Voorgesteld 3 december 2020
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat pas na heel veel jaren een compensatieregeling tot stand is gekomen voor (eerst) weduwen en (later ook) kinderen van mannen die door het Nederlandse leger standrechtelijk zijn geëxecuteerd ten tijde van de onafhankelijkheidsstrijd van Indonesië;
constaterende dat echter nauwelijks weduwen en kinderen voor bedoelde regeling in aanmerking komen, vanwege het onredelijk strenge vereiste omtrent het tijdstip van het doen van een verzoek daartoe, waaraan rechthebbenden feitelijk niet kunnen voldoen;
verzoekt de regering, te handelen in de geest van bedoelde compensatieregeling en bovenstaand vereiste te schrappen dan wel buiten werking te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Kerstens
Karabulut
Van den Nieuwenhuijzen