende vragen aan het RIVM gesteld. Ook heeft de Paritaire Commissie een aantal suggesties gedaan met betrekking tot de toegankelijkheid en de leesbaarheid van de rapportage. De verwerking hiervan heeft tijd gekost.
Na ontvangst van de conclusies en de aanbevelingen van de Paritaire Commissie en de rapporten van het RIVM, zal ik nog enige tijd nodig hebben voor het opstellen en het interdepartementaal afstemmen van de Kabinetsreactie.
Ik hecht er aan om gelijktijdig met de openbaarmaking van de onderzoeksresultaten ook de uitbreiding van de bestaande Uitkeringsregeling bekend te kunnen stellen zodat de (oud-) medewerkers van de andere defensielocaties die mogelijk ziek zijn geworden door blootstelling aan chroom-6 weten onder welke voorwaarden zij aanspraak kunnen maken op een uitkering.
Aangezien dit een rechtspositionele regeling betreft, is overeenstemming met de Centrales van Overheidspersoneel vereist. Mijn streven is de betrokken (oud-) medewerkers en de nabestaanden zo spoedig mogelijk te informeren en duidelijkheid te geven. Uiterlijk in juni zal ik uw Kamer hierover informeren.
Hierbij zal ik dan ook toelichten op welke wijze de betrokken (oud-)medewerkers zullen worden geïnformeerd, rekening houdend met de beperkingen van de maatregelen tegen de verspreiding van COVID-19.
De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser